-7-

Tess wilde voor het eten nog hardlopen. Ze moest eruit en wilde niet wachten tot het afkoelde. Ze vroeg haar grootmoeder of het goed was, en aangezien die met haar feilloze intuïtie aanvoelde wat Tess nodig had liet ze haar gaan. Het was na zessen, de zon stond nog aan de westelijke hemel, en de gloed van de middag was verzacht tot een wazig goud. Met het afnemende licht werd het groen van gebladerte en gras vochtig smaragdkleurig, de boomstammen werden zwart en de hemel werd zo helder, peilloos blauw dat het een oceaan leek waarin je kon zwemmen als de zwaartekracht niet bestond. Toen Tess Sinnissippi Road opliep, voelde ze de takken van de grote loofbomen bewegen onder een zuchtje wind. Het was vrijdagavond, de werkweek zat erop en nu kon het lange weekend van 4 juli pas goed beginnen. Ze rende naar het einde van Sinnissippi, net een dwarsstraat verder, en sloeg oostwaarts af naar Woodlawn. Voor haar strekte de weg zich uit als een brede, rechte racebaan die zich versmalde tussen huizen met hun gazonnen, heggen en bomen, om naar de horizon toe te vervagen. Ze liep soepel over de berm, voelde haar bloed stromen en haar hart kloppen. Haar ademhaling was constant en haar gedachten vielen stil. De beweging van haar benen en het geklop van haar voeten omsloten haar en namen haar geheel in beslag. Ze was zich bewust van de wereld die voorbijgleed als waterverf die over papier uitloopt en ze voelde zichzelf ermee versmelten. Buren werkten in hun tuin of zaten op hun veranda thee te drinken, en soms ook wat sterkers. Honden en katten lagen te slapen. Kinderen speelden in de tuinen, en toen ze passeerde schoten er een paar toe alsof ze mee wilden. Af en toe zwaaide of riep er iemand, waardoor ze zich welkom voelde, en weer een deeltje van de wereld.

Ze liep Woodlawn af en ging linksaf naar Moonlight Bay. Ze passeerde boten op trailers, op weg naar het water, en campers op weg naar White Pines State Park, honderd kilometer noordelijker. Ze liep over de rondweg van de baai voorbij de huizen aan het water, en boog weer af naar het westen om naar huis terug te rennen. Langzaam maar zeker maakte ze zich niet meer zo druk en liet ze haar geestelijke wond achter met haar voetafdrukken in het stof.

Toen ze thuiskwam, voelde ze zich stukken beter. Haar shirt plakte aan haar lichaam en ze was nat van het zweet. Ze voelde zich helemaal blanco en nieuw. Bij de achterdeur gekomen waagde ze het een blik op het park te werpen, terugkijkend op de gebeurtenissen van die middag. Ze kon nu beter onder ogen zien wat ze Danny Abbott, of eigenlijk zichzelf, had aangedaan. De pijn die de herinnering in haar hart wekte was fel, maar duurde kort. Ze zuchtte mismoedig, en zoals ze wel vaker deed wanneer dingen verkeerd liepen, hield ze zich voor dat ze nog maar een kind was, en wist als altijd dat dit niet waar was.

Ze ging vlug douchen, trok schone kleren aan en ging naar beneden om te eten. Ze zat met haar grootouders aan de keukentafel en at tonijn met een noedelschotel, met sperziebonen en perziken. Haar oma had haar whisky met water paraat en at zwijgend. Bob vroeg Tess wat ze die dag had gedaan, luisterde aandachtig toen ze vertelde van het vissen met haar vrienden, en repte met geen woord over de vorige nacht in het park. Door de open deur kwamen de geluiden van de avond binnen, zacht en gedempt: de kreten van spelers en toeschouwers van de honkbalwedstrijden in het park, het suizen van banden van passerende auto's op het asfalt, het geraas van een grasmaaier even verderop, en heel zwak de stemmetjes van spelende kinderen. In huize Freemark was geen airconditioning, dus de geluiden waren duidelijk te horen. Het idee de wereld buiten te sluiten was voor Tess' grootouders onverteerbaar. Je kunt beter tegen de warmte als je ermee leeft, zeiden ze altijd.

'Is er nog nieuws over de staking?' vroeg Tess na haar visverhaal, voornamelijk om het gesprek gaande te houden.

Bob schudde zijn witte hoofd, nam zijn laatste hap en schoof zijn bord van zich af. Hij haalde zijn brede schouders op. 'Ach, ze kunnen nog niet eens samen bepalen wat voor dag van de week het is, Tess. ' Hij pakte zijn krant en bekeek de koppen.

'Een oplossing zit er voorlopig niet in, denk ik. '

Tess keek even naar haar grootmoeder, maar die staarde met een sigaret tussen haar vingers uit het raam.

'Het is mijn probleem niet meer, ' zei Bob. 'Daar kan ik tenminste dankbaar voor zijn. Ze zoeken het maar uit. '

Tess was klaar met eten en moest aan Kwit denken in het park. Ze keek naar buiten in de beginnende schemer.

'Moet je dit nu toch zien, ' mompelde Bob, de krant uitschuddend alsof er vlooien in zaten. 'Twee jongens die een kind van vijf uit een raam laten vallen in Chicago. Van de vijftiende verdieping. Zomaar, zonder enige reden. Tien en elf waren die jongens. Tien en elf! Waar moet dat verdomme heen?'

'Robert!' Zijn vrouw keek hem berispend aan boven de rand van haar glas.

'Nou ja, dat vraag je je toch af. ' Bob liet de krant zakken en keek Tess aan. 'Sorry voor het vloeken. ' Hij las en was even stil. Toen sloeg hij de krant open. 'Wel alle... ' Hij zuchtte en schudde zijn hoofd, met ogen die brandden van woede. 'Weer zoiets, en nu dicht bij huis. Een van die meisjes van Anderson die aan Route Thirty wonen heeft vannacht haar vader doodgeschoten. Ze beweert dat hij al zijn dochters heeft mishandeld, vanaf dat ze klein waren. Ze zegt dat ze het was vergeten, maar dat het weer bovenkwam in een droom. ' Woedend las hij verder. 'Ze zegt ook dat ze geestelijke problemen heeft gehad en dat de familie haar een tijd heeft buitengesloten. '

Hij las nog even door en wierp de krant terzijde. 'Het nieuws is het papier waarop het wordt gedrukt niet meer waard. ' Hij staarde even naar de tafel en keek toen naar zijn vrouw, wachtend op een reactie. Evelyn zweeg en keek weer uit het raam. Haar hand ging werktuiglijk naar de asbak om de sigaret uit te drukken.

Bobs ogen werden triest. Hij keek naar Tess. 'Ga je weer buiten spelen?' vroeg hij zacht.

Tess knikte en wilde al van tafel gaan.

'Dat is goed, ' zei haar grootvader. 'Maar voor donker terug. Geen smoesjes. '

Zijn woorden maakten duidelijk dat hij het voorval van die nacht niet was vergeten. Tess knikte weer, om te laten zien dat ze het begreep.

Bob ging van tafel en nam de krant mee naar de zitkamer. Tess keek hem even na voor ze ook opstond.

'Tess, ' zei haar grootmoeder zacht, haar nu recht aankijkend. Ze wachtte tot ze Tess' aandacht had. 'Wat is er vanmiddag gebeurd?'

Tess aarzelde, wist nog niet wat ze zou zeggen. Ze haalde haar schouders op. 'Niets omi. '

Haar grootmoeder keek haar enige tijd streng aan. ' Breng de horden naar het aanrecht voor je gaat, ' zei ze ten slotte. 'En denk aan wat je grootvader heeft gezegd. '

Twee minuten later was Tess de achterdeur uit en de veranda af. Krabber was verdwenen en Minx lag nu op zijn plaats. Als onbezoldigd muizenvangster zat ze er wat alerter bij naast het schuurtje. Ze snoof en keek waakzaam rond. Tess liep naar haar toe en krauwde in haar witte nek voor ze naar het park ging. Muggen zoemden langs haar oren en ze sloeg er geïrriteerd naar. Aan magie scheen je niets te hebben waar het muggen betrof. Kwit was ooit met een drankje gekomen dat ze op een afstand hield, maar dat bleek zo gemeen te stinken dat alles en iedereen voor haar wegvluchtte. Tess trok een grimas bij de herinnering. Zelfs een bosmannetje van honderdvijftig jaar wist niet alles.

Bij de heg gekomen luisterde ze naar de geluiden van het honkballen, en toen ze naar links in de achtertuin van Peterson keek, zag ze de Vreters. Het waren er twee, verscholen in de seringenstruiken bij de composthoop die Annie Person gebruikte voor haar moestuin. Ze bekeken Tess met hun starende uitdrukkingsloze ogen, vrijwel onzichtbaar in de vallende schemer. Hun brutaliteit maakte haar bang. Het was alsof ze op haar loerden, hopend op een onbewaakt moment. Ze waren meedogenloos, en de zekerheid van wat ze met haar zouden doen als ze de kans kregen was angstaanjagend. Tess ging erop af, opnieuw geprikkeld door de gevoelens die ze bij haar wekten. Ze kon onderhand nergens meer heen zonder ze te zien.

De Vreters knipperden een keer met hun ogen toen ze naderde en losten toen eenvoudig in de schaduwen op.

Tess staarde in het lege duister en huiverde. De Vreters waren als aasgieren, klaar om op te ruimen wat ze maar aan resten te pakken konden krijgen. Maar hadden Vreters alleen belangstelling voor levenden?

Ze dacht terug aan wat Kwit haar jaren geleden had verteld toen ze naar de Vreters had gevraagd. Haar grootmoeder meed het onderwerp zo lang als Tess zich kon herinneren, maar Kwit wilde er best over praten.

'Je grootmoeder wil er niets over zeggen? Zwijgt erover in alle talen? Het is me wat!'

Hij trok zijn gezicht met de witte baard tot rimpels samen en krabde op zijn hoofd als om gedachten uit zijn brein los te werken. 'Nou vooruit, luister maar. Om te beginnen moet je begrijpen dat Vreters een anomalie zijn. Je weet toch wat dat woord betekent?'

Aangezien ze nog maar acht was, had ze geen flauw idee. 'Niet echt, 'zei ze.

'Jemig, dat onderwijs van tegenwoordig! Lees je dan nooit?'

'Jij leest nooit, ' wierp ze tegen.

'Dat is wat anders. Ik hoef niet te lezen. Niet voor mijn soort werk. Maar jij zou boeken moeten lezen over... '

'Wat betekent anom... eh... ?' drong ze aan, want ze had geen zin de hele inmiddels bekende tirade van Kwit over de slecht opgeleide jeugd van tegenwoordig te moeten aanhoren.

Hij gromde afkeurend om haar ongeduld en schraapte zijn keel. 'Anomalie. Dat betekent "iets afwijkends". Of "anders".

Daarom zijn Vreters moeilijk te plaatsen. Je kent dat raadspelletje waarbij je moet vragen, "dierlijk, mineraal of plantaardig?" Nou, zo'n spelletje moet je spelen om erachter te komen wat Vreters zijn. Alleen zijn Vreters geen van drieën, en tegelijk alle drie, want wat ze zijn wordt voor een groot deel bepaald door watjij bent. '

Ze staarde hem niet-begrijpend aan.

Hij fronste en vond blijkbaar dat er iets ontbrak aan zijn uitleg. 'Laten we bij het begin beginnen, ' zei hij, dichter bij haar komend op de picknicktafel in de achtertuin.

Ze steunde met haar kin op haar handen, zodat hun ogen op gelijke hoogte waren. Het was laat op een lentemiddag, de bomen ruisten in de wind en er dreven wolken als wollige rupsen langs de zon.

'Vreters, ' zei hij met gewichtige stem, 'heb je niet in verschillende maten, vormen en kleuren. Ze hebben nauwelijks een gezicht. Ze zijn niet als andere wezens. Ze eten en slapen niet. Ze hebben geen ouders of kinderen. Ze doen niet aan scholen of verkiezingen, ze lezen geen boeken en praten niet over het weer. Het Woord maakte Vreters, toen het de rest ook maakte, en ze moesten een rol spelen in het evenwicht der dingen. Je weet nog wat ik zei over het evenwicht waarin alles moet zijn als bij een wip, met aan elke kant hetzelfde gewicht. Daar maken Vreters deel van uit. Vraag me niet waarom, maar ik hoef dat ook niet te weten. Het Woord besloot Vreters te scheppen, en daarmee uit. Maar al hoef ik niet te weten waarom die Vreters zijn gemaakt, ik dien wel te weten wat ze doen. En dat is het interessante, jongedame. Vreters hebben maar één doel in deze wereld, één enkel ding dat ze doen. '

Hij kwam nog dichterbij. Zijn gerimpelde gezicht stond uiterst vergenoegd en hij fluisterde samenzweerderig. 'Vreters, jonge vriendin, verslinden mensen!'

Tess' ogen werden groot en Kwit het bosmannetje lachte als een uitzinnig wezen in een strip.

Ze hoorde het hem nog zeggen:vreters verslinden mensen. Er viel natuurlijk wel wat meer aan uit te leggen, want met wat er allemaal aan Vreters vastzat waren ze nooit simpel te omschrijven. Buiten beschouwing bleef dat Vreters een natuurkracht waren, even onbedwingbaar als een windhoos, en hun vreemde, symbiotische relatie met de mensen die ze vernietigden. Toch was het moeilijk dichter bij de kern van de zaak te komen. De globale beschrijving van Kwit was nog steeds de meest precieze die Tess had gehoord. Zelfs nu, zes jaar later, zat er nog heel veel in.

Een briesje voerde een sterke dennengeur aan, en de herinneringen vervaagden. Vlug liep ze terug de tuin in en gleed soepel door het gat in de heg. Ze was er bijna door toen Kwit als bij toverslag op haar schouder verscheen. Met zijn lengte van vijftien centimeter en een gewicht van tweeënhalf ons was hij klein en licht als een vogel. Hij was een verweerd stukje hout met vaag menselijke trekken boven een mossig baardje. Op zijn hoofd groeiden blaadjes in plaats van haren. Zijn ledematen waren soepele twijgjes die uitliepen in kleine vingertjes en stompe tenen. Hij leek op een enigszins opgeruwd Disney-figuurtje. Zijn felle oogjes waren star en hard als inktvlekken op steen.

Hij installeerde zich stevig en hield zich vast aan haar kraag. 'Wat heb ik je gezegd over het op stang jagen van Vreters?' vroeg hij streng.

'Dat ik het moest laten, ' antwoordde ze braafjes, terwijl ze over de dienstweg naar de parkingang holde.

'Waarom luister je dan niet?'

'Dat doe ik wel. Maar ik maak me kwaad als ik ze bij daglicht zie rondneuzen. '

Ze wierp snel een blik op de honkballers om te zien of Danny Abbott erbij was. 'Dat deden ze vroeger niet. Ze vertoonden zich nooit als de zon scheen, nog niet in de donkerste schaduw. Nu zie ik ze overal. '

'De tijden veranderen, ' zei Kwit somber. 'Er is iets gaande, zoveel is zeker, maar ik weet nog niet wat het is. Maar wat het ook zij, het evenwicht der dingen raakt er nog meer door verstoord. De laatste tijd gebeuren hier een hoop nare dingen. Dat is niet best. Hoe is het met het meisje van Scott?'

'Prima. Maar George Paulsen heeft haar kat, Spook, weggedaan. ' Tess ging weer langzaam lopen. 'Ik heb haar beloofd dat ik zou zoeken. Kun jij daarbij helpen?'

Ook zonder dat ze hem kon zien wist ze dat hij aan zijn mosbaardje plukte en zijn hoofd met blaadjes schudde. 'Tuurlijk, tuurlijk, wat heb ik nu helemaal te doen? Allemachtig!' Hij was even stil terwijl ze het vangscherm passeerden. De toeschouwers schoolden samen aan de rand van het veld, dronken bier en cola en moedigden de spelers aan. Niemand lette op Tess.

'Ik zal Daniël erop uitsturen, misschien kan die wat vinden, ' zei Kwit nors.

Tess glimlachte. 'Bedankt. '

'Toon je dank door weg te blijven van de Vreters!' Kwit liet zich niet inpakken door vleierij. 'Je denkt dat je magie en die grote hond je wel beschermen, maar je kent de Vreters niet zoals ik. Ze leven naar andere wetten dan mensen. Ze nemen je te grazen als je nergens op verdacht bent!' Ze voelde hem boos bewegen op haar schouder. 'Grote kroten! Waarom zeg ik je dit nu eigenlijk? Daar hoef ik toch geen woord meer aan vuil te maken?'

Doe het dan ook niet, dacht ze, een lachje inhoudend. Ze zei het wijselijk niet hardop. 'Ik zal voorzichtig zijn, dat beloof ik, ' verzekerde ze hem, terwijl ze de asfaltweg naar de kliffen opliep.

'Houd je eraan. Ga nu over het gras naar de grafheuvels. Daar zit een indiaan aan een picknicktafel, en ik wil weten wat hij in zijn schild voert. '

Ze bekeek hem zijdelings. 'Een indiaan?'

'Ja, dat zei ik toch?'

'Een echte?'

Kwit zuchtte wrevelig. 'Doe wat ik je zeg, en overtuig jezelf!'

Nieuwsgierig of daar echt een indiaan zou zitten liep ze het gras op en rende in de richting van de kliffen.