-3-

Bob keerde vanuit de garage zijn doorleefde Ford pick-up naar de oprijlaan met de breed uitgegroeide loofbomen en reed de weg naar Sinnissippi op. Ondanks de hitte reed hij met open ramen, en de airconditioning was uit omdat hij van de boslucht hield. Volgens hem was Sinnissippi Park het mooiste bos tot ver in de omtrek. Dat was het altijd geweest en zou het altijd blijven. Het was groen en glooiend waar de kliffen zich verhieven boven de Rock River, en de dicht opeen groeiende notenbomen, witte eiken, rode iepen en esdoorns waren nog van voor de komst van de blanken in indiaans gebied. In de ruimten die de grote bomen openlieten groeiden walnootbomen, kersenbomen, berken en verspreide dennen en blauwsparren. Er groeiden veldbloemen die in het voorjaar bloeiden, en het gebladerte verkleurde in de herfst, om melancholiek van te worden. In Illinois waren lente en herfst jaargetijden om naar uit te kijken. De zomer was niet meer dan een intermezzo tussen die twee, een jaarlijks voorproefje van drie tot vier maanden, van waar het uiteindelijk op uit zou lopen als je je afwendde van de hemelpoort; een verwoestende tijd waarin moeder natuur de temperatuur tot extreme waarden opschroefde en een miljoenenleger van insecten uitvloog. Zo ging het niet iedere zomer, en zo ging het niet elke zomerdag, maar toch in voldoende mate om er helemaal door in beslag te worden genomen. Deze zomer was erger dan gemiddeld, en dit was typisch zo'n dag. Het was al intens heet, zelfs hier in de bossen, maar onder het bladerdak toch minder erg dan in de stad. Daarom ademde Bob de geuren in van bladeren, gras enbloemen, en genoot hij van de verkoelende schaduw, terwijl hij in zijn oude brik naar de hoofdweg reed, waarbij hij op weg naar zijn vaste ochtendpraatje bedacht dat hij het met zijn woonplaats nog niet zo slecht had getroffen.

De staking bij de staalfabriek Mid Continental duurde nu al honderdzeven dagen en een oplossing was niet in zicht. Dit was slecht nieuws, en niet alleen voor de onderneming en de bond. In de fabriek werkte een kwart van de plaatselijke beroepsbevolking; en als een kwart van het inkomen van een gemeenschap wegvalt, lijdt iedereen daaronder. MidCon was ooit het grootste particuliere staalbedrijf van het land, maar toen de zoon van de oprichter overleed en de erfgenamen geen belangstelling meer hadden, werd het verkocht aan een consortium. Dat wekte al enig onbehagen, ook al bleef een van de erfgenamen zich voor het bedrijf inzetten. Maar het onbehagen nam toe toen eind jaren zeventig en begin jaren tachtig de staalmarkt inzakte door sterke buitenlandse concurrentie. In de top van het consortium kwamen wijzigingen, het laatste lid van het familiebedrijf werd de laan uit gestuurd, de vierentwintig inch ging dicht en honderden werknemers werden ontslagen. Uiteindelijk werd een aantal arbeiders weer in dienst genomen en kwam de vierentwintig inch weer in bedrijf, maar de sfeer tussen de bedrijfsleiding en de bond was dermate verziekt dat er van enig vertrouwen geen sprake meer kon zijn.

Het onbehagen kwam een halfjaar daarvoor tot uitbarsting toen de bond ging onderhandelen voor een nieuwe arbeidsovereenkomst. De bond eiste onder andere een vaste jaarlijkse loonsverhoging, tegemoetkoming in ziektekosten, prestatietoeslagen en vakantietoeslag. Het bedrijf wilde het loon in de komende vijf jaar wel iets verhogen, maar stond volstrekt afwijzend tegenover alle andere eisen. Al gauw ontstond er een patstelling. Beide partijen wezen bemiddeling af en wilden het onderling uitvechten. De bond stelde een ultimatum, en het bedrijf sprak dreigende taal. Toen de situatie zich toespitste en er geen beweging zat in de onderhandelingen, zochten beide partijen de publiciteit. Hun onderhandelaars kwamen voortdurend op de radio en televisie om te vertellen wat de tegenpartij nu weer durfde te beweren. Al gauw spraken beide partijen alleen maar met anderen en niet meer met elkaar.

Vervolgens, nu honderdzeven dagen geleden, legde de bond de veertien inch en de twaalf inch plat. Daarop volgden andere afdelingen, en in een mum van tijd lag de hele fabriek stil. Aanvankelijk zat niemand daarover in. Er waren eerder stakingen geweest, en dat had zich altijd opgelost. Bovendien was het voorjaar, en nu de bitter koude winter van het Midden-Westen voorbij was, blaakte iedereen van optimisme. Maar de eerste maand ging voorbij zonder dat er vorderingen werden gemaakt. Er kwam een bemiddelaar, op aandringen van de burgemeester en de gouverneur van Illinois, met de zegen van de bond en de onderneming, maar ook hij kwam niet ver. Incidenten bij het posten zorgden ervoor dat de situatie verhardde. Inmiddels voelde iedereen de gevolgen van de staking: kleinere toeleverende of afnemende bedrijven, middenstanders die afhankelijk waren van bestedingen van de stakers, en notabelen die het moesten hebben zowel van de fabrieksleiding als van de bond. Iedereen begon partij te kiezen.

Na twee maanden maakte het bedrijf bekend dat het de bond niet meer erkende, dat het de arbeiders terug wilde nemen als ze weer aan het werk wilden, maar dat mensen die zich niet binnen een week meldden zouden worden vervangen door anderen. Op I juni zou de veertien inch weer starten onder leiding van lagere werknemers. Het bedrijf noemde dit de eerste stap in een redelijk losmakingsproces; de vakbond noemde het staking-brekend en ondermijnend. De bond waarschuwde tegen het inzetten van onderkruipers, het doorbreken van het kordon, en tegen alles wat verder ging dan onderhandelen met de vakbondsmensen. Men waarschuwde dat het inzetten van lagere werknemers als chefs onverstandig en riskant was. Alleen ervaren personeel mocht de leiding hebben over productielijnen. De firma antwoordde dat men voor alle nodige ervaring zou zorgen en zei dat de bond maar eens van zijn goede trouw moest uitgaan. Vanaf dat moment ging het van kwaad tot erger. Het bedrijf startte verscheidene malen de lichte walserij op, en legde die telkens na enkele dagen weer stil. Er kwamen meldingen bij de bond van onnodige ongevallen, en bij het bedrijf van sabotage. Uit omliggende steden werden vervangingskrachten geworven, en bij het stakingskordon werd gevochten. Twee keer moest de nationale garde ingrijpen om de orde te herstellen. Uiteindelijk ging MidCon definitief dicht, verklaarde dat alle werknemers waren ontslagen, en dat het bedrijf werd verkocht. Er werd niet meer onderhandeld. Niemand die dat zelfs maar probeerde. Weer verstreek er een maand. Er werd nog steeds gepost, niemand verdiende een cent en de inwoners van Hopewell zagen het somber in.

Nu de zomerhitte recordhoogten bereikte, was de hoop van het voorjaar verdroogd als het stof op de wegen, en niemand die er nog een cent voor gaf.

Ouwe Bob reed de Lincoln Highway op, die naar de stad voerde. Hij passeerde de supermarkt van Kroger en het bord dat de Kamer van Koophandel een halfjaar geleden had laten plaatsen. Daar stond op: 'Welkom in Hopewell, Illinois. Wij groeien zoals u dat wilt!' Het bord was vervaagd en stoffig in de tintelende ochtendhitte, en de woorden leken te spotten met de werkelijkheid. Bob draaide de raampjes omhoog en zette de airco aan. Hier waren geen geuren waar hij van kon genieten.

Hij kwam bij de splitsing waar Third Street westwaarts de stad in voerde, en Fourth Street oostwaarts. Hij passeerde hamburgertenten, een drankwinkel, een paar tankstations, een stomerij, een kopieer- en reprozaak, en een elektrotechnisch bedrijf. Er was weinig verkeer. De hitte steeg in golven op van het plaveisel en de bladeren van de bomen langs de trottoirs hingen slap in de windstille lucht. De mannen en vrouwen van Hopewell hadden zich in hun huizen en kantoren verschanst met de airconditioning op de hoogste stand en wijdden zich met moeizame volharding aan hun bezigheden. De kinderen die niet naar een zomerkamp waren, hielden zich allemaal op in de parken en zwembaden, voor vermaak en verkoeling, 's Avonds daalde de temperatuur tien tot vijftien graden en was er kans op wat wind, maar ook dan maakte niemand zich druk. De gemeenschap leek gedompeld in een langdurige siësta, een loomheid die een gevoel gaf van wanhoop.

Bob schudde zijn hoofd. Ach, het was bijna 4 juli. Dan zouden de picknicks en het dansen in het park en het vuurwerk de mensen wel afleiden van hun problemen.

Een paar minuten later draaide hij een parkeerplek in voor Josie's en klom uit de wagen. De zon was zo fel en de hitte zo bedwelmend dat hij even duizelig werd. Hij moest zich aan de spiegel vasthouden en bekeek zijn voeten om zich een houding te geven, want hij was er behoorlijk verlegen mee. Toen hij zich voldoende had hersteld om op zijn benen te kunnen staan, liep hij naar de parkeermeter en duwde een paar munten in de gleuf, waarna hij zich naar de lunchroom begaf en naar binnen ging.

De koele lucht die hem overspoelde was een weldaad. Josie's was gevestigd op de hoek van Second Avenue en Third Street, tegenover de drankwinkel, het parkeerterrein van de bank en Hays Verzekeringen. Over de hele lengte van de twee voorgevels waren ramen die een goed uitzicht boden op het kruispunt en de mensen die puffend van en naar hun gekoelde kantoren en auto's liepen. Langs de ramen waren zitjes uit de jaren vijftig, van leer en keurig nieuw bekleed. Aan de andere kant was een L-vormige buffetbar met krukken, en in de rest van de ruimte stonden tafeltjes met stoelen. In een vitrine aan de andere kant van de bar lagen verse donuts, gebak en broodjes, en om die weg te werken kon je koffie, espresso, warme chocola, thee of frisdrank krijgen. Je kon er ontbijten wanneer je wilde en lunchen tot drie uur, als de keuken sloot. Ook meenemen kon, en dat gebeurde veel. Josie's was in zijn soort het beste adres in de stad, en bijna iedereen kwam er per week wel een of twee keer.

Bob en zijn maten van de bond zaten er elke dag. Voor de sluiting van de fabriek waren alleen de gepensioneerden er vaste bezoekers, maar nu kwamen ze allemaal, elke morgen. De meesten waren er al toen Bob binnenkwam en naar de bijeen geschoven tafeltjes liep. Bob zwaaide en ging eerst nog even naar het buffet. Carol Blier klampte hem aan, vroeg hoe het ging en zei dat hij een keer langs moest komen in zijn kantoor. Bob knikte en liep door, waarbij hij voelde dat Carols ogen hem volgden en zijn gang beoordeelden. Carol deed in levensverzekeringen.

'Ah, ben je daar, ' groette Josie van achter het buffet, en ze schonk hem haar warmste glimlach. 'Je maten vroegen zich al af waar je bleef. '

Bob glimlachte terug. 'Is het heus?'

'Ja hoor. Zonder jou beginnen ze niks, dat weet je toch zelf wel?' Josie trok olijk een wenkbrauw op. 'Echt, je gaat er met de dag beter uitzien. '

Bob lachte. Josie Jackson was een gescheiden vrouw van in de dertig met een tienerdochter. Haar flierefluitende ex-man was zo'n zes jaar gelden met de noorderzon vertrokken. Ze zag er jong uit voor haar leeftijd en deed beslist ook jonger aan met haar grote donkere ogen, haar glimlach, haar lange donkerblonde haar, en vooral haar energie, waar bijna niemand tegenop kon. Ze had Josie's gekocht met geleend geld van haar ouders, die een tapijt- en tegelhandel dreven. Josie Jackson, die jaren als serveerster had gewerkt, wist wat ze wilde; in minder dan geen tijd was haar zaak in Hopewell hét adres voor een ontbijt of lunch. Josie dreef de zaak efficiënt, met charme en een houding van leven en laten leven, waardoor iedereen zich er welkom voelde.

'Hoe is het met Evelyn?' vroeg ze, hem strak aankijkend met haar donkere ogen, en met haar ellebogen op het buffet leunend.

Hij trok zijn schouders op. 'Hetzelfde als altijd. Onverwoestbaar. '

'Ja, die overleeft ons allemaal nog. ' Josie streek langs haar losse lokken. 'Nou, ga er maar bij zitten. Hetzelfde als altijd?'

Ouwe Bob knikte en Josie ging naar achteren. Was hij jonger en vrij geweest, dan had Bob het wel geweten met Josie Jackson. Maar zo dachten al die oude knakkers erover, en de meeste jonge knapen ook. Dat was de gave van Josie.

Hij zocht zijn weg langs de tafeltjes, sprak hier en daar even met iemand, en kwam eindelijk bij het groepje vakbondsmannen. Ze keken beurtelings op, knikten of riepen iets ter begroeting. Albert Garcia, Mel Riorden, Derry Howe, Ritchie Stoudt, Penny Williamson, Mike Michaelson, Junior Elway en nog een paar. Ze maakten ruimte voor hem aan een tafeltje, hij trok een stoel bij en ging behaaglijk zitten.

'Dus die vent, die werkt op een postkantoor ergens in Iowa, hè?' Mel Riorden was aan het woord. Hij was een grote, dikke kraandrijver met rood stekelhaar, en hij knipperde voortdurend met zijn ogen als hij sprak. Net als zonwering. 'Die gaat in een jurk naar zijn werk. Nee, ik lieg niet. Het heeft in de krant gestaan. Hij komt in een jurk op zijn werk. '

'Wat voor kleur jurk?' vroeg Ritchie Stoudt. Hij keek nogal onnozel, maar zo keek Ritchie vaak.

Riorden keek hem aan. 'Dat doet er toch geen moer toe? Een man in een jurk aan het werk in een postkantoor, Ritchie! Zie je het voor je? Afijn, hij komt op zijn werk, die vent, zijn chef ziet de jurk en zegt dat hij zo niet kan werken, en hij stuurt hem naar huis om zich te verkleden. Dat doet ie, en hij komt terug met een andere jurk aan, een bontjas en een gorillamasker. De chef wil hem weer naar huis sturen, maar deze keer verdomt ie het. Ze bellen dus de politie en laten hem afvoeren. Wegens ordeverstoring of zo. Maar het mooiste komt nog. Naderhand zegt die chef legen een verslaggever - ik lieg niet, hoor - dat ze erover denken om die vent naar een psychiater te sturen. Daar moeten ze nog over nadenken!'

'Een paar weken terug las ik over een kerel die met zijn aap naar de eerste hulp ging. ' Albert Garcia had ook iets te melden. Hij was een kleine, stevige, kalende man met geknepen gelaatstrekken. Hij was bijna tien jaar geleden met zijn gezin uit Houston gekomen om bij MidCon te werken, zodat hij wat minder lang bij het clubje was. Hij werkte bij de veertien inch. 'Die aap was zijn huisdier, en die mankeerde iets. Dus hij ermee naar de eerste hulp. Ik geloof dat het in Arkansas was. Tegen de verpleegster zegt ie dat het zijn baby is. Zie je het voor je? Zijn baby!'

'Leek ie soms op hem?' lachte Mel Riorden.

'Zou het dezelfde vent zijn?' vroeg Penny Williamson onverwacht. Hij was een zware, grove neger met een huid die blauw glansde als geölied staal. Hij was een betrouwbare, onverstoorbare voorman in fabriek nummer drie. Hij ging met zijn zware lichaam iets verzitten en knipoogde tegen Bob. 'Ik bedoel die vent van dat postkantoor. '

Al Garcia keek verdwaasd. 'Ik dacht het niet. Zou dat kunnen volgens jou?'

'En verder?' wilde Riorden weten, zijn tanden in een koffiebroodje zettend. Zijn ogen knipperden als de sluiter van een camera. Hij rangschikte het niet geringe stapeltje gebak op het bord voor hem, om alvast het volgende uit te zoeken.

'Verder niets. ' Al Garcia haalde zijn schouders op. 'Ze lapten die aap op en hij kon gaan. '

'Dat was het? Dat is het hele verhaal?' Riorden schudde zijn hoofd.

Al Garcia trok weer zijn schouders op. 'Ik vond het gewoon maf, meer niet. '

'Volgens mij ben jij maf. ' Riorden keek misprijzend. 'Hé Bob, heb je nieuws van de oostkant op deze stralende morgen?'

Bob knikte toen Josie hem zijn koffie en broodje voorzette.

'Niets wat jullie niet al weten. Ook aan die kant van de stad is het warm. Is er nog nieuws van de fabriek?'

'Alleen maar oud nieuws. De staking duurt voort. Het leven gaat verder. Iedereen gaat door met wat hij deed. '

'Ik heb wat in de tuin gewerkt bij Joe Preston, ' zei Ritchie Stoudt, maar niemand sloeg er acht op, want als hersenen dynamiet waren, had Ritchie er nog te weinig van om zijn neus te snuiten.

'Ik heb nieuws, ' zei Junior Elway opeens. 'Een stel jongens is van plan door de afzetting te breken als ze zo hun baan kunnen terugkrijgen. Het waren er eerst een paar, maar nu denk ik wel wat meer. '

Bob bekeek hem even zwijgend. Junior was niet zo'n betrouwbare bron. 'Is dat waar, Junior? Dat zal het bedrijf toch niet toelaten, na alles wat er is gebeurd?'

'Reken maar dat ze het toelaten, ' kwam Derry Howe ertussen. Hij was een lange, benige man met kortgeknipt haar en een duistere, wanhopige blik, die mensen verbaasde. Als jongen was hij al een beetje vreemd, en twee termijnen dienst in Vietnam hadden er geen goed aan gedaan. Sindsdien was hij zijn vrouw kwijt, hij was een aantal keren opgepakt wegens rijden onder invloed, en hij had talloze aantekeningen in zijn personeelsdossier. Hij was zonderling en maakte zoveel fouten dat Bob niet begreep waarom ze hem niet hadden ontslagen. Wie hem kende, dacht dat hij niet helemaal met beide benen op de grond stond. Bob was de enige vriend van Junior Elway, en dat was een twijfelachtige eer. Hij werd alleen door dit clubje geduld omdat hij een zoon was van de zuster van Mel Riorden.

'Wat bedoel je?' vroeg Al Garcia gretig.

'Ik bedoel dat ze het zullen toelaten omdat ze na het weekend de veertien inch weer gaan opstarten, zodat die dinsdag weer kan draaien. Meteen na 4 juli. Ik weet dat van een vriend die erbij betrokken is. ' Howe kneep zijn mond samen en de aderen op zijn slapen klopten. 'Ze willen de bond de nek omdraaien, en dit is hun grote kans. De fabriek weer in bedrijf zonder ons. '

'Dat is eerder geprobeerd, ' snoof Al Garcia.

'Dat gaan ze dus nu weer proberen. Denk maar eens na, Al. Wat hebben ze te verliezen?'

'Niemand van de bond gaat terug om ze hierbij te helpen, ' zei

Penrod Williamson, dreigend naar Howe kijkend. 'Dat is grote onzin. '

' Dacht jij dat er niet genoeg mannen zijn met gezinnen die ze te eten moeten geven voor wie dit belangrijker wordt dan de staking?' zei Howe fel. Hij streek over zijn kortgeknipte haar. 'Dan zit je te slapen, Penny. De cententellers zijn aan de macht, en figuren als wij worden aan de dijk gezet! Dacht je dat de industriebond ons uit de puree helpt? Krijg nou wat! Het bedrijf rolt de bond op en wij zien werkeloos toe!'

'Ja, zo te zien zit er weinig anders op, Derry, ' betoogde Mel Riorden, die met zijn zware lichaam naar achteren ging zitten op zijn stoel. 'Wij zijn gaan staken en posten, en meer staat de wet niet toe. En de industriebond doet wat hij kan. We moeten gewoon geduld hebben. Vroeg of laat komt het tot een regeling. '

'Hoe zie je dat gebeuren, Mel?' wilde Howe, rood van woede, weten. 'Hoe zie je dat verdomme gebeuren? Zie jij iets van onderhandelingen? Nou, ik niet! Staken en posten is prima, maar we bereiken er niets mee. Deze mensen trekken aan de touwtjes, en ze zijn niet van hier. Het kan ze geen reet schelen wat er met ons gebeurt. Als jij denkt dat het anders is, ben je een grote stomkop!'

'Daar zit wat in, ' beaamde Junior Elway. Hij zat over zijn koffie gebogen en knikte ernstig, waarbij zijn sluike blonde haar over zijn gezicht viel. Bob verbeet zich. Junior gaf Derry Howe altijd gelijk.

'Mooi dat 't zo is!' Howe boog zich over het tafeltje en eiste nu alle aandacht op. 'Dacht je dat we dit gingen winnen door hier een beetje te ouwehoeren? Vergeet het maar! En niemand zal ons helpen. We moeten dit zelf regelen, en vlug ook. We moeten maken dat zij meer pijn lijden dan wij. We moeten ze in hun portemonnee treffen, zoals zij bij ons doen!'

'Waar heb je het over?' bromde Penny Williamson. Hij had nog minder met Derry Howe op dan de rest; hij had Howe een keer uit zijn ploeg geschopt.

Howe staarde hem aan. 'Denk eens na, meneer Penrod Williamson. Jij bent ook in Vietnam geweest. Doe ze meer pijn dan zij jou doen, zo overleefde je. Zo bereik je iets in een oorlog. '

'Dit hier is geen oorlog, ' merkte Penny Williamson op, met zijn wijsvinger op Howe gericht. 'En Vietnam heeft hier niets mee te maken. Wat wil je nu toch zeggen, man? Dat we naar de fabriek moeten gaan en een stel van onze vijanden opblazen? Wil je daar iemand gaan doodschieten?'

De vuist van Derry Howe sloeg op het tafeltje. 'Als dat nodig is, ja!'

Het werd opeens stil. Mensen keken. Howe beefde van woede, terwijl hij naar achteren ging zitten en zijn blik niet afwendde. Al Garcia nam gemorste koffie op met een servetje en schudde zijn hoofd. Mel Riorden keek op zijn horloge.

Penny Williamson kruiste zijn armen voor zijn brede borst en bekeek Derry Howe alsof hij de postbeambte met zijn jurk, bontjas en gorillamasker voor zich zag. 'Pas maar op tegen wie je dat zegt. '

'Derry ziet het niet meer zo scherp, ' zei een man naast hem, die Bob nog niet had opgemerkt. Hij had bijna kleurloze blauwe ogen. 'Hij werkt aan de band en het bedrijf weet niet eens van zijn bestaan af. Je snapt toch hoe hij zich hierbij voelt? Wij hebben geen reden om onderling te bakkeleien. We zijn allemaal vrienden. '

'Ja, Derry bedoelt er niks mee, ' beaamde Junior Elway.

'Wat zouden we volgens jou moeten doen?' vroeg Mike Michaelson opeens aan Bob Freemark, om het gesprek een andere wending te geven.

Bob keek nog steeds naar de man naast Howe en probeerde hem thuis te brengen. Zijn milde, gladde gelaatstrekken kwamen Bob heel vertrouwd voor, maar om de een of andere reden kon hij niet op zijn naam komen. Die lag op het puntje van zijn tong, maar toch kwam hij er niet op. Ook kon hij zich niet precies herinneren wat de man deed. Uiteraard werkte hij in de fabriek. Hij was te jong om gepensioneerd te zijn, dus was hij een staker. Maar waar kende hij hem van? De anderen schenen hem te kennen, dus waarom kon hij hem niet thuisbrengen?

Bobs blik ging naar Michaelson, een lange, magere, onverstoorbare monteur die ongeveer gelijk met hem gepensioneerd was. Bob kende Mike al zijn hele leven en begreep meteen dat hij Derry Howe de gelegenheid wilde geven te kalmeren.

'Ja, ik denk dat de industriebond er meer aan moet doen, ' zei hij. 'Daar heeft Derry gelijk in. ' Hij vouwde zijn grote handen voor zich op tafel en staarde ernaar. 'Misschien dat een paar senators kunnen bemiddelen om de besprekingen weer op de rails te krijgen. '

'Nog meer gepraat!' hoonde Derry Howe.

'Praten is de beste methode, ' zei Bob, hem aankijkend.

'O ja? Nou, het is niet meer zoals in jouw tijd, Bob Freemark. De eigenaars zijn geen mensen meer van hier, mensen die betrokken zijn bij de gemeenschap, die met hun gezin hier wonen zoals wij. We zitten met een zootje uitzuigers uit New York die al het geld uit Hopewell persen en zich om ons niet bekommeren. ' Derry Howe liet zijn schouders hangen en sloeg zijn ogen neer. 'We moeten iets doen als we dit willen overleven. We kunnen niet op onze krent blijven zitten en hopen dat iemand ons helpt. Dat gebeurt namelijk niet. '

'Laatst was er een vent ergens aan de oostkust, in Philadelphia geloof ik, ' zei de man die naast hem zat. Zijn bleekblauwe ogen stonden vragend en zijn mondhoeken krulden iets, alsof hij plezier had in zijn eigen woorden. 'Zijn vrouw overleed en hij bleef achter met een vijfjarige dochter die een tikje achterlijk was. Hij hield haar bijna drie jaar opgesloten in een kast, totdat iemand erachter kwam en de politie waarschuwde. Toen ze de man ondervroegen, zei hij dat hij het meisje alleen maar wilde beschermen tegen het kwaad van de wereld. ' De man hief zijn hoofd iets. 'Toen ze het meisje vroegen waarom ze niet had geprobeerd te ontsnappen, zei ze dat ze dat niet durfde, en dat ze alleen maar kon wachten tot iemand haar zou helpen. '

'Nou, mij sluiten ze niet op in een kast!' zei Derry Howe heftig. 'Ik kan me prima redden!'

'Soms, ' zei de man, voor zich uit kijkend en met een lage, indringende stem, 'wordt de sleutel omgedraaid voor je beseft dat de deur is dichtgegaan. '

'Volgens mij heeft Bob gelijk, ' zei Mike Michaelson. 'Ik vind dat onderhandelingen een eerlijke kans moeten krijgen. Zulke dingen kosten tijd. '

'Tijd die ons geld kost, zodat zij ons kunnen nekken!' Derry Howe stond op en schoof zijn stoel achteruit. 'Ik blijf hier niet langer. Ik heb wel wat beters te doen dan hier de hele dag te zitten. Ik heb genoeg van dat praten en nietsdoen. Misschien kan het jullie niet schelen als het bedrijf jullie je baan afneemt, maar ik pik het niet!'

Hij beende kwaad tussen de tafeltjes door en sloeg de deur achter zich dicht. Josie Jackson trok een grimas achter het buffet.Even later ging Junior Elway ook weg. De overgebleven mannen schoven ongemakkelijk op hun stoelen.

'Als die jongen geen neef van me was, zou ik niets van hem moeten hebben, dat zweer ik je, ' mompelde Melvin Riorden.

'Met één ding heeft hij gelijk, ' verzuchtte Bob. 'Het is niet meer zoals vroeger. De wereld is veranderd sinds we zo oud waren als hij, en het ziet er allemaal niet best uit. De mensen willen niet meer tot elkaar komen, zoals vroeger. '

'Ze bijten elkaar in de strot, ' vulde Al Garcia aan. Zijn grote hoofd draaide op zijn stierennek. 'Het gaat alleen nog om geld, en om de ander eronder te krijgen. Daarom kunnen het bedrijf en de bond niets met elkaar bereiken. Je vraagt je dan toch af of de regering uiteindelijk niet zal ingrijpen. '

'Weet je nog die man die in een supermarkt op Long Island langs de schappen liep en mensen stak?' vroeg Penny Williamson. 'Hij had in elke hand een slagersmes. Zonder een woord te zeggen liep hij naar binnen en begon mensen neer te steken. Het was tien keer raak voor iemand hem overmeesterde. Twee doden. Volgens de politie was de man depressief en agressief. Nou, wie is dat tegenwoordig niet?'

'De wereld barst van de depressieve, agressieve mensen, ' zei Mike Michaelson, die zijn kopje neerzette en naar zijn gebruinde, rimpelige handen staarde. 'Kijk wat mensen elkaar aandoen. Ouders die hun kinderen mishandelen. Jonge mensen die elkaar afmaken. Leerkrachten en geestelijken die hun macht misbruiken en vuiligheid uithalen. Seriemoordenaars die op het platteland huishouden. De kerken en scholen die ze tegenwoordig verdelen of in brand steken. Het is meer dan bar. '

'En zulke mensen heb je hier in Hopewell ook, ' gromde Penny Williamson. 'Weet je nog die Topp, die zijn vrouw keelde met een slagersmes en haar in stukken sneed, een paar jaar terug? Ik ben met die knaap opgegroeid. En dan die ouwe Peters die een paar weken terug al die paarden afmaakte, omdat ze volgens hem satansgebroed waren. Tilda Mason, die heeft het laatste halfjaar drie zelfmoordpogingen gedaan, waarvan twee keer in de inrichting. Ze heeft ook nog geprobeerd personeel te vermoorden. En wat dacht je van die Riley Crisp, die ze "het Konijn" noemden en die op Wallace woonde? Die stond daar op First Avenue Bridge op mensen te schieten. Toen de politie kwam schoot hij op hen, waarna hij van de brug sprong om zich te verzuipen. Wanneer is dat geweest? Vorige maand?' Hij schudde zijn hoofd. 'Hoeveel erger kan het nog worden?'

Bob streek zijn witte haar glad. Niemand had hier een antwoord op. Hij moest opeens denken aan Evelyn en haar Vreters. Als het niet iets was wat de overheid in het drinkwater deed, zou het net zo goed aan Vreters kunnen liggen.

Hij merkte opeens dat de man die naast Derry Howe had gezeten er niet meer was. Hij fronste en kneep zijn mond samen. Wanneer was hij weggegaan? Hij probeerde weer op de naam te komen, maar het lukte niet.

'Er ligt nog meer werk voor me bij Preston, ' zei Ritchie Stoudt ernstig. 'Daar kunnen jullie om lachen, maar zo hou ik wel brood op de plank. '

Het gesprek ging weer over de staking en de onbuigzame houding van het bedrijf. De verhalen kwamen weer los en even later was Bob de man helemaal vergeten.