-15-

Terwijl het helemaal donker werd en de laatste bezoekers het park verlieten, liepen John Ross en Tess Freemark terug naar huis. Hij had zijn verhaal verteld, of althans wat hij haar wilde toevertrouwen, en ze spraken nu over zijn taak in Hopewell. Kwit was te voorschijn gekomen en zat ongedurig met opengesperde ogen op Tess' schouder. Hij deed zijn best te doen of hij niet onder de indruk was van de nabijheid van de onvolprezen Ridder van het Woord, maar dat lukte totaal niet. Kwit wist van de strijders van het Woord, en wat het inhield dat er een naar Hopewell kwam. Het bevestigde hoe dan ook zijn vaak geuite vermoedens.

'Ik zei het je toch?' kraaide hij steeds maar weer, aan zijn mosbaardje trekkend alsof er vlooien in zaten. 'Ik heb het al die tijd geweten! Zo'n buitengewone verstoring van het evenwicht kan alleen het werk zijn van iets wat heel veel kwaad in de zin heeft! Een demon in het park! Krimmeneel!'

Hij als de bewaarder van Sinnissippi Park had recht op enig respect, ook van een Ridder van het Woord. Daarom verdroeg John Ross zijn voortdurende gekwetter en gaf ondanks de hinder verdere uitleg aan Tess. Hij zat al maanden achter deze demon aan, vervolgde hij, waardoor Kwit even zijn mond hield. Elke keer als hij dacht dat hij hem te pakken had ontglipte de demon hem weer. Nu was hij hem hier in Hopewell op het spoor, waar de demon een gebeurtenis dacht teweeg te brengen met zulke verstrekkende gevolgen dat die nog jaren zijn weerslag zou hebben op het hele land. De gebeurtenis zelf hoefde niet zo dramatisch of spectaculair te zijn dat hij algemeen de aandacht trok; zo werkten die dingen niet. Het zou de opeenstapeling zijn van vele andere gebeurtenissen die allemaal leidden tot de spreekwoordelijke laatste druppel die de balans in het voordeel van de demon zou laten doorslaan. Kleine oorzaken hebben soms grote gevolgen, en zo zou het ook hier gaan.

'De demon wil dit weekeinde iets op touw zetten wat de balans dermate zal verstoren dat het moeilijk, zo niet onmogelijk wordt die te herstellen. ' Ross vertelde het rustig en nuchter, en waakte ervoor te veel los te laten. 'Het is aan ons erachter te komen wat hij van plan is en er een stokje voor te steken. '

'Hoe dachten we dat te doen?' kwam Kwit er voor de zoveelste keer tussen. 'Demonen kunnen zich zo goed vermommen dat zelfs een boswezen ze niet herkent! Hoe moeten we zijn plannen verijdelen als we niet weten wie hij is?'

Ross bleef even zwijgen. Ze liepen al over de dienstweg en de lichten van Tess' huis waren tussen de bomen te zien. Hij had haar niet verteld van zijn dromen, van de toekomst die hij had gezien, de toekomst die hem uit de doeken deed wat de demon in Hopewell dacht te bereiken. Dat kon hij hun uiteraard niet vertellen. Nooit.

'De demon is niet volmaakt, ' zei hij, zorgvuldig zijn woorden kiezend. 'Hij maakt fouten, net als mensen. Hij is zelf een mens geweest; hij kan zich niet volledig van zijn sterfelijke omhulsel bevrijden. Hij zal iets doen waarmee hij zich blootgeeft. Een van ons zal iets waarnemen waar we wat aan hebben. '

'Hoeveel tijd hebben we?' vroeg Tess.

Ross zuchtte. 'Tot maandag 4 juli. '

'Vier juli?' Ze keek hem nieuwsgierig aan. 'Hoe weet u dat?'

Ross bleef stilstaan, zwaar leunend op zijn staf, en voelde zich opeens moedeloos. Hij had een fout gemaakt. 'Soms vertelt de Edelvrouw me dingen, ' zei hij mat. 'Dan neemt ze me in vertrouwen. '

De leugen bezwaarde hem zeer, maar het moest. Hij had haar zoveel verteld als hij kon en durfde. Morgen zou hij haar meer vertellen, als ze had kunnen nadenken over wat ze nu wist. Hij moest hier voorzichtig mee zijn en niet te gauw te veel onthullen.

In de tuin nam hij afscheid van haar, bij de schommel, waar ze nog wat met Kwit wilde praten. Hij zei dat ze elkaar de volgende dag weer zouden zien om verder te praten. Hij vroeg haar haar ogen open te houden en voorzichtig te zijn. Kwit zei meteen dat hij dat voor allebei zou doen en dat hij de demon zo in de gaten had als die zich vertoonde. Het klonk overmoedig, maar ook wel geruststellend.

Ross liep langzaam naar het huis om Tess' grootouders te bedanken, half op de tast met zijn staf op plaatsen waar het erg donker was. Hij was zich ervan bewust dat het meisje hem met haar ogen volgde en dat de twijfels al bij haar opkwamen. Ze was te slim om zich een rad voor ogen te laten draaien. Hij kon weinig anders doen dan tijd winnen bij het prijsgeven van feiten die ze maar al te gauw zou willen horen.

Hij voelde het gewicht van zijn taak loodzwaar op zich drukken. Had hij alles maar eerder geweten en had hij maar meer tijd gehad. Maar zo ging dat niet met zijn dromen. Tijd was een luxe die hem niet werd vergund, en een factor die hem voortdurend belemmerde. Hij dacht weer na over alles wat hij haar niet had verteld. Het geheim van zijn staf. De oorzaak van zijn mankheid. De prijs die hij betaalde voor de magie die hem was gegeven. En hoe het Tess Freemark zou vergaan als zijn komst de toekomst niet zou wijzigen.

Tess zat in de autoband met Kwit op haar schouder en vertelde hem alles wat ze van John Ross had gehoord. Bij dit verhaal kwamen er allerlei vragen bij haar op. Het verbaasde haar over hoeveel zaken Ross het niet had gehad, en ze zou willen dat ze hem er weer bij kon halen. Hij was naar Hopewell gekomen om haar grootouders en het graf van haar moeder te bezoeken, om herinneringen op te halen. Maar hij was er ook om de demon aan te pakken. Dat leek wel heel toevallig. Zou er een verband zijn? Wat deed een demon eigenlijk in dit stadje, midden in de streek van Reagan? Was er dan geen grotere plaats te bedenken waar hij veel meer kon bereiken?

Er was iets wat haar nog meer dwarszat, en waar helemaal niet over was gesproken. Ross kon niets van haar weten voor hij naar

Hopewell was gekomen, want hij had haar moeder na haar studietijd niet meer gezien of gesproken. Waarom kreeg ze dan het gevoel dat hij juist heel veel van haar wist? Hij deed er geen uitspraken over, maar dit gevoel had ze heel sterk. Hij wist van haar omgang met Kwit zonder dat hij het bosmannetje ooit had gezien. Hij had haar over zichzelf verteld alsof dat moest, alsof ze al zijn bondgenoot was. Maar wat verwachtte hij precies van haar? Was het alleen maar omdat hij extra ogen nodig had om uit te kijken naar de demon? Was het alleen maar omdat zij van zijn komst moest weten, omdat Kwit dat moest? Of zat er meer aan vast?

'Wat vind jij?' vroeg ze Kwit.

Het bosmannetje fronste. 'Wat vind ik waarvan?'

'Van hem. Van John Ross. '

'Ik vind dat we boffen dat hij hier is! Wat zou ik anders vinden?' Kwit keek berispend. 'Hij is een Ridder van het Woord, Tess - een strijder van het Woord! Hij is gekomen omdat hier een demon rondloopt, en dat betekent dat we zwaar in de problemen zitten. Jij kent de demonen niet; ik wel. Een demon is het ergste soort wezen dat er bestaat. Als deze hier zijn doel bereikt... Nou, berg je dan maar! Krimmeneel!'

Tess dacht aan Twee Beren en zijn waarschuwing van de vorige avond. Er is reden om aan te nemen dat je volk zichzelf zal vernietigen. Misschien, peinsde ze, zou dat wat vlugger gaan met de hulp van een demon.

'Hoe weet jij dat hij een Ridder van het Woord is?' wilde ze weten.

'John Ross? Omdat hij het is!' zei Kwit kribbig. 'Waarom doe je zo moeilijk, Tess?'

Ze haalde haar schouders op. 'Ik vraag gewoon wat. '

Kwit zuchtte diep. 'Ik weet het door de staf. Een staf als deze krijgt alleen een Ridder van het Woord. Dat is al eeuwen zo. Verder kan niemand zo'n ding dragen, en niemand mag dat. Ieder bosmannetje weet hoe ze eruitzien en kent de tekens. Heb je die runen gezien? Komen die je niet bekend voor?'

Dat was natuurlijk zo, en nu begreep ze waarom. Kwit had diezelfde runen meermalen in de grond van het park getekend wanneer hij met zijn helende toverij in de weer was.

'Hij maakte een erg vermoeide indruk, ' zei ze, nog steeds

peinzend over wat hij over zichzelf had verteld.

'Jij zou ook moe zijn, ' snoof hij, 'als je de hele tijd achter demonen aan zat. Misschien kan hij wat uitrusten als jij en ik doen wat hij gevraagd heeft en de demon vinden!'

Ze keek in het geboomte en stoorde zich niet aan hem. Het donker was als een zwarte muur en alleen de vage, zilverachtige lichtstralen van maan en sterren en de sterkere gele gloed van huisverlichting drongen door het duister. Ze schommelde lui en doelloos in de autoband en bleef aan John Ross denken, terwijl de muggen om haar hoofd gonsden. Er klopte iets niet. Er was aan hem iets anders dan hij haar wilde doen geloven. Maar wat?

'Verdraaid!' riep Kwit opeens, terwijl hij opsprong op haar schouder. 'Ik vergat hem te vertellen over de Maentwrog! Kenirre! Ik wed dat de demon iets te maken heeft met de verzwakking van de magie die hem gevangen houdt! Misschien dat de demon daarom hier is: om de Maentwrog te bevrijden!'

'Ross zei dat die hier was om iets met de Vreters te regelen, ' antwoordde Tess bedachtzaam.

'Ja, natuurlijk! Maar de Vreters reageren op gedrag van mensen, en de bevrijding van de Maentwrog zal heus wel wat losmaken bij de brave burgers van Hopewell, dacht je niet?'

Kan zijn, kan ook niet zijn, dacht Tess, maar ze hield het voor zich. Waarom, vroeg ze zich weer af, waren er opeens zoveel Vreters in Sinnissippi Park? Als ze werden aangetrokken door emoties van mensen, als ze reageerden op alles wat duister, griezelig en verschrikkelijk was, waarom waren er hier dan zoveel bij elkaar? Wat voerde hen op dit moment naar hier? Datgene wat John Ross wilde verhoeden? Als het dat was, wat deden ze hier dan nu al in zulke grote aantallen, nog voor er iets was gebeurd?

Ze trok haar benen in en liet haar hoofd en schouders hangen. Kwit had daardoor geen houvast meer; hij riep iets, sprong naar beneden en was verdwenen. Tess was het praten moe en liet hem gaan. Ze schommelde zachtjes in de vochtige avondlucht, keek omhoog naar de sterren en wenste opeens dat ze kon gaan vissen of wandelen, of misschien een heel eind rennen door het boerenland. Kon ze maar even ergens anders, of zelfs iemand anders zijn. Ze had er behoefte aan aan het heden te ontkomen en terug te vluchten in haar verleden. Ze voelde haar jeugd verglijden, en dat vervulde haar met wanhoop. Ze wilde niet volwassen worden, ook al had ze daar zo haar best voor gedaan. Ze wilde terug, heel even maar, net lang genoeg om weer te weten hoe het was in een wereld die ophield bij de achtertuin. Als ze nog één keer de kans kreeg de dingen te zien zoals ze vroeger waren, dan zou het weer goed zijn.

Achter haar kwam Minx uit de struiken. Ze bleef even staan met haar lichtende ogen en verdween weer in het donker. Tess keek haar na, ondersteboven hangend in de autoband, en vroeg zich af wat het beest 's nachts allemaal deed.

Toen gingen haar gedachten weer naar John Ross, naar het mysterie dat om zijn komst heen hing, en opeens kreeg ze een schok.

Was het mogelijk dat hij... ?

Ze kon de gedachte niet afmaken of onder woorden brengen. Ze voelde haar hart stilstaan en haar maag ineenkrimpen. Nee, dat was te gek. Idioot en onmogelijk.

Ze sloot haar ogen. Toen ze ze weer opende, sprak ze de gedachte uit.

Kon John Ross haar vader zijn?

Robert Heppler zat achter zijn computer doelloos op de toetsen te tikken terwijl hij Brianna Brown aan de telefoon had. 'Dus wat vind jij ervan?'

'Volgens mij wil je er weer te veel in zien, Robert. '

'En wat vindt Cass ervan?'

'Vraag het haar zelf. '

Hij hoorde haar de telefoon aan Cass Minter geven. Hij had eigenlijk Cass willen bellen, omdat hij haar het meest geschikt vond voor dit gesprek, maar haar moeder zei dat ze bij Brianna logeerde. Nu zat hij met allebei.

'Wat wou je vragen?' toeterde Cass in zijn oor.

'Over Tess. Vind je niet dat ze eigenaardig doet? Meer dan anders, bedoel ik?'

'Je bedoelt eigenaardiger dan jij?'

'Ja. Eigenaardiger dan ik, als je het zo wilt stellen. '

Cass dacht erover na. 'Het woord "eigenaardig" staat me niet aan. Iets houdt haar bezig, dat is alles. '

Robert zuchtte zwaar. 'Luister. Dat komt naar mijn huis, sleurt me gewoonweg de deur uit, moet een zootje ontharder en aarde hebben, trommelt jou en Brianna op met een karretje, en sleept ons allemaal mee naar het park voor wat voodoo-rituelen rond een zieke boom. Als we klaar zijn stuurt ze ons naar huis, omdat ze te moe is om te zwemmen. Ja ja. Miss Waterrat, die nog nooit nee heeft gezegd als het om zwemmen gaat. Vind jij dat niet raar?'

'Kijk, Robert. Mensen doen weleens dingen die anderen vreemd vinden. Zo gaat dat. Kijk naar Cher. Kijk naar Madonna. Kijk naar jezelf. Oordeel niet zo over mensen!'

'Dat doe ik helemaal niet!' Robert raakte geïrriteerd. 'Ik ben bezorgd, meer niet. Dat is iets anders, dacht ik zo. Ik vraag me gewoon af of er iets mis is, iets wat ze ons niet vertelt. Misschien zouden we wat moeten doen. We zijn toch zeker haar vrienden?'

Cass zweeg. Op de achtergrond hoorde Robert Brianna en haar moeder bekvechten. Het ging over te veel aan de telefoon hangen. Robert rolde met zijn ogen. 'Laat dat mens zich toch met haar eigen zaken bemoeien, ' zei hij binnensmonds.

'Wat?' vroeg Cass verstrooid.

'Niks. Nou, wat vind je? Moet een van ons haar opbellen om te vragen of alles in orde is?'

'Een van ons?'

' Nee, jij. Jij bent haar beste vriendin. Met jou praat ze wel. Tegen mij zegt ze toch niks, al ga ik op mijn kop staan. '

'Probeer dat maar eens. '

'Na jou. '

Hij hoorde de telefoon weer doorgeven. 'Hallo, wie heb ik aan de lijn?'

Het was de nasale, achterdochtige zeurstem van Brianna's moeder. 'Hallo, mevrouw Brown, ' antwoordde hij zo opgewekt mogelijk. 'Met Robert Heppler. '

'Robert, heb je niets beters te doen dan meisjes opbellen?'

Eigenlijk wel, dacht Robert. Maar dat hoefde zij niet te weten. 'Hmm, ja, ik had een vraag en hoopte dat Brianna of Cass daar iets op wist. '

'Wat voor vraag?' bitste mevrouw Brown. Tets wat een moeder niet mag horen?'

'Mam!' hoorde Robert Brianna op de achtergrond roepen, en het gaf hem enige voldoening.

Er brak een fikse ruzie los, met zo'n geschreeuw dat het in zijn oor schetterde. Hij hield de hoorn op een afstandje van zijn oor en bekeek hem met doffe berusting.

Cass kwam weer aan de lijn. 'Het is bedtijd, Robert. We zien je morgen wel in het park. '

Robert zuchtte. 'Okay. Zeg Brianna dat het me spijt. '

'Zal ik doen. '

'Ouders zijn soms een ramp. '

'Denk daar maar aan als je zelf vader wordt. Ik zal wel met Tess praten, goed?'

'Best. ' Robert aarzelde. 'Zeg haar dat ik vanavond ben gaan kijken hoe haar boom erbij staat. En dat is slechter dan eerst. Misschien moet ze er iemand bij halen. '

Er klonk weer gegil. 'Welterusten Robert. '

Jared Scott kwam uit zijn kamer om iets te eten en trof zijn moeder voor de televisie aan terwijl ze met George Paulsen bier dronk. De andere kinderen sliepen, met z'n allen in twee benauwde slaapkamers. Jared had liggen lezen over Stanley en Livingstone, met het bedlampje dat hij met Kerstmis van zijn moeder had gekregen. Hij las graag over verre ontdekkingsreizen. Dat leek hem ook wel wat voor later: vreemde landen bezoeken en zien hoe ze daar leefden. Toen hij bij de bocht in de trap kwam, zag hij het licht van de televisie, dus sloop hij verder naar de keuken, maar George zag hem.

'Hé, jong, wat doe je?'

Met tegenzin kwam hij terug en probeerde geen van beiden aan te kijken. Zijn moeder had zitten doezelen, met haar blikje in haar hand. Ze keek verdwaasd om zich heen toen Georges stem klonk. Met haar tweeëndertig jaar was ze nog slank, maar ze werd al wat dik rond de taille. Haar donkere lange haar was steil en ongekamd, haar huid was bleek, en haar ogen stonden mat en vreugdeloos. Ze was ooit mooi geweest, maar nu zag ze er oud en versleten uit, zelfs in Jareds ogen. Ze had vijf kinderen, allemaal van verschillende mannen. Slechts in twee gevallen was ze zeker van het vaderschap.

'Jared, waarom slaap je niet?' vroeg ze, maar haar ogen knipperden.

'Ik vroeg je wat, ' zei George. Hij was een korte, gezette man met donkere gelaatstrekken en een kalend hoofd. Hij werkte parttime als monteur in een garage en had altijd vuil op zijn handen en kleren.

'Ik wilde wat eten, ' antwoordde Jared zo luchtig mogelijk. De handen van George zaten nogal los als hij te vrijmoedig deed. George sloeg hem graag.

'Pak maar wat, lieverd, ' zei zijn moeder. 'Laat maar gaan, George. '

George liet een harde boer. 'Dat is het beroerde met jou, je verpest dat joch. ' Jared haastte zich de keuken in, met de stem van George in zijn oren. 'Die heeft een harde hand nodig, zie je dat niet? Mijn vader had me bont en blauw geslagen als ik dat had geflikt. Iets eten buiten de maaltijden om, bedoel ik. '

Zijn stem klonk rauw en gemelijk. Enid Scott en haar kinderen kenden die niet anders. Jared zocht in de koelkast een appel en liep weer naar de trap.

'Hé!' De stem van George deed hem verstijven. 'Wacht even. Wat heb je daar?'

'Een appel. ' Jared liet hem zien.

'Da's alles?'

Jared knikte.

'Laat ik je hier niet betrappen met bier, jong. Wil je dat ergens anders doen, met je vrienden, mij best. Maar niet hier, begrepen?'

Jared voelde zich rood worden. 'Ik drink geen bier. '

De kin van George Paulsen ging omhoog. 'Wou je mij belazeren?'

'George, dat kan niet eens!' kwam zijn moeder ertussen. 'Hij mag geen druppel alcohol met die medicijnen van hem. Dat weet je toch?'

'Ach wat, dacht jij dat ie 't daarvoor liet? Dacht jij dat zo'n joch zich laat tegenhouden?' George dronk zijn blikje leeg. 'Medicijnen, mijn zolen! Gewoon een ander woord voor drugs. Die lui gebruiken drugs en drinken bier, overal. Da's altijd zo geweest. En die van jou zou een uitzondering zijn? Laat je nakijken! Godallemachtig! Laat het denken voortaan maar aan mij over, okay? Zorg jij maar voor het eten en de was. ' Hij keek haar even aan en schudde zijn hoofd. 'Zet dat ding om, ik wil Leno zien. Dat kan je toch nog wel, hè?'

Enid Scott keek naar haar handen en zei niets. Toen pakte ze de afstandsbediening en zocht de zenders af. Jared staarde naar haar met een wezenloze blik. Hij wilde haar zeggen dat ze George voorgoed de deur moest wijzen, maar wist dat ze dat nooit zou doen. Dat kon ze niet opbrengen. Hij vond het pijnlijk om zijn moeder zo vernederd te zien.

'Ga naar boven en blijf daar, ' zei George ten slotte met een handgebaar. 'Wegwezen! Vreet die appel maar op. En val ons niet meer lastig!'

Jared beet op zijn lip en keerde zich om. Waarom bleef zijn moeder met hem omgaan? O ja, hij gaf haar geld en kocht drank voor haar, en soms leek hij zelfs wel aardig. Maar meestal was hij slechtgehumeurd en kankerde hij. In de regel was hij gewoon een uitvreter die hun het leven zuur maakte.

'Onthou één ding, snotjoch!' riep George hem na. 'Probeer me niet te belazeren! Hoor je me ?'

Jared liep zonder om te kijken de trap op. Boven gekomen bleef hij hijgend voor zijn kamer staan. Kokend van woede luisterde hij naar de keelklanken van George, tot het stil werd. Hij balde zijn vuisten. Even later vloeiden de tranen en stond hij geluidloos in het donker te huilen.

De zaterdagavond bij Scrubby's was een drukke, rauwe aangelegenheid. De mensen stonden drie rijen dik tegen de bar, alle plaatsen waren bezet, de dansvloer was overvol en de jukebox ging flink tekeer. Er werd gestampt, in de handen geklapt en meegezongen met alle bekende country & western-artiesten. Behalve de geur van zweet, reukwater en bier hing er rook als een wazig kleed over alles heen, maar de airconditioning hield de hitte tenminste buiten en niemand stoorde zich ergens aan. De werkweek zat erop, het langverbeide weekeinde van de 4e juli was aangebroken, en alles was dik in orde.

In een tweepersoonszitje tussen de opslagkamer en de achtermuur zat Derry Howe te praten met Junior Elway, zonder enige aandacht voor zijn omgeving. Hij vertelde Junior wat hij van plan was, en hoe hij het de vorige avond had uitgedacht. Hij legde hem uit waarom hij er niemand bij nodig had, en zei dat Junior mee moest doen. Hij was vol vuur en was ervan overtuigd dat de bond zijn voorwaarden aan het machtige MidCon kon opleggen wanneer dit allemaal was uitgesproken en uitgevoerd. Maar hij had veel moeite met Junior, op wie hij weinig vat kreeg. Hij hing over het smalle tafeltje, hield zijn stem gedempt zodat er niemand mee kon luisteren en probeerde Juniors aandacht af te leiden van Wanda Applegate, naar wie Junior al de hele avond keek. Hij bleef maar bezig Juniors ogen op hem gericht te houden, en niet op Wanda; ze bleven maar wegdraaien.

Uiteindelijk pakte hij Junior bij zijn hemd en trok hem half over het tafeltje, met gevolgen voor bierglazen en asbakken. 'Je zult verdomme luisteren!' schreeuwde hij. 'Ik praat tegen je!'

Dit trok enige aandacht, maar toen de mensen het gezicht van Derry Howe zagen, wendden ze zich vlug weer af. De muziek daverde, de dansers joelden en klapten, en de onrust in het zithoekje bleef vrijwel onopgemerkt.

'Goed, goed, ik luister!' zei Junior, zich losrukkend. Hij was groter en zwaarder dan Howe, maar in zijn ogen stond angst. Dat is je geraden ook, dacht Derry Howe voldaan.

'Heb je eigenlijk iets gehoord van wat ik zei, stekelbig?' vroeg hij meewarig.

Junior streek met zijn hand over zijn hoofd en voelde aan zijn borstelige haar, het gevolg van zijn recente bezoek aan een modieuze herenkapper. Dat zou ervoor zorgen dat hij er stoerder uitzag, vertelde hij Derry naderhand. Als een goedgetraind roofdier. Maar het leek nergens op. Derry stond meteen klaar met nieuwe namen voor hem: Stekelbig. Cactuskop. Nazi-harses. Van die namen.

'Ik heb verdomme alles gehoord wat je zei!' beet Junior hem woedend toe. Hij had ontzettend genoeg van Derry's gedram. 'Moet ik het herhalen, betweter? Moet ik het door de hele zaak schreeuwen?'

Derry Howe was al kwaad, maar nu was hij laaiend. Zijn ogen verstarden en het bloed trok weg uit zijn gezicht. Zoals hij Junior bezag, was er kennelijk iets bij hem geknapt.

Junior keek bedremmeld en slikte moeizaam. 'Moet je horen, ik wilde maar zeggen... '

'Hou je kop, ' zei Derry Howe. Ondanks de herrie kon Junior het heel goed horen. 'Kop dicht en luisteren. Als ik je ooit nog zoiets hoor zeggen, maak ik je af. Is dat duidelijk?'

Junior knikte, zat er als versteend bij en keek de man in de ogen die zoeven nog zijn beste vriend, maar nu totaal iemand anders was.

'Het is voor mij te belangrijk om het door jou te laten verpesten, snap je dat?' siste Derry Howe hem toe. 'Er staat te veel op het spel om hier onbenullig over te doen. Sta je achter me of niet ? Geef verdomme antwoord!'

Junior knikte. Zo had hij Derry nog nooit meegemaakt. 'Ja, natuurlijk. '

Derry Howe bekeek hem ijzig. 'Goed dan. Laat me uitpraten en zeg niks. Knoop dit in je oren. Junior: we kunnen het bedrijf niet met zachte handschoenen blijven aanpakken tot ze uit zichzelf tot rede komen. Mijn oom en die andere lapswanzen denken misschien dat het werkt, maar ze staan te fluiten voor een rattenhol. Ze zijn oud en afgeleefd, en het bedrijf weet dat. Het bedrijf wil helemaal niet onderhandelen. We zijn op onszelf aangewezen, jij en ik. We moeten ze rond de tafel krijgen, met alle mogelijke middelen, en ze aan het verstand brengen dat ze de fabriek weer in bedrijf moeten stellen. Ja? Okay. Er is dus iets extra's nodig. ' Hij kwam zo dicht bij Junior dat deze zijn bieradem kon ruiken.

'Wanneer dat gebeurt, moet het van zo'n omvang zijn dat de landelijke overheid in het geweer komt. Het is niet genoeg als het een gewoon ongeluk lijkt. Ook niet als het de schuld lijkt van het bedrijf. Dan gebeurt er niks. Er moeten slachtoffers zijn, mogelijk zelfs dodelijke. '

Juniors mond zakte open, maar hij schudde toen zijn hoofd. 'Man, dit is krankzinnig... '

'Ook als het op die manier lukt?' vroeg Derry fel. 'Omdat het dan moet lukken? Iedere oorlog kost offers, Junior. En dit is een oorlog, vergis je niet. En die oorlog gaan wij winnen. Maar dat gebeurt niet als het bedrijf niet verantwoordelijk wordt gehouden voor iets waar ze zich niet uit kunnen lullen. En ook niet als het niet landelijk de aandacht trekt. '

'Maar je kunt toch niet... Toch niet zomaar... ?'

'Zeg het maar, Junior, ' siste Derry uitdagend.

'Iemand koud maken, verdomme!'

'Nee? Waarom niet, in godsnaam?'

Natuurlijk kon hij het. In feite had hij er al toe besloten. Hij zou het doen omdat het nodig was. En omdat het een oorlog was volgens hem, en in een oorlog kwamen mensen om. Hij had het de vorige dag overdacht, nadat hij op het idee was gekomen van een ongeluk. Het was bijna als een gesprek met een vertrouwde vriend, zoals hij het met zichzelf besprak en uitwerkte. Het klopte allemaal perfect, daar was hij zeker van.

Junior bleef zijn hoofd schudden. 'Goddomme Derry, je hebt het over moord!'

'Om de donder niet. Dat woord wil ik niet horen. In een oorlog is het geen moord. Het is gewoon... Hoe noem je dat? Een offer voor het hogere doel. Voor het algemeen belang, van jou, mij en de rest. Dat snap je toch wel?'

Junior knikte weifelend. Hij had nog steeds grote moeite met het idee. 'Nou vooruit, het is een oorlog. Dus dat ligt anders. En het moet een ongeluk zijn, ja? Als onderdeel van een groter geheel?' Hij veegde met de rug van zijn hand langs zijn mond en keek Derry opnieuw met argwaan aan. 'Maar het gebeurt toch met opzet?'

Derry Howe keek onbewogen terug. Wat een zultkop, die Junior. Hij dwong zich tot een glimlach. 'Natuurlijk niet. Het zal ook echt een ongeluk zijn. Dan vallen er nu eenmaal slachtoffers. Dan hebben we een echte tragedie waar iedereen van ondersteboven is. Maar het bedrijf vooral, omdat het hun schuld is. '

Hij legde zijn hand om Juniors nek en haalde hem met zijn gespannen gezicht dicht naar zich toe. 'Onthou dit goed, Junior, ' fluisterde hij. 'Het zal niet onze schuld zijn, maar die van de firma. Van het onaantastbare MidCon. ' Hij kneep Junior ruw in zijn nek. 'Ze zullen op hun knieën weer naar de onderhandelingstafel willen. Ze zullen erom smeken. Wacht maar af, Junior. Wacht maar af. '

Junior Elway pakte het restant van zijn bier.

Tess bleef nog een poosje in de autoband zitten, verzonken in gedachten over John Ross. Toen klom ze eruit en keek het donkere park in. Ze vroeg zich af of de demon waarop hij jacht maakte zich daar verschool. En of die de voorkeur gaf aan de donkere spelonken waarin de Vreters huisden boven de verlichte huizen van de mensen waar hij jacht op maakte. Ze zag Minx, die iets onzichtbaars besloop. Ze keek hoe de kat zich geluidloos door het donker bewoog, zijdezacht en dodelijk, en voelde heel

even hoe het moest zijn om zo opgejaagd te worden.

Ze liep naar het huis en dacht erover naar bed te gaan, in de wetenschap dat ze maar een uur of twee kon slapen voor haar ontmoeting met Twee Beren bij de grafheuvels. Ze vroeg zich af wat hij van dit alles wist. Wist hij van de demon en John Ross af, en van de strijd tussen die twee? Wist hij van het Woord en de Leegte af? En van het bestaan van deze andere wereld, van de betrokkenheid daarvan bij de mensenwereld, en van de banden tussen die twee? Ze wist zeker dat hij heel veel wist wat hij voor haar verzweeg, net als John Ross. Ze vroeg zich af of ze met hun komst naar Hopewell een gemeenschappelijk doel hadden, mogelijk een dat niemand anders kon herkennen en dat zowel verband hield met de geesten van de Sinnissippi als met de komst van de demon. Ze zuchtte en schudde haar hoofd. Het was allemaal giswerk, maar daar moest ze het mee doen.

Bij de hordeur bleef ze even staan toen ze stemmen vanuit de keuken hoorde. Haar grootouders hadden een woordenwisseling. Ze aarzelde en liep toen langs de zijkant van het huis naar het raam boven het aanrecht om te luisteren. Dat was niet haar gewoonte, maar ze hoorde de naam John Ross en ze was nieuwsgierig of hij de oorzaak was van de twist.

'Hij lijkt mij een prima jonge kerel, ' zei haar grootvader. Hij leunde tegen het aanrecht, met zijn rug naar het raam. Tess kon zijn schaduw zien in een lichtplas op de grond. 'Hij was sympathiek en open, zoals hij me aansprak bij Josie's. Hij vroeg nergens om. Het was mijn idee om hem te eten te vragen. '

'Je bent te goed van vertrouwen, Robert, ' antwoordde haar grootmoeder. 'Dat ben je altijd al geweest. '

'Er was geen enkele reden om dat niet te zijn. '

'Vind je het niet een beetje vreemd dat hij zo onaangekondigd, zonder uitnodiging, opduikt om ons te zien en over een meisje te praten dat hij ruim vijftien, zestien jaar geleden heeft gekend? Een meisje dat sinds die tijd dood is, terwijl we nooit van hem gehoord hebben? Herinner jij je dat Caitlin ooit iets over hem heeft gezegd, of zelfs maar zijn naam heeft genoemd?'

Bob dronk van zijn koffie en dacht na. 'Nee, maar dat wil niet zeggen dat ze hem niet kende. ' 'Maar ook niet dat hij haar vriend was. ' Tess zag precies voor zich hoe Evelyn aan de keukentafel zat met een sigaret en haar whisky met ijs in haar hand. 'De manier waarop hij naar Tess keek, beviel me niet. '

'Mijn god, Evelyn. '

'Laat God erbuiten, Robert! Gebruik liever je verstand! Stel dat John Ross niet is wie hij beweert te zijn. Stel dat hij heel iemand anders is. '

Het getinkel van ijsblokjes in een leeg glas klonk, en het aansteken van een sigaret. Tess zag haar grootvader zijn kopje neerzetten en hoorde hem zuchten.

'Hij is verdwenen, Evelyn. Die komt nooit meer terug. '

Evelyn schoof haar stoel naar achteren en stond op. Tess kon horen dat ze naar het aanrecht liep en zich inschonk. 'O, reken maar dat hij komt, Robert. Hij komt. Dat heb ik altijd geweten, vanaf het moment dat Caitlin stierf en hij verdween. '

'Waarom zou hij?' Bobs stem klonk wrevelig. 'Evelyn, dit kun je niet menen. '

Tess stond als versteend in het donker en kon zich hier niet van losmaken.

'Hij wil Tess hebben, ' zei Evelyn zacht. Ze zoog aan haar sigaret en nam een flinke slok. Tess hoorde alle geluiden duidelijk tussen de woorden door. 'Hij heeft haar altijd willen hebben. '

'Tess? Waarom zou hij dat willen na al die tijd?'

'Omdat ze van hem is, Robert. Ze behoort hem toe, en zolang hij leeft zal hij nooit iets opgeven. Weet je dat nu nog niet, na alles wat er met Caitlin is gebeurd?'

Het werd weer stil, met alleen wat geluiden die Tess niet kon thuisbrengen. Gemompel misschien. Haar grootvader richtte zich op voor het raam.

'Het is vijftien jaar geleden, maar ik herinner me hem nog heel goed. ' Bob sprak zacht maar duidelijk. 'John Ross lijkt totaal niet op hem, Evelyn. Hij is niet dezelfde. '

Evelyn liet een schamper lachje horen. 'Echt, Robert. Soms sta ik versteld van je. Hij lijkt niet op hem? Dacht je dat hij niet kan lijken op wie hij wil? Besef je dan niet wat hij is?'

'Evelyn, begin nou niet weer. '

'Soms ben je een stomkop, Robert, ' zei Evelyn scherp. 'Als je wilt blijven doen of ik een gek oud mens ben dat zich dingen verbeeldt die er niet zijn, mij best. Als jij wilt doen of er geen Vreters in het park zijn, ook best. Maar er zijn dingen die je niet weg kunt poetsen, en hij is daar een van. Je hebt gezien wat hij was. Je hebt gezien wat hij Caitlin aandeed. Hij is tot alles in staat en hij komt, voor Tess, en dan zal hij niet zo stom zijn om er hetzelfde uit te zien als toen hij vertrok. Doe jij maar wat je wilt, Robert, maar ik neem mijn maatregelen. '

Het werd weer stil. Tess wachtte, benieuwd naar meer.

'Het kon je anders weinig schelen dat hij met haar het park in ging, ' zei Bob ten slotte.

Evelyn zweeg. Tess hoorde haar het glas pakken en neerzetten.

'Dus misschien is er minder reden tot vrees dan jij me wilt laten geloven. Misschien weet jij ook niet zeker of John Ross die iemand anders is. '

'Misschien, ' zei Evelyn zacht.

'Ik heb hem voor morgen mee naar de kerk gevraagd, ' zei Bob enigszins uitdagend. 'Hij kan bij ons zitten. Kom je ook?'

Het bleef even stil. 'Ik denk het niet, ' zei Evelyn.

Tess haalde diep adem. Haar grootvader liep van het raam weg. 'Ik heb hem ook gevraagd voor een picknick in het park met ons, na afloop. Dan kunnen we nog wat praten. ' Bob schraapte zijn keel. 'Ik mag hem, Evelyn. Volgens mij vindt Tess hem ook aardig. Ik zie geen enkele reden om bang voor hem te zijn. '

'Vind je het goed als ik daar het mijne van blijf denken?' antwoordde Evelyn even later. 'Op die manier worden we niet allemaal verrast. ' Ze lachte zachtjes. 'Bespaar me die blik. En vraag me niet of ik er nog een neem, want dat doe ik. Ga naar bed, Robert. Ik red me wel. Dat doe ik al jaren. Ga nu. '

Tess hoorde haar grootvader zwijgend weggaan. Ze bleef nog een tijdje naar het verlichte keukenraam staren en naar de stilte luisteren. Toen sloop ze als een schim terug in het donker.