-4-
De demon stapte vanuit Josie's de middaghitte in en voelde zich er prima bij. Misschien dat hij zich door zijn waanzin zo prettig voelde bij de felle gloed en de verstikkende hitte van de zon, want die brandde met onverminderde kracht. Of misschien kwam het door zijn diepe, blijvende voldoening over het feit dat hij met deze stad en zijn inwoners kon doen wat hij wilde.
Hij volgde Derry Howe en Junior Elway naar de Jeep Cherokee van de laatste en maakte het zich gemakkelijk op de achterbank, waarbij het tweetal zich nauwelijks van hem bewust was. Dat was een kunst die hij had aangeleerd: zozeer op te gaan in zijn omgeving dat hij er deel van leek uit te maken, en zich zo vertrouwd te laten lijken dat zelfs wie vlak naast hem zat niets bijzonders in zijn aanwezigheid zag. Volgens hem had hij nog net genoeg van hen in zich om dit voor elkaar te krijgen. Hij was zelf ooit een mens geweest, maar zo lang geleden dat hij het nauwelijks nog wist. Het restant van zijn menselijkheid was nog net een schimmige herinnering, zodat hij zich als een mens kon voordoen in de mate die zijn dubbelhartigheid vereiste. Zijn geleidelijke omvorming van mens tot demon had het restant uitgedreven. En hij had na enige tijd gemerkt dat hij het niet miste.
Junior zette de ventilatie van de jeep aan, waardoor hete lucht in de dichte cabine werd geblazen. Junior en Derry draaiden terwijl ze wegreden hun raampje omlaag om de hitte te laten ontsnappen, maar de demon ademde die met een voldane glimlach in.
Hij was nu ruim een week in Hopewell en had niet eerder willen komen, omdat John Ross nog steeds fanatiek jacht op hem maakte en een verontrustend vermogen aan den dag legde hem op te sporen, zelfs waar dit onmogelijk had moeten zijn. Maar er was een week verstreken, 4 juli naderde en het leek mogelijk dat Ross deze keer een stap te traag zou blijken. Het was belangrijk dat Ross niet ingreep, want de demon had zijn destructieve zaad diep gezaaid en had lang moeten wachten tot het opkwam. Inmiddels was de oogst nabij, en de demon wenste geen enkele stoornis. Alles was gereed, alles waar hij zo lang en zo hard aan had gewerkt: een slimme drogreden, een apocalyptische ineenstorting en een onomkeerbare omvorming die de komst van de Leegte en de uitbanning van het Woord zouden bespoedigen.
De mogelijkheden duizelden hem terwijl de jeep van Second Avenue Fourth Street in reed, in westelijke richting de stad uit. Links was iets te zien van de lange donkere golfplaatdaken van MidCon Steel, door openingen heen in de rijen huizen, die hun vroegere glans geheel hadden verloren. De airco was aangezet en nu de ramen dicht waren moest de demon het doen met zijn innerlijke hitte. Zijn hartstocht omwikkelde hem als een cocon waarin hij zich kon terugtrekken en waarmee hij zich kon voeden. Het was een rood waas van onverdraagzaamheid, haat en machtshonger.
'Die ouwe knakkers weten er geen moer van, ' zei Derry Howe, die achterover in zijn kuipstoel zat. Zijn spitse hoofd glom in de zon. 'Ik ben niet van plan nog langer naar ze te luisteren.
Die zitten daar maar en hebben het over niks, de ouwe lamzakken. '
'Ja, die zien het niet zo scherp, ' beaamde Junior.
Nee, niet zoals jullie,dacht de demon voldaan. Niet met het heldere inzicht dat ik jullie heb gegeven.
'We moeten iets doen als we onze baan willen houden, ' zei Derry. 'We moeten zien te voorkomen dat het bedrijf de bond de nek omdraait, en wel meteen. '
'Ja, maar hoe krijgen we dat voor elkaar?' vroeg Junior met een weifelende blik, terwijl hij met grote snelheid een op rood springend verkeerslicht passeerde.
'O, daar zijn methoden voor. Neem dat maar van me aan, maat. '
Ja, daar zijn een heleboel methoden voor.
Derry Howe keek Junior grijnzend aan. 'Je kent toch het gezegde: waar een wil is, is een weg? Nou, de wil heb ik. Nu nog de weg. En die zal ik ook vinden, reken maar van yes! Laat ouwe Bob en die anderen maar geduldig afwachten, tot ze een ons wegen. '
Ze kruisten Avenue G langs het bandencentrum, het tankstation en de supermarkt, en reden verder naar de maïsvelden. De fabrieksgebouwen waren nog steeds te zien achter de dwarsstraten en tussen de oude huizen. Heel MidCon lag langs de noordoever van de Rockrivier. De demon bestudeerde de woonhuizen en de mensen die ze passeerden. Ze waren van hem, hij kon ze grijpen als hij wilde, maar daar wilde hij nu niet aan denken. Dit was een kweekbodem en verder niets. Op 4 juli zou alles en iedereen overgaan in de handen van de Vreters, en hij zou op weg zijn naar elders. Het was ook zijn wereld, maar hij voelde er geen binding mee. Wat hem dreef en een levensdoel gaf was zijn werk, en zijn dienstbaarheid aan het duistere, chaotische visioen van de Leegte liet daarnaast niets toe. In zijn leven waren alleen behoefte en drift, die bevredigd moesten worden door zijn waanzin bot te vieren, en niets van zijn omgeving of de wezens die er woonden hadden enige betekenis voor hem.
De jeep reed langs een sloperij met opgestapelde autowrakken en oude vrachtauto's die wel nooit meer zouden rijden. Van achter de omheining loerden twee dobermanns met bloeddorstige ogen. Die zijn erop afgericht iedere indringer aan te vallen en te verscheuren, dacht de demon, en dat sprak hem wel aan.
Hij liet zijn gedachten de vrije loop, met de stemmen van Derry en Junior als prettig achtergrondgeluid. Hij was te voet naar Hopewell gekomen, doelbewust en vastbesloten. Hij wilde namelijk de geur van de stad opsnuiven en deze moest zich aan hem presenteren, wat niet goed zou lukken wanneer hij per auto of bus kwam. Hij verscheen als een soort luchtspiegeling, die gestalte kreeg door zinsbegoocheling en wanhoop, en door valse hoop tot leven kwam. Hij liep een arme buurt aan de rand van de stad in. Vervallen huizen waren opgelapt met asfaltpapier en stukken zeil, de verf bladderde van de houten wanden, de daken vertoonden gaten en de tuinen waren woestenijen, bezaaid met kapot speelgoed, roestende voertuigen en afgedankte apparaten. Binnen die benauwde onderkomens huisden de restanten van wanhoop en ontgoocheling. Vervuilde kinderen speelden vreugdeloos in de schaduw van de bomen. Die wisten al wat de toekomst zou brengen. Hun jeugd liep al ten einde. De demon passeerde hen met een glimlach.
Op de hoek van Avenue J en Twelfth Street, te midden van vervallen loodsen, weilanden en wat verspreide woonhuizen, stond een jongen met een grote hond langs de weg. Het dier, dat wel veertig kilo woog, was een onbestemde bastaard met een dichte vacht vol donkere plekken. De jongen hield het naast zich aan een ketting. De hond had diepliggende, onheilspellende ogen en uit zijn houding sprak met moeite beheerste woede. Hij had een intuïtieve afkeer van de demon, zoals alle dieren, maar hij was ook bang voor hem. De jongen was een jaar of vijftien en droeg een spijkerbroek, een T-shirt en hoge sportschoenen, allemaal versleten en vuil. De houding van de jongen was opeens gespannen waakzaam, net als van de hond. Hij was groot en sterk en duidelijk geneigd tot agressie. Het meeste van wat het leven hem had geboden had hij verkregen door bedreiging of diefstal. Wanneer hij lachte, zoals nu, deed hij dat zonder warmte.
' Hé daar, ' zei de jongen.
Het minzame gezicht van de demon verried niets. Gewoon weer zo'n stom stuk ongeluk, dacht de demon terwijl hij naderde. Gewoon weer een mislukte poging in het mislukte leven van iemand. Hij wilde hier zijn visitekaartje afgeven, met deze jongen, om zijn komst aan te kondigen en op te eisen wat nu van hem was. En hij zou dat doen met bloed.
'Als je erdoor wilt, kost dat je een dollar, ' riep de jongen de demon toe.
De demon bleef midden op de weg staan, in de volle zon. 'Een dollar?'
'Ja, dat is de tol. Anders moet je omlopen. '
De demon keek om naar de straat waardoor hij was gekomen en keek de jongen weer aan. 'Dit is een openbare weg. '
'Niet voor mijn huis. Voor mijn huis is het een tolweg, en de doorgang kost een dollar. '
'Dat geldt dan zeker alleen voor voetgangers. Ik denk niet dat zelfs een gemeen loeder als die hond van jou een auto kan tegenhouden. ' De jongen staarde hem niet-begrijpend aan. De demon haalde zijn schouders op. 'Dus die hond haalt die dollar voor je op?'
'Die hond haalt een stuk uit je reet als je niet betaalt!' beet de jongen hem nijdig toe. 'Wil je meemaken hoe dat voelt?'
De demon bestudeerde de jongen even. 'Hoe heet die hond?'
'Doet er geen ene moer toe! Betaal die dollar nu maar!' De jongen zag rood van woede.
'Ja, als ik niet weet hoe hij heet, ' zei de demon zacht, 'hoe moet ik hem dan terugroepen als hij iemand aanvalt?'
De hond voelde de woede van de jongen. Zijn nekharen gingen overeind staan en hij ontblootte met een laag gegrom zijn landen, ik zou die dollar maar geven, maat, ' zei de jongen. Een vals lachje speelde om zijn lippen terwijl hij naar de hond keek en veelbetekenend met de ketting slingerde.
'Tja, dat gaat niet, ' zei de demon. 'Ik heb nooit geld bij me. Dat heb ik namelijk niet nodig. De mensen geven me gewoon wat ik wil. Ik heb niet eens een grote hond nodig om ze zover te krijgen. ' Hij glimlachte innemend, met zijn vreemde ogen strak op de jongen gericht. 'Dat hoor je zeker niet graag?'
De jongen staarde hem aan. 'Ik zou maar gauw betalen, zultkop, of ik maak deze ketting los!'
De demon schudde afkeurend zijn hoofd. 'Dat zou ik niet doen. Ik zou die ketting maar stevig vasthouden tot ik een heel eind weg ben. ' Hij stak zijn handen in zijn zakken en hief zijn hoofd op. 'Luister eens. Ik wil je een kans geven. Je hebt net een grote vergissing begaan, maar dat wil ik door de vingers zien. Ik vergeet de hele zaak als jij je excuses maakt. Zeg gewoon dat het je spijt, dan is daarmee de kous af. '
De mond van de jongen viel open. 'Wat? Wat zei je?'
De glimlach van de demon werd breder. 'Je hebt me wel verstaan. '
De jong wist kennelijk niet hoe hij het had en stond even als aan de grond genageld. Toen liet hij zich onder een stroom van verwensingen op een knie vallen en maakte de ketting los van de halsband. 'Wacht maar, ' gromde hij naar de demon, terwijl hij met verwilderde ogen de ketting op de grond wierp.
Maar de demon had zijn kunsten al gemobiliseerd, met een onopvallend handgebaar dat wel wat weg had van de zegening van een dominee bij het einde van de dienst. Uiterlijk leek er niets te veranderen. De demon stond nog steeds in de zinderende hitte, met zijn hoofd schijnbaar devoot geheven en een uitgestreken gezicht. De jongen wankelde overeind terwijl hij de hond losliet en met een woedende kreet ophitste. Maar er was iets totaal aan hem veranderd. Hij had alles van een angstig konijn dat uit zijn schuilplaats is verjaagd en zich wanhopig in veiligheid probeert te brengen. De hond reageerde instinctief. Hij keerde zich op slag tegen de jongen en vloog hem naar de keel. De jongen gaf een schreeuw van schrik toen de hond hem aanviel en tegen de grond wierp. Hij viel op de aarde van zijn voortuin en probeerde met zijn handen zijn gezicht te beschermen. De hond beet wild en de jongen gilde het uit. Bloeddruppels vlogen door de lucht en in de aarde vormden zich rode sporen.
De demon bleef even staan kijken voor hij zijn weg vervolgde. Later las hij dat de jongen voor zijn huis zo was toegetakeld dat hij aan de hand van zijn gebit geïdentificeerd moest worden. De bloederige massa van zijn gezicht was voor zijn familie onherkenbaar. De hond, die de buren omschreven als zijn beste vriend, werd tien dagen in quarantaine gehouden om vast te stellen of hij rabiës had, en werd toen afgemaakt.
Junior Elway parkeerde de Jeep Cherokee voor het vervallen flatgebouw op de hoek van Avenue L en West Third, waar Derry Howe woonde. Ze praatten nog wat terwijl de demon luisterde, en spraken voor die avond af bij Scrubby's voor een pizza en bier. Beiden waren gescheiden veertigers en vonden dat ze een vrouw nog heel wat te bieden hadden. Derry Howe stapte uit de jeep en de demon volgde zijn voorbeeld. Samen liepen ze over het trottoir terwijl Junior Elway wegreed.
In het flatje snorde en rammelde de raamventilator in zijn gevecht tegen de hitte. Hij was niet tegen zijn taak opgewassen en het was binnen om te stikken. Derry Howe liep naar de koelkast, haalde er een flesje bier uit, ging terug naar de woonkamer en plofte neer op de bank. Hij had moeten posten bij fabriek 3, maar had zich de vorige avond ziek gemeld met rugklachten. De toezichthouder van de bond wist waarschijnlijk dat het een smoes was, maar accepteerde het. Derry putte hier moed uit en vroeg zich af of hij zich die zondag weer kon drukken.
De demon ging zitten in de schommelstoel die nog van Derry's grootmoeder was geweest en die zijn moeder hem had gegeven toen hij nog getrouwd was en ze nog toekomst zag voor hem. Nu zag niemand enige toekomst voor Derry Howe, na zijn diensttijd in Vietnam, gevolgd door zijn mislukte huwelijk met een meisje dat hem wel even zou veranderen, vele aanhoudingen op verschillende beschuldigingen, gevangenisstraf en twintig jaar bij MidCon met slechts één bevordering en vele berispingen aan zijn broek. Zijn levenspad ging dus niet over rozen, en het ging er nu alleen nog om hoever het nog doorliep en hoeveel dieptepunten er nog zouden volgen.
Het had de demon weinig moeite gekost iemand als Derry Howe te vinden. Daar waren er zoveel van. De demon vond hem op de tweede dag na zijn aankomst in Hopewell, gewoon door coffeeshops en cafés langs te gaan en te luisteren naar wat de mensen in de stad te vertellen hadden. Hij was meteen bij Howe ingetrokken, maakte zich tot iets onmisbaars in diens leven en hersenspoelde hem zodanig dat hij op de vereiste manier begon te denken en praten. Helemaal niet moeilijk, maar beslist noodzakelijk, wilde de demon slagen met zijn plannen. Hij was nu Derry Howes schaduw, zijn geweten, zijn klankbord, en zijn advocaat van de duivel. Zijn eigen, persoonlijke demon. En omgekeerd was Derry Howe zijn schepping.
De demon zag Howe zijn bier opdrinken, door de benauwde kamer scharrelen, naar de keuken lopen en in de rommelige koelkast een nieuw flesje zoeken. De demon wachtte geduldig. Zijn leven was gewijd aan de zaak, en die vergde veel geduld. Hij had alles opgeofferd om te worden wat hij was, maar hij wist sinds zijn omvorming door de handen van de Leegte dat offers nodig waren. Na zijn overgave aan de Leegte had hij zich schuilgehouden tot zijn geweten was weggerot en hij er geheel vrij van was. Zijn naam bestond niet meer. Zijn voorgeschiedenis was vervaagd. Zijn menselijkheid was opgelost en tot stof vergaan. Alles wat hij was geweest verdween bij die verandering, zodat hij nu was herboren in zijn huidige leven en zijn hogere gedaante. In het begin was dat zwaar en ooit had hij er op een moment van grote zwakte en wanhoop zelfs over gedacht af te zien van wat hij zo graag wilde. Maar uiteindelijk won zijn verstand het en hij deed van alles afstand.
Nu was de zaak zijn drijfveer, die hem voedde en zijn levensdoel uitmaakte. De zaak was alles, en de Leegte omschreef deze naar behoefte. Voorlopig, voor dit korte moment, was de zaak de vernietiging van deze stad en zijn inwoners. Hij was de bevrijding van de Vreters die in de grotten onder Sinnissippi Park op de loer lagen. Hij was de ontaarding van Derry Howe. Hij was de brenger van chaos en waanzin in de geborgen wereld van Hopewell.
En hij was nog iets, het belangrijkste van allemaal.
Derry Howe ging met een grom weer op de bank zitten en dronk van zijn bier. Hij keek naar de demon en zag hem voor het eerst duidelijk, omdat de demon eindelijk wilde spreken.
'We moeten iets doen, maat, ' zei Derry Howe ernstig, knikkend om het belang van zijn uitspraak te benadrukken. 'We moeten die klootzakken tegenhouden voor ze ons breken. '
De demon knikte. 'Als vakbondsmannen de afzetting doorbreken en weer aan het werk gaan, is de staking voorbij. '
'Dat kunnen we niet toelaten. ' Howe wrong met zijn grote handen langzaam om de bierfles. 'Die vuile verraders! Die denken dat ze de rest van ons buitenspel kunnen zetten!'
'Wat gaan we doen?' zei de demon peinzend.
'Er een paar overhoop schieten! Dan zien ze dat het menens is!'
De demon dacht over het idee na. 'Maar dat weerhoudt de anderen er misschien niet van weer aan het werk te gaan. En jij draait de bak in. Dan kun je niet veel meer doen, wel?'
Derry Howe fronste en nam een lange teug uit de fles. 'Hoe moet het dan, maat? We moeten iets doen. '
'Bekijk het zo eens, ' zei de demon, die dit lang tevoren al had gedaan. 'Het bedrijf is van plan de veertien inch weer te starten met eigen vakmensen en onderkruipers om de gaten te vullen. Wanneer ze een fabriek aan het draaien krijgen en wat vakbonders terug weten te halen, krijgen ze de rest ook aan het draaien. Dan krijg je een sneeuwbaleffect. '
Howe knikte met een verhit gezicht. 'Ah, juist. '
De demon glimlachte voldaan. 'Dus wat gebeurt er als het bedrijf de nummer 3 niet aan de gang krijgt? Wat gebeurt er als ze de veertien inch niet kunnen opstarten?'
Derry Howe staarde hem zwijgend aan en overdacht het.
De demon hielp hem op weg. 'Wat gebeurt er als het iedereen duidelijk wordt hoe gevaarlijk het is om langs de afzetting te gaan en in de fabrieken te werken? Wat gebeurt er dan, Derry?'
'Juist ja. ' Er gloorde licht in Derry Howes doffe ogen. 'Niemand gaat door de poort, de staking duurt voort en het bedrijf moet toegeven. Ja, ik snap het. Maar waarom zouden ze de veertien inch niet opstarten? Ze hebben alleen maar arbeiders nodig. Of er moet... '
De demon sprak de woorden voor Howe uit, bijna alsof deze ze zelf bedacht. ' Of er moet een ongeluk gebeuren. '
'Een ongeluk, ' hijgde Derry Howe. Zijn hoekige gezicht verried grote opwinding. 'Een echt zwaar ongeluk. '
'Dat gebeurt soms, ' zei de demon.
'Ja, dat is toch zo? Een ongeluk. Misschien zelfs met doden. Ja. '
'Denk erover na, ' zei de demon. 'Je komt wel op een idee. '
Derry Howe glimlachte en dacht koortsachtig na. Bier drinkend peinsde hij over de mogelijkheden die de woorden van de demon aangaven. Het zou in dit stadium niet al te veel moeite kosten. Een paar extra duwtjes. Een flinke duw in de juiste richting. Howe had in Vietnam als geniesoldaat het nodige helpen vernietigen. Het zou hem weinig moeite kosten die kennis hier in praktijk de brengen. Er was niet eens moed voor nodig. Het vereiste alleen maar stompzinnigheid en blinde overtuiging, en daar bezat Derry Howe ruim voldoende van. Daarom had de demon hem uitgekozen.
De demon leunde weer achterover in de schommelstoel en staarde voor zich uit. Het verveelde hem opeens. Het lot van Derry Howe was van zo weinig belang. Hij was slechts een van de vele lucifers die wachtten tot ze werden afgestreken. Misschien zou hij vlamvatten. Dat wist je maar nooit. De demon had lang geleden geleerd dat een explosie meestal het gevolg was van een reeks vonken. Aan dit inzicht had hij veel gehad. Derry Howe was een van de vonken die de demon de volgende drie dagen zou veroorzaken. Sommige zouden beslist tot brand leiden; andere misschien zelfs tot een explosie. Maar welbeschouwd dienden ze alleen maar om de aandacht af te leiden van het werkelijke doel waarvoor de demon naar dit onbetekenende stadje in het Midden-Westen was gekomen. Wanneer alles liep zoals zijn bedoeling was, en hij had alle reden om dit aan te nemen, zou hij weg zijn voor iemand enig idee had van het belang dat hij in het meisje stelde.
En dan zou het natuurlijk te laat zijn om haar te redden.