-27-
De demon kwam van achter de garage uit de schaduw van een van de oude notenbomen. Tess verstijfde en dacht nergens meer aan. Ze werd zo verrast door zijn verschijning dat ze niet eens een schreeuw gaf. Ze bleef gewoon verdoofd naar hem staren. Zijn minzame gezicht was zonder uitdrukking, alsof het doodgewoon was dat hij haar zo benaderde. Hij bestudeerde haar met zijn bleekblauwe ogen, en zijn blik was bijna teder. Hij leek iets aan haar te zien wat ze zelf niet zag, en hij leek dat te meten, te wegen en alle aandacht te geven. Ze hoorde Evelyns woorden die in haar oor werden geschreeuwd. Wanneer hij bij je komt. Wanneer hij bij je komt. De woorden werden gesmoord in een oorverdovende schelheid. Ze wilde zich van hem losmaken en het veilige huis in rennen, maar zijn blik hield haar vast. Hoe ze ook worstelde, ze kon niet ontsnappen. Ze voelde tranen opkomen. Woede en afschuw welden in haar op, maar zelfs die gevoelens hadden niet de kracht om haar te bevrijden.
Toen hief de demon zijn hoofd, alsof iets zijn aandacht trok. Hij glimlachte naar haar, alsof hij een binnenpretje had. Hij bracht zijn vingers naar zijn lippen en blies haar een kus toe. Even later verdween hij weer achter de garage.
Tess stond als aan de grond genageld, met trillende handen. Ze wachtte of hij terugkwam, voor haar, zoals Evelyn had gezegd. Maar er gebeurde niets. Het schelle geluid in haar oren verstomde en ze hoorde weer de geluiden van de mensen in het park, het zingen van de roodborstjes, en de auto's die over Woodlawn Road reden. Ze zoog haar longen vol lucht om zich te herstellen.
'Tess!'
John Ross kwam langzaam aangestrompeld door het gat in de heg, en ze was ontzettend opgelucht. Zonder zich te bedenken rende ze door de tuin naar hem toe, bijna met een kreet van dankbaarheid. Het was alsof ze zich door zo te rennen van ketenen bevrijdde en haar angst en walging van zich afschudde.
Bij John Ross gekomen wierp ze zich in zijn armen.
'Hé, hé, rustig maar, ' zei hij, terwijl hij zijn vrije arm geruststellend om haar schouder sloeg. 'Wat is er aan de hand, Tess? Hou eens op met huilen. '
Ze schudde haar hoofd tegen zijn borst, vocht tegen haar tranen en hapte naar lucht, terwijl hij iets probeerde te zeggen. Al haar woede, angst, afschuw en verdriet van de vorige nacht verdampte als regen op warm beton na een onweersbui.
'Ik hoorde van je grootmoeder en ben meteen gekomen, ' zei hij zacht. 'Het spijt me, Tess. Ik wou dat ik het had geweten, dan had ik geprobeerd het te voorkomen. Ik weet hoe je je moet voelen en hoe zwaar het moet zijn. '
'Het doet zo'n pijn, ' bracht ze ten slotte met moeite uit.
'Dat kan ook niet anders als je iemand verliest van wie je zoveel houdt, ' antwoordde hij.
Ze schudde langzaam haar hoofd, nog steeds tegen hem aan gedrukt, zodat haar wang over zijn shirt wreef. 'Waarom gebeurde dit? Waarom deed hij het? Wilde hij haar betaald zetten wat ze hem als meisje had aangedaan? Is dat het?' Haar stem klonk hoger en de woorden kwamen sneller. 'John, hij was net hier. Hij stond bij de garage naar me te kijken. Ik kon me niet bewegen! Als jij niet was gekomen... ' Ze dacht er niet meer over hem nog meneer te noemen.
'Rustig maar, Tess het is in orde. ' Hij klopte haar kalmerend op de rug.
Ze hield hem steviger vast. 'Oma liet een briefje achter, John. Vlak voor ze stierf. Ze wist wat er ging gebeuren. In dat briefje staat dat de demon ook voor mij zal komen. Voor mij! Waarom?'
De woorden bleven nadrukkelijk hangen in de stilte die volgde. Ross zweeg, maar zei daarmee alles. Tess zag de afgrond waaraan ze probeerde te ontkomen weer dichterbij komen. Ross wist het, maar wilde het haar niet vertellen. Net als Evelyn had hij geheimen. Ze begon de moed te verliezen. Ze hoorde de hordeur opengaan en zag haar grootvader, die haar zocht. Ze had het gevoel dat ze geen kant meer op kon door haar onwetendheid en verwarring. Ze moest weten wat er gebeurde, en wel voor het te laat was.
Opeens kreeg ze een sterke opwelling en schraapte al haar moed bij elkaar. 'John, ' zei ze, haar gezicht naar hem opheffend. Haar hart bonsde. 'Ben je mijn vader?'
Het verdriet in zijn ogen bij deze woorden was voelbaar. Hij keek haar met zo'n intense blik aan dat ze de indruk kreeg dat hij niet onder woorden kon brengen wat hij voelde.
'Mijn oma leek namelijk zo argwanend en wrokkig tegenover jou, ' vervolgde Tess, in een poging het hem gemakkelijker te maken om te zeggen wat ze zeker dacht te weten. 'Maar ik hoorde haar dingen tegen opa zeggen waar het vrij duidelijk uit bleek... Ik ben niet boos of zo, hoor. Ik wil alleen... '
Hij legde zijn hand op haar wang. 'Tess, ' zei hij zacht, ' ik wou bij God dat ik je vader was. Daar zou ik trots op zijn. ' Hij schudde triest zijn hoofd. 'Maar ik ben het niet. '
Ze staarde hem ongelovig aan en voelde haar hoop omslaan in wanhoop. Ze was er zo zeker van geweest. Ze wist zeker dat hij haar vader was door de manier waarop Evelyn op hem reageerde, door de manier waarop hij over haar moeder sprak, door zijn voorgeschiedenis, zijn stem en zijn ogen, door alles eigenlijk. Hoe was het mogelijk dat hij het niet was?
Haar grootvader kwam eraan en Tess keerde zich naar hem om. Hij zag hoe bedrukt ze keek en zijn gezicht kreeg een verbeten trek. Hij legde geruststellend een hand op haar schouder en keek Ross aan.
'Goedemorgen, John, ' zei hij, met een ondertoon van vastberadenheid.
'Goedemorgen, ' antwoordde Ross, zijn hand wegnemend.
'Is er iets aan de hand?'
'Nee hoor. Ik kwam alleen mijn deelneming betuigen. Ik vind het vreselijk wat er gebeurd is. Ik vond haar een bijzondere vrouw. '
'Dank je voor je vriendelijke woorden en je voorkomendheid. Maar wat is er met je gezicht gebeurd?'
Tess, die nog steeds verdoofd stond te staren na het nieuws dat Ross haar vader niet was, keek even naar hem op en zag nu pas zijn verwondingen.
'Ik ben gisteravond bij het dansfeest aangevallen door een paar mannen van MidCon, ' zei Ross met een schouderophalen. 'Ze zagen me voor iemand anders aan en dachten dat ik een verklikker was van het bedrijf. '
'Een verklikker?' Bob keek ongelovig. 'Het bedrijf heeft geen verklikkers. Wie zouden die moeten bespioneren? En waarom?'
Ross haalde weer zijn schouders op. 'Het is achter de rug. Het gaat wel weer. Ik wou alleen dat ik hier was geweest bij u en Tess. '
Bob bekeek Tess even. 'Je hebt gehuild, Tess. Gaat het nu weer?'
Tess knikte, maar voelde zich vanbinnen dood. Ze keek vlug weer voor zich.
Bob wendde zich weer tot John Ross. 'Ik moet je wat zeggen, John. Evelyn had namelijk niet zulke warme gevoelens voor jou. Ze dacht dat je je misschien voor een ander uitgaf en wantrouwde je bedoelingen. Ik heb het voor je op moeten nemen. '
Hij schudde langzaam zijn hoofd. 'Maar ik moet toegeven dat er heel wat vreemde dingen zijn gebeurd sinds je komst. Tess is al dagen uit haar doen, al denkt ze misschien dat ik het niet heb gemerkt. De gebeurtenissen van vannacht hebben me aan het denken gezet. Een hoop dingen blijven raadselachtig. Ik zou je willen vragen er wat klaarheid in te brengen. '
Ross keek hem aan met een vermoeide, afwezige blik en leek er even over na te denken. 'Ik denk dat u daar wel recht op hebt, meneer Freemark. '
Bob knikte. Tess deed een stap achteruit om hen allebei te kunnen zien en kreeg het gevoel dat hier iets begon wat niet prettig zou aflopen.
'Om te beginnen die kwestie van de man die bomen vergiftigt in het park. ' Robert Freemark schraapte zijn keel. 'De vrienden van Tess hadden het daarover toen ze mijn hulp inriepen om Tess te zoeken. ' Hij vertelde in het kort de toedracht. 'Ze zeiden dat ze hen eerst naar jou had laten zoeken, en volgens mij blijkt daaruit dat jij ook van die man af weet. '
Hij zweeg afwachtend. Ross keek naar Tess. 'Inderdaad. Ik ben naar Hopewell gekomen om hem op te sporen. '
'Hem op te sporen?'
'Dat is mijn werk. '
'Je spoort mensen op? Ben je van de politie? Werk je voor de overheid?'
Ross schudde zijn hoofd. 'Ik werk voor mezelf. '
Bob keek zeer verbaasd. 'Bedoel je dat je een privédetective bent? Of een premiejager?'
'Nee, het ligt anders. '
Bob bestudeerde John Ross geruime tijd, met zijn handen losjes in zijn zij. 'Heb je mijn dochter eigenlijk wel gekend, John? Was daar iets van waar?'
'Ik wist van haar bestaan, maar ik kende haar niet persoonlijk. We hebben niet samen gestudeerd. Het spijt me, maar dat heb ik verzonnen. Ik moest contact met u leggen. Of eigenlijk met Tess. '
Weer een lange stilte. 'Waarom, John?'
'Omdat ik haar vader wel ken. '
Nu keek ook Tess hem met grote ogen aan, en haar gezicht verried afschuw. Ze slikte met een pijnlijke keel en keek even naar haar grootvader. Die zag bleek. 'Kom er maar mee voor de draad, ' zei hij.
Ross knikte en plaatste de zwarte staf voor zich om erop te steunen, alsof het gesprek hem moe maakte. Hij keek even naar de grond en toen rechtstreeks naar Tess.
'Het spijt me, Tess, maar dit zal heel erg pijn doen. Ik zou het liever niet willen vertellen, maar het moet. Hopelijk begrijp je dat. ' Hij keek Bob weer aan. 'Er wordt nogal veel gepraat over de dood van uw vrouw, meneer. Zo wordt er gezegd dat ze een waanzinnige oude vrouw was die stierf terwijl ze op hersenschimmen schoot. Dat is volgens mij niet waar. Ik denk dat ze schoot op de man die ik hier zoek, en wel uit zelfverdediging. Maar hij is een heel geslepen, gevaarlijke tegenstander, en ze kon niet tegen hem op. Hij heeft al heel wat ellende veroorzaakt, en heeft nog meer in petto. Hij is met een bepaald doel naar Hopewell gekomen, en hoewel hij het nog niet beseft weet ik wat dat doel is. '
Tess haalde diep adem terwijl zijn groene ogen haar weer aankeken. 'Hij komt voor jou. Je grootmoeder wist dat. Daarom vormde ze een bedreiging en ruimde hij haar uit de weg. '
Zijn blik was vast. 'Hij is je vader, Tess. '
In zijn droom staat de Ridder van het Woord met een haveloze bende overlevenden op een beboste heuvel ten zuiden van de brandende stad. De mensen hebben zo enorm veel tijd en energie gestoken in het vernietigen van zichzelf dat ze uitgeput zijn, en nu hebben de demonen en ontaarden vrij spel. Eerst teisterden ze tentenkampen en zwervers, maar de laatste tijd zijn de aanvallen verplaatst naar de ommuurde steden. De zwakste zijn al gevallen en de aard van de tegenstander tekent zich af. De Ridder heeft de demonen al die tijd dat de vernietiging duurt bevochten, valt ze aan wanneer hij maar kans ziet, en probeert de uitholling van de beschaving te vertragen. Maar de vloedgolf is niet te keren en een nieuw, duister tijdperk is aangebroken.
De Ridder kijkt rond om er zeker van te zijn dat de vrouwen en kinderen in veiligheid worden gebracht terwijl hij waakt. De meesten zijn al verdwenen in de nacht en de rest vervaagt als schimmen zo snel. Slechts enkelen van hen die er te laat achter kwamen dat hij de vijand niet is waken met hem. Beneden brandt de stad met luid geraas. Horden gevangenen worden weggevoerd: degenen die niet zijn gevlucht toen dat nog kon en zijn waarschuwing in de wind hebben geslagen. De Ridder sluit zijn ogen bij de droefheid en wanhoop die in hem opwellen. Het blijft hetzelfde. Hij kan ze niet dwingen te luisteren en hem te geloven.
'Kijk!' zegt een verweerde man naast hem, met een stem die hees is van angst en woede. 'Daar is ze!'
Dan ziet hij de vrouw vanuit het donker in het licht schrijden, omringd door mannen die eerbiedig op afstand blijven. Ze is lang en statig, en haar gelaatstrekken zijn kil. Hij heeft haar nooit eerder gezien, maar ze heeft toch iets bekends. Hij is onmiddellijk geboeid. Ze straalt macht en onverzettelijkheid uit. Ze is duidelijk de leidster van hen die haar omringen, en die zich haasten haar bevelen uit te voeren. Er wordt een gevangene bij haar gebracht en hij wordt gedwongen te knielen. Hij wil haar niet aankijken en houdt koppig zijn hoofd omlaag. Ze grijpt zijn haren en rukt er wild aan. Als ze hem in de ogen kijkt, gebeurt er iets verschrikkelijks. Hij wringt en kronkelt als een dier in doodsnood. Hij schreeuwt wartaal uit. Als ze met hem klaar is, kromt zijn lichaam zich alsof het op een speer is gestoken, en hij sterft stuiptrekkend in het stof.
De vrouw loopt zonder nog te kijken langs hem heen en vervolgt haar weg. De oranje gloed van de vlammen in de stad belicht haar onbezielde gezicht.
'Ken je haar?' vraagt de Ridder aan de man die zojuist sprak.
'O, zeker ken ik haar. ' De man fluistert, alsof de nachtelijke bries zijn woorden naar haar kan overbrengen. Zijn gezicht is afgetobd en vol littekens. 'Ze was ooit een meisje. Voor ze werd wat ze nu is. Haar naam is Tess Freemark. Ze woonde in het stadje Hopewell, in Illinois. Haar vader kwam bij haar op 4 juli en heeft haar voorgoed veranderd. Ze was toen veertien. Haar vader, zelf een demon, maakte haar tot een soortgenoot. Dat hoorde ik hem zeggen tegen een man die hij kende, vlak voor hij hem doodde. Dat was in een gevangenis. Had hij geweten dat ik luisterde, dan had hij mij ook gedood. '
'Vertel me over haar' zegt de Ridder zacht.
Hij gaat met de man het geboomte in om zichzelf met de mensen in veiligheid te brengen, en tijdens hun heimelijke aftocht uit de verschrikking die beneden op de vlakte plaatsvindt, doet de man zijn verhaal.
Toen John Ross die morgen wakker werd in het bed van Josie Jackson, had hij zo'n pijn dat hij zich nauwelijks kon bewegen. Al zijn spieren en gewrichten waren stijf geworden, en de gekneusde plekken op zijn bovenlijf hadden alle kleuren van de regenboog. Hij lag naast Josie en probeerde anders te gaan liggen zonder haar wakker te maken. Alles deed hem pijn en hij wist dat het dagen zou duren voor hij weer normaal kon functioneren.
De droom van die nacht hing als een gesluierde dreiging in de donkere beslotenheid van zijn geest, als een schrikbeeld dat hij niet kon verdrijven, en hij werd herinnerd aan een eerdere droom, waarin hij voor het eerst iets had gezien van het monster dat Tess Freemark zou worden.
Zal ik het haar vertellen?vroeg hij zich opnieuw af. Nu het nog niet zover is? Zal het haar helpen als ze het weet?
Toen ze opstonden, maakte Josie een warm bad voor hem en liet hem weken terwijl ze een ontbijt klaarmaakte. Hij stond zich aan te kleden toen ze met het nieuws van de dood van Evelyn Freemark kwam. Het was op de radio, maar ze was ook door kennissen gebeld. Toen Ross naar de keuken liep om te eten, was de vreugde die hem die nacht ten deel viel al aan het verbleken. Hij probeerde niets van zijn gevoelens te tonen. De demon was hem te slim af geweest. Hij had de overval van die avond niet op touw gezet omdat Ross een bedreiging vormde voor zijn plannen, maar om de handen vrij te hebben bij Evelyn Freemark. Hijzelf had zoveel zorg om Tess dat hij de mensen uit haar omgeving was vergeten. De demon was Tess aan het slopen door haar de mensen en hulpbronnen af te nemen waar ze op vertrouwde. Daar had Ross totaal niet bij stilgestaan.
Toen hij had ontbeten, zei hij tegen Josie dat hij Bob ging opzoeken. Ze bood aan met hem mee te gaan, maar hij zei dat hij dit alleen moest doen. Ze zei dat het goed was en keek vlug weg, want dat het pijn deed was in haar donkere ogen te lezen. Ze liep naar het aanrecht en ging uit het raam staan kijken.
'Blijft het hierbij, John?' vroeg ze even later. 'Zeg het gerust. '
Hij keek naar de zachte lijn van haar schouders. 'Dat weet ik niet. '
Ze knikte, haalde haar hand door haar haren en bleef uit het raam staren.
Hij had haar wel meer willen zeggen, maar het was te laat voor nadere uitleg. Hij had de vorige avond zijn eigen regels overtreden door intiem met haar te worden. Nauwe betrokkenheid bij mensen was voor een Ridder van het Woord taboe. Dat hij zijn leven waagde was zijn zaak, maar het ging niet aan dat van anderen in de waagschaal te stellen.
'Ik vertrek al gauw uit Hopewell, misschien vandaag nog. Wanneer ik terugkom weet ik niet. ' Hij keek haar in de ogen toen ze zich omdraaide. 'Ik wou dat het anders was. '
Ze nam hem even op. 'Dat zou ik graag geloven. Kan ik je schrijven?'
Hij schudde traag zijn hoofd. 'Ik heb geen adres. '
Ze glimlachte mat. 'Hmm. Zul je mij een keer schrijven?'
Hij zei dat hij zijn best zou doen. Hij kon zien dat ze meer wilde zeggen en hem wilde vragen waarom hij zo geheimzinnig, zo gesloten deed. Maar ze vroeg het niet. Ze bleef hem alleen maar aankijken, alsof ze diep vanbinnen wist dat het geen zin had en dat ze hem nooit meer terug zou zien.
Ze bracht hem met de auto naar zijn hotel, zodat hij andere kleren kon aantrekken, en zette hem daarna af bij het huis van de Freemarks. Al die tijd spraken ze nauwelijks. Maar toen hij wilde uitstappen, sloeg ze haar armen om zijn hals en kuste hem hartstochtelijk op zijn mond.
'Vergeet me niet, ' fluisterde ze, en ze liet iets van de glimlach zien die hem bij de eerste ontmoeting zo had aangetrokken.
Terwijl hij het portier dichtsloeg, ging ze recht zitten achter het stuur en reed weg zonder om te kijken.
Op dat moment besloot hij Tess Freemark over haar vader te vertellen.
Maar nu hij de verpletterende uitwerking van zijn woorden zag, twijfelde hij aan de juistheid van die beslissing. De mengeling van ontzetting en afschuw in haar ogen was schokkend. Hij kon zien dat ze van hem weg wilde kijken, zich wilde afwenden van zijn verschrikkelijke onthulling, maar dat niet kon. Ze wilde iets zeggen, maar de woorden kwamen niet. Ook Bob was verbijsterd, al wist hij lang niet alles. Hij kon niet weten dat Ross aan Tess duidelijk maakte dat haar vader een demon was.
'Mijn vader?' fluisterde ze ten slotte. 'Weet je het zeker?'
De woorden bleven in de stilte tussen hen naklinken, als een felle, boosaardige beschuldiging.
'Tess, ' begon Bob, en hij strekte zijn hand naar haar uit.
'Nee, niets zeggen, ' zei ze vlug, en ze stapte achteruit. Ze maakte haar blik van Ross los en keek het park in. 'Ik heb er behoefte aan... Ik moet gewoon... '
Ze kon zich niet meer goed houden. Tranen stroomden over haar gezicht, en ze rende weg, door het gat in de heg het park in. Ze rende langs het honkbalveld bij het huis over de dienstweg naar de parkingang, en vandaar naar de begraafplaats. John Ross en haar grootvader keken haar hulpeloos na en zagen haar verdwijnen tussen de bomen.
Daarop keek Bob Ross aan met een matte, wezenloze blik. 'Ben je hier zeker van?'
Ross knikte. 'Ja, meneer. '
'Ik weet niet of je haar dit had moeten zeggen. '
'En ik weet niet of ik er zo lang mee had moeten wachten. '
'Ben je hem hierheen gevolgd, haar vader, naar Hopewell?'
'Ja. '
'En hij komt voor Tess?'
Ross zuchtte. 'Ja, inderdaad. Hij wil haar meenemen. '
Bob schudde ongelovig zijn hoofd. 'Haar ontvoeren? Kun je hem niet arresteren?'
Ross schudde zijn hoofd. 'Daartoe ben ik niet bevoegd. Bovendien kan ik hem niet eens vinden. Maar als ik hem vind, kan ik van dit alles niets bewijzen. Ik kan alleen maar proberen hem tegen te houden. '
Bob stak zijn grote handen in zijn zakken. 'Hoe ben je erachter gekomen?'
'Dat kan ik u niet vertellen. '
Bob keek hem weer aan en liep rood aan van kwaadheid. 'Je komt naar Hopewell met een verhaal over Caitlin, dat helemaal gelogen is. Je weet je bij ons thuis te laten uitnodigen en vertelt ons dan niet wat je hier werkelijk komt doen. Je waarschuwt ons niet voor Tess' vader. Je mag dan vinden dat je goede redenen hebt voor dit alles, John, maar ik moet je zeggen dat ik er mijn buik vol van heb. Je bent hier niet meer welkom. Verdwijn van mijn erf en uit ons leven. '
John Ross hield zich goed onder de vernietigende blik van de oude man. 'Het is u niet kwalijk te nemen, meneer. Ik zou me net zo voelen. Het spijt me bijzonder. ' Hij zweeg even. 'Maar wat u zegt verandert niets aan het feit dat Tess nog steeds in gevaar is, en dat ik de aangewezen persoon ben om haar te helpen. '
'Daar twijfel ik aan, John. Je hebt er tot nu toe verdomd weinig van terechtgebracht wat bescherming betreft, lijkt me. '
Ross knikte. 'Dat kan ik niet ontkennen. Maar het gevaar voor Tess is iets wat ik beter begrijp dan u. '
Bob haalde zijn handen uit zijn zakken. 'Volgens mij begrijp je helemaal niets van dat meisje. En ga nu, John. Ga Tess' vader maar zoeken, als je daar zin in hebt. Maar kom hier niet meer terug. '
Ross bleef nog even staan. Hij keek de oude man aan en zocht vergeefs naar woorden. Toen keerde hij zich om en hinkte weg.