'Hou je kalm,
jongen,' siste Truls Rohk en hij gaf hem ter waarschuwing een
flinke druk met die krachtige armen zonder zelfs maar zijn pas te
vertragen.
Ze holden lange tijd
door, Bek bijna tot een bal ineengekrompen in de greep van de
ander, tot de open plek en de heks ver achter hen waren. Toen
hielden ze stil. De metamorf zakte op een knie, liet de jongen los
met een duwtje van zijn handen en schouders en liet hem op de grond
rollen als een verfrommeld hoopje dat zich weer moest ontvouwen en
strekken. Bek hoorde Truls Rohk diep inademen, buiten adem en
uitgeput als hij was, voorovergebogen in zijn wijde mantel terwijl
hij wachtte tot zijn krachten terugkwamen. Bek ging op handen en
knieën zitten; zijn zenuweindjes tintelden van nieuw leven als vers
bloed dat eindelijk zijn verkrampte ledematen bereikte. Ze waren op
een plek die zo dicht met bomen en struiken begroeid was dat het
maan- en sterrenlicht er niet doordrong en alles in de diepste
stilte was gehuld.