Hoofdstuk 15
'Nee.' Stokes beantwoordde de vraag die lord Netherfield hem stelde. Stokes, Simon, Portia, Charlie, lady O. en his lordship zaten bij elkaar in de bibliotheek en maakten de balans op. 'Zo vroeg in de ochtend had niemand echt een alibi. Iedereen was nog alleen op zijn of haar kamer.'
'Zo vroeg, hè?'
'Blijkbaar begon Dennis al vaak snel na zonsopgang. Vandaag heeft de hoofdtuinman hem gezien en gesproken - de precieze tijd is onzeker, maar het was lang voordat iedereen in huis opstond. We kunnen echter één ding vaststellen.' Stokes stond in het midden van de kamer en keek iedereen aan die op de bank en leunstoelen voor de grote open haard zat. 'Degene die Dennis heeft vermoord, is bijzonder sterk. Die jongen heeft zich heftig verzet, dat was duidelijk.'
Simon zat op de leuning van de stoel waar Portia in zat en hij keek haar even aan. Ze was nog bleek van de schok en veel te stil, al was er inmiddels een halve dag verstreken sinds haar gruwelijke ontdekking. Haar tweede gruwelijke ontdekking. Met samengeknepen lippen keek hij weer naar Stokes, herinnerde zich het vernielde gras en het verwrongen lichaam, en knikte. 'Kitty kan door iedereen zijn vermoord, bij Dennis ligt dat heel anders.'
'Ja. We hoeven niet te denken dat dit door een vrouw is gedaan.'
Lady O. knipperde met haar ogen. 'Ik wist niet dat we aan dames dachten.'
'Iedereen komt in aanmerking. We kunnen ons niet veroorloven te raden.'
'Hm! Waarschijnlijk niet.' Ze trok aan haar omslagdoek. Haar gebruikelijke houding van onwrikbare zekerheid wankelde; de tweede moord had iedereen geschokt, niet alleen opnieuw, maar intenser. De moordenaar was er ongetwijfeld nog steeds en bevond zich onder hen; sommigen hadden de zaak misschien een beetje van zich af gezet, maar de dood van Dennis had iedereen gedwongen de gruwelen onder ogen te zien.
Charlie hing tegen de schoorsteenmantel aan en vroeg: 'Waarmee heeft die schurk die arme stakker gewurgd?'
'Weer met een gordijnkoord. Dit keer een uit de huiskamer.'
Charlie trok een gezicht. 'Dus het kan iedereen zijn geweest.'
Stokes knikte. 'Maar als we ervan uitgaan dat dezelfde persoon verantwoordelijk is voor beide moorden, kunnen we de lijst verdachten aanzienlijk kleiner maken.'
'Alleen mannen,' zei lady O.
Stokes knikte even. 'En alleen mannen die sterk genoeg zijn om Dennis zeker aan te kunnen. Ik denk dat het woordje "zeker" belangrijk is. Onze moordenaar kon niet het risico lopen te falen en hij moest het snel doen, hij wist dat er mensen in de buurt waren.'
Hij aarzelde en ging toen door. 'Ik ben geneigd te zeggen dat de moordenaar Henry Glossup, James Glossup, Desmond Winfield of Ambrose Calvin moet zijn.' Hij zweeg even, toen niemand iets zei ging hij verder: 'Ze hadden allemaal een sterk motief om mrs. Glossup te vermoorden, en lichamelijk waren ze er allemaal toe in staat, ze hadden allemaal de gelegenheid en geen van allen heeft een alibi.'
Simon hoorde Portia zuchten, hij keek op haar neer en zag dat ze huiverde. 'Zijn schoenen. Het gras moet zo vroeg nat zijn geweest. Misschien, als we daarnaar kijken...'
Stokes schudde zijn hoofd met een grimmig gezicht. 'Dat heb ik al gedaan. Wie onze man ook is, hij is handig en voorzichtig. Alle schoenen waren schoon en droog.' Hij keek even naar lord Netherfield. 'Ik moet u bedanken, sir, Blenkinsop en het personeel zijn bijzonder behulpzaam geweest.'
Lord Netherfield wuifde de opmerking terzijde. 'Ik wil dat die moordenaar wordt gepakt. Ik wil mijn kleinzoons, of de familie, niet bezoedeld hebben door dit soort dingen, en dat gebeurt als we die schurk niet te pakken krijgen.' Hij ontmoette de blik van Stokes. 'Ik heb te lang geleefd om voor de werkelijkheid terug te deinzen. Als we de schurk niet te pakken krijgen, worden onschuldigen net zo hard vermeden als hijzelf. We moeten hem vangen, nu, voor het helemaal uit de hand loopt.'
Stokes aarzelde en zei toen: 'Neem me niet kwalijk, my lord, maar u lijkt er erg van overtuigd dat geen van uw kleinzoons onze booswicht is.'
Lord Netherfield vouwde zijn oude handen over de bovenkant van zijn stok en knikte. 'Dat ben ik ook. Ik ken ze van kind af aan. Maar dat kunt u niet weten en ik ga geen moeite verspillen om u daarvan te overtuigen. U moet naar alle vier kijken, maar let op mijn woorden, het zal een van de twee anderen zijn.'
Het respect waarmee Stokes zijn hoofd neeg was duidelijk gemeend. 'Dank u. En nu,' hij keek iedereen aan, 'moet ik u vragen mij te excuseren. Ik moet wat details bekijken, hoewel ik niet denk veel nuttige dingen tegen te komen.'
Met een lichte buiging vertrok hij.
Toen de deur dicht was zag Simon dat lady O. probeerde zijn aandacht te trekken en die op Portia te richten.
Niet dat dit nodig was. Hij keek naar haar en pakte toen haar hand. 'Kom, laten we een eindje gaan paardrijden.'
Charlie ging ook mee. Ze kwamen James tegen en vroegen hem mee, maar tegen zijn gewoonte in bedankte hij. Het was duidelijk dat hij zich opgelaten voelde nu hij wist dat hij een verdachte was; hij voelde zich niet op zijn gemak en eigenlijk gold dat voor iedereen. Met tegenzin lieten ze hem achter in de biljartkamer, waar hij doelloos wat balletjes schoot.
De rest van de dames zat stilletjes in de salon achter in het huis. Lucy Buckstead en de meisjes Hammond gingen graag mee, hun moeders moedigden het aan en keken opgelucht.
Toen iedereen zich had verkleed, naar de stallen was gelopen en een paard had gevonden, was de middag al gedeeltelijk voorbij. Eenmaal boven op de speelse merrie, reed Portia voorop met Simon vlak achter zich.
Hij keek naar haar en vond haar teruggetrokken. Maar ze mende de merrie met haar gebruikelijke zelfverzekerdheid en het duurde niet lang voor ze de anderen achter zich hadden gelaten. Ze kwamen bij de bladerrijke ruiterpaden van Cranborne Chase en ze stegen eensgezind af om even de benen te strekken... tot ze weer in donderend galop over de ruiterpaden verder gingen, hard, snel en naast elkaar.
Plotseling, zo plotseling dat hij recht doordraafde, rukte Portia de merrie opzij. Geschrokken hield hij de teugels in, keerde om en zag haar uit het zadel vliegen terwijl het paard stond te trillen en de teugels er los bij hingen. Ze rende naar een heuveltje en haar laarzen sopten door de oude gevallen bladeren; boven aangekomen bleef ze met rechte rug staan, hield haar hoofd hoog en keek door de bomen.
Verbijsterd bleef hij naast de merrie staan, bond beide teugels aan een tak in de buurt en liep toen achter Portia aan.
Hij maakte zich echt zorgen. Het was niets voor haar om haar paard zo'n ruk te geven en vervolgens de teugels te laten vallen...
Hij ging langzamer lopen toen hij dichter bij haar kwam en bleef op een meter afstand staan. 'Wat is er?'
Ze keek hem niet aan en schudde alleen met haar hoofd. 'Niets. Het is...' Ze zweeg, maakte een hulpeloos gebaar met haar hand en haar stem klonk gesmoord door de tranen.
Hij snelde naar haar toe, stak zijn armen naar haar uit en trok haar tegen zich aan, hij negeerde haar zogenaamde verzet en sloeg zijn armen om haar heen.
Ze huilde in zijn armen.
'Het is zo verschrikkelijk!' Ze snikte. 'Ze zijn allebei dood. Weg! En hij... hij was zo jóng. Jonger nog dan wij.'
Hij zei niets, raakte alleen met zijn lippen licht haar haren aan en liet toen zijn wang tegen de zwarte zijde rusten. Hij liet al zijn opwellende gevoelens de vrije loop.
Om haar te kalmeren.
Haar hand klemde zich steviger aan zijn jas en ontspande zich toen heel langzaam.
Uiteindelijk hield het gesnik op en de spanning week.
'Ik heb je jas natgemaakt.'
'Dat geeft niet.'
Ze snufte. 'Heb je een zakdoek?'
Hij liet haar even los, vond de zakdoek en gaf haar die.
Ze bette zijn jas met het linnen, veegde toen haar ogen af en snoot haar neus. Ze propte de verkreukelde zakdoek in haar zak en keek naar hem op.
Haar wimpers waren nog nat en haar donkerblauwe ogen glinsterden. De uitdrukking erin...
Hij boog zijn hoofd en kuste haar, eerst voorzichtig, maar toen klampte ze zich vast en werd de liefkozing zo intens dat ze er helemaal in opging.
Tot ze niet meer kon denken.
Huilen in zijn armen was een veel grotere openbaring en misschien zelfs wel veel intiemer dan samen naakt in bed te liggen.
Nu kon hij zien wie ze werkelijk was, zonder enige vorm van verdediging. Ze was een vrouw met, verborgen achter haar pantser, een vriendelijk en zachtmoedig hart.
Wat ze bijzonder goed beschermde.
Een hart dat hij wilde hebben.
Meer dan wat ook in het leven.
De avond viel en er daalde een ongemakkelijke spanning neer, iedereen was op zijn hoede. Zoals Stokes al had vermoed, had hij niets bijzonders ontdekt. In het huis hing een sfeer of er elk ogenblik iets naars kon gaan gebeuren.
Er werd niet gelachen of geglimlacht om de stemming te verbeteren. Niemand stelde voor muziek te gaan maken. De dames praatten zachtjes op tobberige toon over onbelangrijke dingen, dingen die ver weg waren en er niet toe deden.
Toen Simon met lord Netherfield en lord Glossup weer bij de dames kwam, ging hij naar Portia toe en liep met haar naar het terras. Weg van de zware, dreigende sfeer, naar buiten, waar ze wat vrijer konden ademhalen en beter konden praten.
Niet dat het buiten echt zo veel beter was. De lucht was zwaar en zwoel en er begon net wat beweging in te komen omdat er een nieuwe storm kwam opzetten.
Portia liet zijn arm los en liep naar de leuning. Ze steunde er met beide handen op en keek uit over het grasveld. 'Waarom moest Dennis worden vermoord?'
Hij bleef halverwege de terrastegels staan om haar wat ruimte te geven. 'Vermoedelijk om dezelfde reden als de poging bij jou. Alleen had Dennis minder geluk.'
'Maar als Dennis iets wist, waarom zei hij dan niets? Stokes heeft hem toch verhoord?'
'Ja. En hij heeft misschien iets tegen de verkeerde gezegd.'
Ze draaide zich met een frons om. 'Wat bedoel je?'
Hij trok een gezicht. 'Toen Stokes naar de zigeuners is geweest, zei een van de vrouwen dat Dennis ergens over liep te piekeren. En dat hij niet wilde zeggen wat het was. Die vrouw dacht dat het iets was dat hij onderweg naar huis had gezien nadat hij over de dood van Kitty had gehoord.'
Ze wendde zich af en keek naar de neerdalende schemering. 'Ik heb er veel over nagedacht, maar ik kan me niet herinneren...'
Hij wachtte. Toen ze verder niets zei, liep hij iets achteruit. Met zijn handen in zijn zakken leunde hij met zijn schouders tegen de muur en keek hoe de nacht zich langzaam over de bomen en het grasveld uitstrekte en over hen terwijl het laatste beetje licht verdween.
Hij keek naar haar en onderdrukte de opkomende behoefte om haar op te pakken, mee te nemen en in een of andere toren ver weg van de bewoonde wereld en alle mogelijke gevaren op te sluiten. Het was een bekend gevoel, maar zo veel sterker dan vroeger. Voor hij had beseft wie ze eigenlijk was.
De wind stak op en bracht de geur van regen met zich mee. Ze scheen het evenals hij prettig te vinden gewoon even te blijven staan en tot rust te komen in de avondstilte.
Hij was haar die ochtend gevolgd, gehoorzaam twintig meter achter haar aan van de terrastreden afgelopen, en had zich afgevraagd waar ze zo nodig over moest denken. Kon hij haar maar laten ophouden met over alles na te denken.
Wanneer ze dat deed maakte hij zich zorgen. Het idee dat ze te veel over hun relatie nadacht en zichzelf ervan zou overtuigen dat het te gevaarlijk, te bedreigend was om er mee door te gaan.
Ze was altijd 'die ene' geweest, de enige vrouw die zonder enige moeite, gewoon door er te zijn, indruk maakte op zijn geest en zijn gevoelens. Hij had altijd geweten dat ze op de een of andere manier bijzonder voor hem was, maar omdat hij haar houding ten opzichte van mannen van het begin af had meegemaakt, mannen zoals hij vooral, had hij de waarheid verborgen, en geweigerd te erkennen wat het was. Waar het toe kon uitgroeien, en toe was uitgegroeid.
Hij kon dat nu niet langer ontkennen. De afgelopen dagen waren alle sluiers afgelegd, al zijn zorgvuldige protectie. En zijn gevoelens lagen open en bloot, althans voor zijn gevoel.
Ze had het nog niet gezien, maar dat kwam nog wel.
En wat ze dan zou doen, wat ze dan zou besluiten...
Hij keek naar haar zoals ze daar slank en kaarsrecht bij de leuning stond. Hij kreeg de neiging om haar gewoon te pakken en al zijn pogingen vergeten om te doen alsof ze zelf tot een beslissing moest komen. Dit gevoel was door de gebeurtenissen van de afgelopen dagen versterkt. Echter, hij wist dat dit voor haar onacceptabel zou zijn.
Ze zou hem niet meer vertrouwen en een stap achteruit doen.
En hij zou haar verliezen.
De opzettende wind blies door haar haren. Het was frisser en koeler en het zou gauw gaan regenen.
Hij liep weg van de muur naar haar toe...
En hoorde een geluid boven zich. Hij keek op.
Hij zag een schaduw die zich van het dak hoog boven hun hoofd losmaakte. Hij wierp zich op Portia, greep haar vast en smakte samen met haar over het terras. Hij brak haar val en beschermde haar.
Er viel een stenen pot van het dak op de terrastegels aan scherven precies op de plek waar Portia had gestaan. Met het geluid van een kanonschot brak het aan stukken.
Een rondvliegende scherf trof zijn arm die hij omhoog geheven had om haar te beschermen; het was een felle pijn die snel weer verdween.
Stilte - totale stilte - daalde als scherpe tegenstelling neer.
Hij keek op, besefte het gevaar en trok Portia gauw overeind...
Binnen schreeuwde iemand. Er volgde een hels lawaai. Lord Glossup en lord Netherfield verschenen bij de terrasdeuren.
Een blik was voldoende om duidelijk te maken wat er was gebeurd.
'Goede god!' Lord Glossup kwam met grote stappen naar buiten. 'Is alles in orde, lieve kind?'
Met haar vingers aan de jas van Simon geklemd, knikte Portia moeizaam. Lord Glossup klopte haar onhandig op haar schouder en liep toen snel door de treden af. Hij ging het grasveld op, draaide zich om en keek naar het dak.
'Ik zie daar niemand, maar mijn ogen zijn niet meer wat ze zijn geweest.'
Vanuit de salondeur wenkte lord Netherfield. 'Kom binnen.'
Simon keek even naar Portia, voelde dat ze verstrakte en toen haar rug strekte. Ze maakte zich los uit zijn armen en liet zich door hem naar de deur begeleiden.
Binnen keek lady O. grimmig en met een kleur van schrik bonkte ze met haar stok op het tapijt. 'In wat voor wereld leven we in vredesnaam?'
Blenkinsop deed de deur open en keek naar binnen. 'Ja, my lord?
Lord Netherfield gebaarde. 'Ga Stokes halen. Er is een aanslag op het leven van miss Ashford gepleegd.'
'Lieve hemel!' Lady Calvin trok doodsbleek weg.
Mrs. Buckstead stond op en ging naast haar zitten om haar handen te wrijven. 'Rustig maar, miss Ashford is hier en alles is in orde.'
De zusters Hammond zaten naast hun moeder op de bank en barstten in tranen uit. Lady Hammond en Lucy Buckstead waren er niet veel beter aan toe hoewel ze troost probeerden te bieden. Mrs. Archer en lady Glossup keken verbijsterd en ontsteld.
Lord Netherfield keek Blenskinsop aan toen lord Glossup terugkwam. 'Zeg trouwens maar tegen Stokes dat hij naar de bibliotheek moet gaan. We zullen daar op hem wachten.'
Dat deden ze, maar al deden ze nog zo hun best, er was niets - niet één bruikbaar gegeven - te ontdekken.
Met behulp van Blenkinsop en het personeel bepaalden ze waar de vier hoofdverdachten waren geweest. James en Desmond hadden de salon verlaten en waren vermoedelijk naar hun kamer gegaan. Henry was in zijn kantoor geweest en Ambrose had brieven in de studeerkamer zitten schrijven. Ze waren allemaal alleen geweest en hadden het allemaal kunnen doen.
Stokes en lord Glossup gingen naar het dak, en toen ze terugkwamen bevestigde Stokes dat het heel gemakkelijk was om daar te komen en dat elke man die gezond van lijf en leden was de stenen pot van zijn sokkel had kunnen duwen.
'Ze zijn zwaar, maar ze staan niet vast.' Hij keek Simon aan en zijn frons werd dieper. 'Je bloedt.'
Simon keek even naar zijn bovenarm. De scherf had zijn jas gescheurd en de rafelige uiteinden waren bebloed. 'Een vleeswond. Het bloedt al niet meer.'
Portia boog zich vanuit de stoel naast hem voorover, pakte zijn arm en trok er een beetje aan. Hij onderdrukte een zucht en gaf toe, in de wetenschap dat als hij dit niet deed, ze overeind zou komen om naar zijn arm te kijken. Omdat ze zo bleek was, wilde hij niet dat ze opstond.
Ze werd nog bleker toen ze de wond zag die volgens hem niets te betekenen had. Ze keek Stokes aan. 'Als u ons niet meer nodig heeft, wil ik graag weg.'
'Natuurlijk.' Stokes boog even. 'Als er nog iets is, spreek ik u morgenochtend wel.'
Hij keek Simon even aan toen deze evenals Portia opstond.
Hij begreep dat Stokes wilde herhalen wat voor de hand lag -dat Portia niet alleen mocht worden gelaten - en Simon schudde zijn hoofd. Ze werd niet alleen gelaten en ze wist maar al te goed waarom dat was.
Hij pakte haar bij de elleboog en leidde haar de kamer uit, de hal door en naar de trap. Ze haalde diep adem, pakte haar rokken en liep de trap zonder zijn hulp op.
Boven aangekomen liet ze haar rokken los. 'We moeten die wond verzorgen.' Ze draaide zich om en liep naar zijn kamer.
Hij fronste zijn wenkbrauwen en volgde haar. 'Het is niets. Ik voel het niet eens.'
'Wonden die geen pijn doen kunnen ook door gangreen worden aangetast.' Bij zijn kamer draaide ze zich en keek hem aan. 'Je vindt het toch niet erg als ik die wond even was en verbind. Als je het niet voelt, zal het ook geen pijn doen.'
Hij bleef voor haar staan, keek op haar gezicht neer; vastbesloten, koppig en nog steeds intens bleek. Het zou pijn doen, alleen niet op de manier die zij bedoelde. Hij spande zijn kaken, reikte langs haar en duwde de deur wijd open. 'Als je erop staat.'
Dat deed ze natuurlijk en hij moest wel toegeven. Hij moest met ontblote borst aan het voeteneind van het bed zitten en haar haar gang laten gaan.
Van kind af aan had hij er een hekel aan gehad als vrouwen drukte om hem maakte en hij had er een bloedhekel aan gehad om zijn wonden te laten verzorgen. Hij had daardoor meer dan zijn aandeel aan littekens opgelopen, maar die littekens zaten hem niet dwars, de drukte die vrouwen maakten, vooral de gerichte tedere zorg, wèl.
En dat was nog steeds zo. Hij slikte met zijn kiezen op elkaar zijn trots in en liet haar begaan.
Hij voelde zich nog steeds als een overwinnaar die gereduceerd was tot een hulpeloze zesjarige, hulpeloos tegenover de vrouwelijke behoefte om te zorgen. Op de een of andere ondefinieerbare manier was hij erdoor gevangen en in de macht ervan.
Met een schijnbaar stoïcijnse blik keek hij haar aan terwijl ze de snee voorzichtig schoonmaakte, insmeerde en verbond. Het was een diepere wond dan hij had gedacht. Ze trok het gaas glad om zijn arm en hij keek naar haar vingers, lang, soepel en slank, net zoals zijzelf.
Hij voelde de emoties in hem opwellen die hij tot nu toe op een afstand had weten te houden.
Hij hief zijn hoofd toen die minuten op het terras weer door zijn hoofd speelden en zijn spieren spanden zich onwillekeurig.
Ondanks het feit dat hij haar voortdurend in het oog had gehouden, was hij haar toch bijna kwijt geweest.
Zodra ze overeind kwam, stond hij op en liep naar het raam. Weg van haar. Weg van de verleiding om hier een eind aan te maken en te eisen, nee, te bevelen hier bij al het gevaar weg te gaan.
Portia keek hoe hij wegliep, merkte de stijfheid op, de manier waarop zijn vuisten waren gebald. Ze liet hem gaan en ruimde de schaal en de doekjes op. Toen dat was gebeurd, bleef ze bij het bed staan en nam hem op.
Hij stond bij het raam en keek naar buiten. Hij leek klaar voor actie, maar onderdrukte het uit alle macht. Zijn wil leek wel iets levends dat hem vastbond en tegenhield. Die onderdrukte innerlijke spanning was tastbaar. Was het angst of de reactie op angst, op gevaar, op het feit dat zij in gevaar verkeerde?
Het kwam allemaal door de moordenaar. De stenen pot was de druppel geweest die de emmer had doen overlopen. Ze was bang geweest, geschrokken, meer dan ze had beseft, maar nu begon ze boos te worden.
Het was erg genoeg dat die ellendeling een moord had gepleegd, niet één keer, maar twee keer. Maar wat hij haar nu aandeed... ze had het nooit prettig gevonden als wie dan ook zich met haar leven bemoeide.
Ze voelde de irritatie in woede veranderen. Ze liep naar het venster en leunde tegen de andere kant van het raamkozijn. Ze keek hem aan. 'Wat is er?'
Hij keek haar aan, dacht na, en probeerde voor een keer niet om de vraag te ontwijken. 'Ik wil jou in veiligheid hebben.'
Ze overwoog wat ze in zijn gezicht zag, in zijn ogen. Wat ze uit de harde toon van zijn stem kon opmaken. 'Waarom is mijn veiligheid zo belangrijk? Waarom heb je het altijd nodig gevonden om me te beschermen?'
'Daarom.' Hij keek de tuin in. 'Dat gevoel heb ik altijd gehad.'
'Dat weet ik. Maar waarom?'
Hij spande zijn kaakspieren en even dacht ze dat hij geen antwoord zou geven. Toen zei hij op zachte toon: 'Omdat je belangrijk voor me bent. Omdat ik mezelf bescherm als ik jou bescherm. Je bent een deel van me.' De woorden die hij net had ontdekt waren niet gemakkelijk gekomen. Hij draaide zijn hoofd om en keek haar aan.
Ze sloeg haar armen over elkaar en keek hem recht aan. 'Dus wat zit je nu werkelijk dwars? Je weet dat ik je je gang laat gaan, dat ik me door jou laat beschermen en dat ik niet gauw iets overhaast zal doen. Dus dat is het niet.'
Zijn weerstand was tastbaar, een muur die hij langzaam en bewust liet vallen. 'Ik wil dat je van mij bent.' Hij klemde zijn kaken op elkaar. 'En ik wil niet dat dit in de weg staat.' Hij haalde diep adem en keek weer naar buiten. 'Ik wil dat je me belooft dat wat er hier ook gebeurt - wat er vanwege deze toestand tussen ons gebeurt - niet tegen me zult gebruiken.' Weer keek hij haar aan. 'Dat je dat niet laat meetellen. Dat je je er niet door laat beïnvloeden.'
Ze keek in zijn ogen en zag zowel de verwarring als het op de loer liggende roofdier. De macht, de rauwe kracht en de primitieve behoefte die hij inhield. De mannelijke behoefte om te domineren die alleen werd beteugeld door zijn ijzeren wilskracht. Het kostte moed om dat te zien, te herkennen en te weten dat zij het object van dit alles was en er niet voor op de vlucht te slaan.
Maar de kracht ervan gaf tevens de mate van zijn betrokkenheid aan en zijn poging zich zo veel mogelijk aan te passen om haar, helemaal tegen zijn natuur in, in haar waarde te laten.
Ze bleef hem aankijken. 'Dat kan ik niet beloven. Ik zal nooit mijn ogen sluiten en je niet zien zoals je bent, of mezelf wat dat betreft.'
Er verstreek een gespannen ogenblik, toen zei hij, en zijn stem klonk zacht: 'Vertrouw me. Dat is alles wat ik vraag. Vertrouw me gewoon.'
Ze gaf geen antwoord, het was nog te vroeg. En zijn 'alles' omvatte een heel leven.
Toen ze niets zei, stak hij zijn arm naar haar uit, draaide zich om en trok haar tegen zich aan. Hij boog zijn hoofd. 'Denk hier aan wanneer je je beslissing neemt.'
Ze hief haar armen, sloeg ze om zijn hals, bood hem haar lippen en haar mond - ze was de zijne als hij dat wenste. Op dit punt was ze dat al, evenveel als zijn overwinnaarsziel maar wilde.
Hij nam, accepteerde, sloeg zijn armen om haar heen, zonk weg in haar mond en trok haar lichaam veelzeggend tegen het zijne.
Ze trok zich niet terug, hield niets achter, op dit gebied waren er geen grenzen.
Zelfs niet toen ze zich door hem in zijn armen liet nemen en naar bed liet dragen, haar jurk en hemd door hem liet uittrekken, daarna haar kousen en slippers en uiteindelijk naakt op zijn lakens lag. Toen ze keek hoe hij zich uitkleedde en naakt bij haar kwam en zijn handen en zijn lippen, zijn mond en zijn tong tegen haar huid legde. Toen hij haar lichaam genot en verrukking schonk, en hij haar dijbenen spreidde en ze hem wiegde terwijl hij in haar kwam. Toen ze door het inmiddels bekende landschap van de hartstocht reden, door de vallei van sensueel verlangen en verder, dieper de intimiteit in, tot hun huid glad en verhit was, hun ademhaling hijgend ging en hun lichamen wanhopig die ultieme zaligheid tegemoet gingen, zelfs toen wist ze met een intuïtie die ze niet in twijfel trok dat hij iets achterhield, een klein deel van hem, een diepere behoefte die hij voor haar verborgen hield.
Hij had haar gevraagd hem te vertrouwen en op dit gebied deed ze dat ook. Maar hij vertrouwde haar nog niet helemaal - niet voldoende om dat laatste stukje van hem te onthullen.
Op een dag zou hij dat doen.
Op het ogenblik dat ze innig omstrengeld het stralende toppunt bereikten en halsoverkop in het vacuüm stortten, besefte ze dat ze haar beslissing had genomen en dit laatste ook nog wilde leren. Om dat laatste stukje van de puzzel die hij vormde, te winnen.
Om dat te doen moest ze helemaal de zijne worden op alle manieren die hij wilde, op alle manieren die hij wilde en misschien nodig had.
Dat was de prijs van de wetenschap, om ingewijd te worden in dat laatste hoekje van zijn ziel.
Toen ze onder hem ging verliggen en ze samen op bed neerzakten, spreidde ze haar handen over zijn rug en hield hem tegen haar aan, ze stond versteld van zijn gewicht, van de stevige spieren en botten die haar in de matras duwden en tegelijkertijd beschermden en haar een veilig gevoel gaven, haar koesterden en beschermden als iets kostbaars.
Ze liet haar handen omhoog glijden, door zijn haren, maakte de zijdeachtige lokken in de war en streek ze weer glad. Ze keek even naar zijn gezicht in de schemering. Had hij de kaarsen maar weer aangestoken, want ze had hem graag zo gezien, verzadigd en intens bevredigd nu hij zijn verlossing bij haar had gevonden.
Er was macht, een heerlijke vorm van macht in de wetenschap dat zij hem hiertoe had gebracht.
Ze verschoof haar hoofd en streek met haar lippen langs zijn slaap. 'Ik heb je nog niet bedankt voor het feit dat je me het leven hebt gered.'
Hij bromde iets. Even later voegde hij eraantoe: 'Later.'
Ze glimlachte, lag op haar rug en wist dat terwijl ze daar samen lagen, angst noch de moordenaar haar wereld kon beroeren. Dat alleen zij tweeën telden.
De emotionele band, de gedeelde lichamelijke vreugde - de kortstondige verrukking.
De liefde.
Het was er altijd geweest, het had liggen wachten tot ze het zouden zien, begrijpen en opeisen.
Ze keek hem even aan. En besefte dat hij naar haar keek.
Ze begreep dat ze het hem niet hoefde te vertellen, dat hij het wist.
Ze rolde naar hem toe, hun monden vonden elkaar in een kus die alles zei. Zijn hand lag om haar hoofd toen de kus eindigde.
Weer ontmoetten hun blikken elkaar, toen liet hij zijn hand over haar schouder glijden, over haar rug, trok haar tegen zich aan en liet zijn hand op haar heup rusten. Hij deed zijn ogen dicht. Klaar om te gaan slapen.
Een bijzonder eenvoudig gebaar van aanvaarding.
Ze deed haar ogen ook dicht en accepteerde het eveneens.
'We hebben een probleem.' Stokes stond in het midden van het zomerhuis en keek Portia, Simon en Charlie aan. Ze waren net opgestaan van de ontbijttafel, die die ochtend vrijwel verlaten was geweest, toen hij ze in de gang was tegengekomen en een vergadering had voorgesteld. 'Mr. Archer en mr. Buckstead hebben gevraagd of ze met hun gezin konden vertrekken. Ik kan ze nog een dag of wat tegenhouden, maar niet langer. En dat is trouwens niet het werkelijke probleem.'
Hij zweeg even alsof hij bij zichzelf overlegde en zei toen: 'De waarheid is dat we geen bewijs hebben en heel weinig kans om deze moordenaar te pakken.' Hij hief een hand op toen Charlie iets wilde zeggen. 'Ja, ik weet dat dit zwaar is voor de Glossups, maar het is in wezen nog erger.'
Stokes keek naar Simon. Portia ook, en ze begreep dat waar Stokes ook op doelde, Simon het begreep.
Hij keek even naar haar toen Stokes verderging. 'Miss Ashford schijnt de enige blijvende vergissing van de moordenaar te zijn. Na gisteravond weten we dat ongeacht het feit dat ze hem niet kan identificeren, hij er nog steeds van overtuigd is dat dit wel het geval is. De adder kan een poging zijn geweest om haar af te schrikken, maar de poging van gisteravond was een moordaanslag. Om haar het zwijgen op te leggen, zoals hij bij Dennis heeft gedaan.'
Simon keek naar Stokes. 'U zegt dat hij niet ophoudt. Dat hij zich gedwongen zal voelen door te gaan, om Portia te achtervolgen ook buiten Glossup Hall, de rest van haar leven, waar ze ook gaat of staat, tot hij zeker weet dat ze geen bedreiging meer voor hem vormt?'
Stokes knikte kortaf. 'Wie hij ook is, hij denkt duidelijk dat hij te veel te verliezen heeft als hij haar laat lopen. Hij moet bang zijn dat ze zich op een gegeven ogenblik iets gaat herinneren en dat datgene wat ze zich gaat herinneren zonder meer op hem zal wijzen.'
Portia trok een gezicht. 'Ik heb mijn hersens afgepijnigd, maar ik weet écht niet wat het is. Ik weet het gewoon niet.'
'Dat geloof ik wel,' zei Stokes. 'Het doet er niet toe. Hij denkt dat u het weet en dat is het enige wat er toe doet.'
Charlie zei op ongebruikelijk grimmige toon: 'Het is in feite heel moeilijk om iemand te beschermen die zich in de beschaafde wereld beweegt. Er kunnen op zo veel manieren ongelukken gebeuren.'
Alle drie de mannen keken haar aan. Portia verwachtte angst te voelen, maar enigszins tot haar opluchting voelde ze alleen maar irritatie. 'Ik ga niet de rest van mijn leven over mijn schouder kijkend verder.'
Stokes trok een gezicht. 'Ja, kijk, en dat is het probleem.'
Simon keek Stokes aan. 'U hebt ons niet hiernaartoe gehaald om ons dat te vertellen. U hebt een of ander plan voor deze schurk bedacht. Wat?'
Stokes knikte. 'Ja, ik heb een plan, maar het is niet iets dat u...' Hij keek de drie mensen aan,' niet iets dat u prettig gaat vinden.'
Er volgde even een pauze.
'Zal het werken?' vroeg Simon.
Stokes aarzelde niet. 'Ik zou de moeite niet nemen om iets dergelijks voor te stellen als ik niet dacht dat er een reële kans op succes was.'
Charlie boog zich voorover met zijn onderarmen op zijn dijbenen. 'Wat is het doel, de moordenaar te ontmaskeren?'
'Ja.'
'Dan zal niet alleen Portia weer veilig zijn, maar de Glossups en Winfield of Calvin zullen ook niet langer verdacht zijn?'
Stokes knikte. 'De moordenaar wordt gearresteerd en het recht zal zegevieren.'
'Wat is dat voor plan?' vroeg Portia.
Stokes aarzelde en zei toen: 'Het draait om het feit dat u, miss Ashford, de enige manier bent die we hebben om de moordenaar te lokken.'
Stokes keek Simon bewust aan.
Simon bleef hem lange tijd strak aankijken met een onpeilbare uitdrukking op zijn gezicht, toen leunde hij achterover op zijn stoel en maakte een gebaar met zijn lange vingers. 'Vertel uw plan maar.'