1

Woensdag 7 oktober 2009

Ik kijk naar de getallen als Laurie belt, getallen die me niets zeggen. Mijn eerste gedachte toen ik de kaart uit de envelop trok en vier rijen met getallen zag staan, was aan een sudoku, een spel dat ik nog nooit heb gespeeld en dat ik waarschijnlijk ook nooit zal spelen, omdat ik een hekel heb aan alles wat met rekenen te maken heeft. Waarom zou iemand mij een sudoku sturen? Simpel: dat zou niemand doen. Maar wat is dit dan?

‘Fliss?’ vraagt Laurie, met zijn mond te dicht bij de telefoon. Als ik niet meteen antwoord, sist hij nogmaals mijn naam. Hij klinkt als een krankzinnige hijger – en daardoor weet ik dat dit dringend is. Als het niet dringend is, houdt hij de telefoon altijd veel te ver van zich af en klinkt hij als een robot aan het andere eind van een tunnel.

‘Hoi, Laurie.’ Ik gebruik de vreemde kaart om het haar uit mijn gezicht te vegen, draai me om en kijk uit het raam links van me. Door de condens, die nooit verdwijnt, hoe vaak je die ook wegveegt, zie ik hem zitten, aan de andere kant van de piepkleine binnenplaats en door het raam tegenover me, voorovergebogen aan zijn bureau, zijn ogen verborgen achter een gordijn van warrige blonde krullen.

Zijn bril is van zijn neus gezakt, en zijn stropdas, die hij heeft afgedaan, ligt voor hem uitgespreid als een krant. Ik steek mijn tong naar hem uit en maak een nog veel grover gebaar met mijn vingers, in de wetenschap dat ik dat rustig kan doen. In de twee jaar dat ik nu met Laurie werk heb ik hem nog nooit uit het raam zien kijken, zelfs niet als ik in zijn kantoortje stond, naar de andere kant van het binnenplaatsje wees en zei: ‘Kijk, daar staat mijn bureau, dat met die pot handcrème en de fotolijstjes en de plant.’ Menselijke wezens hebben graag dat soort accessoires om zich heen, had ik nog willen toevoegen, maar ik hield me in.

Bij Laurie ligt nooit iets op zijn bureau, behalve zijn computer, zijn BlackBerry en zijn werk – een rommeltje van papieren en dossiermappen, piepkleine dictafoonbandjes – en de afgedankte stropdassen die zich als platte, veelkleurige slangen over elk oppervlak in het kantoor hadden gedrapeerd. Hij heeft een dikke nek die ernstig allergisch is voor dassen. Ik snap niet waarom hij überhaupt nog de moeite neemt er eentje om te doen; hij is nog geen paar tellen op kantoor, of de das gaat alweer af. Naast zijn bureau staat een grote globe op een metalen koepel als voetstuk. Als hij hard nadenkt over iets, of boos is, of opgewonden, geeft hij daar een zwieperd tegen. Aan de muren van zijn kantoor hangen, naast alle bewijsstukken van hoe slim en succesvol en humaan hij is – diploma’s, foto’s waarop hij prijzen in ontvangst neemt en waarop hij eruitziet als bij een diploma-uitreiking op een school voor Hulken, maar wel altijd met die schitterende minzame glimlach op zijn tronie. Daarnaast hangen posters van planeten, individueel en in groepen: Jupiter in zijn eentje, Jupiter vanuit een andere hoek naast Saturnus. Op een plank staan ook een driedimensionaal model van het zonnestelsel en vier of vijf dikke boeken met beduimelde kaften over de ruimte. Ik heb Tamsin weleens gevraagd of ze enig idee had waarom hij zo in astronomie geïnteresseerd is. Ze grinnikte en zei: ‘Misschien voelt hij zich wel eenzaam in ons sterrenstelsel.’

Ik ken elk detail van Lauries kantoor uit mijn hoofd; hij roept me voortdurend bij zich en stelt me dan vragen waarop ik het antwoord onmogelijk kan weten. Als ik bij hem ben gebeurt het weleens dat hij alweer is vergeten waar hij me voor nodig had. Hij is twee keer in mijn kantoortje geweest. Een keer per ongeluk, en een keer toen hij op zoek was naar Tamsin.

‘Je moet hier komen,’ zegt hij. ‘Wat ben je aan het doen? Heb je het druk?’

Beweeg je hoofd negentig graden naar rechts en je ziet wat ik doe, weirdo. Ik zit hier naar jou te staren, en naar hoe raar je precies bent.

Ineens krijg ik een idee. Ik begrijp niets van de getallen op de kaart die ik vastheb. Ik begrijp niets van Laurie. ‘Heb jij me deze getallen soms gestuurd?’ vraag ik hem.

‘Wat voor getallen?’

‘Zestien getallen op een kaartje. Vier rijen van vier.’

‘Wat voor getallen?’ vraagt hij nog abrupter dan net.

Wil hij nou dat ik ze voor hem oplees? ‘Twee, een, vier, negen...’

‘Ik heb jou helemaal geen getallen gestuurd.’

Ik sta met mijn mond vol tanden, zoals zo vaak als ik met Laurie praat. Hij heeft de gewoonte om iets te zeggen en je het gevoel te geven dat hij precies het tegenovergestelde bedoelt. Daarom, ook al zegt hij dat hij me geen getallen heeft gestuurd, heb ik het gevoel dat als ik zou zeggen: ‘Drie, zes, acht, zeven’, in plaats van ‘Twee, een, vier, negen’, hij misschien had gezegd: ‘Ja, dat was ik inderdaad.’

‘Gooi maar in de prullenbak, wat het ook mag zijn, en kom zo snel mogelijk hierheen.’ Hij gooit de hoorn erop voor ik iets kan antwoorden.

Ik draai heen en weer met mijn stoel en kijk naar hem. Een beetje normaal mens zou nu toch zeker even uit het raam kijken om te zien of ik gehoorzaam ben, wat niet het geval is: ik gooi de kaart niet weg, en ik spring niet op. Dat zou Laurie allemaal kunnen zien als hij zijn hoofd mijn kant op zou bewegen, maar dat doet hij niet. In plaats daarvan trekt hij de boord van zijn overhemd open alsof hij geen lucht krijgt, en staart naar de dichte deur van zijn kantoortje tot ik naar binnen kom. Hij wil dat dat gebeurt, en dus verwacht hij dat het zal gebeuren.

Ik kan mijn ogen niet van hem afhouden, hoewel me dat op basis van alleen zijn fysiek prima zou moeten lukken. Zoals Tamsin het ooit uitdrukte, heeft hij nogal veel weg van het monster van Frankenstein. Lauries aantrekkingskracht zit hem niet in zijn uiterlijk; het zit hem erin dat hij een vleesgeworden legende is. En stel je eens voor hoe het moet zijn om een legende aan te raken. Stel je eens voor...

Ik slaak een zucht, sta op en bots op weg naar buiten tegen Tamsin op. Ze draagt een zwarte coltrui, een piepklein wit corduroy rokje, een zwarte panty en kniehoge witte laarzen. Als iets niet zwart dan wel wit is, trekt Tamsin het niet aan. Ze kwam ooit in een blauwe jurk met een motiefje op het werk, en voelde zich toen de hele dag onzeker. Het experiment werd nooit meer herhaald. ‘Laurie moet je hebben,’ zegt ze en ze kijkt gespannen. ‘Nu, zei hij. En Raffi moet mij hebben. De sfeer staat me helemaal niet aan vandaag. Er is iets mis.’

Het was mij nog niet opgevallen. Er zijn veel dingen op kantoor die aan mij voorbijgaan tegenwoordig, omdat ik nog maar op één ding let.

‘Ik neem aan dat het iets te maken heeft met de dood van Helen Yardley,’ zegt Tamsin. ‘Ze is vermoord, geloof ik. Niemand heeft me nog iets verteld, maar er zijn vanochtend twee agenten bij Laurie geweest. Van de recherche. Dus geen uniformen.’

‘Vermoord?’ Ik voel me meteen schuldig, en word dan kwaad op mezelf. Ik heb haar niet vermoord. Ik heb niets met haar te maken. Haar dood gaat mij verder niet aan.

Ik heb haar een keer ontmoet, een paar maanden geleden. Toen heb ik kort met haar gesproken en een kop koffie voor haar gemaakt. Ze kwam voor Laurie en hij had zijn gebruikelijke verdwijntruc gedaan, omdat hij dacht dat het woensdag was in plaats van maandag, of mei in plaats van juni – ik weet niet meer waarom hij er niet was terwijl hij er wel had moeten zijn. Het is geen prettige gedachte dat een vrouw die ik heb ontmoet en met wie ik heb gepraat misschien vermoord is. Ik vond het toen, op dat moment, al zo vreemd dat ik iemand ontmoette die voor moord in de gevangenis had gezeten, vooral iemand die zo vriendelijk en normaal leek. Het is gewoon maar een vrouw die Helen heet, heb ik mezelf toen voorgehouden, en om de een of andere reden voelde ik me er zo vreselijk onder dat ik meteen weg wilde van kantoor. Ik heb de hele weg naar huis gehuild.

Laat haar dood alsjeblieft niets te maken hebben met de reden waarom Laurie me bij zich heeft geroepen.

‘Weet jij iets van sudoku?’ roep ik Tamsin na.

Ze draait zich om. ‘Niet meer dan ik daarover zou willen weten. Hoezo?’

‘Gaat dat om cijfers in een vierkant?’

‘Ja, het is net een kruiswoordpuzzel, maar dan met getallen in plaats van letters. Tenminste, dat dacht ik. Maar misschien zijn het ook wel allemaal lege vakjes die je dan moet invullen. Vraag het maar aan iemand met een bloementapijt en een huis dat ruikt naar luchtverfrisser.’ Ze zwaait en loopt naar Raffi’s kantoor, en roept over haar schouder: ‘En een pop met een pleerol onder haar rok.’

Maya leunt uit haar kantoor, en houdt de deurposten met beide handen vast alsof ze hoopt dat ze de sterke rooklucht met haar lichaam kan tegenhouden. ‘Wisten jullie dat die gehaakte pleerol-dingen heel gewild zijn momenteel?’ vraagt ze. Dit is de eerste keer sinds ik haar ken dat ze niet glimlacht, probeert me te knuffelen of op mijn rug te kloppen of ‘schatje’ tegen me zegt. Heb ik soms iets misdaan? Maya is de managing director van Binary Star, hoewel ze liever heeft dat we haar de ‘sjef’ noemen – zo noemt ze zichzelf in elk geval wel, en telkens als ze het zegt, giechelt ze erbij. Maar eigenlijk staat ze op de derde plaats van de pikorde binnen het bedrijf. Laurie, als Creative Director, is oppermachtig, en wordt op de voet gevolgd door Raffi, de Financial Director. Zij laten Maya rustig haar gang gaan, en laten haar zo geloven dat zij de baas is.

‘Wat heb je daar?’ Ze knikt naar de kaart in mijn hand.

Ik kijk er nog eens naar, en lees voor de negenentwintigste keer cijfer voor cijfer.

Image

Vakjes, zei Tamsin. Maar er staan geen vakjes, dus kan het geen sudoku zijn, ook al hadden er best vakjes om de cijfers heen kunnen staan. Het is net of de lijntjes zijn uitgegumd toen de getallen waren ingevuld.

‘Geen idee,’ zeg ik tegen Maya. Ik laat haar de kaart verder niet zien. Ze is altijd zo overdreven vriendelijk, vooral tegen de lagere wezens binnen Binary Star, zoals ik, maar in feite is ze alleen geïnteresseerd in zichzelf. Ze stelt altijd precies de juiste vragen – heel hard, zodat iedereen kan horen hoe aardig ze toch is – maar als je de moeite neemt om antwoord te geven, knippert ze wezenloos met haar ogen, alsof je haar ter plekke een coma hebt bezorgd met je saaiheid. En uit de veelvuldige blikken over haar schouder kan ik opmaken dat ze dolgraag terug wil naar haar brandende sigaret, waarschijnlijk de tiende van de dertig die ze er vandaag door zal jassen.

Als Laurie langs haar kantoortje loopt, roept hij soms ineens: ‘Longkanker!’ De rest van ons doet net alsof we Maya’s verhaal geloven en dat ze inderdaad jaren geleden is gestopt met roken. De legende luidt dat ze ooit in tranen uitbarstte en deed alsof de rookwolken die uit haar kamer dampten niet van een sigaret kwamen, maar van een kop heel hete thee.

‘Ik weet hoe ze het doet,’ zei Tamsin laatst. ‘Ze heeft haar peuk en haar asbak in de onderste la van haar bureau staan. Als ze een trek wil nemen, steekt ze haar hele hoofd in de la...’ Aangezien ik haar theorie niet serieus nam, zei ze: ‘Wat nou? Die onderste la is twee keer zo groot als de bovenste twee – daar past makkelijk een mensenhoofd in, hoor. Ik daag je uit om een keer haar kantoor binnen te glippen en...’

‘Ja, tuurlijk,’ viel ik haar toen in de rede. ‘Tuurlijk ga ik carrièrezelfmoord plegen door mijn neus in het bureau van mijn directeur te steken.’

‘Joh, dat kun jij best flikken,’ zei Tamsin. ‘Jij bent toch haar baby? Maya heeft een onderdanenfetisj. Ze vindt alles prachtig wat jij doet.’

Maya had een keer, waar ik bij was en zonder een spoor van ironie, gezegd dat ik de ‘baby van de familie was, hier bij Binary Star’. Vanaf toen ben ik me zorgen gaan maken of ze mij als producent wel helemaal serieus neemt. Inmiddels weet ik dat dat niet het geval is. ‘Who cares?’ kreunt Tamsin als ik dat ter sprake breng. ‘Mensen nemen dat veel te serieus, serieus genomen worden.’

Maya is al snel haar interesse in mij kwijt en trekt zich terug in haar rookhol zonder zelfs maar een ‘Dag snoetje!’ Best. Ik heb er niet om gevraagd dat zij haar gefrustreerde moederlijke neigingen op mij loslaat. Ik loop snel door de gang naar Lauries kantoor. Ik klop aan en loop tegelijk binnen, en zie hoe hij zijn globe rond de as laat draaien met zijn rechtervoet. Hij stopt en kijkt me met knipperende ogen aan, alsof hij niet meer precies weet wie ik ben. In zijn hoofd heeft hij het gesprek waarin hij mijn instemming met iets zocht, allang gevoerd, en misschien ben ik allang met pensioen of dood – misschien heeft Lauries brein hem al zo ver de toekomst in getransporteerd dat hij me helemaal niet eens meer kent.

‘Tamsin zegt dat Helen Yardley is vermoord.’ Ja, da’s een goeie, Fliss. Lekker zelf beginnen over iets waar je het helemaal niet over wil hebben.

‘Iemand heeft haar doodgeschoten,’ zegt Laurie uitdrukkingsloos. Hij geeft de globe nog eens een schop met zijn voet, harder dit keer, zodat hij sneller ronddraait.

‘Ik vind het echt heel erg,’ zeg ik. ‘Dit is nog veel erger... Dan als ze een natuurlijke dood was gestorven, bedoel ik. Voor jou.’ Terwijl ik dit allemaal zeg, besef ik dat ik geen idee heb hoe ik hem moet condoleren, en ik weet ook niet wat voor soort verlies hij eigenlijk heeft geleden. Laurie sprak Helen Yardley elke dag, vaak meerdere keren per dag. Ik weet hoeveel GOOV voor hem betekent, maar ik heb geen idee of hij ook om Helen persoonlijk gaf, of hij haar alleen zag als medeactievoerder of dat er meer tussen hen was.

‘Het was geen natuurlijke dood. Ze was pas achtendertig.’ De woede in zijn blik heeft zijn stem nog niet bereikt. Hij klinkt alsof hij regels opzegt die hij uit zijn hoofd heeft geleerd. ‘Degene die haar heeft vermoord – die is maar deels verantwoordelijk voor haar dood. Ze is vermoord door een hele reeks mensen. Door Judith Duffy, om te beginnen.’

Ik weet niet wat ik moet zeggen, en dus leg ik de kaart op zijn bureau. ‘Iemand heeft me dit gestuurd. Hij kwam vanochtend in een bijpassend envelop. Er zat geen briefje bij om het uit te leggen of zo, en ook geen afzender.’

‘Dus op de envelop stonden ook getallen?’ Wonder boven wonder lijkt dit Lauries interesse te wekken.

‘Nee...’

‘Maar je zei “bijpassend”?’

‘Hij zag er duur uit – crèmekleurig en een beetje ribbelig, net als die kaart. Hij was geadresseerd aan “Fliss Benson”, dus moet het wel van iemand komen die mij kent.’

‘Hoezo moet dat?’ wil Laurie weten.

‘Omdat er anders “Felicity Benson” had gestaan.’

Hij knijpt zijn ogen halfdicht. ‘Heet jij dan Felicity?’

Die naam staat op de aftiteling van alle programma’s die ik produ ceer, en op mijn cv en de sollicitatiebrief die Laurie gezien moet hebben toen ik solliciteerde bij Binary Star. Gezien en weer vergeten. Er komt een dag dat Laurie me het gevoel geeft dat ik onzichtbaar ben, dat ik niet besta.

Ik doe wat ik altijd doe als ik in zijn kantoor ben en de kans bestaat dat ik in tranen uitbarst: ik staar naar het miniatuurzonnestelsel op zijn plank en ga in mijn hoofd de planeten na: Mercurius, Aarde, Venus, Mars...

Laurie pakt de kaart op en mompelt iets onverstaanbaars terwijl hij hem in de richting van de prullenmand in de hoek van de kamer mikt. Hij suist langs mijn oren en mist me op een haar na. ‘Het is gewoon reclame,’ zegt hij. ‘Een of andere marketingteaser, weer een boom verspild.’

‘Maar hij is handgeschreven,’ zeg ik.

‘Genoeg over die kaart,’ blaft Laurie. ‘Ik heb iets belangrijkers met je te bespreken.’ En dan, alsof hij me nu pas voor het eerst ziet, grijnst hij en zegt: ‘Je gaat heel veel van mij houden.’

Ik val bijna op mijn knieën van schrik. Hij heeft het in mijn bijzijn nog nooit gehad over ‘houden van’. Dat kan ik met de hand op het hart zweren. Tamsin en ik hebben wel gespeculeerd of hij überhaupt wel weet wat liefde is – of hij het bestaan ervan erkent.

Je gaat heel veel van mij houden. Ik neem aan dat hij dat niet letterlijk bedoelt. Dat hij niet denkt dat ik hier in katzwijm ga vallen voor hem en dat we woest de liefde gaan bedrijven zonder acht te slaan op het enorme raam waardoor iedereen aan de andere kant van de binnenplaats ons kan zien, omdat hij daar nu eenmaal nooit rekening mee houdt, en ik te bang ben om hem erop te wijzen... Nee. Hou eens op met deze onzin. Ik breek de gedachte af voor hij verder postvat, uit angst dat ik ga lachen of gillen, en dat ik me dan nader moet verklaren.

‘Wat zou jij ervan zeggen om rijk te worden?’ vraagt Laurie aan me.

Voor een deel vind ik het zo uitputtend om met Laurie te praten omdat ik nooit het goede antwoord weet. Er zijn namelijk altijd goede en foute antwoorden – hij is erg zwart-wit – maar hij geeft je nooit een hint en hij is verontrustend onvoorspelbaar over alles, behalve wat hij noemt: ‘De heksenjacht op wiegendoodmoeders’. Wat dat betreft zijn zijn meningen onveranderlijk, maar dat is dan ook het enige onderwerp waarbij dat zo is. Het zal wel iets te maken hebben met zijn briljante, originele geest, en het maakt het leven krankzinnig moeilijk voor iemand die hem stiekem naar de mond zou willen praten terwijl ze tegelijk wil doen of ze het allemaal zelf verzint, alsof ze honderd procent integer is, en het haar geen biet kan schelen wat de rest van de wereld over haar denkt. Hoewel, de rest van de wereld. Waarschijnlijk hebben we het hier niet over een enorme groep mensen. Waarschijnlijk ben ik de enige die zich hiervoor interesseert.

‘Ik zou best graag in goeden doen zijn, ja,’ zeg ik uiteindelijk. ‘Rijk weet ik niet, hoor. Hoeveel geld heeft een mens nodig – nou, veel meer dan ik nu heb, maar veel minder dan... nou ja...’ Ik klets uit mijn nek omdat ik hier totaal niet op ben voorbereid. Ik heb hier nog nooit over nagedacht. Ik woon in een donker souterrain met een heel laag plafond in Kilburn, onder mensen die een houten vloer hebben zodat alles lekker hard doorklinkt, omdat vloerbedekking natuurlijk niet kan voor mensen van hun kleinburgerlijke niveau, en die de hele avond door hun kamer stuiteren op pogosticks, als je op het lawaai mag afgaan. Ik heb totaal geen buitenruimte, hoewel ik wel een prachtig uitzicht heb op het onberispelijke gazon van de pogospringers en hun grote verscheidenheid aan rozenstruikjes, en ik kan het me niet veroorloven om iets aan het vochtprobleem in mijn huis te doen, hoewel dat nog even hard nodig is als vier jaar geleden, toen ik het kocht. Gek genoeg is rijkdom niet iets waar ik vaak bij stilsta.

‘Dus ik denk dat ik wel graag rijkachtig zou willen zijn,’ zeg ik. ‘Zolang ik mijn geld maar niet verdien met iets dubieus, zoals mensensmokkel.’ Ik speel mijn antwoord nog eens af in mijn hoofd, in de hoop dat het ambitieus was, maar dat er ook in doorklonk dat ik zo mijn principes heb.

‘Stel dat je mijn werk zou kunnen doen, en dat je daarbij verdient wat ik verdien?’ vraagt Laurie.

‘Ik kan helemaal jouw werk niet doen...’

‘Dat kun je wel. En dat ga je ook doen. Ik ga weg bij dit bedrijf. Vanaf maandag ben jij mij: Creative Director en Executive Producer. Ik verdien hier honderdveertigduizend pond. Dus dat verdien jij ook, vanaf maandag.’

Wat? Laurie, ik...’

‘Nou, misschien niet officieel al per maandag, dus die loonsverhoging laat wellicht nog even op zich wachten, maar je gaat wel aan de slag per maandag...’

‘Laurie, doe eens even rustig!’ Ik heb hem nog nooit een commando naar zijn hoofd geslingerd. ‘Sorry,’ mompel ik. Door de shock was ik even vergeten wie hij ook weer is, en wie ik ook weer ben. Laurie Nattrass wordt niet toegeschreeuwd door types als ik. Vanaf maandag ben jij mij. Het is vast een geintje. Of hij is de weg kwijt. Iemand die zo warrig is als hij raakt vast snel de weg kwijt. ‘Dit slaat nergens op,’ zeg ik. Ik, de Creative Director van Binary Star? Ik ben de slechtst betaalde producent binnen het bedrijf. Tamsin verdient aanzienlijk meer dan ik, omdat ze Lauries researcher is. Ik maak programma’s waar niemand respect voor heeft behalve ikzelf, over oorlogvoerende buren en slecht functionerende maagbandjes – onderwerpen die niet alleen mij boeien, maar ook miljoenen kijkers. Dat is ook de reden waarom het mij niet kan schelen dat mijn collega’s mij zien als een lichtgewicht te midden van al die ernstige politieke documentairemakers. Raffi noemt mijn werk ‘gebakken lucht’.

Dit moet dus wel een geintje zijn. Een val. Wat moet ik nu zeggen: ‘O ja, héél graag!’ en sta ik dan voor paal terwijl Laurie van zijn stoel valt van het lachen? ‘Wat is er aan de hand?’ snauw ik.

Hij zucht diep. ‘Ik ga naar Hammerhead. Ze hebben me een heel goed aanbod gedaan, ongeveer even goed als het aanbod dat ik jou nu doe. Hoewel het mij niet om het geld gaat. Het is gewoon tijd dat ik ergens anders ga werken.’

‘Maar... je kunt toch niet weg?’ vraag ik, en ik voel me leeg bij de gedachte. ‘En de film dan?’ Hij gaat toch zeker niet weg zonder die film af te maken; dat kan toch helemaal niet? Zelfs een ondoorgrondelijk type als Laurie laat nu en dan weleens doorschemeren wat voor hem echt belangrijk is. En tenzij de hints die ik heb opgepikt door iemand zijn rondgebazuind om mij zand in de ogen te strooien – en ik zou niet weten waarom, want de meeste hints heb ik van Laurie zelf – is er maar één ding waardoor zijn hart niet meer zestig maar honderdtwintig keer per minuut gaat slaan, en dat is de film die hij maakt over de drie wiegendoodzaken: Helen Yardley, Sarah Jaggard en Rachel Hines.

Bij Binary Star noemen we het allemaal ‘de film’, alsof dat de enige film is waar het bedrijf zich druk om hoeft te maken, de enige film die we maken of die we ooit zullen maken. Laurie werkt er al sinds het begin der tijden aan. Hij wil per se dat het helemaal perfect wordt en hij blijft steeds maar van gedachte veranderen wat betreft de opzet. Het wordt een documentaire van twee uur, en de BBC heeft tegen Laurie gezegd dat hij zelf mag kiezen op welk tijdstip hij hem wil laten uitzenden, en dat is ongehoord. Tenminste, zoiets is ongehoord voor iedereen behalve Laurie Nattrass, die in de televisiewereld een soort godheid is. Als hij een vijf uur durende film zou willen maken waar ze zowel het nieuws van zes uur als dat van tien uur voor zouden moeten schrappen, dan zouden de hoge piefen bij de BBC waarschijnlijk nog zijn hielen likken en zeggen: ‘Natuurlijk, uwe hoogheid!’

‘Jij gaat de film maken,’ zegt hij tegen me met het volle vertrouwen van iemand die een bezoek heeft gebracht aan de toekomst en die al weet wat er staat te gebeuren. ‘Ik heb alle betrokkenen een e-mail gestuurd om hen te informeren dat jij het van me overneemt.’

Nee. Dit kan hij toch niet maken?

‘Ik heb hun jouw contactgegevens gestuurd, werk en privé...’

Ik wil hier niets mee te maken hebben. Ik trek dit niet. Ik doe mijn mond open om te protesteren, maar dan herinner ik me dat Laurie niets weet van mijn... enfin, niemand hier weet er iets van. Ik weiger om het als een geheim te zien, en ik weiger dus ook om me hier schuldig over te voelen. Ik heb niets misdaan. Dit kan dus geen straf zijn.

‘Je kunt op de volledige steun van Maya en Raffi rekenen.’ Laurie staat op, loopt naar een toren van dossierdozen tegen de muur. ‘Hier zit alle informatie in die je nodig hebt. Je hoeft ze nu niet mee te slepen naar jouw kantoor, want vanaf maandag is dit jouw kantoor.’

‘Laurie...’

‘Jij gaat aan de film werken, en verder nergens anders aan. Laat je nergens door afleiden, al helemaal niet door al die smeerlapperij. Ik zit bij Hammerhead, maar ik ben beschikbaar voor jou wanneer je maar...’

‘Laurie, stop! Welke smeerlapperij? Heb je het over de politie? Tam sin zei dat je vanochtend met hen hebt gesproken...’

‘Ze wilden weten wanneer ik Helen voor het laatst heb gezien. Of ze vijanden had. “Nou, wat dacht je van het hele fucking rechtssysteem, en vergeet jezelf niet”, zei ik.’ Voor ik de kans krijg hem eraan te herinneren dat Helens veroordeling is vernietigd in hoger beroep door datzelfde rechtssysteem, zegt hij: ‘Ze vroegen me naar de film. Ik zei hun dat jij daar vanaf maandag verantwoordelijk voor bent.’

‘Dus dat heb je tegen hen gezegd voor je het aan mij hebt gevraagd?’ Mijn stem begint hoog te piepen. Mijn maag krimpt ineen, en stuurt golfjes misselijkheid naar mijn keel. Een paar seconden lang durf ik mijn mond niet te openen. ‘Je hebt iedereen gemaild om te zeggen dat ik... Wanneer dan? Wanneer heb je dat gedaan? En wie is iedereen?’ Ik druk mijn nagels in mijn handpalmen en raak helemaal in paniek. Dit kan niet; dit klopt niet.

Laurie tikt tegen de bovenste doos. ‘Alle namen en contactpersonen die je nodig hebt zitten hierin. Ik heb geen tijd om het allemaal met je door te lopen, maar het meeste wijst zich vanzelf. Als er weer rechercheurs langskomen dan ben jij bezig met een documentaire over een arts die systematisch heeft gezorgd dat het recht zijn beloop niet kon hebben, en over drie vrouwen wier levens zij wilde verwoesten. En verder niets over het onderzoek naar Helens dood. Dat kunnen ze je niet verbieden.’

‘Wil de politie dan niet dat de film wordt gemaakt?’ Bij alles wat Laurie tegen me zegt voel ik me alleen nog maar beroerder. Het is nog erger dan anders.

‘Dat hebben ze nog niet met zoveel woorden gezegd, maar dat komt nog wel. Ze komt ongetwijfeld met een verhaal dat je hun onderzoek niet mag verstoren...’

‘Maar ik heb... Laurie, ik wil jouw baan helemaal niet! Ik wil die film niet maken.’ Ter verduidelijking zeg ik: ‘Ik zeg nee.’ Zo, dat is beter. Nu heb ik de zaak weer onder controle.

‘O nee?’ Hij doet een stap naar achteren en monstert me: een rebels specimen. Voorheen anders wel meegaand, zal hij denken, dus wat is hier misgegaan? Hij schiet in de lach. ‘Dus jij zegt nee tegen een salaris dat drie keer zo hoog is als wat je nu verdient, en tegen een promotie waarmee je jezelf meteen op de kaart zet? Ben jij zo dom?’

Hij kan me niet dwingen – onmogelijk. Er zijn dingen waartoe een mens een ander kan dwingen. Maar een documentaire maken is niet een van die dingen. Ik focus me op die gedachte om kalm te blijven. ‘Ik heb nog nooit iets van deze omvang geproduceerd,’ zeg ik. ‘Het is veel te hoog gegrepen voor mij. Wil jij de politie dan niet helpen met hun onderzoek naar wat er met Helen is gebeurd?’

‘De recherche van Culver Valley zou nog geen fucking tennisbal kunnen vinden op Wimbledon.’

‘Ik snap het niet,’ zeg ik. ‘Als jij naar Hammerhead gaat, waarom neem je de film dan niet mee?’

‘Omdat de BBC de opdracht aan Binary Star heeft gegeven,’ zegt Laurie schouderophalend. ‘Dat is de prijs die ik moet betalen voor mijn vertrek. Ik raak de film kwijt.’ Hij leunt voorover. ‘De enige ma nier waarop ik hem niet helemaal verlies is door hem aan jou te geven en er met jou aan te werken. Achter de schermen. Ik heb jou nodig, Fliss. Jij krijgt alle lof, en het salaris...’

‘Waarom ik? Tamsin heeft er toch met jou aan gewerkt? Dat mens is een wandelende onrechtencyclopedie – ze kent alle details. Waarom probeer je haar deze promotie niet door de strot te duwen?’

Ik realiseer me dat Laurie me heeft zitten betuttelen. Wat zou jij ervan zeggen om rijk te worden? Hij zit altijd te klagen dat hij de hypotheek op zijn vier verdiepingen tellende herenhuis in Kensington nauwelijks bij elkaar krijgt. Laurie komt uit een puissant rijke familie. Ik durf er mijn hele bezit om te verwedden – en dat is beduidend minder dan het zijne – dat hij zijn salaris bij Binary Star hooguit acceptabel vindt, maar niets bijzonders. Het aanbod van Hammerhead dat hij niet kon afslaan is ongetwijfeld zo aanzienlijk dat hij de honderdveertigduizend die hij hier verdient in zijn holle kies stopt. Maar het is een bedrag waar boerenkinkels als ik slechts van kunnen dromen... Dan dringt het tot me door dat Laurie dat misschien niet eens denkt, maar dat het wel waar is, dus misschien is het niet aardig als ik zout leg op deze slak.

‘Tamsin is een researcher, geen producent,’ zegt hij. ‘Hoor eens, dit heb je niet van mij, oké?’

Eerst denk ik nog dat hij het heeft over iets wat hij me net al heeft gezegd, over de promotie die ik niet wil. Dan realiseer ik me dat hij zit te wachten op een knikje van mij voor hij verder kan praten. Dus knik ik.

‘Tamsin wordt ontslagen. Raffi is het haar nu aan het vertellen.’

Wat? Je maakt een geintje. Dit is een geintje, toch?’

Laurie schudt zijn hoofd.

‘Maar ze kunnen haar toch niet aan de kant zetten! Dat kan toch niet...’

‘Binnen de hele sector vallen ontslagen. Iedereen moet de broekriem aanhalen, en vet wegsnijden waar dat kan.’

‘En wie heeft dit dan besloten? Is erover gestemd?’ Ik kan gewoon niet geloven dat Binary Star mij zou willen houden en Tamsin wil dumpen. Zij heeft bakken meer ervaring dan ik en in tegenstelling tot mij zeurt zij Raffi niet de kop gek om een vochtvreetmachine voor in haar kantoor.

‘Ga zitten,’ zegt Laurie ongeduldig. ‘Ik word nerveus van je. Tamsin is een voor de hand liggende keuze. Ze verdient veel te veel in verhouding tot wat ze oplevert, binnen het huidige economische klimaat. Volgens Raffi kunnen we voor de helft van het geld iemand krijgen die net van de universiteit komt. En hij heeft gelijk.’

‘Dit kan echt niet,’ flap ik eruit.

‘Als je je nu eens even niet meer druk maakt over Tamsin en je mij eens wat dankbaarheid betoont?’

‘Wat?’ Is dit nu de grote voorvechter van rechtvaardigheid die dit tegen me zei?

‘Denk jij dat Maya jou wil betalen wat ze mij betaalt?’ Laurie grinnikt. ‘Ik heb haar voorgelegd wat haar keuzes zijn. Ik zei: “Als het budget ruimte heeft voor mij, dan heeft het budget ruimte voor Fliss.” Ze weet dat de film zonder mijn medewerking niet gemaakt kan worden, althans niet door Binary Star. Ray Hines, Sarah en Glen Jaggard, Paul Yardley, alle juristen en advocaten, de parlementsleden en artsen die nu uit mijn hand eten – één woord van mij, en ze zijn allemaal weg. Het hele project valt in duigen. Dan hoef ik alleen maar een poos op mijn handen te zitten, en dan teken ik een nieuw contract met de BBC als baas van Hammerhead.’

‘Dus je hebt Maya gechanteerd om mij promotie te geven?’ Daarom was ze een stuk minder amechtig dan anders toen ik haar op de gang tegenkwam. ‘Nou, het spijt me donders, maar er is geen sprake van dat ik...’

‘Ik wil dat deze documentaire er komt!’ Laurie verheft zijn stem tot een niveau dat voor schreeuwen door kan gaan. ‘Ik probeer iets goeds te toen, voor iedereen! Binary Star houdt de film, jij krijgt een salaris dat aantrekkelijk genoeg is om met je luie kont uit je stoel te komen en aan het werk te gaan...’

‘En wat krijg jij?’ Ik sta te wankelen op mijn benen. Ik zou wel willen zitten, maar dat doe ik niet, niet nu Laurie mij heeft verordonneerd om te gaan zitten. Niet nu hij net een rotopmerking over mijn kont heeft gemaakt.

‘Ik krijg jouw volledige medewerking,’ zegt hij zo stil dat ik me afvraag of ik me zijn uitbarsting van daarnet maar heb ingebeeld. ‘Ik ben nog steeds de baas, onofficieel, maar dat is iets wat strikt tussen jou en mij blijft.’

‘Aha,’ zeg ik met een benepen stemmetje. ‘Dus je zit niet alleen Maya te chanteren, maar mij ook.’

Laurie valt kreunend in zijn stoel. ‘Jou koop ik om. Laten we er in elk geval het correcte werkwoord aan hangen.’ Hij lacht. ‘Fok, wat heb ik jou verkeerd ingeschat! Ik dacht dat jij heel rationeel was.’

Ik bijt op mijn lip en probeer deze ontboezeming op me in te laten werken: dat Laurie überhaupt een idee bezigt over wat voor mens ik ben. Dat houdt dus in dat hij over mij heeft nagedacht, al is het maar een paar seconden. Dat moet wel.

‘Je verdient een kans,’ zegt hij verveeld, alsof het maar vermoeiend is om mij te moeten overtuigen. ‘Ik heb besloten om jou die kans te geven.’

‘Jij wil dus de touwtjes in handen houden, ook al ben je weg. En je hebt mij uitgekozen omdat je dacht dat je mij lekker makkelijk kon kneden.’ Hopelijk is hij onder de indruk van hoe kalm ik ben. Aan de buitenkant tenminste. Ik had in geen miljoen jaar kunnen verzinnen dat ik Laurie Nattrass ooit zou beschuldigen van heel nare dingen in zijn eigen kantoor. Waar ben ik in godsnaam mee bezig? Hoeveel onschuldige burgers heeft hij al uit hun cel weten te bevrijden terwijl ik op de bank zat met roddelbladen of naar foute televisieprogramma’s zat te schelden? En als ik nu de hele situatie volledig verkeerd heb ingeschat en ik zelf dus fout zit?

Laurie zit onderuitgezakt in zijn stoel. Langzaam schudt hij zijn hoofd. ‘Nou goed. Dus jij wil geen uitvoerend producent zijn van de documentaire die alle denkbare prijzen gaat binnenhalen? Jij wil geen Creative Director zijn? Dan kun je Maya nu dolblij maken door haar te zeggen dat jij deze deal niet ziet zitten. Dan zul je trouwens wel het greintje respect dat ze nog voor je had in moeten leveren.’

‘Deze deal?’ En of ik verdomme goed zit. ‘Je bedoelt de deal waar ik niets vanaf wist, en die over mijn leven en mijn carrière gaat?’

‘Jij krijgt van je leven geen aanbod meer,’ sneert Laurie. ‘Niet hier bij Binary Star en ook niet ergens anders. Hoelang denk je dat het duurt voor je gezellig samen met Tamsin naar de sociale dienst mag?’

Mercurius, Aarde, Venus, Mars, Jupiter, Saturnus, Neptunus, Uranus, Pluto.

‘Ik vind het niet prettig dat ik honderdduizend pond per jaar meer ga verdienen terwijl mijn vriendin haar baan kwijtraakt,’ zeg ik zo emotieloos mogelijk. ‘Uiteraard zou ik graag meer gaan verdienen, maar ik wil graag ook rustig kunnen slapen ’s nachts.’

‘Jij rustig slapen? Laat me niet lachen!’

Ik haal diep adem en zeg: ‘Ik weet niet wat jij je allemaal over mij in je hoofd haalt, maar je slaat de plank volledig mis.’ Dan voel ik me een oplichter omdat ik nu net doe of ik zoiets heb als een sociaal geweten, terwijl ik maar door één ding echt uit mijn slaap word gehouden, en dat zijn liefdeszaken, of...

Of niets. Ik mag daar nu niet aan denken, anders ga ik huilen en flap ik het hele verhaal er nog uit tegen Laurie. Dat zou pas gênant zijn.

Hoe intens zou hij me haten als hij het zou weten?

‘Jezus,’ mompelt hij. ‘Sorry, oké? Ik dacht dat ik jou een gunst deed.

Wat zou er gebeuren als ik nu ja zei? Ik zou ja kunnen zeggen. Nee, dat kan niet. Godsamme, wat is er mis met mij? Ik ben in paniek, en verdrietig over Tamsin, en dat heeft allebei geen gunstige invloed op mijn hersens. In mijn huidige staat is het waarschijnlijk goed om zo weinig mogelijk te zeggen.

Laurie draait zijn stoel om zodat ik hem niet meer kan aankijken. ‘Ik heb tegen het bestuur gezegd dat jij waard bent wat ik denk dat jij waard bent,’ zegt hij uitgestreken. ‘Ze werden eerst gek, maar toen heb ik een geloofwaardig verhaal opgehangen en dus zijn ze nu om. Weet je wel wat dat betekent?’

Een geloofwaardig verhaal? Jullie doen wat ik zeg of die film is verleden tijd – dus dat vindt hij een geloofwaardig verhaal? Hij neemt niet eens de moeite om het een beetje leuk in te kleden. Dus dat geeft wel aan hoe weinig respect hij voor me heeft.

Zonder mijn reactie af te wachten, zegt hij: ‘Dat houdt dus in dat jij vanaf nu officieel honderdveertigduizend pond per jaar waard bent. Zie jezelf als een aandeel op de financiële markt. Jouw waarde is zojuist fors gestegen. Als jij nu tegen Maya zegt dat je past, als jij zegt: “O ja, ik wil dolgraag meer verdienen, maar niet zo veel meer, want zo goed ben ik nou ook weer niet, dus kunnen we er wat vanaf doen?” – dan keldert je aandeel ongenadig.’ Hij draait weer terug en kijkt me aan. ‘Dan ben je niets meer waard,’ zegt hij met klem, alsof ik zijn punt misschien heb gemist.

Nu is het genoeg: mijn grens is bereikt. Ik draai me om en loop weg. Laurie roept of loopt me niet achterna. Wat denkt hij dat ik doe? Dat ik de promotie en het geld pak? Dat ik ontslag neem? Dat ik me in de plee opsluit en een potje ga janken? Voelt hij zich totaal niet schuldig over wat hij me heeft aangedaan?

Wat kan het mij verdomme schelen wat hij allemaal denkt?

Ik marcheer terug naar mijn kantoor, ram de deur achter me dicht, gris de klamme handdoek van de verwarming en veeg het condens weg tot mijn arm pijn doet. Een paar minuten later is het raam nog steeds drijfnat, en is mijn trui dat inmiddels ook. Het enige wat ik heb bereikt is het vocht verplaatsen van het raam naar mijn kleding. Waarom is niemand er ooit opgekomen om een eind aan de droogte in de wereld te maken door alle condens te verzamelen? Alleen mijn raam al zou een fors deel van Afrika kunnen irrigeren. Dat lijkt me echt iets voor Bob Geldof. Laat ik maar kwaad zijn op Bob Geldof, want op Laurie kan ik mijn woede niet koelen. Ergens in mijn bureau ligt een getypt document waarop ik mezelf de opdracht geef, onder andere, om nooit kwaad te worden op Laurie.

Ik heb er vaak naar gestaard toen ik het pas van Tamsin had gekregen. Ik vond het hilarisch, en des te hilarischer toen ze me vertelde dat ze elke vrouw die bij Binary Star kwam werken een kopie gaf. Ongeveer een jaar geleden had ik er genoeg van, en heb ik het in mijn bureau gepropt, onder het bloemetjespapier waarmee degene voor mij de laden van het bureau had bekleed.

Het heeft geen zin om net te doen of ik niet meer weet in welke la ik het toen heb gestopt. Ik weet het namelijk precies, ook al doe ik al twaalf maanden of ik gek ben. Ik trek de stapel papier en de bloemetjesbekleding uit de la, en daar ligt het, met de bedrukte kant naar beneden. Ik zet me schrap, pak het op, en draai het om.

De in hoofdletters afgedrukte titel luidt: TAMSINS ZEVEN GEBODEN, met als schuingedrukte ondertitel: In verband met Laurie Nattrass altijd in het achterhoofd te houden.

De lijst ziet er als volgt uit:

1 Het ligt niet aan jou. Het ligt aan hem.

2 Verwacht niets van hem, ofwel: je kunt alles van hem verwachten.

3 Accepteer dat wat je toch niet kunt veranderen. Verspil je tijd niet en word niet kwaad.

4 Onthou dat hij een reputatie heeft als ‘briljant maar lastig’ louter omdat hij een man is. Als hij evenveel talent had maar een vrouw was geweest en hij zich precies zo gedroeg als nu, dan zouden we hem uitmaken voor gestoorde feeks en zou geen headhunter zich zo voor hem uitsloven.

5 Doe niet net of hij eigenlijk heel diepzinnig is. Ga er maar gewoon van uit dat hij precies zo is als hij zich voordoet.

6 Laat je geen rad voor ogen draaien door zijn macht. Sommige mensen zijn op een goede manier machtig, in die zin dat zij anderen zelfvertrouwen geven en hun het gevoel geven dat de wereld voor hen openligt. Hij is dat niet. Als je te dicht bij hem in de buurt komt zul je merken: hoe meer macht hij krijgt, des te machtelozer word jij. Pas op voor gevoelens van hulpeloosheid en de groeiende overtuiging dat jij maar een waardeloos stuk vreten bent.

7 En wat je verder ook doet: WORD NOOIT VERLIEFD OP HEM.

Volgens minstens een van Tamsins geboden ben ik hopeloos het schip in gegaan.