HOOFDSTUK VIJFENTWINTIG
Ik had een kort gesprek met de beheerder van het kampeerterrein. Ik gaf hem mijn kaartje en vroeg of hij me wilde bellen als Lovella terugkwam. Ik vertrouwde er niet echt op dat Coral dat zou doen. Het laatste wat ik van hem zag was toen hij op haar deur klopte. Ik stapte in mijn wagen en reed naar het politiebureau. Bij de balie vroeg ik naar luitenant Dolan, maar hij en Feldman zaten in een afdelingsvergadering. De bediende belde Jonah voor me en hij kwam tot aan de afgesloten deur, waar hij me binnenliet in de gang erachter. We waren allebei behoedzaam - plezierig, vrijblijvend. Niemand die ons gadesloeg, zou kunnen vermoeden dat we nog maar enkele uren geleden poedelnaakt onder de, door de vereniging van huisvrouwen goedgekeurde, lakens hadden liggen ravotten. 'Wat gebeurde er toen je thuiskwam?' vroeg ik. 'Niets. Iedereen sliep,' zei hij. 'We hebben iets in het lab dat je wel zal interesseren.' Hij liep door de hal naar rechts en ik volgde. Hij keek naar me om. 'Feldman heeft de afvalcontainers door de jongens laten uitpluizen, zoals jij hem aanraadde. We denken dat we de geluiddemper hebben gevonden.' 'Echt?' vroeg ik verbaasd.
Hij opende de ene helft van de deuren die naar het gerechtelijk laboratorium leidden en hield hem voor me open. De technicus was er niet, maar ik zag Billy's bebloede shirt op de tafel met ernaast een voorwerp dat ik niet kon thuisbrengen.
'Wat is dat?' vroeg ik verbaasd. 'Is dat het?' Ik keek namelijk naar een grote plastic fles, hij was zwart geverfd en lag op zijn kant waardoor een gat in de bodem zichtbaar was.
'Een wegwerpgeluiddemper. Handgemaakt. Werkelijk heel effectief om het geluid te verminderen. De vingerafdrukken zijn eraf geveegd,' zei Jonah. 'Ik begrijp niet hoe dat werkt.'
'Ik had Krueger nodig om het me uit te leggen. De fles is gevuld met lappen. Kijk maar. De loop van het pistool wordt meestal met plakband omwikkeld en de fles wordt er met een broekklem aan vastgemaakt. Het werkt echter maar een paar keer omdat het geluidsniveau bij ieder schot toeneemt omdat het gat in de bodem groter wordt. Klaarblijkelijk is deze methode alleen effectief als er op korte afstand wordt geschoten.'
'God, Jonah. Hoe komen de mensen erop? Ik heb er nog nooit van gehoord.' Hij pakte een slap gebonden boekje van de werktafel achter hem en bladerde het langzaam door zodat ik de plaatjes kon bekijken. Op iedere bladzijde stonden diagrammen en foto's die duidelijk lieten zien hoe wegwerpgeluiddempers gemaakt konden worden uit doodgewone huishoudelijke artikelen. 'Dit komt van een wapenwinkel in Los Angeles,' zei hij. 'Je moest eens zien wat je met een stuk glas of een hoop kroondoppen kunt doen.' 'Jezus.'
Luitenant Becker stak zijn hoofd om de hoek van de deur. 'Lijn een voor jou,' zei hij tegen Jonah en trok zich weer terug. Jonah keek naar de telefoon in het laboratorium, maar het gesprek was niet doorverbonden. 'Ik neem even op en dan kom ik zo weer terug,' zei Jonah. 'Blijf wachten.'
'Ja,' mompelde ik. Ik boog me over de geluiddemper en probeerde me te herinneren waar ik iets dergelijks eerder had gezien. Door het gat in de bodem ving ik een glimp op van blauwe badstof die de binnenkant vulde. Toen ik me realiseerde wat het was, werd mijn geestelijk proces op gang gebracht waarna de motor op volle toeren begon te draaien. Ik wist het.
Ik ging rechtop staan en liep naar de deur. Ik keek de gang in die leeg was. Ik ging naar mijn auto. In gedachten zag ik Ramona Westfall weer uit de kelder komen met een armvol blauwe badhanddoeken die ze op de stoel had gegooid. De plastic fles was met limonade gevuld geweest en ze had hem laten vallen toen ze hem aan Tony gaf om hem in de ijskast te zetten.
Ik stopte bij het kantoor om het nummer van de Westfalls te draaien. De telefoon ging vier keer over voordat het antwoordapparaat in werking trad. 'Hallo, dit is Ramona Westfall. Ferrin noch ik kunnen nu aan de telefoon komen, maar als u uw naam en telefoonnummer inspreekt en een korte boodschap, dan bellen we zo snel mogelijk terug. Dank u.' Ik hing bij het horen van de pieptoon op. Ik keek op mijn horloge. Het was kwart voor vijf. Ik had er geen idee van waar Ramona was, maar Tony was op enkele blokken afstand waar hij om vijf uur een afspraak had. Als ik hem kon onderscheppen, dan kon ik me misschien van haar alibi overtuigen daar hij het enige aanknopingspunt was dat ik had. Hoe had ze het voor elkaar gekregen? Hij moest wel op zware medicijnen staan voor zijn migraine, of ze was er tussenuit geknepen toen hij sliep. Misschien had ze wel aan de keukenklok geknoeid toen ze terugkwam om zichzelf in te dekken voor het tijdstip van Daggetts dood. Toen ze weer thuiskwam, was Tony wakker geworden - ze had er waarschijnlijk zeker van willen zijn dat iemand haar op dat uur zag om dat later te kunnen bevestigen. Ze had sandwiches klaargemaakt en een praatje gemaakt terwijl hij at. En zodra hij weer naar bed was gegaan, had ze de klok weer in de juiste stand gezet. Maar misschien zat het niet eens ingewikkeld in elkaar. Misschien had Daggetts horloge op zeven over half drie gestaan toen hij kopje onder ging. Ze kon hem eerder hebben gedood en om twee uur weer thuis zijn geweest. Misschien had Tony zich gerealiseerd wat ze had gedaan en probeerde hij haar te beschermen toen hij begreep hoe dicht ik de waarheid was genaderd. Het was ook mogelijk dat hij met haar onder een hoedje speelde, maar ik hoopte dat dat niet het geval was.
Ik sloot mijn kantoor af en ging via de hoofdtrap naar beneden waardoor ik op State Street belandde. Het Granger Building was maar drie blokken verderop en het was verstandiger om te lopen dan er met mijn auto heen te rijden en achter het gebouw een parkeerplaats te zoeken. Tony hing waarschijnlijk nog steeds rond in die overdekte videogalerij aan de overkant van de straat. Ik moest hem te pakken zien te krijgen voordat zij de kans had hem te onderscheppen. Ik wilde niet dat hij naar huis ging. Zij moest weten dat de grond onder haar voeten nu tamelijk heet was, vooral omdat ik met die rok en schoenen bij haar thuis was geweest. Het enige dat ik van hem nodig had was een aanwijzing dat ik op het goede spoor zat en daarna zou ik Feldman bellen. Ik dacht aan de Close, waar het nu in de schemering somber zou zijn. Ik wilde daar niet meer heen, tenzij het niet anders kon. Ik ging naar de galerij. Tony zat helemaal achteraan aan de rechterkant een videospelletje te doen. Hij was volledig geconcentreerd en ik dacht niet dat hij zich van mijn aanwezigheid bewust was. Ik wachtte en keek naar de kleine figuurtjes die over het scherm tuimelden. Zijn punten waren niet zo hoog en ik kwam in de verleiding het zelf eens te proberen. Ineens bleven de poppetjes als bevroren staan, wapens werden afgevuurd zonder dat hij ogenschijnlijk iets deed. Hij keek op. 'O, hallo.' 'Ik moet met je praten,' zei ik.
Zijn ogen dwaalden naar de klok. 'Ik heb over vijf minuten een afspraak. Kan het niet wachten?' 'Ik loop wel met je mee. Onderweg kunnen we praten.' Hij nam zijn pakje op en we liepen de straat op. De afnemende middagzon was fel in vergelijking tot de schemerdonkere galerij. Zelfs nu de mist kwam opzetten en de novemberschemering inviel. Ik drukte op de voetgangersknop en we wachtten tot het licht op groen zou springen. 'Afgelopen vrijdag... de nacht dat Daggett stierf, herinner je je nog waar je oom was?' 'Zeker. Milwaukee, op zakenreis.' 'Gebruik je medicijnen voor je migraineaanvallen?' 'Ja, Tylenol met codeïne. En Compazine als ik moet overgeven. Hoezo?'
'Is het mogelijk dat je tante is weggegaan terwijl jij sliep?' 'Nee. Ik weet het niet. Ik weet niet waar u heen wilt,' zei hij. Ik dacht dat hij met opzet treuzelde, maar ik hield mijn mond. We bereikten het Granger Building en Tony stapte voor mij de hal in.
De lift die het eerst niet had gedaan, werkte nu wel, maar de andere was buiten werking, de deuren stonden open, de binnenkant was zichtbaar en twee houten bokken met een waarschuwingsbord stonden ervoor.
Tony keek me op zijn hoede aan. 'Heeft ze gezegd dat ze uitging?'
'Ze beweert dat ze thuis was, bij jou.' 'En?'
'Kom nou, Tony. Jij bent haar enige alibi. Als jij verdoofd was door de medicijnen, hoe kun je dan weten waar ze was?'
Hij drukte op het knopje van de lift.
De deuren gingen open en we stapten naar binnen. De deuren sloten zonder mankeren en we gingen omhoog naar de zesde. Ik keek naar zijn gezicht toen we de gang instapten. Hij zat in de rats, maar ik wilde hem nu nog niet onder een zwaardere druk zetten. We liepen de gang door naar de suite die zijn psychiater kennelijk had gehuurd. 'Is er iets waarover je wilt praten?' vroeg ik. 'Nee,' zei hij met een verontwaardigde stem. 'U bent gek als u denkt dat zij er iets mee te maken heeft.' 'Misschien kun je dat aan Feldman uitleggen. Hij heeft de zaak nu in handen.'
'Ik praat niet over haar tegen de politie,' zei Tony. Hij probeerde de knop van de deur maar hij was gesloten. 'Shit, hij is er niet.' Er was een briefje op de deur geplakt. Hij hief zijn hand en rukte het er met een driftig gebaar af. Het volgende moment lag ik op handen en knieën op de grond en hij was er vandoor. Hij sloeg op de knop van de lift en verdween vervolgens rechtsaf. Ik stond op en begon te rennen toen ik de deur naar het trappenhuis hoorde dichtslaan. Ik rende en belandde vlak achter hem in het trappenhuis. Hij was op weg naar boven. 'Tony! Kom nou. Doe dit nou niet.'
Hij was zeer snel, ik hoorde zijn schrapende voetstappen over het beton. Zijn hijgende ademhaling weerkaatste tegen de muren terwijl hij omhoog ging. Ik zorg niet voor niets dat ik in vorm blijf, mensen! Hij was jonger dan ik, maar ik bevond me in een uitstekende conditie. Ik gooide mijn tas opzij en greep de leuning om hem te volgen, ik ging met twee treden tegelijk omhoog. Ik tuurde naar boven en probeerde een glimp van hem op te vangen. Hij bereikte de zevende etage en ging nog verder omhoog. Hoeveel verdiepingen had het gebouw? 'Tony. Verdomme! Wacht nou. Wat doe je?'
Ik hoorde weer een deur dichtslaan. Ik versnelde mijn pas. Ik bereikte de gang. De liftreparateur had kennelijk de deur naar zolder laten openstaan en Tony schoot naar binnen, waarna hij de deur achter zich dicht smeet. Ik greep de hendel en verwachtte eigenlijk dat de deur op slot zou zijn, maar hij was open. De deur vloog open en ik bleef op de drempel staan. De ruimte was schemerig en warm en droog, grotendeels leeg, op een smalle deuropening na aan mijn rechterkant, waar de rem, de katrol en de motor van de lift waren ondergebracht. Ik trok mijn hoofd in en tuurde in de kleine ruimte, maar ik zag verder niets. Ik ging weer rechtop staan en keek rond. Het dak was minstens drie meter hoger, de dakspanten waren schuin bevestigd, de houten lijsten vormden een hoek van negentig graden waar ze elkaar raakten. Stilte. Ik zag een vierkant verlicht vlak op de vloer en ik keek omhoog. Rechts van me stond een houten ladder opgesteld. Bovenaan stond een deurtje open en daardoor viel wat gedempt licht naar binnen. Ik doorzocht de hele zolder. Er was een elektrisch paneel op enkele dozen bevestigd. Het zag eruit als het een of andere ouderwetse lichtpaneel uit het theater. Om de een of andere reden stond er een grote, zware vogel van papier-maché... een Vlaamse gaai die een opgeschilderd zakenpak droeg. Houten stoelen stonden links van me, zitting op zitting opgestapeld. 'Tony?'
Ik legde een hand op een van de sporten van de ladder. Hij zou zich wel ergens verborgen houden en wachten tot ik naar boven, naar het dak zou gaan, waarna hij via de trappen naar beneden kon gaan. Ik begon omhoog te klimmen in de hoop dat ik dan een beter overzicht over de zolder zou krijgen. Er was geen beweging, geen geluid of ademhaling te horen. Ik keek omhoog en klom voorzichtig nog hoger. Ik heb geen hoogtevrees maar ik ben ook niet dol op klimmen. De ladder leek echter veilig genoeg en ik kon niet bedenken waar hij anders zou kunnen zijn. Toen ik de top bereikte, hees ik mezelf in een zittende positie en tuurde rond. De trap kwam uit in een kleine ruimte, verborgen achter een versiering met halverwege de lengte van het dak een bijpassend fronton. Vanaf de begane grond hadden die twee versieringen er altijd puur decoratief uitgezien, maar nu kon ik zien dat een van de twee luchtkokers bevatte. Er was slechts een zeer smalle omloop rond het dak, beschermd door een laag muurtje. Het hellende dak maakte klimmen onmogelijk en zeer gevaarlijk.
Ik keek naar beneden, naar de zolder, in de hoop dat ik Tony naar het trappenhuis zou zien vluchten. Maar er was geen teken van zijn aanwezigheid, tenzij hij zich helemaal aan het uiterste eind bevond. Ik ging behoedzaam staan en zorgde ervoor dat ik de verticale daklijn links had en het lage muurtje aan mijn rechterkant. Ik liep eigenlijk in een metalen regengoot die hobbelde en kraakte onder mijn gewicht. Ik vond het geen prettig geluid. Ik verwachtte elk moment dat de goot het zou begeven waardoor ik naar beneden zou storten. Ik keek acht verdiepingen lager naar de straat, die niet eens zover weg leek. De gebouwen tegenover me hadden slechts twee verdiepingen en gaven me het prettige gevoel niet alleen te zijn, maar de voetgangers leken sterk verkleind door de afstand. De straatlantaarns waren aangegaan en het verkeer begon minder te worden. Aan mijn rechterkant, een half blok bij me vandaan, was de klokkentoren van het Axminster Theater van binnen verlicht, de bogen baadden in een blauwig, goudachtig licht. Het moest een behoorlijke val zijn. Ik probeerde me de snelheid van een vallend voorwerp te herinneren. Het had iets te maken met zo- en zoveel per seconde, maar het eind van het liedje zou in ieder geval een harde knal betekenen. Ik bleef staan waar ik stond en verhief mijn stem. 'Tony!' Vanuit mijn ooghoek ving ik een beweging op en mijn hart klopte in mijn keel. De plastic zak die hij bij zich had gehad, fladderde traag draaiend naar beneden. Waar kwam die vandaan? Ik gluurde voorzichtig over het muurtje dat tot aan mijn enkels kwam. Ik kon een van de nissen zien die in de muur precies onder de kroonlijst was uitgehakt. De rand die boven langs het gebouw liep, had er vanaf de grond altijd als marmer uitgezien, maar nu ontdekte ik dat het een soort pleisterwerk was, de nis zat er links ongeveer een meter onder. Op de bodem stak een halve schaal, die als bodem diende, een eindje uit de muur. Daarop zat Tony met zijn gezicht omhoog naar mij te kijken. Hij was over de rand geklommen en nu zat hij in de siernis met zijn armen om de toorts geslagen, zijn benen bungelden over de rand. Hij had een pruik uit de zak, die hij had gedragen, gehaald, zette hem op en keek met een nieuwsgierige blik in zijn ogen naar me op. Ik staarde naar de blonde vrouw die Daggett had vermoord.
Op dat moment staarden we elkaar zonder iets te zeggen aan. Hij had die brutale blik van een tienjarige, die zich tegen zijn moeder verzet, in zijn ogen. Maar daaronder herkende ik het kind dat hoopte dat er iemand kwam om hem tegen zichzelf in bescherming te nemen. Ik legde een hand op het fronton en vermande me. 'Kom je naar boven of zal ik naar beneden komen?' Ik had nonchalant gesproken, maar mijn mond was kurkdroog. 'Ik ga dadelijk naar beneden.'