HOOFDSTUK VIERENTWINTIG
Ik zat op de stoeprand bij de snackbar en staarde naar het asfalt. De eigenaar had me een blikje cola gebracht en ik ik hield het koele metaal tegen mijn slaap gedrukt. Ik voelde me ziek, maar er was eigenlijk niets met me aan de hand. Brigadier Feldman was gekomen en hij zat gehurkt naast het lichaam van Billy, terwijl hij met de jongens van het lab praatte die zijn handen in zakken deden. De ambulance was achteruit komen aanrijden en stond nu met zijn geopende deuren te wachten alsof hij het lichaam voor de nieuwsgierige menigte wilde afschermen. Vlakbij stonden twee politiewagens geparkeerd, hun radio's knarsten en bliebten boven het geroezemoes van het publiek uit. Een gewelddadige dood is nu eenmaal een publiekstrekker en ik kon horen hoe ze elkaar commentaar gaven over de gebeurtenissen die enkele ogenblikken geleden hadden plaatsgevonden. Ze waren niet wreed, alleen maar nieuwsgierig. Misschien was het goed voor ze om te zien hoe grotesk een moord eigenlijk is.
De dienstdoende agenten Gutierrez en Pettigrew waren binnen enkele ogenblikken na Billy's overlijden gearriveerd en ze hadden via de radio om civiele assistentie gevraagd. Zij zouden waarschijnlijk naar het kampeerterrein rijden om Coral en Lovella van het nieuws op de hoogte te brengen. Ik wist dat ik eigenlijk mee zou moeten rijden, maar ik kon er mezelf nog niet toe brengen. Ik zou wel gaan, maar op dat moment had ik het moeilijk met Billy's dood. Het was allemaal zo vlug gegaan. Ik kon niet aanvaarden dat ik het bandje niet kon terugdraaien om de laatste vijftien minuten te laten overdoen. Ik zou dan eerder arriveren. Ik zou hem waarschuwen en hij zou ongedeerd ontkomen. Hij zou me zijn theorie vertellen en dan zou ik hem op het biertje trakteren dat ik hem op de eerste avond in de Hub had beloofd.
Feldman verscheen. Ik zag opeens dat ik naar zijn broekspijpen zat te staren, maar ik was niet in staat om op te kijken. Hij stak een sigaret op en kwam naast me op de stoeprand zitten. Ik had mijn armen om mijn knieën geslagen en voelde me leeg. Ik kende de man nauwelijks, maar wat ik van hem had gezien was altijd aardig geweest. Hij zag eruit als een kruising tussen een Jood en een Indiaan - een groot plat gezicht met hoge jukbeenderen en een grote haakneus. Hij is een grote man van misschien zo'n veertig of vijfenveertig jaar, met een politiekapsel, politiekleren en een diepe, dreunende stem. 'Wil je me vertellen wat er precies is gebeurd?' zei hij. Het openen van mijn mond om te spreken, bracht de tranen. Ik hield mezelf in de hand en drong ze terug. Ik schudde mijn hoofd en vocht tegen het bijna overweldigende gevoel van spijt. Hij gaf me een zakdoek en ik drukte hem tegen mijn ogen, vouwde hem toen op en keek naar mijn afdrukken op het vierkante stukje witte katoen. Er was een "F" in een van de hoeken geborduurd waarvan een draadje had losgelaten. 'Het spijt me,' mompelde ik. 'Het geeft niet. Doe maar rustig aan.' 'Hij was zo'n prutser,' zei ik. 'Daarom grijpt het me zo aan, denk ik. 'Hij dacht dat hij slim en keihard was.' Ik wachtte even. 'Ik denk dat je nooit weet welke mensen je leven beïnvloeden,' zei ik. 'Zei hij niet wie er op hem heeft geschoten?' Ik schudde mijn hoofd. 'Ik heb het niet gevraagd. Ik wilde de laatste seconden van zijn leven niet met die troep belasten. Het spijt me.' 'Ach, misschien had hij het toch niet gezegd. Hoe lag de situatie?' Ik begon te praten, ik vertelde lukraak wat er in mijn hoofd opkwam. Hij liet me uitrazen totdat ik mezelf eindelijk in de hand had en het verhaal systematisch kon vertellen. Na honderden rapporten wist ik wel wat er van me werd verwacht. Ik somde alles in chronologische volgorde op terwijl hij instemmend knikte en aantekeningen maakte in een veelgebruikt, smoezelig boekje.
Toen ik klaar was, borg hij zijn ballpoint op en schoof het boekje in de binnenzak van zijn jasje. Hij stond op en ik volgde automatisch zijn voorbeeld. 'En nu?' vroeg ik. 'Toevallig ligt het dossier van John Daggett op mijn bureau,' zei hij. 'Robb vertelde me dat jij het moord noemde en ik vond dat ik er dan nog maar eens naar moest kijken.
We hadden gisteravond laat op de Bluff een dubbele moord die veel weg had van een executie, en daar moesten heel wat mensen op worden ingezet, dus heb ik de kans nog niet gehad. Het zou helpen als jij naar het bureau zou willen komen om zelf met luitenant Dolan te praten.' 'Laat me eerst naar Billy's zuster gaan,' zei ik. 'Dit is de tweede broer die ze in de zaak Daggett heeft verloren.' 'Denk je dat er een kans bestaat dat zij degene is die hem te grazen heeft genomen?'
Ik schudde mijn hoofd. 'Ik dacht dat ze iets met Daggetts dood te maken zou hebben, maar ik kan me niet voorstellen dat ze dit heeft gedaan. Tenzij ik iets belangrijks over het hoofd heb gezien. Maar hij had haar bijvoorbeeld nooit hier onder de mensen hoeven te ontmoeten. Ik ben er bijna zeker van dat het iemand was die op de begrafenis was.'
'Maak een lijstje en dan gaan we daarmee aan de gang,' zei hij. Ik knikte. 'Ik kan ook wel langs kantoor gaan om kopieën te maken van mijn rapporten. En misschien weet Lovella wel meer dan ze ons tot dusverre heeft verteld.' Het gaf me een goed gevoel om alles uit handen te geven. Hij mocht het allemaal hebben. Essie en Lovella en de Smith's.
Pettigrew naderde, hij had een klein plastic zakje bij een punt vast. Er zaten drie lege, koperen hulzen in. 'Deze hebben we daar bij die vrachtwagen gevonden. We zullen de hele parkeerplaats verzegelen totdat de jongens alles hebben afgezocht.'
Ik zei: 'Je moet misschien ook de vuilniscontainers napluizen. Daar vond ik namelijk de rok en schoenen nadat Daggett werd vermoord.'
Feldman knikte en bekeek de hulzen vluchtig. 'Tweeëndertig tweetjes,' merkte hij op.
Er schoot een koude rilling langs m'n ruggegraat. Mijn mond werd droog. 'Mijn tweeëndertigtwee werd een paar dagen geleden uit mijn auto gestolen,' zei ik. 'Gutierrez heeft er een rapport van gemaakt.'
'Er zijn heel wat tweeëndertig tweetjes in omloop, maar we zullen het in gedachten houden,' zei Feldman tegen me en toen tegen Pettigrew: 'Laten we de mensen hier wegsturen, maar doe het beleefd.'
Pettigrew verdween en Feldman keerde zich naar mij en keek me ernstig aan. 'Gaat het alweer een beetje?' Ik knikte en wou dat ik weer kon gaan zitten, maar ik was bang dat ik dan helemaal niet meer overeind zou komen. 'Heb je er nog iets aan toe te voegen voordat ik je laat gaan?' Ik sloot een ogenblik mijn ogen en dacht na. Ik ken het geluid dat een .32 maakt wanneer er wordt geschoten en de schoten die ik had gehoord, hadden anders geklonken. 'Die schoten,' zei ik. 'Die klonken vreemd in mijn oren. Hol. Meer als een knal dan een dreun.' 'Een geluiddemper?'
'Ik heb er, behalve op de tv, nooit een gehoord,' zei ik schaapachtig. 'Ik zal ze op het lab goed naar die kogels laten kijken, maar ik weet niet waar iemand hier in de stad een geluiddemper kan kopen.' Hij maakte nog een snelle clantekening in zijn boekje.
'Je kunt ze waarschijnlijk uit een tijdschrift bestellen.' 'Verdomd als het niet waar is.'
De fotograaf maakte foto's en ik zag dat Feldman in zijn richting keek. 'Ik moet me maar eens met die jongen gaan bezighouden. Hij is nieuw. Ik wil er zeker van zijn dat hij alles vastlegt wat ik nodig heb.'
Hij verontschuldigde zich en liep naar Billy's lichaam waar hij een gesprek begon met de gerechtelijke fotograaf en gebaarde uit welke hoeken hij foto's wilde hebben. Maria Gutierrez kwam naar me toe. 'We gaan naar het kampeerterrein. Gerry zei dat je misschien wel met ons mee wilt rijden.'
'Ik volg jullie in mijn auto,' zei ik. 'Weet je waar het is?' 'We kennen het terrein. We kunnen op je wachten als je wilt.'
'Ik ga nog even kijken of Billy's wagen hier op het parkeerterrein staat. Het zal me niet lang ophouden, maar wacht maar niet op me.' 'Goed,' zei ze.
Ik keek hoe ze wegreden en toen liep ik over de parkeerplaats en bekeek alle voertuigen die er stonden. Drie rijen van de ingang ontdekte ik de Chevy, weggestopt tussen twee andere. Het tijdelijke registratienummer stond nog steeds achter de voorruit. De raampjes waren naar beneden gedraaid. Zonder iets aan te raken, stak ik mijn hoofd naar binnen. De auto zag er schoon uit. Niets op de voorbank. Niets op de achterbank. Ik liep er omheen naar het raampje aan de passagierskant en gluurde naar binnen en bestudeerde de vloer van die kant. Ik weet niet wat ik hoopte te vinden. Een aanwijzing, een hint waar we mee verder konden. Het zag ernaar uit dat Feldman tenslotte toch een formeel onderzoek op gang zou brengen en blij als ik was dat ik het hem allemaal in handen had gegeven, kon ik me er toch niet volledig aan onttrekken. Ik stopte bij mijn wagen en nam de rok en schoenen, welke ik aan brigadier Feldman overhandigde. Ik vertelde hem waar Billy's wagen stond en toen ging ik eindelijk terug naar mijn auto en reed weg. Diep in mijn hart wist ik dat ik had getreuzeld om Pettigrew en Gutierrez de gelegenheid te geven het nieuws over Billy's dood mede te delen. Dat moet het verschrikkelijkste moment in iemands leven zijn, twee agenten voor je deur met sombere gezichten en grafstemmen.
Tegen de tijd dat ik het kampeerterrein bereikte, had het nieuwtje zich kennelijk al verspreid. Door het een of andere telepathische proces verzamelden de mensen zich in groepjes van twee en drie en allen staarden verschrikt naar de camper, terwijl ze zachtjes met elkaar praatten. De deur was gesloten en ik hoorde niets toen ik dichterbij kwam, maar mijn verschijning bracht achter mijn rug de conversatie op gang.
Een knaap stapte naar voren. 'Bent u een vriend van de familie? Ze heeft namelijk net erg slecht nieuws ontvangen. Ik weet niet of u op de hoogte bent,' zei hij. 'Ik was erbij,' zei ik. 'Ze kent me. Hoelang zijn die agenten al weg?'
'Twee minuten. Ze deden het heel goed... ze hebben lang met haar gesproken tot ze ervan overtuigd waren dat ze zichzelf in de hand had. Ik ben Fritzy Roderick. Ik ben de beheerder van het terrein,' zei hij, waarbij hij me een hand gaf.
'Kinsey Millhone,' zei ik. 'Is er nu iemand bij haar?' 'Dat geloof ik niet en we hebben helemaal niets gehoord. We hadden het er juist onder elkaar over... alle buren en zo... we vroegen ons af of er iemand naar haar toe moet gaan om een beetje bij haar te zitten.' 'Is Lovella er?'
'Die naam ken ik niet. Is zij familie?' 'Billy's oude vriendinnetje,' zei ik. 'Ik zal eens zien of ik erachter kan komen of er iets aan de hand is. Als ze iets nodig heeft, zal ik het laten weten.'
'O, graag. We willen haar allemaal zoveel mogelijk helpen.' Ik klopte op de deur en wist zelf niet wat ik moest verwachten. Coral opende de deur op een kiertje en toen ze zag dat ik het was, liet ze me binnen. Haar ogen zagen rood, maar ze had zichzelf kennelijk in de hand. Ze ging op een keukenstoel zitten en pakte haar sigaret op waarna ze de as aftipte. Ik ging op het bankje zitten. 'Ik vind het afschuwelijk van Billy,' zei ik. Ze keek me kort aan. 'Heeft hij het geweten?' 'Ik denk het wel. Toen ik hem vond, was hij al in een shock en toen ging het heel snel. Ik denk niet dat hij veel heeft geleden, als je dat soms bedoelt.' 'Ik zal het moeder moeten vertellen. De twee agenten die hier kwamen, boden aan het te doen, maar ik heb nee gezegd.' Haar stem brak af, schor van verdriet of haar verkoudheid. 'Hij heeft altijd geweten dat hij jong zou sterven, weet je wel? Als we bijvoorbeeld oude, kreupele mensen op straat zagen dan zei hij altijd dat hij zo niet zou eindigen. Ik smeekte hem altijd om toch een normaal leven te gaan leiden, maar hij moest alles nou eenmaal op zijn eigen manier doen.' Ze verviel in zwijgen. 'Waar is Lovella?'
'Ik weet het niet,' zei Coral. 'Toen ik hier kwam, was de camper verlaten.'
'Coral, ik wil dat je me verder inlicht. Ik moet weten wat er aan de hand was. Billy heeft me drie verschillende versies van hetzelfde verhaal verteld.' 'Waarom kijk je mij aan? Ik weet van niets.' 'Maar je weet meer dan ik.' 'Dat is niet zo moeilijk.'
'Vertel het me allemaal. Alsjeblieft. Billy is nu dood. Je hoeft hem niet langer te beschermen. Nee, toch?' Ze staarde een ogenblik naar de grond en toen zuchtte ze en drukte haar peuk uit. Ze stond op en begon de tafel af te nemen en liet water in de kleine roestvrijstalen gootsteen lopen. Ze deed er afwasmiddel in en liet het bestek en serviesgoed in het sop glijden. 'Billy zat al in San Luis toen Daggett daar kwam. Daggett had er geen idee van dat Doug aan ons verwant was, dus Billy maakte kennis met hem. We waren beiden zo verbitterd als de hel.'
'Billy vertelde me dat hij en Doug nooit erg goed met elkaar waren.'
'Flauwekul. Hij vertelde je dat alleen zodat je hem niet zou verdenken. We zijn met z'n drieën altijd de beste maatjes geweest.'
'Dus jullie waren van plan hem te vermoorden,' zei ik. 'Ik weet het niet. We wilden hem laten boeten. We wilden hem straffen. We veronderstelden wel een manier te vinden als het eenmaal zover was. Toen stierf Daggetts celmaat en hij vond al dat geld.'
'En jullie vonden dat wel een passende compensatie?' 'Ik niet. Ik wist dat ik pas tevreden zou zijn als Daggett dood was, maar ik kon dat zelf niet doen. Ik bedoel iemand koelbloedig vermoorden. Billy was degene die zei dat geld een pleister op de wonde was. We konden Doug niet meer tot leven wekken, maar we zouden in ieder geval iets hebben. Hij wist aldoor dat Daggett het geld had, maar hij had niet gedacht dat Daggett ermee zou ontkomen. Zodra hij de gevangenis had verlaten, begon hij met geld te smijten. Lovella belde Billy en we besloten er achteraan te gaan.'
'Dus die knapen uit San Luis kwamen er nooit achter?' zei ik. 'Nee. Toen Billy Daggett in de gaten kreeg, besloten we hem kaal te plukken.' 'En Lovella deed mee?'
Coral knikte en waste een bord af dat ze op het afdruiprek zette. 'We waren alleen uit op het geld. We hadden trouwens toch al niet veel tijd omdat hij was begonnen het uit te geven. Hij had al vijfduizend dollar uitgegeven voordat we met een oog konden knipperen en we wisten dat we snel moesten zijn, wilden we voorkomen dat hij alles zou verpatsen. Ze trouwden toen hij een week vrij was en dat kwam ons goed uit. We dachten dat als ze hem het geld niet zou kunnen ontfutselen, ze het misschien zou kunnen stelen...'
'Jullie wisten niet dat hij van plan was het geld aan Tony Gahan te geven?' 'Natuurlijk niet,' zei ze ineens energiek. 'Billy kon het amper geloven toen jij het hem vertelde. We dachten dat het grootste gedeelte nog ergens rondzwierf. We dachten toen ook nog steeds dat we het wel in handen zouden kunnen krijgen.'
Ik keek naar haar gezicht en probeerde de gegevens die ze me vertelde te verwerken. 'Bedoel je dat jullie Daggett opzadelden met Lovella zodat jullie hem die vijfentwintigduizend dollar afhandig konden maken?' 'Inderdaad,' zei ze. 'Maar jullie moesten het bedrag in drieën delen! Dat is iets meer dan ieder achtduizend.' 'Nou en?'
'Coral, wat is nou achtduizend.'
'Vind je het niet genoeg? Weet je wat je allemaal met achtduizend dollar kunt doen? Hoeveel heb jij? Heb jij achtduizend dollar?' 'Nee.'
'Nou, hou dan je mond.'
'Goed, het is een fortuin,' zei ik. 'Wat ging er mis?' 'In het begin niets. Billy belde hem op en zei dat die knapen uit San Luis achter hem aanzaten. Daarom ging hij er dus vandoor.'
'Maar hoe wisten jullie dat hij hier naar toe zou komen?' 'Billy vertelde Daggett dat hij hem zou helpen,' zei ze schouderophalend. 'En toen Daggett eenmaal in de stad was, begon Billy hem te bewerken, hij probeerde hem zover te krijgen dat hij ons het geld zou geven. Hij zei dat hij als tussenpersoon zou werken, alles glad zou strijken en dat hij dan vrijuit zou gaan.'
'Maar op dat moment had hij het mij dat geld al gegeven, is het niet?'
'Ja, maar dat wisten wij niet. Hij deed alsof hij het nog steeds in handen had. Hij deed ook net of hij van plan was het geld aan Billy te geven, maar dat was larie. In die tijd was hij natuurlijk constant dronken.' 'Dus hij bedonderde jullie terwijl jullie hem bedonderden.' 'Hij hield ons verdomme aan het lijntje!' zei ze verontwaardigd. 'Billy ontmoette hem op dinsdagavond en Daggett was heel erg gesloten. Hij zei dat hij tijd nodig had om het in handen te krijgen. Hij zei dat hij het donderdagavond zou meebrengen. Dus ging Billy naar de Hub om hem daar te ontmoeten, maar toen zei hij dat hij nog een dag nodig had. Billy sprak behoorlijk op hem in. Hij zei dat die knapen tamelijk pissig begonnen te worden en dat ze hem misschien alsnog zouden vermoorden, of hij het geld nou zou geven of niet. Daggett werd behoorlijk nerveus en bezwoer dat hij het geld de volgende dag bij zich zou hebben en dat was dus vrijdag.' 'De avond van zijn dood.'
'Ja. Ik werkte die avond en werd verondersteld een oogje op hem te houden, wat ik ook deed. Billy besloot wat later te komen om hem in zijn rats te laten zitten en voordat ik wist wat er gebeurde, kwam die vrouw op de proppen die steeds drankjes voor hem kocht. De rest weet je.' 'Billy vertelde me dat je een grieppil had ingenomen omdat je je niet goed voelde en achter, in het kantoor op de bank was gaan liggen. Was dat zo?'
'Ik was gewoon gaan liggen,' zei ze. 'Toen ik Daggett zag vertrekken, wist ik dat Billy een beroerte zou krijgen. Ik voelde me zonder dat hele gedoe al rot genoeg.' 'En kwam Billy er tenslotte achter wie zij was?' 'Ik weet het niet. Ik denk het. Ik was hier vanmorgen niet dus ik weet niet wat hij van plan was.' 'Ik moet nu naar het politiebureau om luitenant Dolan te vertellen wat er aan de hand is. Als Lovella terugkomt, zeg haar dan dat het dringend is en dat ze contact moet opnemen. Wil je dat doen?'
Coral zette het laatste schone bord tegen de rij op het rek. Ze vulde een glas water en goot het over het geheel heen om de laatste restjes sop te verwijderen. Ze draaide zich om en keek me aan met een blik die kon doden. De koude rillingen liepen over m'n rug. 'Denk je dat zij Billy heeft vermoord?' 'Ik weet het niet.'
'Wil je het me zeggen als je hebt ontdekt dat zij het heeft gedaan?'
'Coral, als zij het heeft gedaan, dan is ze gevaarlijk. Ik wil niet dat jij er iets mee te maken krijgt.'
'Maar je vertelt het me wel?'
Ik aarzelde. 'Ja.'
'Bedankt.'