HOOFDSTUK TWINTIG

De Hub beleefde weer een slappe avond. Het was opnieuw gaan regenen en de zaken lagen op het droge. Het dak lekte op twee plaatsen en iemand had er emmers onder gezet om de druppels op te vangen... een op de bar en een bij het damestoilet. De bar was op topavonden bevolkt door buurtbewoners die zich daar langzaam vol lieten lopen - oude vrouwen met dikke enkels en dikke truien die 's middags om twee uur hun eerste biertje namen om kalmpjes door te drinken tot sluitingstijd, mannen met nasale stemmen, krassende lachsalvo's en knoestige neuzen die rood zagen van het vele alcoholgebruik. De biljarters werden hoofdzakelijk gevormd door jonge Mexicanen die rookten tot hun tanden geel zagen en onderling kibbelden als een stel jonge honden. Die avond lag de biljartzaal verlaten en de groene vilten biljartlakens leken te glimmen alsof er licht van binnenuit kwam. Alles bij elkaar telde ik vier klanten waarvan er een met zijn hoofd op zijn armen lag te slapen. De jukebox spoog wat krakende, brabbelende geluiden uit, waardoor de muziek een onderwater effect kreeg. Ik naderde de bar waar Coral op een barkruk met een hoge rugleuning geplakt zat. Ze droeg een western blouse met een zilver draadje door de bruine ruiten, een strakke spijkerbroek die rond de enkels was opgerold en korte, witte sokjes. Ze moest me hebben herkend van de begrafenis, want toen ik haar vroeg of ik even met haar kon praten, hipte ze zonder een woord te zeggen van de kruk en liep om de bar heen. 'Wil je iets drinken?' 'Een wit wijntje, alsjeblieft,' zei ik.

Ze schonk de wijn voor me in en nam zelf een tapbiertje. We gingen in een afgeschermd hokje zitten, maar zo dat ze een oogje op de klanten kon houden voor het geval dat iemand iets wilde bestellen. Van dichtbij was haar haar zo vlassig en droog dat ik me afvroeg of ze soms een inwendige verbrandingsmotor had. Haar make-up was veel te fel voor haar bleke gelaatskleuren en haar tanden waren aan de randen verrot alsof ze als kind niets anders dan zoete koekjes had gegeten. Haar verkoudheid moest nu op zijn ergst zijn. Haar voorhoofd was gerimpeld als een foto bij een advertentie voor weefselverbetering. Haar neus was verstopt en ze was gedwongen om door haar mond te ademen. Ondanks dat slaagde ze erin te roken; ze stak een Virginia Slim op zodra we waren gaan zitten. 'Jij hoort thuis in bed te liggen,' zei ik en hetzelfde moment vroeg ik me af waarom ik zoiets voorstelde. Billy en Lovella lagen op dat moment op de grond te rollebollen waarbij de wagen op zijn grondvesten schudde. Wie was in staat om bij die herrie te slapen?

Coral legde haar sigaret neer om haar neus te snuiten. Ik heb me altijd afgevraagd waar mensen leren hun neus te snuiten. Zij maakte gebruik van de twee-vinger methode door de tissue over haar handen te leggen waarna ze de knokkels van haar twee wijsvingers tegen haar neusvleugels drukte, en ze vervolgens krachtig na elke snuit te laten ronddraaien. Ik hield mijn blik afgewend tot ze klaar was, waarbij ik me afvroeg of ze wist wat Lovella op dat moment aan het doen was.

'Wat is het verhaal rond Lovella? Ze leek op de begrafenis inwendig verscheurd.'

Coral staakte haar werkzaamheden en keek me aan. Ik realiseerde me ineens dat ze misschien niet wist wat het woord verscheurd betekende. Ik kon zien dat ze hard nadacht.

'O, ze is weer helemaal in orde. Ze had er namelijk geen idee van dat ze niet legaal met elkaar waren getrouwd. Daarom stortte ze in. Dat was een rottrap na, om het zo maar eens te zeggen.' Ze gaf haar neus een krachtige nabehandeling en nam sniffend haar sigaret weer op. 'Je zou toch zeggen dat ze zich opgelucht moest hebben gevoeld,' zei ik. 'Naar wat ik hoorde, zou je zeggen dat hij haar tot puinpoeier had geslagen.'

'In het begin niet. Ze was gek op hem toen hij haar voor het eerst mee uit nam. Ik geloof eigenlijk dat ze dat nog steeds is.'

'Daarom noemde ze hem op de begrafenis natuurlijk de grootste rotzak ter wereld,' merkte ik op.

Coral keek me een ogenblik aan en haalde haar schouders op. Ze gaf geen commentaar. Zie was iets slimmer dan Billy, maar niet veel. Ik kreeg bij haar hetzelfde gevoel als ik bij hem had gehad. Ik poerde rond in een zaak die zij hadden gehoopt te kunnen vergeten, maar ik wist niet genoeg om direct tot zaken te komen.

Ik probeerde wat te vissen. 'Ik dacht dat Lovella en Billy eens samen iets hadden.'

'Jaren geleden. Ze was toen zeventien. Dat stelde geen moer voor.'

'Ze vertelde me dat Billy haar aan Daggett had gekoppeld.' 'Ja, min of meer. Hij vertelde Daggett over haar en toen schreef Daggett haar en vroeg of ze penvrienden konden worden.'

'Jammer, dat hij het nooit over zijn vrouw heeft gehad,'

zei ik. 'Ik wil graag een praatje met Lovella maken, dus als je haar ziet, vraag haar dan alsjeblieft of ze contact met me wil opnemen.' Ik gaf haar mijn visitekaartje dat ze nukkig accepteerde.

'Ik zie Lovella niet meer,' zei ze.

'Dat is wat jij denkt,' zei ik.

Corals aandacht werd door de barkeeper opgeëist die met een opgeheven vinger naar haar keek. 'Wacht even.' Ze liep naar de bar, nam een paar verschillende drankjes en bracht ze naar het enige tafeltje dat bezet was. Ik probeerde me haar voor te stellen terwijl ze bezig was Daggett achterwaarts overboord te werken. Ze paste in de beschrijving, maar er miste nog iets.

Toen ze terugkwam in het hokje hield ik de hoge hakken omhoog. 'Van jou?' 'Ik draag geen suède,' zei ze neutraal. Ik genoot van haar antwoord. Net alsof suède een besmettelijke ziekte was. 'En ken je de rok?' Ze nam een laatste haal van haar sigaret en drukte de peuk uit in een metalen asbak, waarbij ze een mondvol rook uitblies. 'Nee. Van wie is die?'

'Ik denk dat de blonde vrouw die Daggett vermoordde hem vrijdagavond droeg. Billy zei dat ze hem hier oppikte.'

Ze bekeek de rok nauwkeuriger. 'Ja, dat is waar. Ik zag haar,' zei ze, alsof ik haar een aanwijzing had gegeven.

'Ziet dit eruit als de rok die ze aanhad?' 'Dat zou kunnen.' 'Weet jij wie ze is?' 'Nee-ee.'

'Ik wil niet vervelend doen, Coral, maar ik zou best wat hulp kunnen gebruiken. We hebben het over een moord.' 'Ik ben er ook door verscheurd,' zei ze verveeld. 'Kan het je dan helemaal geen sodemieter schelen?' 'Ben je wel goed bij je hoofd? Waarom zou ik me iets van Daggett aantrekken? Hij was een stuk uitvaagsel.' 'En hoe zit het met dat blondje? Kun je je iets van haar herinneren?'

Coral schudde een volgende sigaret uit het pakje. 'Waarom hou je er niet over op, kind? Je hebt helemaal het recht niet om ons het hemd van onze kont te vragen. Je bent geen smeris.'

'Ik kan alles vragen wat ik wil,' zei ik rustig. 'Ik kan je alleen niet tot een antwoord dwingen, maar vragen staat vrij.'

Ze bewoog zich onrustig op haar stoel. 'Weet je wat? Ik mag jou niet zo,' zei ze. 'Mensen zoals jij maken me ziek.' 'O, ja? Wat voor mensen?'

Op haar dooie gemak nam ze een lucifer uit een kartonnen mapje, en streek hem langs de daarvoor bestemde plaats tot hij ontvlamde. Ze stak haar sigaret aan. De lucifer knetterde een beetje toen ze hem in de asbak liet vallen. Ze plantte haar kin op haar handpalm en glimlachte op een onplezierige manier naar me. Ik wou dat ze haar tanden liet repareren, het zou haar een stuk aantrekkelijker maken. 'Ik wed dat je een gemakkelijk leventje hebt gehad, is het niet?' zei ze, haar stem druipend van het sarcasme. 'Uitermate gemakkelijk.'

'Aardig witte-boorden-middenklas huis. Het hele moederskindje gedoe. Je had natuurlijk broertjes en zusje. En zo'n leuke, harige, witte hond...' 'Ik sta verbaasd,' zei ik.

'Twee auto's. Misschien eens in de week een werkster. Ik ben nooit naar college geweest. Ik had geen pappie die me al die mogelijkheden bood.'

'Nou, dat verklaart een hoop,' zei ik. 'Ik heb je moeder ontmoet, weet je. Ze ziet eruit als iemand die haar hele leven keihard heeft gewerkt. Jammer dat je daar geen waardering voor kunt opbrengen, ze deed het tenslotte voor jou.'

'Hard gewerkt? Ze werkt in een supermarkt als controleuse,' zei Coral. 'O, denk je er zo over? Je vindt natuurlijk dat ze net zoiets stijlvols moet doen als jij.' 'Ik weet zeker dat ik dit niet mijn hele leven zal blijven doen, als je dat soms denkt.'

'Wat gebeurde er met je vader? Waar past hij in het plaatje?'

'Weet ik veel. Hij is er lang geleden vandoor gegaan.' 'Hij liet haar achter met de kinderen, voor wie ze zelf mocht zorgen, is het niet?'

'Laat maar gaan. Ik weet zelf niet waarom ik hierover begon. Misschien moet je maar eens ter zake komen, dan kan ik terug naar de bar.' 'Vertel me iets over Doug.'

'Dat gaat je geen barst aan.' Ze verliet het hokje. 'Je tijd is om,' zei ze en liep weg. Daar zat ik met mijn vriendelijke bedoelingen. Ik nam de schoenen en de rok en legde wat geld op het tafeltje. Ik liep naar de ingang en wachtte in de beschutting van de deuropening voordat ik de regen in stapte. Het was tien uur zeventien en er was geen verkeer op Milagro. De straat was glanzend zwart en de regen maakte als het water de grond raakte, een sissend geluid, als spek in de koekepan. Er steeg damp uit de kolenkeldergaten die hier en daar onder de huizen waren gebouwd en in de goten gutste het regenwater in een wilde stroom naar de afvoerputten.

Ik was rusteloos en nog niet van plan om het voor die avond voor gezien te houden. Ik dacht erover om naar Rosie te gaan, maar het zou er niet veel anders zijn dan in de Hub - rokerig, smerig en deprimerend. De lucht buiten ook tenminste, hoewel kil, naar de zoetige geur van vochtig beton. Ik startte de wagen, maakte een U-bocht en reed naar het strand terwijl mijn voorruit bestippeld werd met regendruppels.

Bij Cabana sloeg ik rechtsaf en reed langs de boulevard, aan mijn linkerkant, zelfs zonder de maan, zag de branding er saai en grijs uit waar de aanrollende golf zich omdraaide en terugspoelde met een monotone regelmaat.

Verderop in de oceaan kon ik de lichtjes zien van de olieboortorens die gedimd leken door de mist. Ik trok juist op bij een stoplicht toen ik achter me een claxon hoorde toeteren. Ik keek in mijn achteruitkijkspiegeltje. Een kleine rode Honda trok op en kwam rechts van me rijden. Het was Jonah, kennelijk net als ik op weg naar huis. Hij maakte een draaibeweging met zijn arm waarop ik het portierraampje aan de passagierskant naar beneden draaide.

'Kan ik je iets te drinken aanbieden?' 'Ja, waar?'

Hij wees naar het Crow's Nest aan zijn rechterkant, een restaurant waar de buitenlichten nog brandden. Langzaam reed ik achter hem aan naar de parkeerplaats waar we naast elkaar gingen staan. Hij stapte als eerste uit, boog zich tegen de regen en opende zijn paraplu waarna hij naar mijn kant kwam. Samen liepen we, over de plassen springend naar de ingang. Hij hield de deur voor me open en ik dook naar binnen, waarna ik de deur tegenhield totdat hij zijn paraplu weer had ingeklapt en uitgeschud. Het interieur van het Crow's Nest was halfslachtig marineachtig met voormalige visnetten en tuigageonderdelen aan de muren en zeekaarten die in de tafelbladen onder plexiglas waren verankerd. De keuken was gesloten, maar de bar was druk bezet. Er waren minstens tien tafeltjes bezet. Er werd beschaafd geconverseerd en het licht was gedimd omdat de kaarsen in dikke oranje bollen waren geplaatst. Jonah bracht me langs de dansvloer naar een tafeltje in de hoek. Er hing een zekere zenuwachtige onrust in de lucht. We waren beschermd tegen het weer en samengekomen als zwervende zielen die tussen twee vluchten zijn gestrand. Het dienstertje verscheen en Jonah keek me aan. 'Bestel jij maar iets,' zei ik.

'Twee margarita's. Cuervo Gold, Grand Marnier, goed schudden, geen zout,' zei hij. Ze knikte en verdween. 'Heel indrukwekkend,' zei ik.

'Ik dacht dat je dat lekker vond. Waarom ben jij nog op pad?'

'Vanwege Daggett, natuurlijk.' Ik bracht hem op de hoogte, terwijl ik me ineens realiseerde dat ik schoon genoeg had van Billy Polo en zijn soort. Ik kon het die avond niet langer verdragen.

'Laten we het niet meer over hem hebben,' zei ik toen ik mijn verhaal had verteld. 'Waar ben jij mee bezig?' 'Geen sprake van. Ik ben hier om me te ontspannen.' Onze drankjes werden gebracht en we wachtten even, terwijl het dienstertje, keurig met de knieën bij elkaar bukte, om onze cocktails en de servetjes op tafel te zetten. Ze was gekleed als een bootsman, met dit verschil dat haar hoog uitgesneden broekje om haar heen spande en dat haar billen op haar rug hingen. Ik vroeg me af of deze kostuums het zouden houden als de manager er zijn harige achterste in zou persen.

Toen ze weg was, tikte Jonah met zijn glas tegen het mijne. 'Op regenachtige avonden,' zei hij. We namen een slok. De tequila had een soort schokeffect op mijn binnenste en ik moest mezelf op de borst slaan. Jonah glimlachte en genoot van mijn benauwdheid. 'Waarom ben jij nog zo laat op pad?' vroeg ik. 'Ik heb wat administratie afgewerkt. En ik stel het moment van naar huis gaan zolang mogelijk uit. Camilla's zuster uit Idaho logeert een week bij ons. Ze zitten waarschijnlijk wijn te drinken en al mijn fouten te bespreken waarbij er geen spaan van me heel blijft.' 'Ik neem dus aan dat haar zuster jou niet mag.' 'Ze vindt me saai. Camilla komt uit een rijke familie. Deirdre vindt dat ze beiden niet met mannen met een gewoon salaris kunnen omgaan, verdomme. En dan een politieagent? Dat is wel het burgerlijkste. God, ik moet een beetje op mijn tellen passen. Ik doe niet anders dan klagen over thuis. Ik voel me soms net als Dempsey.' Ik glimlachte. Brigadier Dempsey had jarenlang op de narcotica-afdeling gewerkt. Hij had een slecht huwelijk gehad en jarenlang zijn gal uitgespuugd. Tenslotte was zijn vrouw gestorven en hij had zich omgedraaid om precies met zo'n zelfde vrouw te trouwen, waarna de treurnis weer van voren af aan begon. Hij had vervroegd pensioen aangevraagd om nog een beetje van het leven te kunnen genieten. De postkaarten die hij naar het bureau zond, waren geestig, maar ze gaven de mensen het gevoel dat er een komiek optrad die het van zijn onderbroekenlol ten koste van zijn vrouw moest hebben.

De conversatie stokte. De achtergrondmuziek was een bandje van Johnny Mathis en de teksten deden denken aan een tijd dat de liefde nog niet werd bemoeilijkt door vervelende zaken. Er was toen geen herpes, geen angst voor AIDS, geen driehoeksverhoudingen, geen alimentatie, feminisme, de sexuele revolutie, de Bom, de Pil, goedkeuring van iemands therapeut of verdeling van de kinderen om het andere weekend.

Jonah zag er goed uit. De combinatie van schaduw en kaarslicht verdoezelde de lijntjes in zijn gezicht en verhoogde het blauw van zijn ogen. Zijn haar zag er erg donker uit en de regen had er een zachte glans over gelegd. Hij droeg een wit overhemd dat bij zijn hals openstond, de opgerolde mouwen lieten zijn donker behaarde onderarmen vrij. Meestal bestaat er een zekere spanning tussen ons, waarschijnlijk veroorzaakt door de oerbehoefte van de mens om zijn ras in stand te houden. Meestal ben ik in staat die spanning te beteugelen, vanwege zijn gehuwde staat, door de omstandigheden of door zijn ongemakkelijke houding, door de wetenschap dat eens onze wegen zich zullen kruisen en dat er dan geen terug meer is en geen manier om de toekomst te voorspellen. We bestelden een tweede rondje drankjes en toen een derde. We dansten langzaam zonder een woord te zeggen. Jonah rook naar zeep en zijn wangen waren gladgeschoren en soms neuriede hij zachtjes met de muziek mee zoals ik dat mijn vader hoorde doen als ik bij hem op schoot zat en hij me dingen voorlas waarvan ik de woorden nog niet begreep. Ik dacht aan Billy Polo die Lovella op de grond had gelegd. Dat beeld joeg me al de hele avond achterna omdat het zo duidelijk was wat zijn behoeften waren. Ik was altijd zo stoïcijns, zo voorzichtig om geen vergissingen te maken. Soms vraag ik me wel eens af wat het verschil is tussen voorzichtig zijn en dood zijn. Ik dacht aan de regen en hoe heerlijk het is om tussen de schone lakens te glijden. Ik boog mijn hoofd naar achteren en Jonah keek me vragend aan. 'Het is allemaal Billy Polo's schuld,' zei ik. Hij glimlachte. 'Wat?'

Ik bestudeerde hem een poosje. 'Wat zou Camilla doen als je vannacht niet thuiskwam?'

Zijn glimlach verdween en hij kreeg die bepaalde blik in zijn ogen. 'Zij heeft het altijd over een open relatie,' zei hij.

Ik lachte. 'Ik wed dat dat voor haar geldt en niet voor jou.'

'Nu niet meer,' zei hij.

Zijn kus was vertrouwd.

Niet lang daarna vertrokken we.