HOOFDSTUK EENENTWINTIG

Om negen uur reed ik naar kantoor. De regenwolken pakten zich boven de bergen samen en dreven in noordelijke richting en de lucht erboven was blauwachtig wit, zoals gebleekte denim. De stad tekende zich scherp af alsof je door een nieuwe bril keek. Ik opende de openslaande deuren en stapte het balkon op. Ik hief mijn armen en wiegelde met mijn achterste zoals voetballers graag doen. Zo, die is voor jou, Camilla Robb, dacht ik en toen moest ik lachen. Ik ging naar binnen en bekeek mezelf in de spiegel terwijl ik schaamteloos bekken stond te trekken. Wonderbaarlijke schoonheid. Ik zag eruit zoals ik eruit moest zien, als mezelf. Als tranen je evenwicht verstoren, brengt goede sex uitkomst; ik voelde me als herboren.

Ik zette het koffiezetapparaat in werking en toog aan de arbeid. Ik typte mijn aantekeningen uit en gaf de gesprekken met Billy en Coral gedetailleerd weer. Agenten en detectives zitten altijd tot aan hun nek in de administratie. Van alles moeten handgeschreven rapporten worden bijgehouden en dan het liefst zo duidelijk en uitgebreid dat iedereen die het werk moet overnemen er wijs uit kan worden en kan zien hoever het onderzoek in dat stadium is. Daar een detective voor de diensten wordt betaald, moet ik ook nog eens lijsten bijhouden van mijn uren en uitgaven en een periodiek verslag overleggen, zodat ik kan waarmaken waarvoor ik word betaald. Ik geef de voorkeur aan het werk buiten de deur, ik denk dat we er allemaal zo over denken. Als ik mijn dagen op een kantoor had willen slijten dan had ik wel gestudeerd om assuradeur te worden bij de firma hiernaast. Hun werk is tachtig procent van de tijd saai en vervelend en ik heb van de tien uur misschien een saai uurtje. Om half tien belde ik Barbara Daggett om mondeling verslag te doen van mijn vorderingen; een overbodige bezigheid daar ik een geschreven rapport voor haar had klaarliggen. Ik deed het toch maar, het was verdorie haar geld. Ze had het recht om zo uitgebreid mogelijk te worden ingelicht. Daarna boekte ik nog het een en ander, sloot weer af, nam de groene rok en de schoenen met me mee en ging via de achtertrap naar mijn auto, waarna ik naar Marilyn Smith reed. Ik voelde me net de prins met het glazen muiltje, op zoek naar Cinderella. Ik nam de noordelijke hoofdweg en reed in de schoongewassen lucht. Het is naar Colgate slechts vijftien minuten rijden, maar het gaf me de gelegenheid om over de gebeurtenissen van de vorige nacht na te denken. Jonah had zich in bed als een grapjas gedragen... lollig en inventief. We waren net een stelletje stoute kinderen geweest, we hadden tussendoor hapjes gegeten en elkaar spookverhalen verteld. Een paar keer bedreven we de sex op een intensieve, comfortabele manier. Ik vroeg me af of ik hem misschien in een vorig leven had gekend. Ik vroeg me ook af of ik hem nog eens zou zien. Hij was zo edelmoedig en hartelijk en zo verbaasd om bij iemand te zijn die niet oordeelde of zich inhield, die zich niet aan zijn aanraking onttrok alsof hij een naaktslak was. Ik kon me geen voorstelling maken van wat er hierna zou gebeuren en ik had geen zin om me er zorgen over te maken. Ik ben in staat om de zaak op te schroeven door alle problemen op voorhand reeds op te lossen in plaats van de dingen gewoon op z'n beloop te laten en de zaken te nemen zoals ze komen. Natuurlijk miste ik mijn afslag. Ik kreeg hem in het oog toen ik er voorbij reed en hartgrondig vloekend, nam ik de volgende afslag en reed terug. Tegen de tijd dat ik het huis van Wayne en Marilyn Smith bereikte, was het bijna tien uur. De fietsen die in het portiek hadden gestaan, waren verdwenen. De sinaasappelbomen, nu bijna ontbladerd door ouderdom, droegen nog steeds een uitstraling van rijp fruit, een fijne geur steeg op uit de omringende bosjes. Ik parkeerde mijn wagen op het grindpad achter een stationcar waarvan ik aannam dat hij van haar was. Een blik door de achterruit onthulde een behoorlijke puinhoop van blikvoedsel, softbaluitrustingsstukken, schoolschriften en hondenharen.

Ik drukte op de bel. De hal was verlaten, maar een golden retriever stormde naar de voordeur, zijn teennagels tikten op de kale vloer waarna hij glijdend tot een halt kwam en olijk blafte. Hij kwispelstaartte zo enthousiast dat zijn hele achterlijf mee waggelde. 'Kan ik je helpen?'

Verrast keek ik naar rechts. Marilyn Smith stond onderaan de treden die naar het portaal leidden. Ze droeg een T-shirt, een kletsnatte spijkerbroek en een strohoed. Ze had tuinhandschoenen aan van geitenleer en werkschoenen met een houten zool die bespat waren met modder. Toen het tot haar doordrong dat ik het was, veranderde haar gezichtsuitdrukking van vriendelijk vragend naar volslagen walging.

'Ik ben in de tuin aan het werk,' zei ze, alsof ik dat nog niet had geraden. 'Als je met me wilt praten, zul je met me mee moeten komen.' Ik volgde haar over het doorwaterde grasveld. Gespannen sloeg ze met een handdoek haar broek af.

'Ik zag je op de begrafenis,' merkte ik op. 'Wayne wilde erheen,' zei ze zenuwachtig, waarna ze over haar schouder naar me keek. 'Wie was die dronken vrouw? Ik mocht haar wel.'

'Lovella Daggett. Ze dacht dat ze met hem was getrouwd, maar het bleek dat hij nooit officieel van zijn eerste vrouw was gescheiden.' Toen we de moestuin bereikten, liep ze tussen de druipende rijen wijnstokken door. De tuin was in zijn winterstadium - broccoli, bloemkool, donkere bollen, weggestopt in een waaier van grote bladeren. Ze had onkruid gewied. Ik kon hier en daar de uitgetrokken sprieten zien liggen. Een eindje verderop in de rij zag ik dat daar was gespit, zware klonten lagen op een hoop naast een ondiepe kuil.

'Te nat om te wieden, hè?'

'De grond hier heeft een hoog kleigehalte. Als het droog is, kun je het wel vergeten,' zei ze.

Ze trok haar tuinhandschoenen uit en begon repen van een oud kussensloop te trekken waarmee ze de boonranken opbond, die door de regen waren omgevallen. De witte repen stof vormden een fel contrast met helle groen van de planten. Ik hield de rok en schoenen omhoog die ik had meegebracht. 'Herken je dit?'

Ze keek nauwelijks naar de spullen, maar dat kille lachje verscheen weer. 'Heeft de moordenares die gedragen?'

'Dat zou kunnen.'

'Je hebt vorderingen gemaakt sinds de laatste keer dat ik je zag. Drie dagen geleden was je er niet zeker van dat het moord was.'

'Zo verdien ik mijn geld,' zei ik.

'Misschien heeft die Lovella hem vermoord toen ze erachter kwam dat hij een bigamist was.'

'Dat is mogelijk,' zei ik, 'maar je hebt nog altijd niet gezegd waar je die vrijdagnacht was.'

'Wel waar. Ik was hier. Wayne was op kantoor en geen van ons heeft bevestigende getuigen.' Ze sprak weer op die uitdagende toon, onschuldig en spottend. 'Ik wil graag met hem praten.'

'Maak een afspraak. Hij staat in het boek. Ga naar het kantoor. Het Granger Building, op State.'

'Marilyn, ik ben niet je vijand.'

'Wel als ik hem heb vermoord,' antwoordde ze.

'Ah, ja. In dat geval wel.'

Ze scheurde weer een reep van het kussensloop, de strook bungelde als een dood ding in haar hand. 'Je klinkt alsof je verdenkingen hebt. Jammer dat je niets kunt bewijzen.' 'Maar ik heb iemand die haar en hem samen heeft gezien en dat is toch al heel wat, vind je niet? Dit is nog maar voorbereidend werk, het terrein lijkt steeds kleiner te worden,' zei ik. Dat was natuurlijk flauwekul. Ik wist absoluut niet of de jongen uit het motel iemand in het donker kon identificeren.

Haar glimlach verbleekte iets. 'Ik wil niet meer met je praten,' fluisterde ze.

Ik hief mijn handen alsof ze een pistool op me gericht hield. 'Ik ben al weg,' zei ik, 'maar ik moet je wel waarschuwen, ik ben nogal vasthoudend. Dat zal je denk ik wat onrustig vinden.'

Ik bleef haar in de gaten houden terwijl ik wegliep. Ik had de modderige schoffel gezien die ze gebruikte en het leek me verstandig om haar niet mijn rug toe te keren, op weg terug naar de stad ging ik even langs bij de WestfaIls.

Op een gegeven moment zou ik de rok en schoenen aan Barbara Daggett laten zien, maar de Close was nu mijn weg. De lage muur van natuursteen die om het terrein lag, was nog nat van de regen. Ik reed door de toegangshekken en parkeerde op straat, zoals ik eerder had gedaan, praktisch tegen de natte klimop aan. Bij daglicht bleek dat de acht Victoriaanse huizen zich in de schaduw bevonden, het zonlicht kon bijna niet door de takken van de bomen doordringen. Ik sloot de wagen af en liep de paar treden op naar de voordeur. In de tuin zag ik dat de stammen van de eiken waren bedekt met sponsachtige uitwassen die net zo groen waren als het geoxideerde koper op een dak. Hoge palmen accentueerden de hoeken van het huis. De lucht was koel en vochtig als gevolg van de storm. De voordeur stond op een kier. Door de gang kon ik recht in de keuken kijken en ik kon zien dat de achterdeur ook open stond, de hordeur was niet afgesloten. Op het aanrecht stond een draagbare radio waaruit klassieke muziek kwam. Ik belde aan, maar het geluid ging verloren in de donderende laatste tonen van het stuk. Ik verliet de voordeur en liep om het huis heen om naar binnen te kijken. Net als de rest van het huis was de keuken gerenoveerd, de bewoners hielden kennelijk meer van modern comfort, hoewel het Victoriaanse karakter bewaard was gebleven. De muren waren behangen met bloemetjesbehang, wilgentakken, eikenblad, en varens. De kastdeuren waren vervangen door glas-in-lood deuren, maar alles zag er heel modern uit.

Er was niemand in het vertrek. Een deur aan de linkerkant stond open, de langwerpige schaduw suggereerde dat de kelder zich daar precies onder moest bevinden. Twee bruine boodschappenzakken stonden op tafel en het leek erop dat iemand bij het uitpakken ervan was gestoord. Een elektrisch koffiezetapparaat stond ingeschakeld in een stopcontact naast de oven. Terwijl ik keek, ging het lampje branden. Nu pas drong de koffiegeur tot me door. De muziek was afgelopen en de presentator maakte een paar eindopmerkingen over het stuk om vervolgens een stuk van Brahms in E mineur aan te kondigen. Ik klopte op de sponning van de hordeur, waarbij ik hoopte dat iemand me zou horen voordat de muziek weer begon. Ramona verscheen uit de diepte van de kelder. Ze droeg een zesbaans wollen rok met een zachte grijze ruit waar een kastanjebruin streepje doorheen liep. Haar trui was donker kastanjekleurig en daaronder droeg ze een witte blouse waarvan het kraagje zedig door een broche werd dichtgehouden. Om het effect te verhogen, besloot ik het niet over de rok en schoenen te hebben die ik bij me had. 'Tony?' zei ze. 'O, ben jij het.'

Ze had een armvol blauwe badhanddoeken bij zich die ze op een stoel gooide. 'Ik dacht dat ik iemand hoorde kloppen. Maar ik kon door de hor haast niet zien wie het was.' Ze deed de radio uit toen ze daar langs liep en opende de hordeur om me binnen te laten.

'Tony haalt de boodschappen uit de garage. We zijn net terug van de supermarkt. Ga zitten. Wil je misschien een kop koffie? Ik heb net gezet.'

'Ja, lekker. Dat is aardig.' Ik schoof de stapel handdoeken opzij en ging zitten, waarna ik de rok en de schoenen op tafel legde. Ik zag dat ze ernaar keek, maar ze zei niets. 'Heeft hij vandaag geen school?' vroeg ik. 'Er zijn schoolonderzoeken. Hij was vroeg klaar en toen kon hij naar huis. Maar hij moet dadelijk naar zijn therapeut.'

Ik keek naar haar terwijl ze in de keuken rondscharrelde om kopjes en schoteltjes neer te zetten. Ze had zo'n kapsel dat met een hoofdbeweging in model zit. Ik knip mijn eigen haar om de zes weken met een nagelschaartje en twee spiegels wat er de oorzaak van is dat kappers altijd van kleur verschieten als ze me zien. 'Wie heeft u dit aangedaan?' vragen ze altijd meewarig. Ik wilde wel net zulke perfecte lokken hebben als zij, maar ik dacht niet dat me dat ooit zou lukken.

Ramona schonk twee kopjes koffie in. 'Er is iets wat ik waarschijnlijk eerder had moeten zeggen,' zei ze. Ze nam een aardewerk melkkannetje uit de kast en schonk er room in, waarna het tot haar doordrong dat ik zat te wachten op wat er zou volgen. Ze glimlachte zwakjes. 'John Daggett belde maandagavond hier naar toe, hij vroeg Tony te spreken. Ik schreef zijn nummer op, maar Ferrin en ik vonden het niet zo'n goed idee. Het doet verder waarschijnlijk niets ter zake, maar ik dacht toch dat je het moest weten.' Waarom denk je dat?'

Ze aarzelde. 'Ik kwam opeens het nummer weer tegen op het blokje bij de telefoon. Ik was het eerlijk gezegd helemaal vergeten.'

Natuurlijk was het belangrijk voor me om te weten - ik kreeg dat rare kriebelende gevoel in mijn nek en het zweet brak me uit. Er was hier iets aan de hand, dat voelde ik, maar wat? Had ze het echt vergeten te vertellen? 'Waarom kom je hier nu opeens mee aandragen?' vroeg ik. 'Ik dacht dat je eerder deze week zijn gangen naging.' 'Ik was me er niet van bewust dat ik je dat heb verteld.' Ze bloosde. 'Marilyn Smith belde me. Zij had het erover.' 'Hoe wist Daggett waar hij je kon bereiken? Toen ik zaterdag met hem sprak, had hij er geen idee van waar Tony was en hij had zeker jouw adres en telefoonnummer niet.' 'Ik weet niet hoe hij erachter is gekomen,' zei Ramona. 'Maar wat maakt het uit?'

'Hoe weet ik zeker dat jij niet een afspraak voor vrijdagavond hebt gemaakt?'

'Waarom zou ik dat hebben gedaan?' zei ze. Ik staarde haar aan. Een honderdste van een seconde later drong het tot haar door wat ik bedoelde. 'Maar ik was vrijdagavond hier.' 'Ik heb dat nog door niemand bevestigd gezien.' 'Dat is belachelijk! Vraag het aan Tony. Hij weet dat ik hier was. Je kunt het zelf nagaan.' 'Dat ben ik ook wel van plan,' zei ik. Tony kwam stampend de trap op bij de voordeur met in zijn armen nog meer zakken boodschappen. Hij greep tweemaal mis naar de deurknop omdat zijn aandacht was verdeeld. 'Tante Ramona, kun je me hier even mee helpen?' Ze liep naar de deur en hield hem open. Tony kreeg mij in het oog en ongeveer tegelijkertijd de groene rok en hoge hakken. Ik zag dat hij zijn tante met een ruk van zijn hoofd aankeek. Haar gezicht stond neutraal, maar ze hiel zichzelf met opzet bezig door de zakken uit te pakken en de spullen op tafel te zetten die hij opborg. De tweede nam ze zelf onderhanden en zette hem op het aanrecht, zocht alles door en haalde een pak ijs te voorschijn. 'Deze moet ik meteen wegbergen,' mompelde ze. Ze liep naar de vrieskist.

'Wat doet u hier?' zei Tony tegen me. 'Ik wilde graag weten hoe het met je was. Je tante zei dat je maandag weer een migraineaanval had.' 'Ik voel me prima.'

'Hoe vond je de begrafenis?' 'Stelletje stomkoppen,' zei hij.

'Laten we deze ook even uitpakken, liefje,' zei zijn tante. De twee begonnen de kruidenierswaren op te bergen terwijl ik van mijn koffie dronk. Ik wist niet of ze opzettelijk zijn aandacht afleidde of niet, maar zo kwam het misschien alleen maar op me over. 'Heb je hulp nodig?' vroeg ik. 'Nee, het gaat wel,' mompelde ze. 'Wie was die dame die helemaal gek werd?' vroeg Tony. Lovella had op iedereen een diepe indruk achtergelaten. Ramona hield een plastic fles limonade omhoog. 'Zet deze maar in de ijskast, nu je hier toch bent,' zei ze. Ze liet de fles een ogenblik, voordat hij hem goed vast had, te vroeg los en hij viel op de grond. Had ze dat met opzet gedaan? Hij wachtte op mijn antwoord dus ik gaf hem mijn vertaling van het verhaal. Het was een beetje roddelen, maar hij was zo levendig als ik hem nog niet eerder had gezien en ik hoopte zijn aandacht gevangen te houden.

'Ik wil je niet onderbreken, maar Tony heeft huiswerk te maken. Je kunt natuurlijk je koffie even opdrinken,' zei ze. Haar toon suggereerde dat ik het in een teug moest opdrinken en de kuierlatten aandoen.

'Ja, ik moet toch terug naar kantoor,' zei ik, waarbij ik opstond. Ik keek Tony aan. 'Breng je me even naar mijn auto?'

Hij keek naar Ramona die van hem wegkeek. Ze protesteerde niet. Hij knikte instemmend, hij hield de deur voor me open terwijl ik de rok en de schoenen pakte en me naar haar toe draaide. 'Dit vergat ik bijna. Zijn ze toevallig van jou?'

‘Ik weet zeker van niet,' zei ze tegen mij en toen tegen hem: 'Blijf niet te lang weg.'

Hij zag eruit alsof hij op het punt stond iets te zeggen, maar in plaats daarvan haalde hij zijn schouders op. Hij volgde me naar buiten, het trapje af. Ik ging hem voor terwijl we om het huis heenliepen. Het pad naar de straat was betegeld met grillig gevormde stapstenen, zodat ik heel goed moest uitkijken om niet te vallen en de verschillende afstanden te schatten.

'Ik heb een vraag,' zei ik toen we bij de wagen stonden. Hij keek me achterdochtig aan, maar ook geïnteresseerd en op zijn hoede. 'Ik was nieuwsgierig naar die migraine die je vrijdagavond had. Weet je nog hoelang die aanval duurde?'

'Vrijdagavond?' Zijn stem klonk verbaasd. 'Ja. Of had je die avond geen aanval?' 'Ja, toch wel.'

'Denk eens terug,' zei ik. 'Neem de tijd ervoor.' Om de een of andere reden scheen hij slecht op zijn gemak. En net als ik het hem eerder had zien doen, probeerde hij iets uit mijn lichaamstaal op te maken. Net of hij wou weten wat ik van hem verwachtte. 'Ik geloof wel dat ik die dag een aanval had. Toen ik uit school kwam,' zei hij, 'maar het ging over.' 'Hoe laat was dat?'

'Erg laat. Na middernacht. Misschien twee uur... half drie, zoiets.'

'Waardoor herinner je je die tijd?'

'Tante Ramona maakte een paar sandwiches voor me klaar in de keuken. Ik had erge hoofdpijn gehad en had daarbij urenlang overgegeven, dus ik had geen avondeten gehad. Ik stierf van de honger. Ik denk dat ik toen op de keukenklok heb gekeken.' 'Wat zat er op die sandwiches?' 'Wat?'

Hij keek me recht aan. De seconden tikten voorbij. 'Gehakt,' zei hij.

'Bedankt,' zei ik. 'Dat helpt.'

Ik opende de VW aan de bestuurderskant, smeet de rok en schoenen op de passagiersplaats en stapte in. Zijn versie kwam aardig overeen met die van zijn tante, maar ik kon zweren dat hij op dat gehakt had gegokt. Ik startte auto, maakte een U-bocht en reed naar de hekken. Ik ving in het achteruitkijkspiegeltje een glimp van hem op, hij was al op weg naar het huis.