HOOFDSTUK TWEEËNTWINTIG

Het is een levensfeit dat als er geen schot in een zaak komt je toch moet doorgaan met in de beerput te roeren, en met een stok langs de kooien in de dierentuin moet ratelen om ervoor te zorgen dat er leven in de brouwerij blijft. Daarom maakte ik een grote omweg op mijn weg naar de stad om een bezoekje aan het kampeerterrein te kunnen brengen in de hoop dat Lovella er nog steeds zou zijn. Het was me duidelijk, daar ik niet helemaal van gisteren ben, dat rondsjouwen met een groene rok en hoge hakken een zinloze bezigheid was. Niemand zou toegeven de eigenaresse te zijn en als iemand dat wel deed, wat dan? Die dingen bewezen niets. Niemand zou in snikken uitbarsten en bij het zien van de spullen bekennen. Het leek me nu het belangrijkste om de ronde nog eens te maken, zodat iedereen zou zien dat ik nog steeds bezig was en vooruitgang boekte, hoe onbeduidend dat ook mocht lijken. Ik klopte op de deur van de kampeerwagen, maar kreeg geen antwoord. Ik krabbelde een aantekening op de achterkant van een visitekaartje die inhield dat Lovella mij moest bellen. Ik stak het kaartje in de sponning van de deur, ging terug naar mijn auto en reed naar de stad. Het kantoor van Wayne Smith bevond zich op de zevende verdieping van het Granger Building in de binnenstad van Santa Teresa. Afgezien van de klokkentoren op het gerechtsgebouw was de Granger het enige gebouw van meer dan twee verdiepingen in State Street. De charme van deze buurt wordt gedeeltelijk gevormd door de laagbouw. Voor het grootste gedeelte zien de huizen er Spaans uit. Zelfs de afvalcontainers zijn bepleisterd en afgezet met een decoratieve tegelrand. De telefooncellen zien eruit als kleine, stenen hutjes en als je het feit kunt negeren dat de zwervers ze als urinoir gebruiken, dan zien ze er echt nostalgisch uit. Langs de weg staan bloeiende struiken, jacarandabomen en palmen. Lage, decoratieve muurtjes staan hier en daar opgesteld om het vermoeide, winkelende publiek een zitplaats te bieden. Alles is schoon, goed onderhouden en een weldaad voor het oog.

Het Granger Building ziet eruit als alle andere honderden kantoorgebouwen die in de twintiger jaren werden gebouwd - gele baksteen, symmetrische, smalle ramen, afgezet met witte granietranden, met een schuinaflopend dak en daarbij passende gevels. Langs de daklijn, juist onder de kroonlijst, zijn fraaie marmeren toortsen aangebracht, met daaronder onverklaarbare halve schalen. De stijl is een afwijking in de stad, omdat hij als het ware tussen Spaans, Victoriaans en het alledaagse inzit. Toch is het gebouw een belangrijk herkenningspunt met zijn filmtheater, juwelierswinkels en zeven etages kantoorruimte. Ik bestudeerde de verwijzingen aan de muur in de marmeren hal op zoek naar het nummer van het kantoor van Wayne Smith, hetgeen zevenhonderdtwee bleek te zijn. Het gebouw had twee liften en een was buiten dienst, de deuren stonden open en het inwendige mechanisme was zichtbaar. Het is niet raadzaam om zulke dingen nauwkeurig te bekijken. Als je ziet hoe een lift eigenlijk werkt dan dringt het tot je door hoe onwaarschijnlijk het hele systeem is... een hele ruimte vol mensen gaat omhoog en omlaag, hangend aan slechts een paar kabels. Belachelijk. Een jongen in een overall stond zijn gezicht met een rode halsdoek af te vegen. 'Hoe gaat ie?' vroeg ik, terwijl ik wachtte tot de deuren open gingen. Hij schudde zijn hoofd. 'Het is altijd wat, hè? Vorige week wilde die andere niet in beweging komen.'

De deuren gleden open en ik stapte naar binnen waarna ik op nummer zeven drukte. De deuren zoefden weer dicht en er gebeurde enige tijd niets. Tenslotte kwam de lift met een schok in beweging en ging omhoog om op de zevende verdieping te stoppen. Weer ontstond er een kort oponthoud. Ik drukte op het knopje waarop de deuren zich moesten openen. Er gebeurde niets. Ik probeerde te berekenen hoe lang ik kon overleven op het rottige stukje kauwgom onderin mijn tas. Met mijn vlakke hand gaf ik een dreun op die knop waarop de deuren open gingen. De gang was smal en schemerig verlicht omdat er slechts helemaal aan het eind van de hal een raam was. Vier donkere, houten deuren aan iedere kant droegen de namen van hun zakelijke huurders in gouden letters die eruit zagen alsof ze er vanaf de oprichting van het gebouw op stonden. Ik kon geen activiteiten bespeuren, geen geluiden, geen gedempt rinkelen van telefoons. Het kantoor van Wayne Smith, boekhouder, bevond zich achter de eerste deur rechts. Ik zag een receptionist in een kleine wachtruimte zitten en dus ging ik zonder kloppen naar binnen. Er was maar een grote kamer, vaag zonlicht werd gefilterd door gesloten zonweringen voor de ramen. Wayne Smith lag op de grond met zijn benen op de zitting van zijn draaistoel. Hij draaide zich iets en keek me aan. 'O, sorry! Ik dacht dat dit de wachtkamer was,' zei ik. 'Voelt u zich wel helemaal goed?'

'Allicht. Kom binnen,' zei hij. 'Ik liet mijn rug even rusten'. Hij haalde zijn benen van de stoel wat hem kennelijk pijn bezorgde. Hij rolde zich op zijn zij en hees zichzelf rechtop waarbij hij met zijn oogleden knipperde. 'Jij bent Kinsey Millhone. Marilyn wees je gisteren op de begrafenis aan.'

Ik keek en vroeg me af of ik hem een handje moest helpen.'Wat heb je jezelf aangedaan?'

'Mijn rug heeft me in de steek gelaten. Ik heb helse pijnen,' zei hij. Toen hij eenmaal stond, drukte hij een vuist op de pijnlijke plek onderaan zijn rug waarbij hij met zijn schouder draaide alsof hij daardoor de kramp kon verlichten. Hij had het lichaam van een hardloper - slank, gespierde ledematen en een smalle borst. Hij leek ouder dan zijn vrouw, misschien achter in de veertig, terwijl ik haar begin dertig had geschat. Zijn haar was licht en heel kort geknipt, als een schooljongen in 1950. Ik vroeg me af of hij op een gegeven moment in militaire dienst was geweest. De haarstijl suggereerde dat hij ergens in het verleden was blijven hangen, zijn ik was waarschijnlijk op de een of andere belangrijke gebeurtenis gefixeerd. Zijn ogen stonden flets en zijn gezicht vertoonde diepe groeven. Hij ging naar het raam en opende de zonweringen. De kamer werd ineens ondraaglijk hel verlicht. 'Ga zitten,' zei hij. Ik had de keus uit een rustbank en een oranje plastic stoeltje met een zeer lage zitting. Ik nam het stoeltje en keek heimelijk rond terwijl hij voorzichtig in zijn draaistoel plaatsnam alsof het een kokend heet stoombad was. Hij had zes metalen boekenkasten die eruit zagen alsof ze uit monteuronderdelen in elkaar waren gezet, ze waren doorgebogen en scheefgezakt onder het gewicht van de vele mappen. Bruine harmonicamappen lagen werkelijk overal opgestapeld, zijn bureaublad was onzichtbaar. Naast zijn stoel op de grond lag een stapel correspondentie, folders van de regering en de laatste cijfers van de belastingtabellen lagen op de vensterbank. Dit was niet een man die vertrouwen inboezemde als je belastingcontrole gedaan moest worden. Hij zag eruit als iemand die je erbij zou lappen. 'Ik heb net met Marilyn gesproken. Ze zei dat je bij haar langs was geweest. We vragen ons af waarom je zoveel belang in ons stelt.'

'Barbara Daggett heeft me gehuurd om de dood van haar vader te onderzoeken. Iedereen is dus belangrijk voor me.' 'Maar waarom kom je steeds naar ons toe? We hebben die man in geen jaren gezien.'

'Heeft hij de vorige week geen contact met jullie gezocht?' 'Waarom zou hij dat hebben willen doen?' 'Hij was op zoek naar Tony Gahan. Ik dacht dat hij, om hem op te sporen, misschien naar jullie had gebeld.' De telefoon ging en hij nam hem op, waarna hij een zakelijk gesprek voerde waarbij ik hem gadesloeg. Hij droeg een katoenen broek die net iets te kort was en zijn nylon sokken waren van die dingen die tegen je huid plakken en waarschijnlijk tot aan zijn knieën doorliepen. Hij leidde het gesprek beleefd naar een einde. 'Uhu, uhu. Goed, prima. Dat is fijn. Dat zullen we doen. Ik heb de formulieren hier liggen. Eind van de maand is het klaar. Goed.' Hij hing op en schudde geprikkeld zijn hoofd. 'Bedankt voor je tijd. Ik hoop dat ik je niet verder hoef lastig te vallen.' Ik liep naar de deur. 'Dat hoop ik ook.'

'Weet je, als jij hem hebt vermoord of je weet wie het heeft gedaan, dan kom ik erachter. Over een paar dagen ga ik trouwens toch naar de politie. Ze zullen dat alibi van jullie grondig natrekken, zo grondig als je niet voor mogelijk zou houden.'

Hij hief zijn handen met de handpalmen omhoog. 'Wij zijn onschuldig totdat het tegendeel is bewezen,' zei hij met een jongensachtige glimlach.