Hoofdstuk 28
Ik was thuis en zat in mijn werkplaats. Junio, die halverwege de morgen eindelijk gearriveerd was na een akelige nacht op de ossenwagen, had zich zitten opwarmen bij het vuur en bracht me nu een beker met gekruide mede. Ik keek mistroostig naar de stukken tegel die op me lagen te wachten en waarvan ik het op maat snijden morgen af zou moeten hebben. Ik kon niet erg veel enthousiasme voor dat vooruitzicht opbrengen.
'Zo, meester,' zei Junio. 'Dus Marcus was tevreden.' Hoewel ik Marcus wat anders wijs had gemaakt, had ik Junio natuurlijk alles verteld.
'Marcus was in de wolken,' antwoordde ik. 'Hij heeft zelfs beloofd het mozaïek te betalen - gelukkig had ik daar Lucius' zegel op - en heeft hij me als beloning twee slaven beloofd. Hij zei dat hij me niet wilde beledigen door me geld aan te bieden.' Ik grijnsde. Het was een klein mopje tussen ons dat ik, als ik voor Marcus werkte, vaak zou willen dat hij wat beledigender zou zijn.
Maar Junio grijnsde niet terug. Hij keek juist erg sip. 'Twee slaven? Welke gaat u nemen, meester?'
Ik wist wat hij dacht. Ik knipoogde naar hem. 'Maak je geen zorgen, Junio. Er komen hier geen slaven bij. Eén hongerige mond om te voeden en van kleren te voorzien is meer dan genoeg.' Ik zag dat hij overwoog iets te zeggen over de moeilijkheid om een hongerige mond te kleden en zei daarom snel:
'Ik ga om Rufus en Faustina vragen.'
'Om ze dan samen door te verkopen?'
'Om ze dan vrij te laten. Rufus is maar een contractslaaf en zijn contract kan gewoon ontbonden worden, ook al is hij nog te jong om vrijgemaakt te worden. Dan kan hij Faustina als zijn eigen slavin nemen. Met zijn luit kan hij volgens mij zijn brood wel verdienen en zij heeft het een en ander over kruiden geleerd. Ze zullen niet van honger omkomen.'
Junio glimlachte.
Ik pakte een stuk marmer op. Er liep een mooie ader doorheen.
'En Andretha?' vroeg Junio. 'Hij kan de boekhouding niet sluitend krijgen en zal dus veroordeeld worden tot de allerlaagste slavenbaantjes.'
Hij gaf me een lichte hamer en een pin. Daar had ik niet om gevraagd, maar het was een goed idee. Als ik het marmer zo neerzette... ja, zo...
'Het grootste deel van het tekort is nu weer terecht,' zei ik toen ik een perfect stuk marmer voor de rand van Didio's mozaïek los had getikt, 'dankzij de schat van Crassus. Voor Andretha kwam het goed uit dat Germanicus zo hebberig was. De honderd denarii die Daedalus op zak had zijn bij hem teruggevonden - en dat was het grootste deel van wat Andretha tekort kwam. Andretha zal nog steeds geld schuldig blijven aan de geldleners, maar dat zal geen groot bedrag zijn.' Ik begon aan een andere tegel.
'Waar had Daedalus dat geld voor nodig?' vroeg Junio. Hij ging naast me zitten op de grond en begon zelf ook tegels uit te hakken. 'Dat heb ik me al vaker afgevraagd.'
'Als Crassus een weddenschap aanging moest er altijd een inzet zijn,' zei ik. 'Daedalus zou als hij won zijn vrijheid krijgen. Hij wist niet wat Crassus van plan was, natuurlijk; hij dacht dat het een simpele weddenschap was, een soort waagstuk, net als die voorstelling tijdens het banket. Dat heb ik ook een tijdje gedacht, maar ik had het mis. Daedalus had het geld om Crassus mee te betalen als het hem niet gelukt was. Hij wist niet dat Crassus hem wilde vermoorden. Dat was van het begin af aan zijn bedoeling, natuurlijk. Germanicus kon hem niet als getuige laten rondlopen, iedereen moest denken dat hij gewoon in de optocht meegelopen had. Ik denk dat hij afgesproken had Daedalus na de processie te ontmoeten, maar in plaats van dat hij hem zijn vrijheid gaf stak hij de slaaf dood met een mes en gooide het lijk in de rivier op een plek waar de stromingen het sterkst waren. Hij had waarschijnlijk niet verwacht dat het gevonden zou worden. Daedalus zou in het testament van Crassus zijn vrijheid krijgen, dus kon hij als Lucius het zoeken naar de verdwenen slaaf laten staken.'
'En de beurs met geld?'
'O, die heeft hij gestolen, voor het geval het lijk gevonden werd. Daardoor leek het een beroving en bovendien kon Crassus nooit van geld afblijven. We hebben bijna alles in de grot teruggevonden. Het gaat nu weer terug in de huishoudkas en daarmee is het gat in de boekhouding bijna helemaal gedicht. Andretha blijft nog een tijdje slaaf, maar dan wel een hoge.'
'Dat is misschien wel meer dan hij verdient.'
'Veel meer. Tenslotte heeft hij me die klap op mijn hoofd gegeven. Ik heb nog steeds een bult.'
'Heeft hij dat gedaan?' Junio keek verbaasd.
'O ja, het moet Andretha geweest zijn. Ik had het eerder moeten bedenken. Hij was bang dat ik de lege kist onder zijn matras zou vinden; ik had tegen hem gezegd dat ik het slavenverblijf zou gaan doorzoeken. Vanaf dat moment heeft hij me steeds in de gaten gehouden. Het moet Andretha geweest zijn die me naar het nymphaeum gevolgd is; alleen hij kon de andere slaven weghouden van dat pad.' Ik zweeg even.
'Dat is een goeie tegel,' zei ik. Daar heb ik er nog drie van nodig.'
Junio keek vergenoegd.
'En toen ik naar de slaapzaal van de slaven ging en de bedden begon te doorzoeken,' vervolgde ik, 'stond Andretha net buiten de zaal om het opladen van het hout in de gaten te houden. Ik heb hem daar zelf gezien. Ik neem aan dat hij een van die houtblokken meegenomen heeft en me daarmee een klap op mijn hoofd heeft gegeven voor ik aan zijn slaapkamer toe kon komen. Toen stuurde hij Aulus naar binnen om mij te 'vinden'. Aulus meldde het aan Andretha, die nog steeds vlak in de buurt was. Ik denk niet dat het zijn bedoeling was me zo hard te raken, want hij was daarna wel heel erg hulpvaardig. Hij versleet zowat zijn sandalen bij zijn pogingen me van dienst te zijn. Hij dacht waarschijnlijk dat ik hem verdacht en op het punt stond Marcus daarvan op de hoogte te brengen.'
'En Paulus? Ik dacht dat u misschien wel een beetje medelijden met Paulus zou hebben.' Junio was inmiddels klaar met de derde tegel en stond op. 'Gisteren is hij zowat van angst gestorven omdat hij dacht dat hij geëxecuteerd zou worden. En al die tijd was hij onschuldig. Ik had gedacht dat u wel iets voor hem gedaan zou hebben. Hem aan Marcus als kapper aanbevelen misschien?' Hij bracht me nog een beker gekruide mede. Ik legde mijn gereedschap neer en ging achteruit zitten op mijn kruk om ervan te drinken. 'Nee. Dat zou niet helpen. Zo onschuldig is hij nu ook weer niet. Paulus is geen moordenaar, maar hij heeft veel teveel omgang gehad met de Druïden. Dat is uitdrukkelijk verboden, dat weet je, er staat zelfs de doodstraf op. Daarom is hij er natuurlijk ook vandoor gegaan. Hij is naar Lucius gegaan vanwege het hoofd.'
'Ik was dat hoofd vergeten,' zei Junio. 'Daar heeft u gisteren tegen Marcus niets over gezegd.'
'Natuurlijk niet. Paulus overigens bijna wel. Ik moest hem door de soldaten de mond laten snoeren, anders had hij het er in zijn paniek allemaal uitgegooid. En dan zou hij terechtgesteld zijn, of hij nou een moord gepleegd had of niet. Ik heb tegen Marcus niets over Druïden gezegd. Nee, het is beter dat Paulus verkocht wordt en hier zo ver mogelijk vandaan terechtkomt.' Junio pakte mijn drinkbeker aan en vulde hem weer, zonder iets te zeggen. Soms lijkt het wel of hij mijn gedachten kan lezen.'En het flesje vergif op de afvalhoop? Was dat van Crassus?'
Ik grijnsde. 'Nee, dat was van Faustina. Maar het was geen vergif. Het was Regina's middeltje tegen vloeiingen, zoals Faustina steeds gezegd heeft. Toen Crassus dood was heeft ze het uiteraard wel ingenomen. Ze wilde terug naar Rufus. Maar toen ze hem dat vertelde geloofde hij haar niet. Ze hebben samen wel het een en ander uit te praten, die twee. Maar dat geeft niet. Ik denk dat ze dat alleen maar fijn vinden.'
'Dus,' zei Junio, 'is alles daarmee opgelost. Alleen heeft de villa nu geen mozaïek meer in het librarium. Hoewel Marcus er misschien ooit nog wel eens een zal laten leggen... wat zit u te glimlachen?'
'Ik bedacht hoe toepasselijk je ontwerp eigenlijk was. Pas op voor de hond. Misschien had ik het zo moeten laten als het was.'
Junio keek me aan. 'Uw verandering was niet erg toepasselijk, hè? Kunst is eeuwig. Het mozaïek heeft er maar een paar weken gezeten.'
Ik lachte. 'Nou, laten we dan maar hopen dat, als je weer eens een mozaïek ontwerpt, de kunst iets langer mee zal gaan.' Hij grijnsde. 'En wat bent u nu van plan, meester?' Ik rekte me eens op mijn gemak uit en nam een lange zoete teug mede. 'Morgen,' zei ik, 'probeer ik de rand van Didio's mozaïek af te maken en misschien kunnen we dan daarna,' zei ik met een diepe en tevreden zucht, 'eens een tochtje gaan maken naar Corinium.'
In voorbereiding:
Een Patroon van Bloed