Hoofdstuk 17
'Rufus?' Ik moet net zo ontzet geklonken hebben als ik me voelde. Rufus, die zo pijnlijk eerlijk was! Dat was wel het laatste wat ik verwacht had.
Marcus keek erg zelfvoldaan. 'Ik heb Andretha vanmorgen bekend laten maken dat als iemand ons zou vertellen wie de dader was de rest onvoorwaardelijke gratie zou krijgen. Ik dacht het misschien zou helpen Andretha's geheugen wat aan te scherpen, maar ik had me geen zorgen hoeven te maken. Rufus kwam bijna meteen naar me toe en bekende. Ik heb hem in het librarium op laten sluiten.'
'Het librarium?' herhaalde ik en hoorde Marcus zuchten. Ik begon te klinken als een schooljongen die spraakoefeningen aan het doen was. Ik besloot op te houden met alles wat Marcus zei te herhalen en probeerde er intelligenter uit te zien dat ik me voelde.
Er is ergens anders een strafcel, legde Marcus uit, maar dit was een tijdelijke maatregel geweest. Rufus zou geboeid worden en meegenomen worden naar Glevum. 'Crassus was tenslotte toch een veteraan en een burger,' zei Marcus haast spijtig, 'en er is altijd een tekort aan veroordeelde misdadigers voor de spelen.' Hij bedoelde dat het zonde zou zijn om Rufus gewoon door de beul dood te laten ranselen en zo de kans voorbij te laten gaan zijn populariteit te vergroten. Er zou ongetwijfeld nog een soort van verhoor plaatsvinden en dan zou hij voor de wolven en de beren worden gegooid.
Ik knikte. 'Mag ik met hem praten?'
Marcus keek moeilijk. 'Is dat nu nog nodig? De zaak is opgelost en ik wil graag zo snel mogelijk terug naar Glevum,' zei hij kribbig. 'Er is ook nog de kwestie van de verkoop van de villa. Misschien doe ik zelf wel een bod, en dat moet met Lucius besproken worden.'
Volgens hem was de zaak misschien opgelost, maar ik was daar nog niet zo zeker van. Ik dacht snel na. 'Maar excellentie, deze bekentenis van Rufus zal toch ook met hem besproken moeten worden? Hij is nu toch zijn eigenaar? Hij moet er toch in ieder geval van op de hoogte worden gebracht.'
Marcus fronste. Ik was eventjes bang dat ik te ver was gegaan, maar toen begon hij wat schuldig te glimlachen. 'Dat is zo!' zei hij en sloeg met zijn stok in zijn hand op die voor hem zo karakteristieke manier die aangaf dat hij zich ergens over ergerde. 'O
Mercurius! Dat was ik vergeten. Hoewel Lucius een Christen is; die hebben van die aardige idealen. Hij zal vast wel geen bezwaar hebben tegen mijn amnestie. Als naaste familielid heeft hij zelfs het recht om de jongen zelf te bestraffen, door hem bijvoorbeeld te laten afranselen en dan naar de mijnen te sturen, of hem tot gladiator op te laten leiden in plaats van hem direct naar de arena te sturen. Goed dan, Libertus, ga maar met Rufus praten. Overtuig hem ervan geen beroep te doen op zijn nieuwe meester. Overtuig hem ervan dat hij beter voor de beren kan kiezen.'
Misschien was dat zelfs wel waar ook, bedacht ik. De beesten waren woest, maar ook snel. Tot de mijnen veroordeeld te worden zou een langzame en akelige dood betekenen, vooral voor een tenger gebouwde gevoelige jongeman als Rufus. Bij de gladiatoren zou hij, gezien zijn knappe meisjesachtige uiterlijk, misschien ook nog wel intiemere vernederingen moeten ondergaan. Het kwam voor het eerst bij me op dat Crassus zich op die manier misschien ook al wel eens aan Rufus vergrepen zou kunnen hebben. En dan bedoelde ik niet met zijn handen. Wat een man met zijn slaven deed was zijn eigen zaak, maar het zou verklaren waarom Rufus zijn meester zo sterk haatte dat hij hem vermoord had. Dat had hij kennelijk gedaan, aangezien hij bekend had. Maar wanneer dan, en hoe? En hoe zat het met Daedalus? Het zinde me totaal niet.
Ik trok mijn toga aan voor het verhoor. Ze hadden Rufus in het donker laten zitten en toen ze de deur van het librarium voor me open deden werd hij even verblind door het plotselinge licht. Hij zat ineengedoken op het mozaïek, met een ketting om zijn nek die met een touw vastzat aan zijn geboeide handen, en zijn handen weer aan zijn enkels, zodat hij niet op kon staan of zelfs maar zijn hoofd op kon tillen toen ik de kamer binnenstapte. Ik voelde met hem mee. Ik had zelf ook in dergelijke ketens gekluisterd gezeten, op de slavenmarkt waren ze heel gebruikelijk, en hoewel er al meer dan twintig jaren waren verstreken sinds ik gevangen genomen, geketend en verkocht was, herinnerde ik me nog levendig hoe pijnlijk ze konden zijn. Het touw dat de verschillende kettingen met elkaar verbond wordt ongemakkelijk strak aangetrokken, zodat de gevangene maar in één houding kan zitten en elke beweging alles strakker aantrekt. Ik wist uit ervaring hoe gemeen het ijzer schuurde bij elke poging je ledematen te ontspannen en hoe gauw je vreselijk last van kramp krijgt. Ik vroeg me vaag af waar Marcus die ketens vandaan had en realiseerde me toen dat Crassus dergelijke akelige ketens waarschijnlijk altijd ergens in de villa bij de hand hield. Ik liet Junio buiten wachten en hoorde de deur achter me op slot gaan. Ik zette mijn kaars in de houder aan de muur, maar omdat de kamer geen ramen had bleef het tamelijk donker. Rufus keek me van beneden aan, bleek maar trots in het kaarslicht. Iemand had hem al een pak slaag gegeven, zag ik. Ik zag striemen op zijn armen en een dun streepje bloed kleurde de schouder van zijn tuniek. Andretha, vermoedde ik, woest omdat hijzelf ook maar op het nippertje aan een executie ontsnapt was. Ik ging naast hem op het mozaïek zitten en was blij dat ik mijn toga aanhad om mijn armen en benen tegen de kou te beschermen. 'Zo,' zei ik rustig, 'dus jij hebt Crassus vermoord? Heb je dat alleen gedaan of samen met Faustina?' Het effect was exact wat ik verwacht had. Hij kreeg een rode blos op zijn bleke wangen. Hij probeerde zijn kin uitdagend naar voren te steken, maar de wrede ketting verhinderde dat. In een benepen stem zei hij: 'Faustina had er niets mee te maken. Niets! Ze wist er niets van.'
'Zo,' ging ik op dezelfde ontspannen toon verder, 'dus dan heb je hem helemaal in je eentje vergiftigd en zonder hulp in de hypocaust neergelegd?'
Weer die blos. 'Dat heb ik niet gezegd.'
'Ah,' zei ik. 'Dus dan had je dus toch hulp? Wat heb jij dan precies gedaan? Het was erg knap van je, in zo weinig tijd. Aulus heeft je halverwege het feest nog bij de Zuidpoort gezien.' Hij keek op en wurgde zich weer bijna. Het was wreed, bedacht ik, om hem op deze manier te ondervragen, maar ik moest achter de waarheid komen voor er weer een onschuldige gedood zou worden. 'Ik heb het niet met eigen handen gedaan,' zei hij. 'Maar ik heb zijn dood veroorzaakt. Ik heb voor zijn dood betaald. Dat is genoeg.'
'Je hebt ervoor betaald?' Dat verklaarde waarom Rufus geen geld had, ondanks dat Andretha gezien had dat hij regelmatig muntjes kreeg. 'Wie heb je betaald? Iemand in de villa?' Hij probeerde zijn hoofd te schudden en kreunde van de pijn.
'Dat kan ik u niet zeggen. Ik heb voor de goden een eed gezworen.' Hij keek naar zijn lange bleke handen, die bij de polsen aan elkaar vastgeketend waren. 'Ik had niet verwacht dat zijn dood zo snel plaats zou vinden. Ik...' Zijn stem brak. 'Ik dacht dat het alles zou oplossen. Maar dat is niet zo. Het heeft alles er slechter op gemaakt. Faustina en ik zullen van elkaar gescheiden worden, misschien wel voor altijd... u kunt zich niet indenken hoe dat voelt!'
Ik dacht aan Gwellia, maar hield mijn mond.
'Marcus zei tegen ons dat u vooruitgang had geboekt met uw onderzoek. Ik kon niet blijven zwijgen en toekijken hoe Paulus de schuld zou krijgen. Het is zijn schuld niet. Als hij een vergiftigd scheermes gebruikt heeft is hij daartoe gedwongen.' Het lukte hem zijn hoofd te draaien en me aan te kijken. 'Hij heeft me over die novacula verteld, snapt u; dat u het gevonden had, onder het bloed, en dat u hem verdacht.'
'Denk je dat het lemmet vergiftigd was?' Dat leek me niet erg waarschijnlijk. Gezien de enorme eetlust van Crassus vermoedde ik dat de fatale dosis in voedsel of drinken was verstopt en op die manier waarschijnlijk gretig naar binnen was gewerkt.
'Als het lemmet vergiftigd was kon Paulus daar niets aan doen. Hij was een werktuig, meer niet. Een instrument van sterkere krachten. Hij had geen keus.'
Daar dacht ik over na, terwijl ik honderden theorieën door mijn hoofd liet gaan. Maar van één ding was ik heel zeker. 'Dat kan best zijn,' zei ik. 'Maar je hebt vast niet bekend om Paulus te beschermen. Je bent een dappere jongeman, maar je bent niet dom. Ik ben een oude man, maar ik ben ook niet dom. Er is maar één persoon waar je je leven voor zou willen geven. Wat heeft Faustina gedaan, dat je haar zo verdenkt?'
Hij keek me in het kaarslicht boos aan, maar gaf geen antwoord.
'Nou,' zei ik terwijl ik opstond. 'Er zijn manieren om daar achter te komen.'
Dat hielp. 'Nee-aah!' (toen hij probeerde op te kijken). 'Nee. Ik heb u al gezegd dat ze niets van mijn plan afwist.'
'Dus dan denk je dat ze zelf een plan had? Of dat ze het vergif had.'
Dat kreeg hem in beweging. 'Libertus, je moet me geloven. Je moet haar beschermen. Ze heeft het niet gedaan, ik weet dat ze het niet gedaan heeft. Ze kan het nooit gedaan hebben, ze is geen moment bij de optocht weggeweest. Maar... Crassus is vergiftigd. Ik vermoed met monnikskap, daar had het alle tekenen van. Één snelle dosis en de man is dood.'
'En Faustina had monnikskap? Hoe krijg je iemand zover dat hij een giftig kruid eet? Verstopt in een maaltijd, ja. Maar daar zijn geen aanwijzingen voor.'
Hij keek me wanhopig aan. 'Toen Regina hier was had ze een kast vol kruiden. Ze maakte er aftreksels van, droogde ze, maakte er drankjes van. Ze heeft daar wat van aan Faustina gegeven.'
'Dat weet ik,' zei ik. Bessenblaadjes tegen pijnscheuten, iets anders om de vloeiingen te stelpen. Faustina heeft me daarover verteld.'
'Ze heeft u niet alles verteld,' zei Rufus. 'Dat tweede middeltje heeft ze niet ingenomen. Ik geloof helemaal niet dat het tegen het vloeien was. Regina kwam op een dag van de stookkamer naar de slavenverblijven. Ze had daar monnikskap gedroogd. Ze zei toen dat het te gevaarlijk was om dat boven het keukenvuur te doen; één bundeltje daarvan in plaats van de kookkruiden zou voor ons allemaal de dood betekenen. Ze maakte er een aftreksel van en stopte dat in een klein flesje. 'In de juiste handen en de juiste dosis kan dit wonderen doen,' zei ze. 'Dat heeft het al gedaan en dat zal het weer doen. We zullen eens zien of Crassus nu nog steeds weigert met me te trouwen.' En toen lachte ze. Lachte.' Hij pauzeerde, alsof hij de herinnering pijnlijk vond.
'Je denkt dat Regina Germanicus vergiftigd heeft omdat hij niet met haar wilde trouwen?'
Hij keek weg. 'Niet persoonlijk, nee.'
'Je denkt dat Faustina het vergif namens haar heeft toegediend?' Daar kon hij geen antwoord op geven. 'Ik weet dat Regina haar een klein flesje gegeven heeft. Faustina droeg het aan een koordje om haar nek, onder haar kleren. Ik vond dat toen niet vreemd, ik dacht dat het tegen de vloeiingen was, zoals ze zei.'
'Maar dat denk je nu niet meer? Wanneer ben je van idee veranderd?'
'Vanmorgen. Ik had sinds de dood van Crassus niet meer met haar alleen kunnen zijn. U weet hoe het is tussen ons, dus zal ik er niet omheen draaien. We hadden maar een paar minuten. Ze trok haar tuniek uit... en het flesje was weg.'
Ik knikte. Een flesje aan een leren koordje. Ik had een vrij goed idee waar dat flesje nu was; onder mijn kussens, waar ik het had weggestopt toen Aulus het me gegeven had. Maar dat zei ik niet tegen Rufus.
Hij was nog steeds aan het uitleggen. 'Ik heb haar ernaar gevraagd en toen lachte ze. Een vreemde lach. Ik wist meteen dat er iets mis was. Ze zei dat wat ze met het drankje gedaan had goed voor me zou zijn. Nu Germanicus dood was konden we allemaal opgelucht ademhalen, zei ze. Wie hem gedood had verdiende onze welgemeende dank. Ze was wartaal aan het uitslaan. Als iemand haar zulke dingen had horen zeggen zou dat haast zeker haar dood betekend hebben, maar dat leek haar niets te kunnen schelen. Ik werd er bang van. Toen ik doorvroeg keerde ze zich tegen mij. Ze ontkende Crassus te hebben gedood.' Zijn stem trilde. 'Ze beschuldigde me ervan zelf zijn dood beraamd te hebben.'
'En daar ben je natuurlijk volkomen onschuldig aan?' zei ik.
'Ondanks je bekentenis?'
Hij kromp weer in elkaar. Wat doet het er nog toe? Libertus, ze heeft hem niet gedood. Ze zou niet tegen me liegen.'
'Als je dat geloofde, jongeman,' zei ik, 'zou je nu niet hier in die ketens zitten.'
Hij keek stuurs. 'Ik heb zijn dood teweeggebracht. Ik ben net zo schuldig als wanneer ik hem zelf zou hebben vergiftigd. Ik heb ervoor betaald. Ik wist dat Germanicus zou sterven, maar ik wist niet hoe, dat zweer ik. Ik had nooit gedacht dat Faustina er door in gevaar zou kunnen komen. Ik neem aan dat ik niet genoeg geld betaald heb. Een rijker man had waarschijnlijk betere voorwaarden kunnen bedingen. Als ik nu niet beken gaan ze haar misschien verdenken. Ze weet veel af van kruiden en als het mij opvalt dat het flesje weg is zien de anderen dat misschien ook wel. Ik kan het niet laten gebeuren dat zij de schuld krijgt. U heeft uw dader, laten we het daar maar op houden.'
'En hoe zit het dan met Daedalus?' zei ik. 'Heb je er ook voor betaald om hèm te laten doden?'
'Daedalus?' Hij was zo verbaasd dat hij zich haast ophing.
'Natuurlijk niet.'
'Heb je er dan een verklaring voor hoe je drie dagen voor zijn lijk in de rivier werd gevonden al wist dat hij dood was?' Zijn reactie was echt, daar kon geen misverstand over bestaan. Hij zei droevig: 'U heeft Daedalus gevonden?'
'De stadswacht heeft hem gevonden,' zei ik. 'Hij was doodgestoken en beroofd.'
'Gedood door een messentrekker? Arme Daedalus. Ik wist dat hij nogal wat geld bij zich had. Je, ik vreesde het ergste. Hij was bepaald geen lafaard. Hij liep nooit ergens voor weg en als Crassus hem zoals beloofd zijn vrijheid gegeven had zou ik het gehoord hebben. Daedalus had beloofd naar Lucius te gaan om hem te smeken ons te kopen.' Hij keek me aan, zo recht als met die boeien mogelijk was. 'We hadden er goeie hoop op. Crassus zou zijn broer alles hebben beloofd om hem hier weg te houden, hij wilde niet dat de mensen zouden horen dat hij een Christen in zijn familie had. Daedalus was een vriend. Toen ik niets van hem hoorde wist ik dat hij óf gevangen genomen was, óf dood.' Ik keek hem aan. In het kaarslicht was het een klein, zielig, geboeid hoopje mens. Zijn kinderlijke geloof in vriendschap was aandoenlijk; een echo van de oude Keltische gewoonten.
'Ja, hij is dood,' zei ik zacht. 'Goed, en wil je me dan nu vertellen waar je tijdens de optocht heen bent gegaan en wie je betaald hebt om Crassus te vermoorden? Je weet dat Marcus je kan laten martelen?'
Er ontsnapte hem een kreetje van angst, maar hij verbeet zich.
'Dat kan ik u niet vertellen, burger. Dat kan ik echt niet. Marcus moet dat dan maar doen. Ik weet dat ik dood zal gaan. Maar als ik dan toch doodga wil ik niet ook nog met een vloek op mijn naam sterven. Ik heb voor de goden de belofte afgelegd om te zwijgen. En de goden hebben hun woord gehouden. Kijk maar hoe Crassus gestorven is!'
Ik dacht aan de legenden van mijn volk - de heldhaftige krijger met zijn luit, die weigert om een laffe daad te plegen. Ik zou deze dappere verblinde jongen zo graag beloven dat hij in ieder geval geen zweepslagen meer zou krijgen, maar ik wist dat ik dat niet kon doen. Ik had al heel lang geleden mijn eigen compromissen gesloten. Dat was de prijs om in leven te blijven. Ik zei: 'Dan moet ik nu gaan. Faustina houdt van je. Wanhoop niet.'
Als geruststelling stelde het niet veel voor, maar meer kon ik niet doen. Toen ik eenmaal weer in de overkoepelde gang liep hadden mijn ogen kennelijk last van het zonlicht. Ik merkte dat ze prikten.