3 Wat nu?
Een van de belangrijkste gesprekken met God vond plaats op het moment waarop ik mijn hand in de zak stak om de revolver te pakken. Ik was niet bang of angstig - ik was gewoon de weg kwijt.
Mama had de buren en iedereen die het maar wilde horen laten geloven dat ik gevaarlijk was en onberekenbaar. Het was waar dat ik wat labieler werd. Ik was de wanhoop nabij. Later ontdekte ik dat de antwoorden waarnaar ik op zoek was geweest in de stilte lagen waarin ik op Gods reactie wachtte op mijn hulpgeroep.
Het was een kort ritje van het centrum van Salt Lake naar Sandy City. Binnen een paar minuten reden we over 13 East, op zoek naar Mulberry Way. Ons huis lag niet ver van deze voorstad. We reden de oprit op en Scott deed meteen de deuren van de dubbele garage en de deur naar de achtertuin open. Hij maakte me meteen duidelijk waarvoor die garage bestemd was.
'Voor onze auto's,' zei hij.
'Jij hebt geen auto,' antwoordde ik.
'Mama gaat er een voor me kopen,' zei hij met een hautain lachje.
Via de garage kwamen we op de benedenverdieping. De eerste kamer links die we passeerden was voor onze oudste broer Ross, vertelde Keith me. Het was veruit de grootste kamer van het huis, en Ross was al meer dan een jaar het huis uit. Hij was in het leger en ergens in de VS gestationeerd — waar wist ik niet. Hij was uit het gekkenhuis ontsnapt en niet van plan terug te komen. Ik was ervan overtuigd dat hij absoluut niet terug wilde komen - niet naar het oude huis of het nieuwe huis, niet naar de oude woonplaats of de nieuwe, maar wat deed het ertoe - het bleef krankzinnig.
Aan het eind van de gang stond een deur half open waardoor het oranjerode, langharige tapijt zichtbaar werd. Het was een typisch jaren-zeventigtapijt en het stonk naar urine en schimmel. Ik stak mijn hoofd om de deur en liet mijn blik rondgaan. Scott was achter me de trap af gekomen en stond achter me. 'Dit is jouw kamer en dit is de mijne,' zei hij, wijzend naar de slaapkamer ernaast.
'Het maakt mij niet uit,' zei ik, liep naar binnen en deed de deur achter me dicht.
Ik deed het raam open dat op de achtertuin uitkwam en zag dat één van de plinten onderaan loszat. Ik had de perfecte plek gevonden om de revolver te verstoppen. Ik boog de plint nog wat meer omhoog, haalde het wapen uit mijn zak, legde het op het beton in de kleine ruimte erachter en duwde de plint daarna weer terug. Zodra ik zeker wist dat ik alleen was zocht ik de paar met LSD doordrenkte postzegels die ik in mijn sok had verstopt.
Ik liet een van de postzegels op mijn tong oplossen en wachtte op de bijna spirituele hallucinaties. Ik was de laatste tijd gewend geraakt aan die korte LSD-tripjes.
Korte tijd later werden de meubels afgeleverd en over de kamers verdeeld. De meeste tijd bleef ik uit het zicht in mijn kamer, en zette daar mijn weinige meubels neer die waren meegekomen. Dat kostte niet veel tijd - ik bezat alleen twee eenpersoonsbedden en een salontafel. Er was geen kast waarin ik mijn kleren kon opbergen, dus legde ik ze gewoon op de tafel. Daarna ging ik naar boven om Keith te zoeken. Zijn kamer lag naast die van mama en was ongeveer net zo groot als de mijne.
De paar volgende dagen werd er uitgepakt en ingeruimd. De tijd verstreek snel. Elke avond na het eten ging ik in mijn kamer op bed liggen nadenken over wat ik zou gaan doen.
Ik weet niet of ik er echt mee door kan gaan, dacht ik op een avond voordat ik in slaap sukkelde.
Ergens midden in de nacht werd ik wakker - het was doodstil. Toch was ik ervan overtuigd dat ik iets had gehoord en daardoor wakker was geworden. Ik kromp in elkaar, want ik verwachtte dat mijn kamerdeur open zou gaan en mama op de drempel zou staan. Maar het bleek dat de nieuwe kamer en het nog niet vertrouwde huis me hadden opgeschrikt. Het duurde heel even voordat ik besefte dat er niemand was en dat ik veilig was.
De volgende paar nachten werd ik steeds weer door die ongewone stilte gewekt. Het was net alsof ik wakker moest zijn omdat er iets zou gebeuren. Het kostte niet veel tijd om me te laten begrijpen wat de oorzaak van het verstoren van mijn slaap was: die gewoonte had ik me in Daly City aangewend om me tegen de komst van mama te kunnen verweren.
In mijn oude kamer had ik een aantal grote voorwerpen bewaard die ik had verzameld uit wat de buren hadden weggegooid. Ze waren puur voor de veiligheid. Ik had ze midden in de kamer geplaatst zodat ik tijd genoeg zou hebben om aan mama te ontsnappen. Elke ochtend zat ze me door het hele huis achterna om me te straffen voor wat ik die dag verkeerd zou doen. De meubels en andere spullen bezorgden me een kleine voorsprong op mama. Wanneer ik eenmaal dicht genoeg bij de voordeur was kon ik naar buiten komen en naar school rennen. Af en toe lukte het me om zonder slaag het huis uit te komen.
Het werd echt vervelend. Ik werd nog steeds wakker van de stilte, hoe raar het ook mag klinken. Ik liep peinzend naar boven en wierp een blik in de woonkamer. Die lag aan de voorkant van het huis. Er zat een groot raam in dat uitzicht op straat bood. Ik tastte in het donker om me heen en vond links een houten schommelstoel waarin ik ging zitten. Ik had die stoel nog niet eerder opgemerkt en kon me niet herinneren dat die in het oude huis had gestaan. Ik kon me niet herinneren of mama ooit een schommelstoel had gehad. Verward vroeg ik me af wat me nog meer was ontgaan. Tegenover het raam, voor de tv, stond een leunstoel. Nog iets wat ik nooit in het oude huis had gezien.
Vanuit de schommelstoel keek ik naar buiten en hervatte mijn eeuwigdurende gesprek met God. Voordat ik iets zei, zette ik alle gedachten van me af en zocht naar een gevoel van warmte en troost.
Maak toch een einde aan mijn leven en breng me naar huis. Ik durf het zelf niet te doen. Ik kan mijn leven niet langer verdragen. Ik smeek het U!
Zo oprecht en serieus had ik nog nooit gebeden. Terwijl ik op een reactie zat te wachten, kreeg ik werkelijk het gevoel dat ik dit keer eindelijk antwoord zou krijgen en dat er eindelijk een eind aan mijn ellendige leven zou komen. Ik werd overspoeld door een gevoel dat ik alleen als gemoedsrust kan omschrijven. Ik voelde me prettig bij de gedachte dat ik eindelijk antwoord zou krijgen. Ik zat meer dan een uur in die stoel te wachten. Terwijl de tijd verstreek begon ik aan mijn eerdere gevoelens te twijfelen en ik vroeg me af of ik opnieuw mijn tijd zat te verspillen. Ik maakte een opsomming van al die andere keren dat ik had geloofd dat God luisterde en dat Hij me hoorde - en ik realiseerde me voor de zoveelste keer dat ik op mezelf was aangewezen.
Toen ik mijn ogen opendeed zag ik dat het alweer licht werd. Ik zou naar mijn kamer terug moeten. Denkend aan mama zag ik mezelf zo stoned als een garnaal op bed liggen. Ik voelde me net een vampier die 's nachts rondwaart en op tijd in de veilige duisternis en drugs terug moet vluchten. Ik moest naar mijn nog donkere kamer terug voordat iemand zou merken dat ik er niet was.
Ik lag op bed en vroeg me af wat ik moest doen om door God gehoord te worden.
Wat doe ik verkeerd? Waarom word ik alleen gelaten? vroeg ik hem.
Het duurde niet lang voordat de geluiden van de nieuwe dag tot me doordrongen en ik de opdracht kreeg de garage schoon te maken en op te ruimen. Ik kleedde me aan en ging naar de garage, waar de vloer onder stapels dozen schuilging. Mama en Scott waren er al mee bezig. Ik was nog maar nauwelijks de trap af of Scott zei scherp: 'Dit hoor jij te doen, zodat wij een auto voor mij kunnen gaan kopen.'
Ik negeerde hem, liep naar mama en wachtte op mijn orders. Zoals te verwachten was werd me gezegd, die dozen tegen de achtermuur op te stapelen die mama en Scott hadden nagekeken om te beslissen wat wel moest worden uitgepakt en wat niet. Ik werd echt kwaad toen ik mama in een doos zag snuffelen waarin een paar spulletjes uit mijn oude kamer zaten.
'Zet deze onder die stapel daarginds,' droeg ze me op terwijl ze snel de doos dichtdeed toen ze besefte dat ik had gezien wat erin zat - wat herinneringen aan een vroeger leven.
Tegen etenstijd waren we bijna klaar. Al die tijd praatten mama en Scott over spullen die ze wilden kopen en meubels die moesten worden vervangen.
Op een gegeven ogenblik onderbrak ik hun gesprek en vroeg: 'Kan ik dan nu een bril krijgen?'
Ik had mama al een jaar lang om een bril gevraagd. Ik kon nauwelijks het schoolbord zien, of alles wat meer dan drie meter weg was - maar zoals altijd haalde ze haar schouders op, wat zoveel betekende als 'nergens voor nodig'.
Dit keer gaf ze me niet eens de voldoening het te weigeren. Ze bleven gewoon doorpraten en deden alsof ik niets had gevraagd. Ik had niet echt verwacht dat ze zou toestemmen, en eerlijk gezegd kon het me ook niet schelen. Ik wist dat ik toch niet veel langer meer in het land der levenden zou zijn.
Zodra de garage redelijk was opgeruimd lieten we het er voor die dag bij en werd er pizza besteld. Na het eten ging ik weer naar mijn kamer, waar ik de inventaris van mijn gedachten, mijn gevoelens en mijn eigen ik opmaakte. Zou ik er ooit mee ophouden me ellendig te voelen om het feit dat ik in leven was? Op bed liggend keek ik naar plint waarachter ik mijn revolver had verstopt, en haalde hem te voorschijn. Ik legde het wapen onder mijn kussen en zei kalm: Dit is het dan — ik heb er genoeg van.
Ik was het zat om aan mijn lot te worden overgelaten, ik had genoeg van wie ik was, en bovenal was ik gewoon doodmoe.
Kort na het invallen van de duisternis werd ik opnieuw wakker van de stilte. Ik stak mijn hand onder het kussen en voelde het koude metaal van het wapen. Ik trok het eronderuit, haalde het magazijn eruit en zag dat er nog wat kogels in zaten. Vervolgens plaatste ik het magazijn terug en deed een kogel in de kamer.
Vol zelfvertrouwen verliet ik mijn kamer en liep de trap naar de woonkamer op. Bij het langslopen zag ik dat Scott en mama tv zaten te kijken. Ik ging naar de veranda bij de keuken, zag dat er een bankje om de boom in het midden van de achtertuin stond en ging daarop zitten.
Nou, ik denk dat deze plek wel goed is, dacht ik.
Ik legde mijn hand op mijn broekzak, voelde het metaal en vroeg me af: Wat zullen ze doen wanneer ze het schot horen? Zullen ze de moeite nemen om te gaan kijken wat dat was?
Wat kan het me ook schelen, dacht ik.
Stond ik echt op het punt het wapen uit mijn zak te halen? Ik had al besloten het meteen te gebruiken zodra ik dat had gedaan.
Ik wilde er niet langer meer over nadenken. Het enige dat ik wilde was het echt doen. Heel even wilde ik nog afwachten of God dit keer wel iets wilde ondernemen. Heimelijk hoopte ik dat hij een engel zou sturen om me tegen te houden — om op wat voor manier dan ook tussenbeide te komen. Ik kneep mijn ogen stijf dicht en luisterde naar de stilte die de hele achtertuin omhulde.
Meteen daarop wist ik dat er geen reactie zou komen.
Snel haalde ik de revolver uit mijn zak en zette de loop tegen mijn slaap. Ik dacht aan al die keren dat ik mezelf had afgevraagd hoe het schot zou klinken, hoe heftig de inslag zou zijn, of de mogelijkheid bestond dat ik het verziekte en in leven zou blijven, en of dat dan wel het risico waard was.
Toen ik eindelijk tot de conclusie was gekomen dat het het risico zonder meer waard was, kwam ik tot rust. Het voelde bijna alsof ik de situatie onder controle had en dat niemand meer tussenbeide zou kunnen komen of me de kans zou kunnen ontnemen.
Ik probeerde mijn vinger zonder haperen tegen de haan te leggen. Ik voelde het koude metaal, kneep mijn ogen stijf dicht en haalde de trekker over. Ik begon van top tot teen te trillen.
Op dat moment wist ik ineens wat het begrip tijd inhield. In die fractie van een seconde ervoer ik als nooit tevoren wat het verstrijken van de tijd inhield. Nadat naar mijn gevoel minuten waren verstreken begon ik me af te vragen of ik het echt had gedaan, of alles nu voorbij was. Misschien was ik al dood maar besefte ik het nog niet.
Het was een verwarmende en welkome gedachte dat het veel gemakkelijker was gebleken dan ik had durven hopen. Langzaam deed ik mijn ogen open, bang voor wat ik te zien zou krijgen nu ik dood was.
En meteen wist ik dat ik nog steeds op dezelfde plek zat, en dat het wapen niet had gewerkt.
Verdomme!
'Wel verdomme!' zei ik hardop.
Nu moest ik het nóg eens doen - en snel, voordat ik de moed verloor. En toen gebeurde het...
'...Richard kom hier. Er is iemand die je wil spreken,' riep mama vanuit het huis naar beneden waar ik op het bankje zat.
Heel even bleef ik in het donker voor me uitkijken, en toen deed ik mijn ogen weer dicht. Ik liet de revolver zakken. Mijn hand klapte tegen de houten rugleuning. Elk greintje energie, elk vonkje leven was uit mijn lijf verdwenen. Toen wist ik dat ik dat kleine beetje wat er nog van me was overgebleven voorgoed kwijt was. Ik was helemaal leeg - zonder emoties, zonder gevoel, zonder zorg en zonder vrees.
Ik bleef nog even waar ik was terwijl ik probeerde te verwerken dat ik niet eens in staat was een eind aan mijn eigen leven te maken - zelfs niet met een revolver. En ik voelde toch iets: schaamte.
Ik stond op en liep snel de trap naar de achterveranda op. Iemand van verderop in de straat was naar ons toe gekomen om ons in de buurt welkom te heten.
Ik hoorde mama vertellen waar we vandaan kwamen en hoe oud de jongens waren, maar af en toe ontgingen me hele zinnen. Ik keek over de balustrade van de veranda naar het bankje waar ik zonet nog had gezeten.
Toen kwam de vrouw naar mij toe en zei dat ze Darlene Nichols heette. Ze woonde een eindje verderop in de straat met haar man John en hun kinderen Wendy, Steve, Heidi en Heather. Mama en Scott waren inmiddels in de keuken verdwenen. Darlene slaagde er snel in mijn aandacht te vangen en weldra zat ze op de achterveranda met me te praten.
Ze gedroeg zich zo oprecht en ze klonk zo eerlijk dat ze me helemaal voor zich wist in te nemen. Ze vertelde dat er tieners van mijn leeftijd in de buurt woonden die me, als ik dat zou willen, met alle plezier wegwijs zouden kunnen maken en me mee naar feestjes en wedstrijden zouden kunnen nemen. Darlene keek op haar horloge, zag dat het al laat was en vroeg of ik de volgende ochtend haar man zou willen leren kennen. We hadden meer dan een uur zitten praten.
Ik was zo overdonderd door het feit dat zo'n vriendelijke en beleefde vrouw zoveel belangstelling voor me leek te hebben, dat ik helemaal vergat wat er eerder op dat bankje in de achtertuin met die revolver had plaatsgevonden. Ik zei volmondig: 'Natuurlijk!'
Ik had gevoelens in mezelf ontdekt die ik nog nooit had ervaren. Het was een stille rust - bijna alsof ik sliep. Ik merkte dat ik over 'morgen' zat na te denken. Als ik dat korte stukje naar hun huis wist te overbruggen, zou ik mijn voornemens misschien een tijdje kunnen uitstellen. Ik was in de war, want ik wist niet goed wat ik nu moest doen. Vlak voordat Darlene zich had voorgesteld had ik op het punt gestaan zelfmoord te plegen, en nu zat ik ernaar uit te kijken om kennis te maken met de rest van de familie Nichols. Enerzijds was het hoopgevend dat de kans bestond mensen van mijn eigen leeftijd te leren kennen, anderzijds was het ergerlijk dat iets of iemand tussenbeide was gekomen toen ik me van het leven had willen beroven.
Ik liep met Darlene naar de voordeur, bedankte haar en wenste haar goedenacht. Ik bleef even staan voordat ik de deur achter haar dichtdeed en liep toen onopgemerkt naar beneden, naar mijn eigen kamer.
Ik ging op de rand van mijn bed zitten en haalde het vuurwapen uit mijn zak.
Misschien kan dit nog wel een dagje wachten, zei ik bij mezelf.
Ik legde de revolver terug op het geheime plekje achter de plint en ging naar bed. Slaperig vroeg ik me af of ik misschien toch antwoord had gekregen.
Zou het echt zo simpel kunnen zijn? Het leek toch onmogelijk dat ik echt op het punt had gestaan zelfmoord te plegen en dat er niet meer dan een onbekende voor nodig was geweest om een spaak in het wiel te steken.
Ik deed vol dankbaarheid mijn ogen dicht en zei
zachtjes: 'Dank u. Dank u.'