INGRIJPENDE BESLISSINGEN
Elke zaterdagmiddag kwamen ze bijeen - Jan, Piet, Klaas, Dirk en Walewijn. Ze vormden een van de vele herenclubjes die de stad rijk is. Doorgaans werd er op die middagen honderduit gepraat en gelachen, maar in de laatste tijd waren hun bijeenkomsten minder ontspannen van atmosfeer. Steeds vaker vielen er hiaten in de gesprekken. Zwijgend keken ze dan voor zich uit, ieder bezig met zijn eigen gedachten en het had er de schijn van dat die niet tot de prettigste behoorden. De indruk werd gewekt dat ze in hun leven voor ingrijpende beslissingen stonden.
En dit was de middag waarop ze zich uitspraken.
‘Ik denk dat ik binnenkort stop met roken,’ rochelde Jan, terwijl hij een nieuwe sigaret aanstak met de brandende peuk van de vorige. ‘De druk van de niet-rokers neemt ondragelijke vormen aan. Ik ga me steeds schuldiger voelen. Willen jullie wel geloven dat ik opgelucht ben als ik een plek betreed waar roken absoluut verboden is? Het is dan alsof er een last van me wordt afgewenteld. Nu, dan kun je er eigenlijk net zo goed mee ophouden,’ besloot hij walmend.
Piet knikte. Hij goot het voor hem staande wa—
terglas vol jenever en zette het aan zijn mond.
‘Ik weet precies watje bedoelt,’ hikte hij. ‘Met drinken vergaat het mij krek eender. Ik kan mijn kont niet meer keren van de schuldgevoelens. Altijd maar die huilende vrouw en kinderen thuis, geen geld om brood te kopen, met schande overladen ontslagen uit mijn lucratieve werkkring en gisteren heb ik op het zebrapad mijn zesde voetganger overhoop gereden. Ik kan het niet meer bolwerken. Als ze Nederland morgen droogleggen hang ik de vlag uit,’ voltooide hij zijn gemoedsuitbarsting lallend.
‘We zitten op dezelfde golflengte,’ smakte Klaas en propte zijn mond vol bitterballen en leverworst. ‘Voor mensen als ik zou het eten moeten worden afgeschaft. Als ik denk aan al het leed in andere werelddelen vind ik in mijn walgelijke schranspartijen geen enkel genoegen meer. En mijn hart breekt als ik me de door mij belaagde flora en fauna voorstel. Hele herten en zwijnen gaan er in dit jaargetijde door mijn maag heen. Mudzakken aardappels vermaal ik tot papperige brij,’ beëindigde hij kokhalzend zijn bewogen betoog.
‘Het onderwerp dat jullie aanroeren is ook mij niet vreemd,’ kwijlde Dirk, terwijl zijn hand gestaag bewoog in zijn broekzak. ‘Bij mij zijn het de vrouwen en de voortdurende staat van opwinding
waarin de gedachte aan hen mij doet verkeren. Van ‘s ochtends vroeg tot ‘s avonds laat gaat er geen ogenblik voorbij dat ik er niet aan denk. Wat zou het voor mij een opluchting betekenen als ik van die verslaving werd verlost. Als op dit zelfde moment alle vrouwen fietsbellen werden, of oude radiolampen, zouden jullie hier met een gelukkig mens aan tafel zitten,’ bracht hij zijn ontboezeming tot een hijgend hoogtepunt.
Nu kwam Walewijn, die zich had verlaat, de ruimte binnen waarin ze bijeen zaten. In zijn gulzige mond staken een sigaar, een kroket en een slangetje dat verbonden was met een drankfles die zich in zijn jaszak bevond. Aan elke arm had hij een mooie meid hangen.
‘Zeg maar niets, ik weet nauwkeurig waar jullie het over hebben,’ rochelde, hikte, smakte en kwijlde hij. ‘Ook ik ben er niet meer tegen bestand. Voor mij is er maar één oplossing, wil ik me ooit uit dit moeras bevrijden. En ik heb dan ook besloten op te houden met leven,’ blies hij zijn laatste woorden uit.