ONGEVRAAGDE CADEAUS

Bonzo komt op bezoek. Een paar maanden geleden kwam hij ook op bezoek en toen nam hij een cadeautje mee. Hij had juist een reis achter de rug naar het land Karnemelkanië en daar was hij in de ban geraakt van de volkskunst. Koffers vol had hij er van mee teruggenomen. Zo mooi vond hij die kunst dat hij zich niet kon voorstellen dat niet iedereen ervoor door de knieën zou gaan.

‘Tjee Bonzo, wat aardig van je en wat prachtig,’ zei ik. ‘Het krijgt een ereplaats.’

Het geschenk was een uit berevet, berkeschors en zware tabak opgetrokken poppetje, gestoken in een in fletse kleuren beschilderd pakje van jute. Ik zette het op de schoorsteenmantel en om van mijn dank te getuigen keek ik er nog een tijdje getroffen naar. Dit was nu wat altijd aan mijn leven had ontbroken en ik wist het niet.

‘Hoe kunnen mensen het bedenken,’ zei ik, niet eens echt leugenachtig.

Omstandig begon hij me uit te leggen hoe de Karnemelkaniërs het konden bedenken. Hij had trouwens ook een fles lokale drank meegenomen, die volgens mij was gestookt van dezelfde ingrediënten als waarvan het poppetje was vervaardigd. Maar met drank heb ik minder moeite dan met kunst.

 

Het poppetje heeft op proef nog een paar dagen op de schoorsteenmantel gestaan, toen verdween het in de gangkast. Daar heb ik het zojuist uitgehaald en nu staat het weer op de schoorsteenmantel. Het kijkt me kwaadaardig aan en het is een beetje gaan stinken. Als het maar niks aan Bonzo verklapt…

Het blijft moeilijk met cadeaus. Iedereen heeft smaak, maar lang niet iedereen heeft eikaars smaak. Ook als je iets meeneemt waar je zelf weinig aan vindt, maar waarvan je denkt dat het in de kraam van je kennis zal passen, kun je soms lelijke blunders maken.

Ik heb een vriend wiens passie de Boerderse letterkunde is - en vooral die van de achttiende eeuw. Tijdens een kort verblijf in Boerderije vond ik in een tweedehandsboekhandel een boekje uit die tijd. Heeft hij vast niet, en als hij het wel heeft zal hij toch het gebaar op prijs stellen. Vol goede hoop gaf ik hem het werkje.

Hij verbleekte toen hij het zag. Hij perste er nog wel een glimlach uit, maar de rest van de avond was hij erg zwijgzaam en afstandelijk.

De volgende dag belde hij op.

‘Ik weet niet wat ik aan je heb als vriend. Je hebt je kennelijk nooit in mij verdiept, want anders had je kunnen weten dat dat boekje aan de wieg stond van het conflict dat ik met de vakgroep kreeg en

waardoor ik mijn hoogleraarschap ben misgelopen, ‘ trok hij van leer.

‘Datje een conflict had is me niet ontgaan, maar dat het om dit boekje ging wist ik niet. Ik ken geen Boerders,’ zei ik geschrokken. ‘Trouwens, jij hebt me eens een mondharmonika gegeven, terwijl je weet dat ik volslagen amuzikaal ben.’

Het overtuigde hem niet en we zien elkaar bijna nooit meer.

Wat te doen? Om met Lenin te spreken.