BROOD
Er is me iets heel vreemds overkomen. Ik liep langs een bakkerij en de geur van vers brood, die als een zoete wolk in de omgeving hing, bracht me plotseling een eind terug in de tijd - op een andere plaats in een andere stad. Ik stond watertandend in een keuken in Den Haag en mijn oma (de ene oma, want ik had ook een andere oma) haalde een zelfgebakken brood uit de oven op het vredigste en lekkerste moment van de zondag.
Is dat nu zo vreemd? Nee. Je zult de mensen de kost moeten geven die zich, aangespoord door een geur, een beeld of een gebaar, de hele dag van alles en nog wat lopen te herinneren, zin en onzin door elkaar. Ik hoef maar een knikker te zien of mijn herinnering bouwt er een wereld omheen van stoepstenen, versleten knikkerzakken, winst-en verliesrekeningen, overdrijvende wolkenvelden en bijna te laat op school komen.
Vreemd is wel dat ik ter plekke werd overvallen door het brandende verlangen om zélf brood te bakken. Dat is niets voor mij. Er is iets raars met me aan de hand. Ik herken mezelf niet.
Veel mensen zullen niet begrijpen waarom ik me zo voel. Vooral de gestaalde zelfbroodbak-kaders zullen hun schouders over mijn gevoelig—
heden ophalen. Zij mengen nog maar eens een noot en een dadel door het deeg en gaan over tot de orde van de dag.
Anderen zullen misschien een beetje kunnen navoelen wat er zich in mij afspeelt. Ik word namelijk mijn hele leven lang al bestookt door een muggenplaag van vooroordelen. Die lopen van ‘mensen die er honden op na houden die tot boven hun heup reiken zijn enge mensen’ en ‘het sonnet, dat kan niks wezen’ tot ‘er is maar één goede lijm en dat is de lijm waarmee ik in mijn jeugd de Verka-deplaatjes inplakte’. En ik denk dat mensen die zelf brood bakken dat niet alleen doen om het op te kunnen eten, maar ook omdat ze geloven er de wereld mee te kunnen veranderen.
In mijn angstdromen leidt dit tot brandnetel-pluk ter bereiding van soep, het in groepsverband beoefenen van yoga en het opgaan in de kosmos, zodat je helemaal niet meer weet waar je bent.
Ik bevind me op een hellend vlak. De lust om over te gaan tot het bakken van een brood wil, ondanks de kracht van mijn vooroordelen, maar niet wijken. Ik heb een boekje gekocht waar precies in staat hoe het moet. Ik zocht meteen wat andere boeken uit en moffelde het ertussen, zoals men bij de videotheek drie verantwoorde films huurt om er een pornofilm mee te verontschuldigen. Ik heb het boekje nu alleen nog maar snel
doorgebladerd en op een veilige plek weggeborgen, want er komen vrienden op bezoek en die mogen het niet weten, maar morgen gaat de deur op slot en wordt de telefoon monddood gemaakt. ‘Gist heeft zuurstof nodig om te ademen en enkelvoudige suikers om te eten’, las ik al tijdens het bladeren. Opeens woon ik samen met gist, een lastige logé. Waar moet dit eindigen? Als ik maar niet rijs.