ZEUREN
‘Heb je nog zin om vanavond naar dat feest te gaan?’
‘Ja, gaat wel. Jij niet dan?’
‘Ach, zin… Ja en nee. Eigenlijk ben ik een beetje afgeknapt op feesten. Ik heb het gevoel dat ze me niets nieuws meer hebben te brengen.’
‘We kunnen ook niet gaan.’
‘Dan krijg ik ook weer spijt. Dan zit ik hier en dan denk ik: daar is een feest en ik zit hier. Dat gaat dan ook weer aan je knagen. En dan moetje later uitleggen waarom je niet gekomen bent. Mijn voorraad smoezen is langzamerhand op. Nee, laten we maar gaan, tenzij we ons nog bedenken. Het feest begint pas over vijf uur. Wat vind je: zal ik mijn nette pak aantrekken?’
‘Dat moetje zelf uitmaken.’
‘Ik zou het prettiger vinden als je ja of nee antwoordde. Dan leg ik me daar gewoon bij neer.’
‘O.K., trekje nette pak aan.’
‘Ja, vind je echt dat ik dat moet doen? Misschien ben ik wel de enige met een net pak aan. Mensen kleden zich niet meer zo erg voor feesten.’
‘Dan trekje het niet aan.’
‘Aan jou heb ik ook niet veel. Wat doe jij? Trek jij je nette pak aan?’
‘Ik weet nog niet. Dat hangt er van af wat jij doet. Als jij je nette pak aantrekt, trek ik ook mijn nette pak aan. Anders steekt een van ons zo bij de ander af.’
‘Ik twijfel nog. Misschien dat ik mijn nette broek aantrek en mijn nette jasje.’
‘Maar wat moet ik dan? Ik heb wel een nette broek, maar mijn nette jasje is naar de stomerij.’
‘Dat ziet er niet zo best uit. Een nette broek zonder net jasje is natuurlijk geen gezicht. Hoewel een beetje een aardige das daar veel aan kan verhelpen. Als ik mijn nette broek en mijn nette jasje aantrek, ga ik daar mijn grijze das met rode rondjes en blauwe vierkantjes bij dragen. Of vind je van niet?’
‘Het lijkt me een goed idee.’
‘Of zal ik mijn effen wijnrode das aandoen?’
‘Kan ook, ja.’
‘Hè, zeg nou eens watje vindt. Je zegt nooit wat je vindt. Moet ik altijd alles zelf beslissen? Soms heb ik wel eens behoefte aan wat steun van een ander.’
‘Ik weet niet meer watje vraag was.’
‘Over welke das… Nou ja, laat maar, ik zoek het zelf wel weer uit.’
‘Hoe laat zullen we gaan? Niet te vroeg, lijkt me.’
‘Nee, maar ook weer niet te laat. Dan is iedereen
al in de stemming en moetje zoveel inhalen. Laten we hier de deur uitgaan op het moment dat daar het feest begint.’
‘Dan zijn we veel te vroeg. Het is twee minuten hier vandaan.’
‘Goed, dan zien we wel hoe laat we gaan.’
‘Gesteld dat we gaan.’
‘Gesteld dat we gaan natuurlijk. Heb jij zin?’
‘Gaat wel. Jij?’
‘Ach, zin… Ja en nee.’