DE WINTERJAS

Ieder jaar als de winter dreigend voor de deur staat, neem ik me voor om nu eens een winterjas te kopen die mooi is, lang meegaat, en dus wat mag kosten. En ieder volgend jaar is het plotseling lente en heb ik de winterjas niet gekocht en loop ik nog rond in mijn steeds voddiger wordende regenjas.

Altijd vind ik excuses om geen winterjas te kopen. Er blijken er vele voorhanden te zijn: dat het nu financieel even niet uitkomt. Of: vandaag is het veel te koud om de straat op te gaan, dus stel ik het kopen van een winterjas uit tot het warmer is.

Maar als het warmer is denk ik weer niet aan winterjassen. Of: nu is het uitverkoop en daarin vind ik de jas die mij vaag voor ogen staat toch niet, want die jas moet van zo’n allure zijn dat hij nooit van zijn leven in de uitverkoop terechtkomt.

Ik slaag er ook regelmatig in de gedachte aan het bezit van een winterjas een paar dagen achter elkaar te verdringen. Tot ik op een tochtige tramhalte sta en de behoefte aan een centimeters dikke winterjas zich snerpend doet gevoelen. Maar ja, ik sta op die tramhalte met een andere bestemming en tegen de tijd dat ik daar van terug ben zijn de winterjas winkels al lang en breed gesloten. Tenzij het koopavond is, maar daar doe ik uit principe niet aan mee.

Trouwens, even snel een winterjas kopen, alsof het een pakje sigaretten is, lijkt me niet aan te raden, vooral niet als je geneigd bent verkopers op hun woord te nemen. Bij de aanschaf van een winterjas - niet dat ik daar tot nu toe enige ervaring mee heb - moetje niet over een nacht ijs gaan. Dat is misschien goed voor boerenkool, maar niet voor een mens die eigenlijk geen keuze kan maken en dus maar op het eerste het slechtste aanbod ingaat om ervan af te zijn. Wie een winterjas wil kopen moet vele kledingzaken bezoeken en dagen-en nachtenlang dubben over welke winterjas (wat een lekker warm woord is het eigenlijk) zijn doel het beste dient, en dat doel is: mooi te zijn en het warm te hebben, winter in, winter uit. Ook moet er gediscussieerd worden met bevriende relaties.

Daar komt bij dat die armetierige regenjas steeds zaliger over de schouders glijdt. Het lijkt wel of hij zodra het seizoen van de koude is ingetreden zich extra inspant.

‘Ik maak je misschien Wel niet zo warm, baasje, maar o, wat zit ik lekker. En ik vind het helemaal niet erg datje me zo af en toe als het vod dat ik ben in een hoek smijt. Daar groei ik juist in. Maar winterjas zou dat nooit goed vinden. Voor dure winterjas moet je heel goed zorgen, anders krijgt hij van pure kwaadheid vlekken en verliest hij zijn

knopen,’ hoor ik regenjas vaak zeggen als ik me rillerig, ondanks zijn innige omhelzing, over straat beweeg.