2I
‘Koffie?’ vroeg Cheryl.
‘Nee, dank je, ik moet zo weer weg.’
Ze stonden in het keukentje. ’s Ochtends om elf uur was het veilig, dan vertoonde Michael zich nooit. Danny had haar handschoenen nog aan.
‘Wat is dit?’ Cheryl wees naar de dikke, grote envelop van Bouwbedrijf H&W, die Danny vasthield.
‘Niks, gewoon een geintje, om Michael een beetje te stangen.’
Met een bedenkelijke, half nieuwsgierige uitdrukking op haar gezicht keek Cheryl naar de envelop, die Danny eerst keurig had schoongeveegd. Zo aan de buitenkant was niet te zien dat er geld in zat, veel geld. Jammer, maar het kon niet anders, had Franka haar voorgehouden.
‘Niet openmaken,’ zei Danny, ‘anders is het geen verrassing meer, en het moet een verrassing wezen.’
‘Een soort nieuwjaarscadeau?’ veronderstelde Cheryl.
‘Zoiets ja, een laat kerstpakketje.’
Cheryl keek naar de naam op de envelop. ‘Hulsdonk en Wesselingh. Waarvan is dat nou weer?’
‘Doet er niet toe. Ik schuif hem gewoon hier achter in die la. Oké?’ Danny had haar handschoenen aan gelaten.
‘Oké.’
‘Je bent een schat,’ zei Danny. ‘Mag ik je al een gelukkig-nieuwjaar-zoen geven?’
‘Ja, maar niet op mijn mond.’
Danny keek naar Cheryls volle, enigszins vochtige lippen. ‘Ik zou niet durven.’
‘Jij durft alles volgens mij.’
Met lichte tred liep Franka door de stad. Alleen de nog altijd brandende kerstverlichting stoorde haar. Bevrijd keek ze in de winkels, keurde ze de geëtaleerde kleren, voelde ze in Nancy’s Shop de stoffen. Er kwam een verkoopster naar haar toe. Nee, alleen even rondkijken. Goed, mevrouw, maar we hebben wel net… Ze had zich weer afgewend. Niets, ze hoefde niets te kopen. Dat eeuwige passen, de uitroepjes van de verkoopsters, de aanbevelingen en suggesties, haar eigen twijfels, het was allemaal niet meer nodig.
Op de terugweg naar huis deed ze de boodschappen. Ze had zin om weer eens oliebollen te bakken, maar kocht toch bij een kraam een zak met zes oliebollen, omdat ze bang was dat haar poging tot mislukken zou zijn gedoemd. Een paar jaar geleden waren het kleine, keiharde, donkerbruine bolletjes geworden. Daarna had ze het opgegeven. Bier was er genoeg in huis, wijn ook. In de supermarkt zette ze een fles champagne, nootjes, olijven en een zak walnoten in haar karretje. Een overduidelijke filiaalhouder stond opvallend kritisch toe te kijken. Ze staarde terug en hij liep het pad met de wijnen in, waarvan hij een paar flessen keurig terug in het gelid zette. De caissière riep over de intercom een medewerker van de Afdeling Houdbaar. Franka vroeg zich af of er ook een Afdeling Onhoudbaar was.
Zeven uur. Ze at een beetje macaroni met pesto en flintertjes ham en een salade van tomaten, mozzarella en basilicum.
Onrustig, niet in staat om te lezen, zapte ze van de ene naar de andere tv-zender. Daarna bleef ze een tijdje naar het donkere scherm staren. Daarop verschenen toch beelden van een film.
Een film, een verzonnen verhaal. Grotendeels kwam het uit haar eigen pen, maar de inbreng van Danny was niet gering geweest.
Dit huis moest ze zo snel mogelijk zien kwijt te raken. Misschien was de ideale tijd om een huis in de verkoop te doen voorbij, maar dat deed niet ter zake. Het was niet dat Menno hier nog altijd rondspookte, maar het was haar eigen huis niet. Nooit geweest ook. Als het even kon, zou ze het gemeubileerd van de hand doen, desnoods het interieur tegen een weggeefprijs. Al die gordijnen, stoelen en tafels had ze nooit echt tot de hare gemaakt.
Ze deed de tv weer aan en kwam terecht in een taalspelletje, waarin twee koppels van twee kandidaten een woord van vijf letters moesten raden. De eerste letter hadden ze al, de m. Ja, natuurlijk, ‘Menno’. ‘Maken,’ zei een van de kandidaten. Geen enkele letter paste in het woord, dus ‘Menno’ was ook uitgesloten, anders hadden de e en de n mogen blijven staan. ‘Moker,’ was de volgende gok. De o was goed, de r kwam wel in het woord voor, maar stond op de verkeerde plaats. De kandidaten hadden nog één kans. Franka drukte snel op de uit-knop van de afstandsbediening.
‘Dus anoniem,’ zei Clemencia.
‘Zo anoniem als het maar kan. Gewoon hier bij de centrale binnengekomen.’
‘Een man of een vrouw?’
Mulder krabde op zijn hoofd. ‘Een vrouw. Tenminste, dat dachten ze bij de centrale, maar je weet wel, Koos Lelieveld heeft het telefoontje aangenomen, en dat is niet de snuggerste van het hele stel. Ik denk wel ’s dat-ie hier via de sociale werkplaats terecht is gekomen.’
‘Wat zullen we doen?’ vroeg Clemencia.
‘We moeten het maar proberen. Het is een link kereltje, maar we hebben hem nooit ergens op kunnen pakken. Jij bent toen toch bij hem geweest, vanwege die jongen met die OD, weet je wel?’ Mulder pakte een map van tafel en bladerde door wat papieren. ‘Van der Plas, Eelco van der Plas.’
‘Daar wist-ie natuurlijk ook niks van.’ Clemencia zuchtte. ‘En van die andere twee jongens ook niet. Andere dingen dan wiet of hasj vond-ie te link. Dat zei-ie tenminste.’
‘En dat moeten we geloven?’
‘Natuurlijk niet, maar we kunnen niks hard maken.’ Clemencia trok een ander dossier naar zich toe. ‘Eerder heeft-ie wel behoorlijk wat geflikt: overvalletjes, inbraken, zelfs een keer met een kluis. En wie weet wat-ie nog meer heeft gedaan. Het is niet zo’n jongen die keurig alles bekent als-ie gepakt wordt. Hier…’ Hij pakte een velletje papier uit het dossier. ‘Over de financiering van die twee koffieshops, vragen over zwart geld. Volgens mij niet zwart, maar zo crimineel als de pest. Nu zegt-ie dat-ie zijn leven heeft gebeterd. Maar daar hebben we het, geloof ik, al over gehad.’
‘Heb jij nog vuurwerk gekocht?’ vroeg Mulder. ‘Nee? Ik wel. Moest natuurlijk voor Josha. Gewoon een paar vuurpijlen, geen knaldingen.’
Clemencia lachte. ‘O god, wat is-ie weer braaf.’
‘Bijna halfacht. Ik moet zo ’s naar huis.’
‘Zie je wel, braaf. Wanneer gaan we? Wanneer halen we hem op? Vannacht misschien? Zou een leuke verrassing wezen. Ik denk niet dat-ie dat leuk vindt. Wat zal-ie tekeergaan.’
Mulder hoorde Carola al mopperen en klagen, maar het was een prachtig idee, doodzonde om het niet uit te voeren. Misschien stond-ie wel voor zijn coffeeshop feest te vieren met al die onbetrouwbare vriendjes van hem, zoals die Stefan en Eddie, die ook nergens op te pakken waren. En dan kwamen zij onverwachts opdagen. Een gelukkig nieuwjaar, mijnheer Kingma, de beste wensen, maar zou u misschien even mee willen gaan? Waarvoor? Dat kunnen we beter op het bureau uitleggen. De vraag was of hij hun toestemming zou geven om rond te kijken in zijn twee zaken en in zijn huis. Dan moesten ze wachten op een huiszoekingsbevel, maar dat kregen ze gegarandeerd. En als ze vonden wat ze dachten te vinden, dan was de zaak rond. Jammer voor die Wesselingh dat ze hem nu niet meer konden laten lopen, dat hij nou juist vannacht alleen in die cel zat door die verdomde bureaucratie.
Met z’n drieën omarmden ze elkaar. Franka drukte Cécile stevig tegen zich aan en het leek of ze voor het eerst in jaren volledig meegaf. Haar lichaam vouwde zich soepel en zacht tegen het hare. Franka zoende haar dochter en die zoende haar terug. Geen vage vegen in de lucht, maar echte zoenen, warm en zacht.
Daarna liet ze de fles champagne openknallen. Ze hoopte dat zij de enige was die associaties had bij het geluid. Gisteravond tegen elf uur was die man langsgekomen. Hij was in de gang geweest, niet verder. Ze had het wapen in een oude envelop gedaan. Hij had het eruit gehaald, bijna liefkozend vastgehouden. ‘Ja, dat is hem, volgens mij. Moest je daar nou zo moeilijk over doen? Die had je nou toch wel meteen mee kunnen geven. Wat was dat voor shit? Zat er soms wat achter of zo? En die man van je, waar is die? Die durft zeker niet.’ De toon was nog uitdagender geworden. ‘Is-ie soms bang of zo?’ Op geen enkele van zijn vragen had ze een antwoord gegeven. Haar enige reactie was: ‘Zo is alles geregeld, mijnheer Kingma. Geeft u mij die envelop maar terug.’
Franka schonk bruisend de glazen in. Ze proostten en zeiden opnieuw ‘gelukkig nieuwjaar’. De eerste klappen van het vuurwerk klonken. Danny en Cécile omhelsden elkaar. Franka liep naar de keuken om wat toastjes te halen, maar ze bleef werkeloos tegen het aanrecht leunen. Na een paar minuten ging ze terug naar de kamer. Danny en Cécile stonden met de armen om elkaar geslagen voor het raam waarvan ze het gordijn hadden opengeschoven. Boven de stad barstten de gouden vuurwerkbollen uit elkaar in schitterende staarten die langzaam uitdoofden. Rode en blauwe pijlen die zich splitsten in een veelkleurig netwerk doorkliefden de hemel. Tegelijkertijd klonken de zware knallen van donderslagen. Niet ver weg knetterde een duizendklapper. Vorig jaar had Menno nog… Nee, nu niet aan denken. Ze wist zeker dat Cécile die gedachten anders over zou nemen en nu was het al moeilijk genoeg voor haar, misschien wel te moeilijk, maar dat zou later pas blijken.
Een zijstraat verder, op het Vildersplein, werd kennelijk ook vuurwerk afgestoken. Ze zag verschillende buurtgenoten die richting uit gaan.
‘Wij gaan ook even de stad in, Frang. Ga je mee?’
‘Nee, ik blijf thuis. Het is helemaal niet leuk voor jullie om met zo’n oude taart als ik de stad in te gaan.’
‘Maar je bent geen…’ begon Cécile. ‘Nou ja, laat ook maar.’
~
Franka keek naar buiten. Af en toe klonken er nog een paar losse knallen of flitste een verdwaalde vuurpijl door de lucht. Ze was bij Wouter, voelde hem, troostte hem. Morgen, op z’n laatst overmorgen zou hij vrij zijn, zouden ze samen vrij zijn. Cécile liet ze gaan, eerder dan ze zelf had verwacht, maar dat soort dingen gebeurde nu eenmaal. Alles zou anders worden in dat huis in Groningen. Ze lachte even terwijl de reclameslogan door haar hoofd schoot. Groningen! Ze konden natuurlijk ook ergens anders naartoe gaan. Keuze genoeg.
Soms kwam even terug wat ze met Danny had bedacht en uitgevoerd. Het deugde niet en toch was het noodzakelijk geweest. Daarom lagen wroeging en spijt ook niet op de loer.
Ze haalde de schriftjes te voorschijn, bladerde erin, las wat van de zinnen die ze niet had doorgestreept. In de schuur stond de barbecue. Op een warme zomerdag wilde Menno soms wel eens op geschroeid vlees trakteren. ‘Ja, lekker!’ zei ze dan plichtmatig. Menno had een schort voor waar met grote letters CHEFop stond. Dat had hij een keer van Cécile als kerst- of sinterklaascadeautje gekregen. De vraag was of hij destijds de ironie wel had begrepen. Maar misschien had Cécile die ook niet bedoeld. Franka zette de barbecue achter het huis, legde de schriftjes in de bak en sprenkelde er spiritus over uit. Eén lucifer was voldoende voor flakkerende vlammen.
Bij de familie Boland stond de kerstverlichting nog altijd in vol ornaat te schitteren: de trappetjes met elektrische kaarsjes en de kerstster voor het raam en de oplichtende kerstman in de tuin. Dat moest verdomme ook maar eens afgelopen zijn.
Uit de garage pakte ze een hamer. Ze liep naar de overkant, keek om zich heen, zag geen teken van leven en begon toen hard en systematisch de kerstman in elkaar te slaan.