HOOFDSTUK 17

Lieflijk Terra, Moeder van alle Werelden! Welke dichter heeft niet geprobeerd, of hij nu het voorrecht heeft gehad haar te bezoeken of niet, het verlangen van de mens naar de geboorteplaats der mensheid uit te drukken... haar koele, groene heuvels, bewolkte luchten, rusteloze oceanen, haar warme, moederlijke gratie.

Thorby zag de legendarische Aarde het eerst op het scherm van het postschip Ariel. Kapitein N'Gangi, schipper van het postschip, vergrootte het beeld en wees hem de scherpe punten van de Egyptische piramiden. Thorby had geen benul van de historische betekenis ervan en keek naar de verkeerde plek. Maar hij genoot van het uitzicht op een planeet vanuit de ruimte; hij had dat voorrecht nooit gehad. Thorby had een saaie reis gehad in de Ariel. Het postschip, een en al snelheid en een kleine betaalde vracht, had een bemanning van drie werktuigkundigen en drie astrogatoren, die allemaal gewoonlijk beurtelings wacht hadden of sliepen. Het begon al slecht, want Kapitein N'Gangi was boos over het 'wacht op passagier'-telegram van de Hydra -postschepen houden niet van wachten; de post moet op tijd zijn.

Maar Thorby gedroeg zich netjes, hij deelde de kant-en-klare maaltijden rond en hield zich bezig met de bibliotheek (een kast onder de kooi van de kapitein); tegen de tijd dat ze Sol naderden was de commandant zijn ergernis vergeten... maar die kwam snel weer terug toen hij het bevel kreeg op het vliegveld van Galactic Enterprises te landen in plaats van op de Corpsbasis. Maar N'Gangi gaf hem een

hand toen hij Thorby zijn ontslagpapieren gaf en de cheque van de betaalmeester.

Hij hoefde niet langs een touwladder omlaag te klauteren (postschepen hebben geen lift) want Thorby zag dat er een lift omhoog kwam om hem omlaag te halen. Hij bleef recht voor het luik stilstaan en Thorby kon er heel makkelijk opstappen. Een man in het uniform van Galactic Enterprises stond hem op te wachten. 'Meneer Rudbek?' 'Dat ben ik - denk ik.' 'Deze kant op meneer Rudbek, alstublieft.' De lift bracht hen omlaag tot onder de grond naar een prachtige salon. Thorby die er verfomfaaid en niet al te schoon uitzag na die weken in een kleine stalen doos, voelde zich niet op zijn gemak. Hij keek om zich heen. Er waren ongeveer acht a tien mensen aanwezig en twee daarvan waren een grijze, zelfverzekerde man en een jonge vrouw. Allebei droegen ze kleren die meer hadden gekost dan de jaarwedde van een Corpslid. Thorby zag dat niet aan de man, maar zijn handelaars oog merkte het onmiddellijk op aan de vrouw; er was geld voor nodig om er zo ingehouden provocerend uit te zien.

Naar zijn mening werd het effect teniet gedaan door haar hoge, modieuze kapsel, een toren van groen dat overging in goud. Even was hij verbaasd over de snit van haar kleren. Hij had rijke dames gezien in Jubbulpore, waar het klimaat zo was dat kleren alleen voor versiering werden gedragen, maar hier werden heel andere stukken huid getoond. Thorby besefte zenuwachtig dat hij aan een heleboel nieuwe gewoonten zou moeten wennen.

De belangrijk uitziende man kwam hem tegemoet toen hij uit de lift stapte. 'Thor! Welkom thuis, jongen!' Hij greep Thorby's hand. 'Ik ben John Weemsby. Je hebt heel wat keertjes paardje gereden op mijn knie. Noem me maar Oom Jack. En dit is je nicht Leda.'

Het meisje met het groene haar legde haar handen op Thorby's schouders en kuste hem. Hij zoende haar niet terug; hij was veel te verbijsterd. Ze zei: 'Heerlijk dat je weer thuis bent, Thor.' 'Eh, dank je.'

'En nu moet je je grootouders begroeten,' kondigde Weemsby aan. 'Professor Bradley... en je Grootmoeder Bradley.' Bradley was ouder dan Weemsby, hij was klein en recht,

had een buikje en een keurig geknipte baard. Hij droeg net als Weemsby een formeel dagjasje, gewatteerde maillot en een korte cape, maar dan minder kostbaar. De vrouw had een vriendelijk gezicht en heldere, blauwe ogen. Haar kleren leken niet erg op die van Leda, maar ze pasten goed bij haar. Ze gaf Thorby een zoen op zijn wang en zei zacht: 'Het is net of mijn zoon weer thuis komt.' De oudere man schudde hem krachtig de hand. 'Het is een wonder, jongen! Je lijkt sprekend op onze zoon - je vader. Nietwaar, lieverd?' 'Precies!'

Er werd wat gebabbeld en Thorby deed zo goed en zo kwaad hij kon mee. Hij voelde zich verward en verlegen; het was moeilijker deze vreemdelingen te ontmoeten die beweerden dat ze zijn bloedverwanten waren, dan in de Sisu te worden geadopteerd. Deze oude mensen - waren dat zijn grootouders? Thorby kon het niet geloven, ook al zou het wel waar zijn.

Tot zijn grote opluchting zei de man - Weemsby? - die beweerde dat hij zijn Oom Jack was, met beleefd gezag: 'We kunnen nu beter gaan. Ik wil wedden dat de jongen doodmoe is. Ik zal hem dus mee naar huis nemen. Niet?' De Bradleys mompelden instemmend; het groepje bewoog zich naar de uitgang. Anderen in de kamer, allemaal mannen die geen van allen aan hem waren voorgesteld, gingen met hen mee. Ik de gang stapten ze op een rolband die steeds sneller ging lopen tot de wanden voorbij flitsten. Toen ze haast aan het eind waren ging de band langzamer lopen - kilometers verder, oordeelde Thorby - en toen stond hij stil om hen te laten uitstappen. Dit was een openbare ruimte. Het plafond was enorm hoog en de muren gingen verloren achter de vele mensen. Thorby herkende de sfeer van een station. De zwijgende mannen die met hen mee liepen, stelden zich op en hun groepje stapte voort in een rechte lijn, zonder zich iets aan te trekken van de andere mensen. Verscheidene personen probeerden door de afzetting heen te breken en een man slaagde daarin. Hij hield Thorby een microfoon onder zijn neus en zei snel: 'Meneer Rudbek, wat denkt u over -' Hij werd door een lijfwacht gegrepen. Meneer Weemsby zei snel: 'Later, later! Bel mijn kantoor maar op, dan krijg je het hele verhaal.' Er werden camera's op hem gericht, maar vanuit de hoogte

en van ver weg. Ze liepen weer een gang in en achter hen klapte een hek dicht. De rolband bracht ze naar een lift die hen naar een klein, besloten vliegveld bracht. Daar stond een luchtwagen te wachten en daarachter een kleinere, allebei gladde, slanke, platte ellipsen. Weemsby stond stil. 'Redt u het verder wel?' vroeg hij aan Mevrouw Bradley. 'Natuurlijk,' antwoordde Professor Bradley. 'Was de wagen naar uw zin?'

'Geweldig. Een aangename tocht - en terug zal het vast ook prima gaan.'

'Dan nemen we nu afscheid. Ik bel u nog - als hij de kans gehad heeft zich wat te orienteren. Dat begrijpt u toch?' 'Natuurlijk. We wachten rustig af.' Thorby kreeg een zoen van zijn grootmoeder en een klap op zijn schouder van zijn grootvader. Toen stapte hij met Weemsby en Leda in de grootste wagen. De chauffeur salueerde voor Weemsby en toen voor Thorby - Thorby slaagde erin de groet te beantwoorden.

Meneer Weemsby bleef in de gang staan. 'Waarom gaan jullie niet naar voren om van de tocht te genieten. Ik moet nog wat telefoneren.' 'Natuurlijk, Pappa.'

'Wil je me excuseren, Thor? De zaken gaan door - Oom Jack moet weer terug naar de mijnen.' 'Zeker... Oom Jack.'

Leda leidde hem naar voren en ze gingen zitten in een doorzichtige bol voorin de wagen. De wagen steeg loodrecht op tot ze een meter of duizend hoog waren. Hij cirkelde rond over een woestijnvlakte en zette toen koers naar het noorden, naar de bergen. 'Zit je goed?' vroeg Leda.

'Prima. Behalve dan dat ik vies ben en kreukelig.' 'Er is een douche achter de salon. Maar we zijn zo thuis -dus waarom geniet je niet van de tocht?' 'Goed.' Thorby besloot dat hij niets wilde missen van het fabelachtige Terra. Het zag eruit, dacht hij, als Hekate -nee, meer als Woolamurra, behalve dan dat hij nog nooit zoveel gebouwen had gezien. De bergen -Hij keek weer. 'Wat is dat witte spul? Aluin?' Leda keek. 'Dat is sneeuw. Dat zijn de Sangre de Cristos bergen.'

'Sneeuw,' herhaalde Thorby. 'Dat is bevroren water.' 'Heb je nooit eerder sneeuw gezien?'

'Ik heb erover gehoord. Het is heel anders dan ik had verwacht.'

'Het is bevroren water - en toch niet helemaal; het is veel 2achter.' Ze herinnerde zich de waarschuwing van haar vader; ze moest zich nergens over verbazen. 'Weet je,' bood ze aan, 'ik denk dat ik je zal leren skien.' Vele kilometers en enkele minuten vergingen met uitleggen wat skien was en waarom mensen het deden. Thorby borg het op in zijn geheugen als iets wat hij zou kunnen proberen, maar waarschijnlijk toch niet. Leda zei dat een gebroken been het ergste was wat je kon overkomen. Was dat leuk? Trouwens, ze had ook nog verteld hoe koud het kon zijn. In Thorby's hoofd was kou verbonden met honger, slaag en angst. 'Misschien zou ik het kunnen leren,' zei hij twijfelachtig. 'Maar ik betwijfel het.'

'O, natuurlijk kun je het!' Ze sneed een ander onderwerp aan. 'Neem me mijn nieuwsgierigheid niet kwalijk Thorby, maar je hebt een vaag accent in je uitspraak.' 'Ik wist niet dat ik een accent had -' 'Ik wilde je niet beledigen.'

'Dat deed je niet. Ik neem aan dat ik dat in Jubbulpore heb opgepikt. Daar heb ik het grootste deel van mijn leven gewoond.'

'Jubbulpore... eens nadenken. Dat is -' 'De Hoofdstad van de Negen Werelden.' 'O ja! Een van onze kolonies, niet?'

Thorby vroeg zich af wat de Sargon daarvan zou denken. 'Nou nee, niet precies. Het is nu een zelfstandig rijk - hun traditie wil dat ze nooit iets anders waren. Ze geven niet graag toe dat ze van Terra afstammen.' 'Wat een eigenaardig standpunt.'

Er kwam een steward naar voren met drinken en knabbelhapjes. Thor pakte een gekoeld glas en nipte er voorzichtig aan. Leda ging verder: 'Wat deed je daar, Thor? Ging je naar school?'

Thorby dacht aan Pa's geduldige onderwijs en besloot dat ze dat niet bedoelde. 'Ik bedelde.' 'Wat?'

'Ik was bedelaar.' 'Neem me niet kwalijk?'

'Bedelaar. Met vergunning. Iemand die om aalmoezen vraagt.' 'Ik dacht al dat je dat zei,' antwoordde ze. 'Ik weet wat een

bedelaar is, ik heb boeken gelezen. Maar - neem me niet kwalijk, Thor, ik ben maar een gewoon meisje - het verbaasde me.'

Ze was niet zomaar een 'gewoon meisje'; ze was een goedgeschoolde vrouw die uitstekend aan haar omgeving was aangepast. Na de dood van haar moeder was ze opgetreden als gastvrouw voor haar vader en ze kon heel zelfverzekerd converseren met mensen van andere planeten, waarbij ze het gebabbel van een groot diner doelmatig en bevallig afhandelde in drie talen. Leda kon paardrijden, dansen, zingen, zwemmen, skien, een huishouden bestieren, langzaam rekenen, lezen en schrijven als het nodig was en de juiste antwoorden geven. Ze was een intelligent, knap, goedbedoelend meisje, het culturele equivalent van een vakkundige vrouwelijke koppensneller -- kundig, aangepast en handig. Maar deze vreemde verloren en weer teruggevonden neef was iets geheel nieuws voor haar. Ze zei aarzelend: 'Neem me niet kwalijk dat ik er niets van weet, maar op Aarde hebben we zoiets niet. Ik kan het me moeilijk voorstellen. Was het erg naar?'

Thorby's geest vloog terug; hij zat in lotushouding op het grote Plein en Pa lag naast hem te praten. 'Het was de gelukkigste tijd van mijn leven,' zei hij eenvoudig. 'O.' Meer kon ze niet uitbrengen.

Maar Pappa had hen alleen gelaten zodat zij aan het werk kon. Een man vragen naar zichzelf had altijd succes. 'Hoe kom je aan zulk werk, Thor? Ik zou niet weten hoe ik zou moeten beginnen.'

'Het werd me geleerd. Zie je, ik was te koop en -' Hij dacht na over hoe hij Pa zou kunnen verklaren en besloot toen dat even te laten rusten. '- een oude bedelaar kocht me.' 'Kocht je?' 'Ik was een slaaf.'

Leda voelde zich alsof ze in een bodemloze put was gestapt. Als hij 'kannibaal' had gezegd of 'vampier' of 'krijger', zou 2e niet meer geschokt zijn. Inwendig naar adem snakkend, zei ze: 'Thor - als ik onbeleefd ben geweest, spijt het me -maar we zijn allemaal erg nieuwsgierig naar de tijd - hemeltje! het zijn ruim vijftien jaren - dat je vermist bent geweest. Maar als je er geen antwoord op wilt geven, moet je het zeggen. Je was een lief klein jongetje en ik was erg gek op je - word alsjeblieft niet boos op me als ik de verkeerde vraag stel.'

'Geloof je me niet?'

'Hoe kan ik je nou geloven? Er zijn al eeuwenlang geen slaven meer.'

Thorby wilde maar dat hij de Hydra nooit had hoeven verlaten en hij gaf het op. Hij had in het Corps geleerd dat slavenhandel iets was waar veel fraki in de centrumwerelden gewoon nooit van hadden gehoord. 'Kende jij me toen ik klein was?' ;0,ja!'

'Waarom kan ik me jou niet herinneren? Ik kan me niets herinneren van voor ik - ik kan me Terra niet herinneren.' Ze lachte. 'Ik ben drie jaar ouder dan jij. Toen ik jou voor het laatst zag, was ik zes - dus ik herinner het me - en jij was drie, dus jij bent het vergeten.'

'O.' Thorby besloot dat hij hier een kans had om achter zijn eigen leeftijd te komen. 'Hoe oud ben je nu?' Ze lachte wrang. 'Nu ben ik net zo oud als jij - en zo oud blijf ik tot ik getrouwd ben. Omgekeerd geldt het ook, Thorby -- als jij de verkeerde vraag stelt, zal ik niet boos worden. Op Terra vraag je een dame niet naar haar leeftijd; je neemt gewoon altijd aan dat ze jonger is dan jij.' 'Mm.' Thorby dacht na over deze vreemde gewoonte. Bij het Volk deden de vrouwen altijd net of ze zo oud mogelijk waren, dat betekende status.

'Mm. Jouw moeder bijvoorbeeld was een bevallige vrouw, maar ik heb nooit geweten hoe oud ze was. Misschien was ze vijfentwintig toen ik haar kende, misschien wel veertig.'

'Kende jij mijn ouders?'

'O, ja! Oom Creighton was een schat met een zware stem. Hij gaf me altijd handenvol dollars om suikerstokken te kopen en ballonnen, met mijn eigen zweterige handjes.' Ze fronste haar wenkbrauwen. 'Maar ik kan me zijn gezicht niet voor de geest halen. Is dat niet raar? Geeft niks, Thor. Vertel me gewoon maar wat je wilt vertellen. Ik wil graag alles horen wat jij wil vertellen.'

'Ik vind het niet erg,' antwoordde Thorby, 'maar, hoewel ik natuurlijk gevangen ben genomen, kan ik me dat niet herinneren. Voor zover ik me kan herinneren heb ik nooit ouders gehad; ik was een slaaf op verschillende plaatsen en met verschillende meesters - tot ik in Jubbulpore kwam. Daar werd ik weer verkocht en dat was het fijnste wat me ooit is overkomen.'

Leda verloor haar gezelschapslach. Ze zei toonloos: 'Je meent het echt, niet?'

Thorby onderging de oeroude ergernis van de reiziger die terugkeert. 'Als jij soms denkt dat de slavernij is afgeschaft... nou ja, het heelal is groot. Zal ik mijn broekspijp oprollen om het je te laten zien?' 'Me wat te laten zien, Thor?'

'Mijn slavenmerk. De tatoeering die de handelaar gebruikt om zijn koopwaar te merken.' Hij rolde zijn linkerpijp omhoog. 'Zie je? Die datum is van mijn vrijmaking - het is Sargonees, een soort Sanskriet; ik denk niet dat je het kan lezen.'

Ze staarde er met wijd opengesperde ogen naar. 'Wat afschuwelijk! Wat ontzettend erg!'

Hij liet zijn pijp weer zakken. 'Hangt van je meester af. Maar het is niet goed.'

'Maar waarom doet niemand daar wat aan?' Hij haalde zijn schouders op. 'Het is een heel eind weg.' 'Maar -' Ze zweeg want haar vader kwam naar voren. 'Hallo, kinderen. Geniet je van de tocht, Thor?' 'Ja, meneer. Het landschap is fantastisch.' 'De Rocky Mountains zijn bij de Himalaya vergeleken maar een molshoop. Maar onze Tetonbergen mogen er wezen... en daar zijn ze al. We zijn nu gauw thuis.' Hij wees. 'Zie je? Daar ligt Rudbek.' 'Heet die stad Rudbek?'

'Vroeger heette hij Johnson's Gat of zoiets, toen het nog een dorp was. Maar ik had het niet over de stad Rudbek, ik bedoelde ons huis - jouw huis - "Rudbek". Je kunt de toren daar zien boven het meer... met de Tetonbergen erachter. De prachtigste plek ter wereld. Jij bent Rudbek van Rudbek in Rudbek... "Rudbek tot de derde" noemde je vader het altijd... maar hij kreeg de naam toen hij trouwde en op hem maakte het geen indruk. Ik hou er wel van; het heeft een rollende klank en het is goed weer een Rudbek in het huis te hebben.'

Thorby genoot van zijn bad; van een harde douche, via een heet bad waarvan bodem en zijkanten hem met duizenden vingers masseerden, naar een lauw zwembad dat koeler werd toen hij erin rond spartelde. Hij was wat voorzichtig in het laatste omdat hij nooit had leren zwemmen. En hij had nooit een kamerheer gehad. Hij had opgemerkt

dat Rudbek tientallen mensen herbergde - niet al te veel voor het enorme huis, maar nu begon hij te beseffen dat de meeste daarvan bedienden waren. Dat maakte niet zoveel indruk op hem als men had kunnen verwachten; hij wist hoe ontzettend veel slaven bij een rijk huishouden op Jubbul hoorden. Hij wist niet dat een levende bediende op Terra het toppunt van opschepperige verspilling was, erger dan de draagstoelen op Jubbul en veel erger dan de weelderige gastmaaltijden bij Verzamelingen. Hij wist alleen dat bedienden hem zenuwachtig maakten en nu had hij er drie. Thorby weigerde zich te laten baden; hij liet toe dat hij geschoren werd omdat het beschikbare scheermes een klassiek recht mes was en zijn eigen elektrische apparaat niet werkte op de netspanning van Rudbek. Verder aanvaardde hij slechts advies over de ongewone kleding. De kleren die in de kasten op hem lagen te wachten, pasten hem niet precies; en de hoofdkamerheer knipte en laste druk onder het mompelen van verontschuldigingen. Hij had Thorby helemaal klaar, van kanten jabot tot maillot, toen een lakei verscheen. 'Meneer Weemsby laat Rudbek groeten en verzoekt hem naar de grote hal te komen.' Thorby nam de route in zich op toen hij achter hem aan liep.

Oom Jack, gekleed in nachtblauw en scharlaken rood, stond op hem te wachten met Leda die iets droeg dat Thorby verbijsterde. De kleuren veranderden telkens, en hier en daar was er helemaal niets. Maar ze zag er goed uit. Haar haar was nu iriserend. Tussen haar juwelen zag hij een edelsteen van Finster en hij vroeg zich af of die in de Sisu was verscheept - het was zelfs mogelijk dat hij die zelf had ingekocht!

Oom Jack zei hartelijk: 'Daar ben je, jongen! Ben je wat opgefrist? We zullen je niet al te zeer vermoeien, een klein familiediner.'

Er waren twaalf mensen aanwezig en het begon met een ontvangst in de grote hal, met drank en hapjes die door geruisloos lopende bedienden werden rondgebracht en muziek terwijl de aanwezigen aan hem werden voorgesteld. 'Rudbek van Rudbek, Lady Wilkes - dit is je tante Jennifer, jongen, die uit Nieuw Zeeland is overgekomen om je te begroeten' - 'Rudbek van Rudbek, Rechter Bruder en Mevrouw Bruder - de rechter is onze raadsman', enzovoort. Thorby onthield de namen, verbond ze met gezichten en

bedacht dat het net als in de Familie ging - behalve dan dat de verwantschaptitels geen precieze definities waren; hij vond het moeilijk hun status te schatten. Hij wist niet wat 'nicht' betekende met betrekking tot Leda, maar hij vermoedde dat ze een aangetrouwde nicht was in de eerste graad, aangezien Oom Jack niet de achternaam Rudbek droeg en dus was ze taboe voor hem - wat voor haar een grote teleurstelling geweest zou zijn.

Hij besefte dat hij tot het geslacht van een rijke familie moest behoren. Maar niemand vertelde hem wat zijn status was en ook die van anderen werd niet genoemd. Twee van de jongste vrouwen maakten buigingen voor hem. Hij dacht dat de eerste struikelde en hij probeerde haar te helpen. Maar toen de tweede het ook deed, beantwoordde hij haar gebaar door zijn handpalmen tegen elkaar te drukken. De oudere vrouwen schenen van hem te verwachten dat hij ze met respect behandelde. Rechter Bruder kon hij niet plaatsen. Hij was niet aan hem voorgesteld als een verwant - en toch was dit een familiediner. Hij keek Thorby schattend aan en blafte: 'Blij dat je terug bent, jongeman! Er hoort een Rudbek op Rudbek. Jouw vakantie-uitstapje heeft heel wat moeilijkheden veroorzaakt - nietwaar John?'

'En niet zo'n beetje ook,' was Oom Jack het met hem eens, 'maar dat komt allemaal wel voor elkaar. Daar is geen haast bij. Geef de jongen de kans zich te orienteren.' 'Tuurlijk, tuurlijk. Wij houden onze vinger nog wel even in de dijk.'

Thorby vroeg zich af wat een dijk was, maar Leda kwam naar hem toe en legde haar hand op zijn elleboog. Ze leidde hem naar de eetzaal en de anderen volgden. Thorby zat aan het hoofd van een lange tafel en Oom Jack aan het andere eind; Tante Jennifer zat rechts van Thorby en Leda links van hem. Tante Jennifer stelde allerlei vragen en gaf zelf allerlei antwoorden. Hij bevestigde dat hij net het Corps had verlaten, ze begreep niet helemaal dat hij geen officier was geweest; hij liet het maar lopen en vermeed zorgvuldig het onderwerp Jubbulpore. Leda had hem daar voorzichtig mee gemaakt. Het gaf niets; hij stelde een vraag over Nieuw Zeeland en kreeg een toeristische lezing. Toen wendde Leda zich af van Rechter Bruder en sprak met Thorby. Tante Jennifer wendde zich tot de man aan haar rechterzijde.

Het tafelgerei was gedeeltelijk vreemd, vooral de messen en de wildtangen. Maar lepels waren lepels en vorken waren vorken en door Leda goed in de gaten te houden redde hij zich aardig. Het eten werd opgediend, maar hij had Grootmoeder bediend zien worden en tafelmanieren waren niet erg moeilijk voor iemand die door Fritz' vriendelijke, scherpe tong was opgevoed.

Pas aan het eind wist hij even niet wat hij moest doen. De Hoofdbutler gaf hem een enorm glas, goot er wat vocht in en wachtte. Leda zei zachtjes: 'Proef het, knik en zet het neer.' Hij deed het en toen de butler zich verwijderde fluisterde ze: 'Niet opdrinken, is gebottelde bliksem. Ik heb Pappa trouwens gezegd dat er niet getoast mocht worden.' Eindelijk was de maaltijd afgelopen. Leda zei hem weer wat hij moest doen. 'Sta op.' Dat deed hij en iedereen volgde zijn voorbeeld.

Het 'familiediner' was maar een begin. Hij zag Oom Jack alleen aan de diners en dan nog niet eens altijd. Hij verontschuldigde zich met: 'Iemand moet het vuur brandend houden. De zaken wachten niet.' Als handelaar begreep Thorby dat Zaken Zaken zijn, maar hij verlangde naar een lang gesprek met Oom Jack, in plaats van zoveel sociaal contact. Leda hielp hem maar ze vertelde hem al even weinig. 'Pappa heeft het verschrikkelijk druk. Allerlei verschillende maatschappijen en zo. Het is mij veel te ingewikkeld. Laten we voortmaken; de anderen wachten op ons.' Altijd wachtten er anderen. Dansen, skien - Thorby genoot van het gevoel of hij vloog maar hij vond het een riskante manier van voortbewegen, vooral toen hij in een sneeuw-bank belandde nadat hij rakelings een boom had gemist; kaartavond j es, etentjes met jonge mensen waarbij hij aan het ene eind van de tafel zat en Leda aan het andere, weer dansen, tochtjes naar het Yellowstone park om de beren te voeren, nachtelijke soupeet j es en tuinfeesten. Hoewel het landgoed Rudbek aan de voet van de Tetonbergen lag en rondom overal sneeuw lag, had het huis een enorme tropische tuin onder een doorzichtige koepel, en Thorby besefte pas dat er een koepel was toen Leda hem die liet aanraken. Leda had leuke vrienden en langzamerhand raakte Thorby aardig thuis in hun manier van praten. De jongemannen noemden hem 'Thor' in plaats van Rudbek en ze noemden Leda 'Bokser'. Ze behandelden hem met een vertrouwelijk respect en toonden belangstelling voor het feit dat hij in het Corps was geweest en vele werelden had bezocht, maar ze stelden geen persoonlijke vragen. Thorby vertelde weinig uit zichzelf; hij had zijn les geleerd. Maar hij werd al dat plezier een beetje beu. Een Verzameling was geweldig, maar er moest ook gewerkt worden. De zaak werd op de spits gedreven. Ze waren met een man of tien aan het skien en Thorby was alleen op de oefenhelling. Er gleed een man omlaag die in een fontein van sneeuw tot stilstand kwam. Dag en nacht kwamen en gingen er allerlei mensen op het vliegveld van het landgoed; deze nieuwkomer was Joel de la Croix. 'Hallo, Thor.' 'Hallo, Joe.'

'Ik wil je al een tijdje spreken. Ik heb een idee dat ik graag met je wil doornemen als jij de zaak hebt overgenomen. Kan ik je spreken zonder dat ik door vijftig secretaresses word lastig gevallen?' 'Als ik de zaak overneem?'

'Of later, net wanneer het je uitkomt. Ik wil met de baas praten; jij bent tenslotte de erfgenaam. Ik wil het niet met Weemsby bespreken... zelfs als hij me zou willen ontvangen.' Joel keek bezorgd. 'Ik heb maar tien minuten nodig. Zeg vijf, als het je niet meteen interesseert. Beloof je dat?' Thorby probeerde het te vertalen. Overnemen? Erfgenaam? Hij antwoordde voorzichtig: 'Ik wil nu nog geen beloften doen, Joel.'

De la Croix haalde zijn schouders op. 'Goed. Maar denk er eens over. Ik kan je verzekeren dat het veel winst zal opleveren.'

'Ik zal erover denken,' beloofde Thorby. Hij zocht Leda op. Hij nam haar apart en vertelde haar wat Joel had gezegd.

Ze fronste haar voorhoofd. 'Het kan waarschijnlijk geen kwaad, aangezien je nog niets hebt beloofd. Joel is een briljant werktuigkundige. Maar je kan het beter eerst aan Pappa vragen.'

'Dat bedoelde ik niet. Wat bedoelde hij met "overnemen"?'

'Nou, op den duur neem jij alles over.' 'Wat neem ik over?'

'Alles. Jij bent tenslotte Rudbek van Rudbek.' 'Wat bedoel je met "alles"?'

'Nou ja -' Ze gebaarde naar de bergen en het meer en naar de stad Rudbek daarachter. 'Alles. Rudbek. Een heleboel dingen. Persoonlijke bezittingen, zoals je schapenboerderij in Australie en het huis op Majorca. En zaken. De Verenigde Rudbek Ondernemingen hebben een heleboel bezittingen - hier en op andere planeten. Ik kan ze niet allemaal gaan opsommen. Maar ze zijn van jou, of liever gezegd van ons, want de hele familie zit erin. Maar jij bent de Rudbek van Rudbek. Zoals Joel zei, de erfgenaam.' Thorby keek haar aan, zijn mond werd kurkdroog. Hij likte langs zijn lippen en zei: 'Waarom heeft niemand me dat verteld?'

Ze keek bezorgd. 'Lieve Thor! We wilden je de tijd geven. Pappa wilde je nog niet lastig vallen.'

'Ik maak me zorgen,' zei hij. 'Ik moet Oom Jack spreken.'

John Weemsby was aan het diner, maar er waren ook een heleboel gasten. Toen die vertrokken wenkte Weemsby Thorby bij zich. 'Leda vertelde me dat jij je zorgen maakt.' 'Dat niet precies. Ik wil een paar dingen weten.' 'Dat komt in orde - ik hoopte al dat je genoeg zou krijgen van je vakantie. Laten we naar mijn studeerkamer gaan.' Ze liepen erheen; Weemsby stuurde zijn avondsecretaresse weg en zei: 'Nou, wat wil je weten?'

'Ik wil weten,' zei Thorby langzaam, 'wat het betekent om "Rudbek van Rudbek" te zijn.'

Weemsby spreidde zijn handen uit. 'Alles... en niets. Jij bent in naam het hoofd van de zaak, nu je vader dood is... als hij dood is.' 'Bestaat daar twijfel over?'

'Ik denk het niet. Maar jij dook ook zo plotseling op.' 'Stel dat hij dood is, wat ben ik dan? Leda schijnt te denken dat zo ongeveer alles mijn eigendom is. Wat bedoelde ze daarmee?'

Weemsby lachte. 'Ach, meisjes. Geen hoofd voor zaken. Onze ondernemingen zijn in verschillende handen - de meeste aandelen zijn in het bezit van onze werknemers. Maar als jouw ouders dood zijn, krijg jij aandelen van de Verenigde Rudbek Ondernemingen, die op hun beurt aandelen hebben - soms een meerderheid - in andere zaken. Ik kan het nu niet allemaal vertellen. Dat zal ik door de juridische staf laten doen - ik ben een man van de praktijk; ik heb het veel te druk met beslissingen nemen om me druk

te maken van wie de aandelen zijn. Maar dat doet me aan iets denken... je hebt nog wel weinig kans gehad geld uit te geven, maar misschien wil je dat toch wel.' Weemsby trok een la open en haalde er een stapeltje bankbiljetten uit. 'Dit is een miljoen. Laat me weten als je meer nodig hebt.' Thorby keek naar het geld. Hij had geen moeilijkheden met het Terraanse geld: honderd dollar in een kredit -- die hij zich voorstelde als vijf hele broden, een trucje dat de Supercargo hem had geleerd - duizend kredits in een superkredit, duizend superkredits was een miljoen. Het was zo makkelijk dat het Volk in de boekhouding alle andere geldsoorten hierin omrekende.

Maar elk briefje was tienduizend kredits waard... en er waren honderd briefjes. 'Heb ik... dit geerfd?' 'O, dat is je zakgeld - eigenlijk zijn het cheques. Je wisselt ze in in automaten in winkels of banken. Weet je hoe dat moet?' 'Nee.'

'Pas op dat je ze niet op de gevoelige plek vastpakt voor je ze in de automaat stopt. Laat Leda het je maar voordoen -als die griet net zoveel zou verdienen als ze uitgeeft, zouden we geen van beiden hoeven te werken. Maar,' voegde Weemsby eraan toe, 'aangezien we dat wel moeten, kunnen we beter nu meteen wat doen.' Hij pakte een map en spreidde een aantal papieren op de tafel uit. 'Hoewel dit niet erg moeilijk is. Je hoeft alleen elk vel onderaan te tekenen en je duimafdruk ernaast te zetten en dan roep ik Beth om het notarieel vast te leggen. Hier, we kunnen ze allemaal op het laatste vel openslaan. Ik kan ze beter vasthouden, die verdomde dingen krullen zo om.' Weemsby hield er een vlak zodat Thorby het kon tekenen. Thorby aarzelde en in plaats van te tekenen strekte hij zijn hand uit naar het document. Weemsby hield het stevig vast. 'Wat is er?'

'Als ik het moet tekenen, moet ik het toch eerst lezen.' Hij dacht aan iets waar Grootmoeder tot in den treure op had gehamerd.

Weemsby haalde zijn schouders op. 'Het zijn routinekwesties die Rechter Bruder helemaal voor je heeft voorbereid.' Weemsby legde het document bovenop de andere papieren, maakte er een keurig stapeltje van en deed de map dicht. 'Deze papieren vertellen me te doen wat ik toch al moet doen. Iemand moet het zware werk opknappen.'

'Waarom moet ik dan tekenen?' 'Dit is een veiligheidsmaatregel.' 'Ik begrijp het niet.'

Weemsby zuchtte. 'De kwestie is dat jij niets van zaken begrijpt. Niemand verwacht dat ook van je; je hebt de kans niet gehad er veel van te leren. Maar daarom moet ik zo hard blijven werken; de zaken staan niet stil.' Hij aarzelde. 'Ik zal het je zo eenvoudig mogelijk uitleggen. Toen jouw vader en moeder op hun tweede huwelijksreis gingen, moesten ze iemand aanwijzen om tijdens hun afwezigheid de zaken te bestieren. Hun keus viel uiteraard op mij, aangezien ik hun zakelijk manager was en daarvoor zakelijk manager van je grootvader - hij stierf voor zij op reis gingen. Dus zat ik ermee opgescheept terwijl zij door de ruimte zwierven. O, ik klaag niet, het is een dienst die je een familielid niet gauw weigert. Ongelukkigerwijs zijn ze nooit teruggekomen en dus bleef ik ermee zitten. 'Maar nu ben jij terug en moeten we ons ervan verzekeren dat alles in orde is. Eerst moeten je ouders wettelijk dood worden verklaard -- dat moet gebeuren voor je kunt erven. Dat zal wel enige tijd in beslag nemen. Ondertussen ben ik ook jouw zakelijk manager - manager voor de hele familie - en ik heb niets van jou dat mij handelingsbekwaam maakt. Daar zijn deze papieren voor.' Thorby krabde aan zijn wang. 'Als ik nog niet geerfd heb, waarom heeft u dan een machtiging van mij nodig?' Weemsby lachte. 'Dat vroeg ik me ook af. Rechter Bruder denkt dat het beter is op alle mogelijkheden voorbereid te zijn. Aangezien jij meerderjarig bent -' 'Meerderjarig?' Thorby had die term nog nooit gehoord. Bij het Volk was iemand oud genoeg voor wat hij kon doen.

Weemsby legde het uit. 'Dus ben je sinds je achttiende verjaardag meerderjarig, wat alles veel makkelijker maakt -dat betekent dat je niet onder toezicht van een voogd hoeft te staan. We hebben de machtiging van je ouders en nu voegen we die van jou daarbij - en dan maakt het niets meer uit hoelang het hof erover doet om je ouders dood te verklaren, of hun testament te regelen. Dan kunnen Rechter Bruder en ik en de anderen die het werk moeten doen, doorgaan zonder onderbreking. Zo vermijden we een gaping... die de firma heel wat miljoenen zou kunnen kosten. Begrijp je het nu?'

'Ik denk het wel.'

'Goed. Laten we het dan gauw doen.' Weemsby sloeg de map weer open.

Grootmoeder zei, dat je altijd eerst moest lezen voor je iets tekende - en dan moest je er daarna nog over nadenken. 'Oom Jack, ik wil ze eerst lezen.' 'Je begrijpt er toch niets van.'

'Misschien niet.' Thorby pakte de map. 'Maar ik zal het toch moeten leren.'

Weemsby probeerde de map terug te pakken. 'Het is helemaal niet nodig.'

Thorby zei koppig: 'Zei u niet dat Rechter Bruder deze papieren voor me heeft klaargemaakt?' 'Ja.'

'Dan wil ik ze meenemen naar mijn kamers en proberen ze te begrijpen. Als ik "Rudbek van Rudbek" ben, moet ik weten wat ik doe.'

Weemsby aarzelde en haalde toen zijn schouders op. 'Ga je gang maar. Je zult merken dat ik alleen maar voor je probeer te doen wat ik altijd al heb gedaan.' 'Toch moet ik begrijpen wat ik doe.' 'Uitstekend! Goedenacht.'

Thorby las tot hij in slaap viel. De taal verbijsterde hem, maar de papieren schenen inderdaad te zijn wat Oom Jack zei - instructies aan John Weemsby om de routinezaken van een ingewikkelde firma voort te zetten. Hij viel in slaap met een hoofd vol termen als 'volledig gemachtigd zaakwaarnemer', 'allerlei zaken', 'gelden ontvangen en uitbetalen', 'slechts met wederzijdse instemming herroepbaar', 'afzien van persoonlijke aanwezigheid', 'volledig geloof en vertrouwen' en 'gevolmachtigd te stemmen in alle aandeelhouders- en of directievergaderingen, zowel jaarvergaderingen als buitengewone vergaderingen'. Toen hij wegdoezelde, kwam het ineens bij hem op dat hij niet gevraagd had of hij de machtiging mocht zien die zijn ouders hadden gegeven.

Ergens midden in de nacht, leek hij Grootmoeders ongeduldige stem te horen: '- en denk er dan over na! Als je het niet begrijpt en de wetten waaronder het zal worden uitgevoerd ook niet, teken dan niet! - hoeveel winst er ook aan vast lijkt te zitten. Luiheid en hebzucht kunnen een handelaar ruineren.' Hij woelde onrustig.