HOOFDSTUK 3

Baslim had Thorby al lang geleden Sargonees en Inter-lingua leren lezen en schrijven, waarbij hij hem moest aanmoedigen met oorvegen en andere dwangmaatregelen, aangezien Thorby geen enkele belangstelling had voor intellectuele zaken. Maar het voorval met Ziggie en het besef dat Thorby snel opgroeide, herinnerden Baslim eraan dat de tijd niet stil staat, niet bij kinderen.

Thorby kon nooit precies het tijdstip bepalen waarop hij begon te beseffen dat Pa niet precies (of niet helemaal) een bedelaar was. De uiterst strenge lessen die hij nu kreeg, uitgevoerd met onwaarschijnlijke hulpmiddelen als een taperecorder, een projector en een slaapleermachine, zouden hem dat wel duidelijk gemaakt hebben, maar inmiddels verbaasde hij zich over niets meer dat Pa deed of zei - Pa wist alles en kon alles. Thorby kende genoeg andere bedelaars om het verschil te zien, maar hij maakte zich er geen zorgen over - Pa was Pa, zoals de zon en de regen. Buiten hun huis spraken ze nooit over de dingen die er binnen gebeurden, ze zeiden zelfs nooit waar het was; nooit ontvingen ze gasten. Thorby kreeg vrienden en Baslim had er tientallen of zelfs honderden en hij scheen de hele stad van gezicht te kennen. Niemand dan Thorby had toegang tot Baslims schuilplaats. Maar Thorby wist dat Pa bezigheden had die niets met bedelen te maken hadden. Op zekere avond gingen ze gewoon naar bed en Thorby werd tegen de ochtend wakker omdat hij iets hoorde en hij riep slaperig: 'Pa?' 'Ja. Ga weer slapen.'

Maar in plaats daarvan stond de jongen op en deed hij de gloeiplaten aan. Hij wist dat Baslim zich zonder zijn been moeilijk in het donker kon bewegen; als Pa een beetje water wilde of iets anders, zou hij het voor hem halen. 'Alles goed met je, Pa?' vroeg hij terwijl hij zich omdraaide. Toen hijgde hij van schrik. Dit was een vreemde, een beer\ 'Het is in orde, Thorby,' zei de vreemdeling met Pa's stem. 'Rustig maar, jongen.' 'Pa?'

'Ja, jongen. Het spijt me dat ik je liet schrikken - ik had me moeten verkleden voor ik terug kwam. De gebeurtenissen maakten me wat haastig.' Hij begon de mooie kleren uit te trekken.

Toen Baslim de uitgaanshoofdtooi had afgezet, zag hij er meer uit als Pa... op een ding na. 'Pa, ...je oog.' 'O, dat. Dat gaat er net zo makkelijk uit als het erin ging. Ik zie er veel beter uit met twee ogen, niet?' 'Ik weet het niet.' Thorby staarde er bezorgd naar. 'Ik geloof niet dat ik het leuk vind.'

'O, nee? Nou, je zult het me zelden zien dragen. En nu je toch wakker bent, kun je me net zo goed even helpen.' Thorby was geen beste hulp; alles wat Pa deed was nieuw voor hem. Eerst haalde Baslim flessen en kommen uit een kast die een extra deur in de achterkant bleek te hebben. Toen verwijderde hij het kunstoog en schroefde hij het heel voorzichtig uiteen in twee delen, waarna hij er met een pincet een klein kokertje uithaalde.

Thorby keek aandachtig naar de handelingen die volgden, maar hij begreep er niets van, behalve dan dat hij kon zien dat Pa zeer zorgvuldig en precies op de tijd werkte. Eindelijk zei Baslim: 'Klaar. Nou zullen we eens zien of ik nog een paar plaatjes heb kunnen maken.'

Baslim stopte de spoel in een microviewer, bekeek hem, lachte grimmig en zei: 'Maak je klaar om erop uit te gaan. Sla het ontbijt maar over. Je kunt een stuk brood meenemen.' 'He?'

'Aan de slag. We hebben geen tijd te verspillen.' Thorby deed zijn make-up op, trok zijn lendendoek aan en maakte zijn gezicht vies. Baslim stond op hem te wachten met een foto en een kleine, platte koker, ongeveer zo groot als een halve miniem. Hij hield Thorby de foto voor. 'Kijk ernaar. Leer hem uit je hoofd.'

'Waarom?'

Baslim trok de foto weg. 'Zou je die man herkennen?' 'Hm... laat hem nog eens zien.' 'Je moet hem herkennen. Kijk goed, dit keer.' Dat deed Thorby en toen zei hij: 'Goed, ik zal hem herkennen.'

'Hij bevindt zich in een van de cafes bij de ruimtehaven. Probeer het eerst bij Moeder Shaum, dan in de Supernova en dan de Gesluierde Maagd. Als je hem daar niet treft, werk dan alle twee de kanten van de Pretstraat af tot je hem vindt. Je moet hem vinden voor het derde uur.' 'Ik zal hem vinden, Pa.'

'Als je hem vindt, leg dan dit ding in je nap met een paar muntjes. Steek dan je hele verhaal af, maar vergeet vooral niet te zeggen dat je de zoon bent van Baslim de Kreupele.'

'Ik heb het, Pa.' 'Smeer hem dan.'

Thorby verdeed zijn tijd niet met eerst naar de ruimtehaven te gaan. Het was de morgen na het Feest van de Negende Maan en er waren nog maar weinig mensen op straat; hij nam de moeite niet net te doen of hij bedelde, hij nam gewoon de kortste weg, over binnenplaatsen, over hekken en door steegjes en lette er alleen op dat hij de slaperige nachtpatrouille niet tegen kwam. Maar hoewel hij de buurt snel bereikte, zat de Duivel hem dwars bij het vinden van de man. Hij was in geen van de kroegen die Baslim had genoemd en ook kon hij hem verder in de Pretstraat niet vinden. De tijd was bijna om en Thorby begon zich ongerust te maken toen hij de man uit een tent zag komen die hij al had geprobeerd.

Thorby schoot de straat over en ging achter hem lopen. De man was met een andere man -- niet goed. Maar Thorby begon:

'Een aalmoes, edele heren! Een aalmoes voor genade voor uw zielen!'

De verkeerde man wierp hem een munt toe. Thorby ving hem tussen zijn tanden. 'God zegene u, heer!' Hij wendde zich tot de andere. 'Een aalmoes, heer. Een kleinigheid voor een ongelukkige. Ik ben de zoon van Baslim de Kreupele en -'

De eerste man schopte naar hem. 'Ga weg.' Thorby sprong opzij. '- zoon van Baslim de Kreupele.

Arme, oude Baslim heeft zacht voedsel nodig en medicijnen. Ik ben helemaal alleen -'

De man van de foto reikte naar zijn beurs. 'Niet doen,' raadde zijn metgezel hem aan. 'Het zijn allemaal leugenaars en ik heb hem wat gegeven om ons met rust te laten.' 'Brengt geluk voor de reis,' antwoordde de man. 'Laat me eens kijken...' Hij wroette in zijn portemonnaie, keek in de nap en legde er iets in.

'Dank u, heren. Dat al uw kinderen zoons mogen zijn.' Thorby liep weg en keek toen pas. De kleine, platte koker was weg.

Hij werkte de Pretstraat verder af, kreeg behoorlijk wat en ging eerst even langs het Plein voor hij naar huis liep. Verrast zag hij dat Pa daar op zijn meest gewaardeerde plekje zat, bij het veilingblok met zijn gezicht naar de ruimtehaven. Thorby liet zich naast hem zakken. 'Gebeurd.' De oude man gromde.

'Waarom ga je niet naar huis, Pa? Je zult wel moe zijn. Ik heb al aardig wat verdiend.'

'Mond dicht. Een aalmoes, dame! Een aalmoes voor een arme kreupele man.'

Op het derde uur steeg er een schip op met een geraas dat wegstierf tot het niet langer hoorbaar was. De oude man ontspande zich. 'Wat was dat voor een schip?' vroeg Thorby. 'Niet de lijnboot van Syndon.'

'Vrijhandelsschip Romany Lass, op weg naar de Randwerelden... en je vriend was aan boord. Ga jij nou maar naar huis om te ontbijten. Nee, koop maar een ontbijt, ik traceer.'

Baslim probeerde niet langer de buiten zijn beroep liggende bezigheden voor Thorby te verbergen, hoewel hij nooit het hoe en waarom ervan verklaarde. Op bepaalde dagen ging maar een van hen uit bedelen, en dan altijd op het Vrijheidsplein, want Baslim stelde zeer veel belang in vertrekkende en aankomende schepen, vooral in de bewegingen van slavenschepen en de veilingen die altijd volgden als er een binnenliep.

Thorby was beter in staat hem te helpen toen hij wat meer geschoold was. De oude man scheen te denken dat iedereen een perfect geheugen had en hij was koppig genoeg om die overtuiging door te drukken ondanks gemopperde protesten van de jongen.

'Maar Pa, hoe kan ik dat nou onthouden? Je gaf me niet eens de kans er behoorlijk naar te kijken!' 'Ik heb die laatste bladzij drie volle seconden in beeld gehouden. Waarom heb je hem niet gelezen?' 'He? Daar had ik geen tijd voor.'

'Ik heb hem gelezen. Jij kan het ook. Thorby, je hebt de jongleurs gezien op het plein. Heb je de oude Mikki op zijn hoofd zien staan terwijl hij negen degens balanceert en met zijn voeten vier hoepels ronddraait?' 'Jazeker.' 'Kan jij dat?' 'Nee.'

'Zou je het kunnen leren?' 'Mm... ik weet het niet.'

'Iedereen kan leren jongleren... als je maar genoeg oefent en genoeg achter je vodden wordt gezeten.' De oude man pakte een lepel, een pen en een mes en begon die recht omhoog in de lucht te gooien. Na een tijdje miste hij een keer en hield hij ermee op. 'Vroeger deed ik het wel eens, voor de lol. Dit is jongleren met de geest... en dat kan ook iedereen leren.' 'Laat me zien hoe je dat deed, Pa.'

'Een andere keer, als je je behoorlijk gedraagt. Op het ogenblik ben je bezig te leren hoe je je ogen moet gebruiken. Thorby, dit goochelen met de geest is lang geleden ontwikkeld door een wijs man, een zekere Doctor Renshaw, op de planeet Aarde. Je hebt van de Aarde gehoord.' 'Ach... ja, ik heb er wel van gehoord.' 'Mmm... bedoel je dat je er niet in gelooft?' 'Ik weet het niet... maar al die onzin over bevroren water dat uit de lucht valt, en kannibalen van drie meter lang en torens die hoger zijn dan het Presidium, en kleine mannetjes niet groter dan poppen die in bomen leven - nou ja, ik ben niet achterlijk, Pa.'

Baslim zuchtte en vroeg zich af hoeveel keren hij al had gezucht sinds hij zichzelf had opgescheept met een zoon. 'Allemaal verwarde verhalen. Op een goeie dag - als je hebt leren lezen - zal ik je boeken laten viewen die je echt kan vertrouwen.' 'Maar ik kan al lezen.'

'Je denkt alleen maar dat je het kan. Thorby, de Aarde bestaat echt en het is er waarlijk vreemd en fantastisch -- een zeer onwaarschijnlijke planeet. Er zijn daar vele wijze mannen geboren en gestorven - en ook de gebruikelijke hoeveelheid dwazen en schurken - en een klein deel van hun wijsheid is aan ons overgeleverd. Samuel Renshaw was een van die wijze mannen. Hij bewees dat de meeste mensen hun hele leven maar half wakker zijn; en wat belangrijker was, hij liet zien hoe je wakker kon worden om echt te leven -te zien met je ogen, te horen met je oren, te proeven met je tong, te denken met je hersens en precies te onthouden wat je zag, hoorde, proefde en dacht.' De oude man stak zijn stomp naar voren. 'Dit maakt me niet kreupel. Ik zie meer met mijn ene oog, dan jij met twee. Ik begin doof te worden... maar nog niet zo doof als jij, want wat ik hoor, onthoud ik. Wie van ons tweeen is er nou kreupel? Maar jongen, jij blijft niet kreupel, want ik zal je de methode van Renshaw leren, al moet ik er je stomme kop voor in elkaar slaan.' Toen Thorby eenmaal leerde hoe hij zijn hersens moest gebruiken, merkte hij dat hij er plezier in had; hij ontwikkelde een onverzadigbare leeshonger totdat Baslim hem avond aan avond moest zeggen de viewer uit te schakelen en naar bed te gaan. Thorby zag weinig nut in de dingen die de oude man hem liet leren - talen bijvoorbeeld, die Thorby nooit had gehoord. Maar ze waren niet moeilijk te leren nu hij zijn hoofd goed kon gebruiken, en toen hij ontdekte dat de oude man spoelen en banden had die alleen in deze 'zinloze' talen konden worden gelezen of beluisterd, vond hij ze plotseling de moeite waard. Hij was gek op geschiedenis en op galactografie. Zijn eigen wereld, die in de fysieke ruimte vele lichtjaren breed was, was in werkelijkheid even nauw als een slavenhok. Thorby reikte naar de nieuwe, verre horizon met de verrukking van een baby die zijn knuistjes ontdekt.

Maar van wiskunde zag Thorby het nut niet in, behalve dan voor de barbaarse kunst van het geld tellen. Maar na enige tijd leerde hij dat wiskunde helemaal geen nut hoefde hebben; het was een spel, net als schaken, maar dan veel leuker.

De oude man vroeg zich soms af wat voor zin het allemaal had. Dat de jongen nog pienterder was dan hij had gedacht, wist hij nu. Maar was het wel eerlijk tegenover de jongen? Leerde hij hem niet eenvoudig ontevreden zijn met zijn lot? Wat had de slaaf van een bedelaar op Jubbul voor kansen? Nul tot de

'Maak dat later maar af. Ik wil met je praten.' 'Ja, heer. Ja, meester. Onmiddellijk, baas.' 'En spreek een beetje beleefd tegen me.' 'Neem me niet kwalijk, Pa. Wat zit je dwars?' 'Jongen, wat ga je doen als ik dood ben?' Thorby keek verbijsterd op. 'Voel je je niet goed, Pa?' 'Welnee. Voor zover ik het kan bekijken, kan ik nog jaren mee. Maar aan de andere kant is het mogelijk dat ik morgenochtend niet wakker word. Op mijn leeftijd weet je dat nooit. Als ik niet wakker word, wat ga jij dan doen? Op mijn plekje op het plein zitten?'

Thorby gaf geen antwoord. Baslim ging verder: 'Dat kan je niet en dat weten we allebei. Je bent nu al zo groot dat je het verhaal niet overtuigend meer kan brengen. Ze geven je lang niet meer zoveel als toen je nog klein was.' Thorby zei langzaam: 'Ik wil je niet tot last zijn, Pa.' 'Heb ik geklaagd?'

'Nee.' Thorby aarzelde. 'Ik heb er over nagedacht... een beetje. Pa, je zou me kunnen verhuren aan een fabriek.' De oude man maakte een geergerd gebaar. 'Dat is geen oplossing! Nee, jongen, ik zal je weg moeten sturen.' 'Pa! Je hebt me beloofd dat je dat niet zou doen!' 'Ik heb niets beloofd.'

'Maar ik wil niet vrij zijn, Pa. Als je me vrij maakt - nou, als je dat doet, ga ik toch niet weg!' 'Dat was niet precies wat ik bedoelde.' Thorby was lange tijd stil. 'Ga je me verkopen, Pa?' 'Niet precies. Ja... en nee.'

Thorby's gezicht was volkomen uitdrukkingsloos. Eindelijk zei hij zacht: 'Het is of het een of het ander, dus weet ik best wat je bedoelt... en eigenlijk mag ik natuurlijk niet klagen. Het is jouw goed recht en je bent de beste... meester... geweest, die ik ooit heb gehad.' 'Ik ben je meester niet!'

'De brief zegt van wel. Klopt met het nummer op mijn dij.' 'Praat toch niet zo! Zeg dat nooit meer!' 'Een slaaf kan beter wel zo praten, anders kan hij beter zijn mond dicht houden.'

'Hou dan in Godsnaam je mond dicht! Luister, jongen, ik zal het uitleggen. Jij hebt hier niets te zoeken en dat weten we allebei. Als ik sterf zonder dat ik je heb vrijgemaakt, verval je automatisch aan de Sargon...' 'Ze zullen me eerst te pakken moeten krijgen!'

'Dat lukt heus wel. Maar vrijmaken lost niets op. Welke gildes zijn toegankelijk voor vrijgemaakten? Ja, je kan gaan bedelen - maar dan zou je eerst je ogen moeten uitsteken om nog wat te verdienen, als je eenmaal volwassen bent. De meeste vrijgemaakte slaven blijven bij hun vroegere meesters werken, zoals je weet, want de vrijgeborenen laten maar heel weinig baantjes over. Ze houden niet van vrijgemaakte slaven; ze weigeren met zo iemand samen te werken.' 'Maak je maar niet druk, Pa. Ik red me wel.' 'Ik maak me wel druk. Luister nou. Ik zal het zo regelen dat ik je verkoop aan een man die ik ken, die je hier vandaan zal verschepen. Niet op een slavenschip, maar op een gewoon schip. Maar in plaats van je naar de bestemming te brengen die op de vrachtbrief staat, zal hij -' 'Nee!'

'Hou je mond. Hij zal je afzetten op een planeet waar slavernij verboden is. Ik kan je niet vertellen welke planeet, want ik weet niet welke koers het schip zal volgen, ik weet niet eens welk schip het zal zijn; de details moeten nog worden uitgewerkt. Maar ik weet zeker dat jij in een vrije maatschappij je draai wel kan vinden.' Baslim zweeg en overwoog een gedachte die al vele malen bij hem was opgekomen. Zou hij de jongen naar Baslims eigen geboorteplaneet sturen? Nee, dat zou niet alleen erg moeilijk te regelen zijn, maar het was ook geen plaats om een verse immigrant heen te sturen... de jongen moest naar een grenswereld, waar een goed stel hersens en de bereidheid de handen uit de mouwen te steken het enige waren wat een man nodig had; er waren er verscheidene binnen handelsafstand van de Negen Werelden. Hij wenste vermoeid dat hij op een of andere manier achter de geboorteplaneet van de jongen kon komen. Mogelijk had hij daar nog familie, mensen die hem konden helpen. Verdomme, er zou eigenlijk een mogelijkheid moeten bestaan om iemand door het hele heelal te identificeren!

Baslim ging verder: 'Dat is het beste wat ik kan bedenken. Tussen het tijdstip van de verkoop en de lancering van het schip, zul je je als een slaaf moeten gedragen. Maar wat zijn nou een paar weken, vergeleken bij een kans -' 'Nee!'

'Doe niet dom, jongen.'

'Misschien ben ik wel dom. Maar ik doe het toch niet. Ik blijf.'

'O ja? Jongen... het spijt me dat ik je eraan moet herinneren - maar je kan me niet tegenhouden.' 'He?'

'Zoals je net zelf al zei, ik heb een papier dat me hiertoe in staat stelt.' 'O.'

'Ga naar bed, jongen.'

Baslim kon niet slapen. Ongeveer twee uur nadat ze het licht hadden uitgedaan, hoorde hij Thorby heel zachtjes opstaan. Hij kon elke beweging die de jongen maakte volgen door de gedempte geluiden te benoemen. Thorby kleedde zich aan (wat eenvoudig een kwestie was van zijn lendendoek vouwen), hij ging naar de aangrenzende kamer, rommelde in de broodtrommel, dronk flink wat water en vertrok. Hij nam zijn nap niet mee; hij liep niet naar de plank waar de nap was opgeborgen.

Toen hij weg was, draaide Baslim zich om en probeerde te slapen, maar de pijn in zijn hart hield hem wakker. Het was niet bij hem opgekomen de woorden uit te spreken die de jongen bij hem zouden houden; hij had teveel zelfrespect om een besluit van iemand anders niet te respecteren.

Thorby bleef vier dagen weg. Hij keerde 's nachts terug en Baslim hoorde hem, maar hij zei niets. In plaats daarvan viel hij eindelijk in een diepe, rustige slaap, voor het eerst sinds Thorby bij hem vandaan was. Maar hij werd op de gewone tijd wakker en zei: 'Goeiemorgen, jongen.' 'Eh, goeiemorgen, Pa.'

'Maak jij het ontbijt even klaar. Ik moet nog iets doen.' Even later zaten ze allebei achter een kom warme pap. Baslim at op zijn gewone, voorzichtig ongeinteresseerde manier. Thorby roerde alleen een beetje in zijn kom. Eindelijk flapte hij eruit: 'Pa, wanneer ga je me verkopen?' 'Ik ga je niet verkopen.' 'He?'

'Ik heb je op de dag dat je wegging laten vrijmaken in de Archieven. Je bent een vrij man, Thorby.' Thorby keek verbaasd, toen keek hij omlaag naar zijn kom. Hij was druk bezig kleine bergjes te bouwen van zijn pap die, zodra hij ze gebouwd had, weer inzakten. Eindelijk zei hij: 'Ik had liever dat je dat niet had gedaan.' 'Als ze je hadden opgepikt, wilde ik niet dat ze je als een "ontsnapte slaaf" zouden behandelen.'

'O.' Thorby keek bedachtzaam. 'Dat is G B, niet? Dank je, Pa. Ik geloof dat ik wel een beetje dom heb gedaan.' 'Mogelijk. Maar ik dacht daarbij niet aan de straf. Een geseling is zo achter de rug en brandmerken duurt ook niet zo lang. Ik dacht aan de mogelijke tweede keer. Je kan beter ingekort worden dan na het brandmerken nog een keer te worden gepakt.'

Thorby schoof zijn pap weg. 'Pa? Wat doet lobotomie eigenlijk?'

'Mmm... je zou kunnen zeggen, dat het de thoriummijnen dragelijk maakt. Maar laten we daar niet over uitwijden, niet onder het eten. Nu we het daar toch over hebben, als je klaar bent, pak dan je nap en laten we voortmaken. Er is een veiling vandaag.' 'Bedoel je dat ik kan blijven?' 'Dit is jouw huis.'

Baslim stelde nooit meer voor dat Thorby bij hem zou weggaan. Dat hij nu vrij was, maakte geen verschil voor hun werk of hun onderlinge verhouding. Thorby ging naar de Koninklijke Archieven, betaalde de prijs en de gebruikelijke gift en kreeg een streep getatoeeerd door zijn registratienummer, met het zegel van de Sargon ernaast met het boek en het paginanummer van het archiefboek waarin hij tot vrij onderdaan van de Sargon was verklaard, met recht op belasting, militaire dienst en de hongerdood, zonder dat iemand hem daarbij mocht hinderen. De klerk die de tatoeage verzorgde keek naar Thorby's nummer en zei: 'Ziet er niet uit als een verjaardagscadeautje, jongen. Ging je ouweheer failliet? Of hebben je ouders je verkocht om van je af te wezen?' 'Gaat je niks aan!'

'Niet zo brutaal, jongen, anders zul je merken dat die naald nog veel meer pijn kan doen. Geef me nou eens beleefd antwoord. Ik zie dat het een factorijnummer is en niet van een particuliere slaveneigenaar en te zien aan de manier waarop het is vervaagd en vergroeid, was je op zijn hoogst vijf of zes. Waar was het en wanneer?' 'Ik weet het niet. Ik weet het echt niet.' 'O nee? Dat zeg ik ook altijd tegen mijn vrouw als ze persoonlijke vragen begint te stellen. Zit stil, ik ben bijna klaar. Daar... gefeliciteerd en welkom in de gelederen der vrije mensen. Ik ben nu een flink aantal jaren vrij en ik voorspel je dat je het minder benauwd zult vinden, maar niet altijd aangenamer.'