HOOFDSTUK 16
Fraki waren heus niet zo beroerd als je ze eenmaal kende. Ze hadden hun eigen geheime taal, ook al dachten ze dat ze Interlingua spraken. Thorby voegde enkele tientallen werkwoorden en een paar honderd zelfstandige naamwoorden aan zijn vocabulaire toe; en daarna struikelde hij nog af en toe over een grammatische moeilijkheid. Hij kwam erachter dat zijn lichtjaren als handelaar ontzag wekten, ook al beschouwden ze het Volk als een eigenaardig soort mensen. Daar twistte hij niet over; fraki wisten niet beter. H.C.K. Hydra steeg op van Hekate, op weg naar de Rand-werelden. Vlak voor ze de sprong maakten kwam er geld binnen met een formulier van de Supercargo, waaruit bleek dat de cheque een achtendertigste deel bedroeg van de winst die de Sisu had gemaakt op de tocht van Jubbulpore naar Hekate - alsof hij een meisje was dat werd uitgewisseld, dacht Thorby. Het was een onaangenaam groot bedrag en Thorby vond nergens een mededeling die hem rente in rekening bracht over een aandeel in het schip -- en voor zijn gevoel had dat wel moeten gebeuren; hij was toch niet in het schip geboren. Het leven tussen het Volk had de bedelaarsjongen besef bijgebracht van geld, zoals aalmoezen dat nooit hadden kunnen doen - boeken moeten kloppen en schulden moeten worden betaald. Hij vroeg zich af wat Pa van al dat geld zou denken. Hij voelde zich wat meer op zijn gemak toen hij hoorde dat hij het bij de Betaalmeester in bewaring kon geven. Bij de cheque was een hartelijk briefje dat hem goede zaken wenste, waar zijn pad hem ook zou voeren en het
was getekend: 'Veel liefs, Moeder.' Thorby voelde zich tegelijk vrolijker en verdrietiger.
Er kwam een pakje met persoonlijke bezittingen met een briefje van Fritz: 'Beste Broer, niemand heeft me ingelicht over de recente, geheimzinnige gebeurtenissen, maar de atmosfeer was een paar dagen lang erg gespannen in het schip. Als zoiets niet ondenkbaar was, zou ik zeggen dat er op hoog niveau een verschil van mening was. Ik heb geen mening, behalve dan dat ik je gebabbel en je verbaasde gezicht mis. Veel plezier en denk eraan dat je altijd je wisselgeld natelt.
'P.S. Het stuk was een geweldig artistiek succes - en Loeen is werkelijk erg knuffelig.'
Thorby borg zijn spullen van de Sisu op; hij probeerde zich te gedragen als een Corpslid en ze maakten hem wat ongemakkelijk. Hij ontdekte dat het Corps niet de gesloten gemeenschap was die het Volk was. Er was geen toverij voor nodig om Corpslid te worden, als je maar aan alle eisen voldeed, omdat het niemand wat kon schelen waar iemand vandaan kwam of wat hij geweest was. De bemanning van de Hydra was afkomstig van een heleboel verschillende planeten; de Personeelsafdeling had machines die daarop toezagen. Thorby's scheepsgezellen waren lang en kort, tenger en breed, glad en behaard, gemuteerd en volkomen on-gemuteerd. Thorby paste daar goed in en zijn Vrijhan-delaars-achtergrond was slechts een aanvaardbare eigenaardigheid; die maakte hem toch een ruimtevaarder, ook al was hij een rekruut.
De enige hindernis was eigenlijk dat hij een hele groene rekruut was. Hij was dan weliswaar 'Corpslid 36 klasse', maar hij bleef een groentje tot hij zijn sporen had verdiend, vooral omdat hij geen rekrutenopleiding achter de rug had.
Maar hij was niet meer gehandicapt dan elke willekeurige rekruut in een militaire eenheid met een trots esprit de corps. Hij kreeg een brits toegewezen, een eetzaal, een baantje en een onderofficier die hem vertelde wat hij moest doen. Zijn werk bestond uit het schoonmaken van hutten, zijn gevechtstaak was koerier voor de Wapenofficier voor het geval de veldtelefoons onklaar zouden raken - dat betekende dat hij beschikbaar was om koffie te halen. Verder werd hij met rust gelaten. Het stond hem vrij deel
te nemen aan een gesprek, zolang hij zijn meerderen maar het hoogste woord liet voeren, hij werd gevraagd voor een spelletje kaart als ze een extra man nodig hadden, hij kreeg alle roddelpraatjes te horen en het was zijn voorrecht truien en sokken te mogen uitlenen aan meerderen die toevallig zoiets nodig hadden. Thorby had ervaring met lage rangen; het was niet moeilijk.
De Hydra was op weg naar een patrouilledienst; de gesprekken in de eetzaal gingen voornamelijk over de vooruitzichten van de 'jacht'. De Hydra had snelle 'benen', driehonderd G; en zij bond de strijd aan met boeven als vrachtschepen die de Sisu zo mogelijk zou ontwijken. Ondanks haar grote bemanning en haar zware bewapening bestond de Hydra voornamelijk uit reactor en brandstoftanks. Thorby's onderofficier, schutter 2e klasse, Peebie, bekend als Decibel, zat aan het hoofd van de tafel waaraan hij at. Op zekere dag zat Thorby in gedachten verzonken te eten, terwijl hij zich afvroeg of hij na het eten naar de bibliotheek zou gaan of de stereoshow in de eetzaal zou bijwonen, toen hij zijn bijnaam hoorde: 'Is dat niet zo, Handelaar?' Thorby was trots op die bijnaam. Uit Peebies mond hoorde hij hem niet graag, maar Peebie had zichzelf tot grappenmaker gebombardeerd - hij begroette Thorby herhaaldelijk met zijn bijnaam en vroeg dan kameraadschappelijk: 'Hoe staan de zaken?' waarbij hij een gebaar van geld tellen maakte. Tot dusver had Thorby net gedaan of hij het niet merkte.
'Is wat niet zo?'
'Waarom hou je je oren niet open? Of hoor jij alleen geritsel en gerinkel? Ik vertelde de mannen net wat ik de Wapenofficier ook al vertelde: de manier om meer boeven te vernietigen is ze achterna te gaan en niet net te doen of je een koopvaarder bent, te bang om te vechten en te dik om weg te rennen.'
Thorby werd een beetje nijdig. 'Wie,' zie hij, 'heeft jou verteld dat koopvaarders bang zijn om te vechten?' 'Ach man, hou daar toch over op! Wie heeft er ooit gehoord van een koopvaarder die een bandiet vernietigde?' Misschien meende Peebie dat wel; treffers van koopvaarders kregen geen ruchtbaarheid. Maar Thorby werd steeds nijdiger. 'Ik.'
Thorby bedoelde dat hij had gehoord van koopvaarders die piraten hadden vernietigd; Peebie vatte het op als grootspraak. 'O ja, jij, he? Luister eens, mannen - onze marskramer is een held. Hij heeft een piraat uit de lucht geschoten, helemaal in zijn eentje! Vertel ons daar eens wat van. Stak je zijn haar in brand? Of heb je kalium in z'n bier gedaan?'
'Ik heb,' verklaarde Thorby, 'een Mark XIX een-traps doel-zoeker gebruikt, vervaardigd door Bethlehem-Antares en geladen met een plutoniumkop van 20 megaton. Ik vuurde een getimed schot af toen we binnen straalbereik kwamen, met de veronderstelling dat de banen elkaar kruisten.' Het was stil. Eindelijk zei Peebie kil: 'Waar heb je dat gelezen?'
'Dat was op de printstrook te lezen, na de strijd. Ik was oudste stuurboord-vuurregelaar. De bakboord-computer was buiten werking - dus ik weet zeker dat het mijn schot was dat hem vernietigde.'
'Nou is hij ook nog wapenofficier! Marskramer, verkoop zulke praatjes maar ergens anders.'
Thorby haalde zijn schouders op. 'Vroeger was ik dat. En eigenlijk meer een wapenregel-officier. Van munitie en wapens heb ik nooit veel geleerd.'
'Bescheiden is hij ook nog. Praatjes zijn goedkoop, Handelaar.'
'Jij kan het weten, Decibel.'
Die bijnaam snoerde Peebie de mond; Thorby was niet bevoegd dergelijke familiaire termen te gebruiken. Een andere stem klonk, die zoetjes zei: 'Tuurlijk, Decibel, praatjes kosten niks. Vertel jij nou eens van de grote voltreffers die jij hebt gemaakt. Ga je gang.' De spreker had geen rang maar was klerk in het kantoor van de overste en hij was dus immuun voor Peebies boosheid.
Peebie keek boos. 'Genoeg gezwamd,' gromde hij. 'Baslim, jij bent om achthonderd uur in de gevechts-regelkamer -dan zullen we eens uitzoeken hoeveel jij van vuurregeling afweet.'
Thorby had geen enkel verlangen zich te laten testen; hij wist niets van de uitrusting van de Hydra. Maar een bevel is een bevel, en op de aangewezen tijd stond hij tegenover de grijnzende Peebie.
Die grijns duurde niet lang. De apparatuur van de Hydra leek in het geheel niet op die van de Stsu, maat de beginselen waren dezelfde en de geschutssergeant leek een gewezen handelaar die kon schieten helemaal niet onwaarschijnlijk te vinden. Hij was altijd op zoek naar jong talent. Mensen die met de vuurregelcomputers konden omgaan, om de onvoorstelbare problemen op te lossen van een gevecht bij snelheden onder die van het licht, waren in het Corps even schaars als bij het Volk.
Hij ondervroeg Thorby over de computer die hij had gebruikt. Na enige tijd knikte hij: 'Ik heb alleen wel eens het schema gezien van een in serie geschakelde Dusseldorf computer; die benadering is uit de tijd. Maar als je met die rommel een treffer kan maken, kunnen we je gebruiken.' De sergeant wendde zich tot Peebie. 'Bedankt, Decibel. Ik zal het aan de Wapenofficier meedelen. Jij kunt hier blijven, Baslim.'
Peebie keek verbijsterd. 'Hij heeft werk te doen, Sergeant.'
Sergeant Luter haalde zijn schouders op. 'Vertel maar aan de opper dat ik Baslim hier nodig heb.' Thorby was geschokt toen hij de prachtige computers van de Sisu rommel hoorde noemen. Maar even later begreep hij wat Luter bedoelde; het massieve brein dat voor de Hydra vocht, was een genie onder de computers. Thorby zou hem nooit in zijn eentje mogen bedienen - maar al gauw was hij dienstdoend schutter 36 klasse (cybernetische afdeling) en betrekkelijk veilig voor Peebies grappen. Hij begon zich een beetje een Corpslid te voelen - nog wel erg groen maar toch een aanvaarde scheepsmaat. De Hydra koerste met de snelheid van het licht naar de Randwereld Ultima Thule, waar ze brandstof zou innemen en op zoek zou gaan naar bandieten. Het schip had nog geen vragen ontvangen omtrent Thorby's identiteit. Hij was tevreden met zijn status in Pa's oude corps; het maakte hem trots te voelen dat Pa trots op hem geweest zou zijn. Hij miste de Sisu, maar een schip zonder vrouwen was makkelijker om in te leven; vergeleken bij de Sisu had de Hydra geen enkele beperkende regel.
Maar Kolonel Brisby liet Thorby niet vergeten waarom hij hem had laten tekenen. Commandanten hebben een hele grote afstand tot een rekruut en een man zonder rang ziet zijn schipper misschien alleen bij een inspectie. Maar Brisby riep Thorby herhaaldelijk bij zich.
Brisby kreeg toestemming van het X Corps om Kolonel Baslims rapport met Baslims koerier te bespreken, als hij de kritieke klassificatie van het onderwerp maar goed in zijn
achterhoofd hield. Dus liet Brisby Thorby bij zich roepen.
Eerst waarschuwde hij Thorby dat het noodzakelijk was dat hij zijn mond hierover hield. Brisby vertelde hem dat de straf voor babbelen de zwaarste zou zijn die een krijgsraad kon uitdelen. 'Maar daar gaat het nu niet om. We moeten er zeker van zijn dat die kwestie zelfs nooit aan de orde komt. Anders kunnen we er niet over praten.' Thorby aarzelde. 'Hoe kan ik nou weten of ik m'n mond zal houden als ik niet weet waar het over gaat?' Brisby keek geergerd. 'Ik kan je opdracht geven je mond erover te houden.'
'Ja, Schipper. En dan zeg ik, "komt in orde". Maar bent u er dan zeker van dat ik een veroordeling door de krijgsraad niet zou riskeren?'
'Maar - dit is belachelijk! Ik wil over het werk van Kolonel Baslim praten. Maar jij moet je bek daarover dichthouden, begrijp je dat? En als je dat niet doet scheur ik je met mijn blote handen aan kleine stukjes. Als het over het werk van de Ouwe gaat, laat ik me niet ringeloren door een snotneus!'
Thorby keek opgelucht. 'Waarom zei u niet meteen dat het daarover ging, Schipper? Natuurlijk hou ik m'n mond over Pa's werk - dat was het eerste wat hij me leerde.' 'O.' Brisby grinnikte. 'Dat had ik moeten weten. Prima.' 'Ik neem aan,' zei Thorby bedenkelijk, 'dat het in orde is met u hierover te praten.'
Brisby keek hem verbaasd aan. 'Ik besefte niet dat dit mes aan twee kanten snijdt. Maar dat is zo. Ik kan je een telegram laten zien van zijn dienst waarin staat dat ik het rapport met jou kan bespreken. Zou dat je overtuigen?' Brisby toonde zijn allerjongste dienstdoend onderofficier een 'Zeer Geheim' telegram, om genoemde onderofficier ervan te overtuigen dat zijn commandant gemachtigd was met hem te praten. Op dat moment scheen het heel redelijk; pas later vroeg de Kolonel zich af of het wel juist was geweest.
Thorby las het vertaalde telegram en knikte. 'Wat u maar wilt, Schipper. Ik ben er zeker van dat Pa het goed zou vinden.'
'Prima. Weet jij wat voor werk hij deed?' 'Nou... ja en nee. Ik heb er iets van gezien. Ik weet in wat voor dingen hij belang stelde, daar moest ik op letten en die
moest ik goed onthouden. Ik bracht altijd boodschappen voor hem weg en dat was altijd erg geheim. Maar ik wist nooit waarom.' Thorby fronste zijn wenkbrauwen. 'Ze zeiden dat hij een spion was.' 'Inlichtingenofficier klinkt beter.'
Thorby haalde zijn schouders op. 'Als hij spioneerde, zou hij het ook zo noemen. Pa was nooit erg pietluttig met woorden.'
'Nee, hij was nooit pietluttig met woorden,' was Brisby het met hem eens, terwijl hij inwendig kreunde bij de herinnering aan een uitbrander die dwars door zijn uniform heen-schroeide. 'Ik zal het uitleggen. Mmm... weet je iets van Terraanse geschiedenis?' 'Nou, niet veel.'
'Dat is de geschiedenis van het mensenras in de notedop. Lang voor er ruimtevaart was, toen de Aarde nog niet eens vol was, waren er op de aarde nog nieuwe grondgebieden. Telkens als er nieuw land werd ontdekt, traden er drie verschijnselen op: handelaren waagden zich ver het land in om hun geluk te beproeven, bandieten beroofden eerlijke mensen - en er was een levendige slavenhandel. Dat gebeurt tegenwoordig nog net zo, nu we door de ruimte vliegen in plaats van oceanen en prairies oversteken. Handelaren in grensgebieden zijn avonturiers die grote risico's nemen voor grote winsten. Bandieten, of het nu een bende rovers is of zeepiraten of de ruimteboeven, duiken op in elk gebied dat niet onder politiebescherming staat. Dat is allebei tijdelijk. Maar slavernij is een heel andere zaak - de meest nare gewoonte die mensen zich aanmeten en uiterst moeilijk te doorbreken. In ieder nieuw land steekt het de kop op en het is verschrikkelijk moeilijk uit te roeien. Als een beschaving eraan kapot gaat, wordt het uitbannen uit het economische stelsel en uit de wetten, uit de gewoonten en de opvattingen van de mensen. Als je het afschaft, drijf je het onder de grond - waar het op de loer blijft liggen, klaar om weer de kop op te steken in de geest van mensen die denken dat het hun "natuurlijke" recht is andere mensen te bezitten. Met zulke mensen kun je niet praten; je kunt ze doden, maar je kunt ze niet van gedachten laten veranderen.' Brisby zuchtte. 'Baslim, het Corps is alleen maar politieagent en postbode. We hebben al twee eeuwen geen grote oorlog gehad. Het werk dat wij doen is de onmogelijke taak van orde bewaren in een grensgebied, een bol met een omtrek van drieduizend lichtjaren - niemand kan begrijpen hoe groot dat is, de geest kan het niet bevatten. 'En mensen kunnen er de orde dan ook niet bewaren. Het gebied wordt elk jaar groter. Een politiemacht op een planeet, weet na verloop van tijd altijd de gaten wel op te vullen. Maar met ons wordt het steeds meer, naarmate we beter ons best doen. En dus is het voor de meesten van ons gewoon een baan, een eerlijke baan, maar een waar nooit een eind aan komt.
'Maar voor Kolonel Baslim was het een hartstocht. Vooral de slavenhandel haatte hij uit de grond van zijn hart, alleen de gedachte eraan al kon hem misselijk maken - ik heb het gezien. Hij verloor zijn been en een oog - ik neem aan dat je dat wel weet -- toen hij een scheepslading mensen uit een slavenkraal redde.
'Dat zou voor de meeste officieren wel genoeg zijn - die zouden naar huis gaan en stil gaan leven. Maar dat was niks voor onze ouwe Koperpoetser! Hij gaf een paar jaar les en ging toen bij het enige corps dat hem in zijn gehavende toestand zou willen opnemen en legde ze een plan voor. 'De Negen Werelden zijn de ruggengraat van de slavenhandel. De Sargonie is lang geleden gekoloniseerd en toen die kolonies zich eenmaal afscheidden, hebben ze nooit het gezag van de Hegemonie aanvaard. De Negen Werelden erkennen de rechten van de mens niet en ze willen ze ook helemaal niet erkennen. Dus kunnen wij daar niet komen en zij kunnen onze werelden niet bezoeken. 'Kolonel Baslim kwam tot de conclusie dat de handel wel eens onrendabel kon worden gemaakt, als we wisten hoe die in de Sargonie te werk ging. Hij redeneerde dat slavenhalers schepen nodig hebben, en bases, en markten en dat het niet gewoon alleen een kwaad was maar ook een handel. Dus besloot hij erheen te gaan en die handel te bestuderen.
'Dat was belachelijk - een man tegen een rijk van negen planeten... maar het X Corps houdt zich altijd bezig met belachelijke ideeen. Zelfs zij hadden hem misschien niet als agent aangenomen, als hij geen manier had gehad om zijn rapporten naar buiten te smokkelen. Een agent kon niet heen en weer reizen, ook kon hij de post niet gebruiken - er is geen postverkeer tussen hun en ons -- en hij zou in ieder geval geen w-ruimtecommunicatie apparaat kunnen opstellen; dat zou even verdacht zijn als een fanfareorkest.
'Maar Baslim had een idee. De enige mensen die zowel de Negen Werelden bezoeken als onze eigen planeten, zijn de Vrijhandelaren. Maar zij mijden de politiek als de pest, dat weet jij nog beter dan ik, en ze doen alle mogelijke moeite om de plaatselijke regels niet te overtreden. Maar zij hadden een persoonlijke verplichting aan Kolonel Baslim. 'Ik neem aan dat je weet dat die mensen die hij redde Vrijhandelaren waren. Hij vertelde het X Corps dat hij via zijn vrienden rapporten kon doorgeven. Dus lieten ze het hem proberen. Ik neem aan dat niemand wist dat hij van plan was zich voor te doen als bedelaar -- ik twijfel er zelfs aan of hij het zelf van plan was; hij kon altijd geweldig improviseren. Maar hij slaagde erin binnen te komen en jaren lang hield hij de zaak in de gaten en stuurde hij zijn rapporten naar buiten.
'Dat is de achtergrond en nu wil ik elk mogelijk feit uit jou zien te persen. Jij kunt ons over zijn methodes vertellen -het rapport dat ik heb doorgezonden vertelde niets over zijn methodes. Misschien zou een andere agent zijn manier van werken kunnen gebruiken.'
Thorby zei eenvoudig: 'Ik zal u alles vertellen wat ik weet. Ik weet alleen niet veel.'
'Je weet meer dan je denkt. Zou je het goed vinden als de Psycholoog je weer in trance brengt, om te zien of we je alles kunnen laten herinneren?' 'Ik vind alles goed, als het Pa's werk kan helpen.' 'Waarschijnlijk wel. En dan nog iets --' Brisby liep door zijn hut en hield een blad papier omhoog waarop het silhouet van een ruimteschip was afgebeeld. 'Wat is dit voor een schip?'
Thorby sperde zijn ogen open. 'Een Sargonese kruiser.' Brisby greep een ander vel. 'Dit?'
'Mm, ziet er net zo uit als een slavenschip dat tweemaal per jaar in Jubbulpore landde.'
'Geen van tweeen,' zei Brisby woest, 'is wat jij denkt. Dit zijn herkenningspatronen uit mijn eigen archief -- van schepen die door onze grootste scheepswerf zijn gebouwd. Als jij ze in Jubbulpore zag, waren het kopieen of waren ze van ons gekocht!'
Thorby dacht na. 'Ze bouwen daar ook schepen.' 'Dat is me verteld. Maar Kolonel Baslim gaf serienummers door -- hoe hij eraan kwam weet ik niet, misschien kan jij me dat vertellen. Hij beweert dat de slavenhandel hulp
krijgt van onze eigen werelden!' Brisby keek hem vol afschuw aan.
Thorby bracht regelmatig een bezoek aan de hut van de Commandant, soms om Brisby te spreken, soms om onder hypnose door Dr. Krishnamurti ondervraagd te worden. Brisby had het altijd over het onderzoek naar Thorby's identiteit en vertelde hem dat hij de moed niet moest laten zakken; een dergelijk onderzoek vergde heel wat tijd. Omdat hij het zo vaak noemde beschouwde Thorby het op den duur niet meer als iets dat onmogelijk was maar als iets dat spoedig waar zou worden; hij begon na te denken over zijn familie, hij vroeg zich af wie hij was - het zou prettig zijn als hij het wist, dan zou hij net zo zijn als andere mensen. Brisby deed het alleen om zichzelf gerust te stellen; hij had bericht gekregen dat Thorby geen belangrijk werk mocht doen, op de dag dat het schip van Hekate vertrok, toen hij had gehoopt dat Thorby meteen geidentificeerd zou worden. Hij hield het nieuws voor zich en bleef vasthouden aan zijn overtuiging dat Kolonel Baslim er nooit naast zat en dat de zaak opgehelderd zou worden.
Toen Thorby werd overgeplaatst naar de vuurregeling, maakte Brisby zich zorgen toen hij die mededeling onder ogen kreeg - dat was een 'gesloten' afdeling, nooit toegankelijk voor bezoekers - en toen hield hij zichzelf voor dat een man zonder een speciale opleiding nooit iets zou kunnen leren dat de veiligheid werkelijk in gevaar zou kunnen brengen en dat hij de jongen al voor veel geheimer werk gebruikte. Brisby had het gevoel dat hij belangrijke dingen te horen kreeg - dat de Ouwe bijvoorbeeld de persoonlijkheid van een bedelaar met een been had gebruikt om zijn activiteiten op twee benen te verbergen... maar dat hij in werkelijkheid echt een bedelaar was geweest; hij en de jongen hadden van aalmoezen geleefd. Brisby bewonderde dergelijke artistieke volmaaktheid - het zou een voorbeeld moeten zijn voor andere agenten.
Maar de Ouwe was altijd al een lichtend voorbeeld geweest.
Dus liet Brisby Thorby in de vuurregeling. Hij vergat Thorby's bevordering te bevestigen zodat de verandering in rang niet hoefde worden doorgegeven aan de Personeelsafdeling. Maar hij wachtte ongeduldig op het telegram dat hem zou vertellen wie Thorby was.
Zijn eerste officier was bij hem toen het binnenkwam. Het was in code, maar Brisby herkende Thorby's registratienummer; hij had het heel wat malen gebruikt in rapporten aan het X Corps. 'Kijk eens, Stinkie! Dit vertelt ons wie onze vondeling is. Pak de machine; de brandkast is los!' Tien minuten later hadden ze het ontcijferd; het luidde: '- GEEN RESULTAAT VOLLEDIG IDENTITEITS-ONDERZOEK BASLIM THORBY CRPSLD 3DE KL. TERUGSTUREN NAAR HEKATE VIA EERSTVOLGEND TUSSENSTATION. ONDERZOEK GESLOTEN - HFDOFF PERSAFD.' 'Stinkie, is dat geen zootje?'
Stancke haalde zijn schouders op. 'Een stuiver kan raar rollen, baas.'
'Ik voel me net alsof ik de Ouwe in de steek heb gelaten. Hij was er zeker van dat de jongen een burger was.' 'Ik twijfel er niet aan dat er miljoenen burgers zijn die moeilijk zouden kunnen bewijzen wie ze zijn. Kolonel Baslim kan best gelijk hebben gehad - zonder dat het kan worden bewezen.'
'Ik vind het vreselijk dat hij terug moet. Ik voel me verantwoordelijk.'
'Het is jouw schuld niet.'
'Jij hebt nooit onder Kolonel Baslim gediend. Hij was makkelijk tevreden te stellen... het enige wat hij wilde was volledige perfectie. En dit lijkt er niet op.' 'Hou op jezelf de schuld te geven. Je zult de uitslag moeten aanvaarden.'
'Kan het net zo goed nu meteen afhandelen. Eddie! Ik wil Schutter Baslim spreken.'
Thorby zag dat de Schipper somber keek - maar dat deed hij vaak. 'Dienstdoend Schutter Derde Klas Baslim meldt zich, Schipper.' 'Thorby...'
'Ja, Schipper?' Thorby keek verbaasd op. De Schipper gebruikte soms zijn voornaam omdat hij daarop reageerde als hij onder hypnose was - maar dat was nu niet het geval. 'Het identiteitsrapport over jou is binnengekomen.' 'Wat?' Thorby vergat van schrik zijn militaire manieren. Hij voelde zich warm worden van vreugde - nu zou hij te weten komen wie hij was!
'Ze kunnen je niet identificeren.' Brisby wachtte even en zei toen scherp: 'Begrijp je dat?'
Thorby slikte. 'Ja, Schipper. Ze weten niet wie ik ben. Ik
ben... niemand.'
'Onzin! Je bent nog steeds jezelf.'
'Ja, Schipper. Is dat alles? Kan ik gaan?'
'Even wachten. Ik moet je terugsturen naar Hekate.' Toen hij Thorby's gezicht zag voegde hij er haastig aan toe:
'Maak je maar geen zorgen. Ze laten je waarschijnlijk je tijd wel uitdienen als je dat wilt. In ieder geval kunnen ze je niets doen; je hebt niets verkeerds gedaan.'
'Ja, Schipper,' herhaalde Thorby dof.
Niets en niemand - Ineens zag hij heel scherp een beeld uit een oude, oude nachtmerrie... hij stond op het blok en hoorde een veilingmeester zangerig vertellen hoe hij eruit
zag terwijl hij werd aangestaard door koude ogen. Maar hij vermande zich en was de rest van de dag alleen wat stil. Pas in het donker van de slaapzaal beet hij in zijn kussen en
fluisterde hij gebroken: 'Pa... o, Pal'
Het Corpsuniform bedekte Thorby's benen, maar in de douches werd de tatoeage op zijn linkerdij opgemerkt. Als dat gebeurde, legde Thorby zonder schaamte uit wat het betekende. De antwoorden varieerden van nieuwsgierigheid via ongeloof naar verbaasd ontzag dat hier iemand stond die het allemaal had meegemaakt - gevangen genomen, verkocht, slaaf geweest en nu wonder boven wonder weer vrij. De meeste burgers beseften niet dat slavernij nog steeds bestond; Corpsleden wisten wel beter. Niemand maakte er nare opmerkingen over. Maar de dag na de negatieve uitslag van het identiteitsonderzoek kwam Thorby 'Decibel' Peebie tegen in de douches. Thorby zei niets; ze hadden weinig tegen elkaar gezegd sinds Thorby bij Peebie vandaan was, ook al zaten ze aan dezelfde tafel. Maar nu deed Peebie zijn mond open. 'Hallo, Handelaar.'
'Hallo.' Thorby begon zich te wassen. 'Wat is dat op je been? Vuil?' 'Waar?'
'Op je dij. Sta stil. Laat me eens kijken.' 'Hou je handen thuis!'
'Niet zo aangebrand. Draai je eens naar het licht. Wat is het?'
'Het merk van een slavenhandelaar,' zei Thorby kortaf. 'Zonder gekheid? Dus jij bent een slaaf?'
'Geweest.'
'Hebben ze je aan een ketting gelegd? Moest je je meesters voeten kussen?' 'Doe niet zo idioot!'
'Hoor hem eens! Weet je wat, Handelaar? Ik heb over dat merk gehoord - en ik denk dat je dat zelf hebt laten aanbrengen. Om mee te geuren. Net als dat verhaal over hoe je een piratenschip kapotschoot.' Thorby draaide zijn kraan dicht en liep weg. Bij het eten schepte Thorby zijn bord vol uit een kom met aardappelpuree. Hij hoorde Peebie iets roepen, maar zijn oren filterden het eindeloze getater van 'Decibel' uit. Peebie herhaalde het. 'He, Slaaf! Geef de aardappelen door! Je weet best wie ik bedoel! Haal de spinazie eens uit je oren!'
Thorby gaf hem de aardappelen, met schaal en al, in een vlakke baan, waarbij het open oppervlak van schaal met aardappelen prima contact maakte met het open oppervlak van Decibels gezicht.
De beschuldiging tegen Thorby was 'Aanvallen van een Meerdere terwijl het schip zich gevechtsklaar in de ruimte bevond.' Peebie verscheen als aanklager en getuige. Kolonel Brisby staarde over het eiken bureau en klemde zijn kaken op elkaar. Hij luisterde naar Peebies verhaal: 'Ik vroeg hem of hij de aardappelen wilde aangeven... en hij smeet ze recht in m'n gezicht.' 'Dat was alles?'
'Nou ja, Schipper, ik zei er misschien wel geen alsjeblieft bij. Maar dat is geen reden -'
'Laat de gevolgtrekkingen maar aan mij over. Werd er verder nog gevochten?'
'Nee, Schipper. Ze haalden ons uit elkaar.' 'Goed. Baslim, wat heb je voor jezelf te zeggen?' 'Niets, Schipper.' 'Is dat wat er gebeurde?' 'Ja, Schipper.'
Brisby zweeg even en dacht na, terwijl hij zijn kaken nog steviger op elkaar klemde. Hij was kwaad, iets wat hij zich niet kon permitteren als hij moest rechtspreken - hij voelde zich in de steek gelaten. Maar toch moest er meer achter zitten.
In plaats van meteen een vonnis uit te spreken zei hij. 'Ga opzij staan. Kolonel Stancke -'
'Ja, Schipper?'
'Er waren nog andere mannen bij. Ik wil het ook van hen horen.'
'Ik heb ze al bij de hand, Schipper.' 'Uitstekend.'
Thorby werd veroordeeld - drie dagen op water en brood, eenzame opsluiting, voorwaardelijk met dertig dagen proeftijd; zijn titulaire rang werd hem afgenomen. Decibel Peebie werd veroordeeld (hij zag af van een rechtszaak toen Brisby hem erop wees dat hij dan wel eens heel streng gestraft zou kunnen worden) wegens 'Aanzetten tot rellen, met name: beledigende taal gebruiken met betrekking tot Ras, Godsdienst, Geboorteplaats of Omstandigheden voor toetreding tot het Corps van een ander Corpslid, terwijl het schip enz.' - vonnis drie dagen op W B, eenzame opsluiting, geschorst, een rang gedegradeerd, negentig dagen proeftijd in betrekking met W B en eenzame opsluiting. De Kolonel en de Vice-Kolonel liepen terug naar Brisby's kantoor. Brisby keek somber; op zijn zachtst gezegd raakte hij altijd erg van zijn stuk door een veroordeling. Stancke zei: 'Jammer dat je die jongen van Baslim te pakken moest nemen. Ik vind dat hij gelijk had.'
'Natuurlijk had hij gelijk. Maar "Aanzetten tot rellen" is geen excuus om inderdaad een rel te maken. Daar is geen enkel excuus voor.'
'Je moest het wel doen. Maar ik mag die Peebie niet erg. Ik zal zijn doelmatigheids aantekeningen eens goed bestuderen.'
'Doe dat. Maar verdomme, Stinkie - ik heb het gevoel dat ik zelf die vechtpartij begonnen ben.' 'Wat?'
'Twee dagen geleden moest ik Baslim vertellen dat we hem niet hadden kunnen identificeren. Hij ging hier erg geschokt weg. Ik had naar mijn Psycholoog moeten luisteren. Die jongen heeft littekens die hem onder de goede - ik bedoel de verkeerde - prikkel ontoerekeningsvatbaar maken. Ik ben blij dat het aardappelpuree was en geen mes.' 'Ach, kom nou, baas! Aardappelpuree is toch nauwelijks een dodelijk wapen.'
'Jij was er niet bij toen hij het slechte nieuws te horen kreeg. Het doet hem pijn dat hij niet weet wie hij is.' Stancke tuitte bedachtzaam zijn lippen. 'Baas? Hoe oud was die jongen toen hij gevangen werd genomen?'
'He? Kris denkt dat hij ongeveer vier jaar was.' 'Schipper, die achterlijke planeet waar u bent geboren. Op welke leeftijd werden daar je vingerafdrukken genomen, je bloedgroep enzovoort?' 'Toen ik naar school ging.'
'Bij mij ook. Ik wil wedden dat ze bijna overal zo lang wachten.'
Brisby knipperde met zijn ogen. 'Daarom hebben ze natuurlijk niets over hem.'
'Misschien. Maar op Riff noteren ze de identiteit van een baby voor hij de verloskamer verlaat.' 'Dat doen mijn mensen ook. Maar -' 'Tuurlijk, tuurlijk! Gebeurt overal. Maar boe?' Brisby keek verdwaasd en toen gaf hij een klap op het bureau. 'Voetafdrukken! En die hebben wij niet opgestuurd.' Hij drukte de praatknop in. 'Eddie! Laat onmiddellijk Baslim hier komen!'
Thorby verwijderde somber de streep die hij maar zo kort had gedragen. Hij schrok erg van het dringende bevel; dat kon niet veel goeds betekenen. Maar hij haastte zich. Kolonel Brisby keek hem aan. 'Baslim, trek je schoenen uit.'
'Schipper?'
'Trek je schoenen uit!'
Brisby's telegram dat het falen van het identiteitsonderzoek betwijfelde en dat de Personeelsafdeling van voetafdrukken voorzag, werd binnen achtenveertig uur beantwoord. Het antwoord bereikte de Hydra toen ze vlakbij Ultima Thule waren. Toen het schip veilig op de begane grond stond, ontcijferde Kolonel Brisby het.
Het luidde: '- CORPSLID THORBY BASLIM GEIDENTIFICEERD ALS VERMIST PERSOON THOR BRAD-LEY RUDBEK VAN TERRA NIET VAN HEKATE. BRENG RUDBEK ZO SNEL MOGELIJK NAAR TERRA. ONTSLA HEM BIJ AANKOMST. VERWANTEN GEWAARSCHUWD. HERHAAL ZO SNEL MOGELIJK. HFDOFF PERSAFD;
Brisby grinnikte. 'Kolonel Baslim heeft het nooit mis. Dood of levend, hij heeft het nooit mis...'
'Baas.'
'ja?'
'Lees het nog een keer. Kijk eens wie hij is.'
Brisby las het telegram nog een keer. Toen zei hij zachtjes:
'Waarom gebeuren zulke dingen altijd op de HydraT Hij liep naar de deur en rukte hem open. 'Eddie!' Thorby was twee uur en zevenentwintig minuten op het mooie Ultima Thule; het enige wat hij van het beroemde landschap zag, na een reis van driehonderd lichtjaren, was het veld tussen de Hydra en het Corps Postschip Ariel. Drie weken later was hij op Terra. Zijn hoofd tolde ervan.