26

De kerstbazaar en taartenverkoop waren blijkbaar nog volop aan de gang toen Buck de stad binnenkwam. Het had zo lang geduurd voor het vee gevoederd was dat hij bang was geweest dat alles al voorbij zou zijn, maar de straat voor het dorpshuis was volgeparkeerd en er bleven nog steeds mensen komen.

Hettie Millward en de andere vrouwen die alles organiseerden leken er dit jaar meer werk van te hebben gemaakt dan anders. Ze hadden het portiek versierd en buiten een kerstboom met gekleurde lichtjes opgetuigd. In de verse sneeuw met de zon erop zag het er echt prachtig uit. Hettie was er zelfs in geslaagd Eleanor ertoe over te halen om voor het eerst sinds lange tijd haar medewerking te verlenen. Ze was er nu ook, tenminste, daar rekende Buck op.

Het had hem heel wat moeite gekost haar het huis uit te krijgen, nu ze zich de hele nacht had lopen opvreten in de overtuiging dat Luke verdwaald was geraakt in de sneeuwstorm. Ze stond op het punt Craig Rawlinson te bellen om een opsporingsexpeditie te organiseren, toen de jongen vlak na het ontbijt belde om te zeggen dat er niets aan de hand was en dat hij de hele nacht met Helen Ross had vastgezeten in haar hut.

Wat een verspilling, dacht Buck. Wat kon God zijn geschenken toch op een perverse manier verdelen.

Hij reed langs het dorpshuis, sloeg daarna de Hoofdstraat in en nam gas terug toen hij langs Paragon reed om te zien of hij een glimp kon opvangen van Ruth, maar er stond te veel rommel voor het raam. Hij parkeerde vlak voor Nelly's Restaurant en liep terug, terwijl hij zo nu en dan achteloos een blik in het rond wierp voor het geval iemand hem zag. Dat was meestal ook zo, maar vandaag leek iedereen zich in de bazaar verderop in de straat te bevinden.

Ruth stond achter de toonbank de onderwijzeres, Nancy Schaeffer, te bedienen, toen hij binnenkwam. Toen de belletjes aan de deur klingelden, keek ze op. Het was duidelijk dat ze het niet bepaald leuk vond hem te zien.

'Morgen!' riep hij hen beiden opgewekt toe.

'Hallo Buck,' zei Nancy. 'Zalig kerstfeest!'

'Jij ook een zalig kerstfeest.' Hij knikte en glimlachte naar Ruth.

'Ruth.'

'Meneer Calder.'

Ze wendde zich onmiddellijk weer tot Nancy en ze hervatten hun gesprek over een of andere schoolaangelegenheid. Buck slenterde verder de winkel in, en deed alsof hij aan het rondneuzen was. Er waren geen andere klanten.

Hij had Ruth al meer dan een maand niet gezien of gesproken. Ze droeg een strakke, bruine sweater. Ze zag er geweldig uit. Eindelijk vertrok Nancy. Hij riep gedag en de deur viel klingelend dicht, met dezelfde vreemde nagalm als Buck had gehoord toen hij binnenkwam.

'Buck, wat doe jij hier in godsnaam?'

Ze beende dwars door de winkel naar hem toe.

'En ook jij een zalig kerstfeest.'

'Houd me niet voor de gek.'

'Ik houd je helemaal niet voor de gek.'

Ze bleef staan en keek hem op veilige afstand nors aan, haar armen over elkaar. Hij hief zijn handen.

'Ruth, in Jezusnaam, het is Kerstmis, dan kopen mensen cadeautjes voor elkaar. Dit is een cadeauwinkel. Ik heb het volste recht om hier te zijn.'

'Buck, voor het geval de boodschap niet door die hoed van jou is gedrongen, het is uit tussen ons. Oké?'

'Ruthje...'

'Nee, Buck.'

'Ik mis je zo...'

Hij zette een stap in haar richting, maar ze deinsde terug. Plotseling werd er luid geniesd. Buck schrok zich een ongeluk en draaide zich om, maar aanvankelijk zag hij niemand. Toen keek hij naar de grond en zag een baby zitten in een wipstoel-gevalletje, die terugstaarde.

'Wie is dat in vredesnaam?'

'Herken je je eigen kleinkind niet?'

'Wat doet hij hier?'

'Jij weet ook nooit iets, hè? Kathy helpt Eleanor in de bazaar. Ik ben de oppas.' 'O.'

Hij voelde zich ongemakkelijk onder de onverstoorbare blik van de baby. Het was alsof hij op heterdaad was betrapt.

'Hoepel nu maar op.'

'Luister, ik wil alleen maar...'

'Na alles wat er is gebeurd, begrijp ik niet dat je dit doet.'

'Hoe bedoel je, "na alles wat er is gebeurd"?'

Ruth kneep haar ogen dicht. 'Wil je zeggen dat ze het je niet heeft verteld?'

'Wat verteld?'

'Ze weet alles, imbeciel! Over ons.'

'Dat kan niet...'

'Dat kan wel. Het is zo.'

'Heb je het haar verteld?'

'Dat was niet nodig. Ze wist het al.'

'Maar je hebt het wel toegegeven?'

De deur klingelde en ze keken allebei om. Baby Buck bootste het geluid na.

'Mevrouw Iverson!' riep Ruth opgewekt. 'Hoe gaat het met u?' Ze keek achterom naar Buck en zei met opeengeklemde kaken: 'Ga weg. Nu.'

Buck vertrok zonder afscheid te nemen, ook niet van zijn kleinzoon. Hij liep naar het benzinestation om sigaren te kopen en stak er op weg naar zijn auto eentje op, terwijl hij nadacht over Ruths woorden. Hij werd zo in beslag genomen door zijn gedachten, dat hij bijna vlak voor een vrachtwagen met oplegger de weg op schoot. De doordringende claxon bezorgde hem haast een hartaanval en hij liet in paniek zijn sigaar vallen en schroeide zijn broek.

Eleanor had er met geen woord over gesproken. Niet dat ze zoveel met elkaar praatten, daar niet van. Maar je zou denken dat ze er iets van zou hebben gezegd, omdat Ruth haar zakenpartner was en zo. Hij had Ruth zoveel willen vragen en was daartoe niet in staat geweest omdat dat mens van Iverson binnen was gekomen. Bijvoorbeeld, hoe was Eleanor er in vredesnaam achter gekomen? En hoe was het dan mogelijk dat zij en Ruth nog steeds samen zaken deden? Daar was verdomme geen touw aan vast te knopen.

Hij reed terug naar de ranch, waarbij de ene na de andere grimmige gedachte door zijn hoofd schoot, tot hij bleef steken, zoals meestal tegenwoordig, bij de wolven, die de schuld waren van alles.

Hij had de oude wolvenjager nu al een paar dagen niet gezien en toen hij op het punt aankwam waar de weg zich splitste onder de ranch, ging hij dus linksaf en bleef doorrijden naar Kathy's huis.

Misschien had Lovelace nieuws dat hem kon opvrolijken.

De wolvenjager laveerde de sneeuwscooter tussen de bomen door naar beneden, en reed de open sneeuwvlakte op van de hoogstgelegen weide boven het huis. Deze was hobbelig en slecht voor zijn rug, die toch al pijn deed doordat hij zoveel sneeuw van de tent en vervolgens van de sneeuwscooter had moeten afscheppen. Maar hij was pijntjes en kwaaltjes gewend en ze konden zijn humeur niet bederven. Het was al lang geleden dat hij in zo'n sneeuwstorm had moeten bivakkeren en, hoewel het alleen maar een kwestie was van goed materiaal en wat vindingrijkheid, vond hij het prettig dat het hem nog steeds goed afging.

Maar waar het om ging was dat hij nu wist waar de wolven zich bevonden.

Toen de wind was gaan liggen, tegen vieren 's ochtends, had hij ze horen huilen en toen het licht was geworden had hij sporen gevonden, slechts honderd meter van zijn tent. Het leek alsof ze hadden gehoord dat hij er was en poolshoogte waren komen nemen. Nu hij wist op wat voor soort terrein ze zich bevonden, keerde hij terug naar de trailer om een plan op te stellen en de spullen te halen, die hij nodig zou hebben om hen te doden.

Beneden hem, onder aan de weide, deed een rij zwarte koeien zich te goed aan het hooi dat voor hen over de sneeuw was uitgestrooid. Achter hen zag Lovelace de auto van Buck Calder geparkeerd staan naast die van de familie Hicks, bij het huis.

Toen hij op de vlakkere ondergrond kwam en naar de stal afboog, viel het hem op dat de deur van de trailer openstond. Een ogenblik later zag hij een man eruit stappen. Het was Buck Calder. En nu kwam diens schoonzoon er ook uit, de deur achter zich sluitend. Hicks zag er een beetje schaapachtig uit, maar Calder glimlachte en zwaaide en wachtte totdat Lovelace hen had bereikt en de sneeuwscooter naast hen tot stilstand had gebracht.

'Meneer Lovelace. Fijn u te zien.'

Lovelace schakelde de motor uit.

'Wat doen jullie in mijn trailer?'

'We waren alleen naar u op zoek, om te zien hoe u het maakte.' Lovelace zweeg. Hij staarde Calder even aan, stapte van de sneeuwscooter af en ging naar de trailer. Toen hij langs hen liep, zag hij dat Hicks een gezicht trok, als een ondeugend kind. Wie dachten ze wel dat ze waren, dacht hij, terwijl hij naar binnen ging. Op eigen houtje een beetje gaan rondneuzen. Hij keek om zich heen, om na te gaan of ze ergens aan hadden gezeten. Alles leek nog precies zoals hij het had achtergelaten. Hij ging weer naar de deur en keek hen aan.

'Doe dat nooit meer,' zei hij.

'We hebben geklopt, en toen er niemand reageerde, werden we bang dat...'

'Als ik hulp nodig heb, vraag ik er wel om.'

Calder hief zijn handen. 'Hé, het spijt me echt.'

'Ja, het spijt me, meneer Lovelace,' praatte Hicks hem na.

Lovelace knikte koeltjes.

'Maar hoe staan de zaken ervoor?' vroeg Calder zoetsappig, alsof er niets was gebeurd. 'Hebt u ze al gevonden?'

'Als ik u iets te vertellen heb, dan hoort u het wel.'

En hij deed de deur voor hun neus dicht.

Baby Buck zat op de rand van de keukentafel, terwijl Kathy probeerde zijn ski-overall dicht te ritsen. Hij vond het niet leuk en maakte dat luidkeels kenbaar. De kleine stakker was verkouden. Zijn gezicht was knalrood en hij had een loopneus. Eleanor zat aan de andere kant van de tafel uien te snijden.

Het was dinsdag, de enige avond in de week dat Luke vroeg thuiskwam en ze wat meer aandacht besteedde aan het eten. Ze aten vispastei, om twee goede redenen: Luke was er dol op en zijn vader had er de pest aan.

De baby gaf een doordringende gil.

'Hij wil bij oma blijven, hè, liefje?' zei Eleanor.

'Nou, je mag hem houden. Zit nou eens stil, monstertje! Was ik vroeger ook zo?' vroeg Kathy.

'Erger.'

'Kan het nog erger?'

Ze wilde net zijn wanten pakken toen het licht van autokoplampen langs de keukenramen wegdraaide. Enkele ogenblikken later, toen de baby adem hapte om verder te kunnen krijsen, hoorden ze Luke het pad naar het huis opkomen. Hij floot een melodietje. Dat had Eleanor hem nog nooit horen doen.

'Er is tenminste iemand gelukkig,' zei Kathy.

De baby begon weer te huilen.

Luke kwam binnen en zei gedag en nadat hij zich had ontdaan van zijn hoed, jas en laarzen, gaf hij Eleanor een kus, pakte de kleine Buck op en liep een rondje met hem door de keuken. De baby hield meteen op met huilen.

'Wil je een baantje?' vroeg Kathy.

'Ik heb er al een.'

'Eentje waarbij hij de hele nacht buiten in de sneeuwstorm is,' zei Eleanor.

'Mam, er was niets met ons aan de hand.'

Eleanor keek hoe hij ronddanste met de baby, terwijl ze de laatste uien sneed. Het was hartverwarmend om hem zo gelukkig te zien. Toen ze terugreden van de bazaar had Kathy verteld dat men begon te roddelen over Luke en Helen Ross. Eleanor had dit als onzin bestempeld.

Luke gaf de kleine Buck nu aan Kathy terug en vertrok naar zijn kamer en niet lang daarna bracht Kathy de baby naar de auto en ging naar huis, zodat Eleanor zich alleen aan het koken kon wijden.

Ze had geen idee waar de grote Buck uithing. Hij hield zich waarschijnlijk ergens schuil, om te verzinnen hoe hij het zou spelen als hij thuiskwam. Eleanor glimlachte bij die gedachte.

Ruth had haar verteld dat hij die ochtend langs was geweest. De arme vrouw was nog steeds verbijsterd over Eleanors houding. Bedrogen echtgenotes hoorden wraakzuchtige gevoelens te koesteren jegens 'die ander', moordzuchtige zelfs. Eleanor wist dat Ruth nog steeds enigszins argwanend was, omdat ze het allemaal zo rustig had opgenomen. Ze kon blijkbaar nauwelijks bevatten dat het noch hun vriendschap, noch - en dat was belangrijker - hun zakelijke overeenkomsten schade had berokkend. Dat maakte het er voor Eleanor alleen maar leuker op.

Eigenlijk was er zelfs nooit meer over Ruths verhouding met Buck gesproken sinds de dag waarop Eleanor met het nieuws naar buiten kwam dat ze ervan af wist. Er viel gewoon niets meer over te zeggen. Ze schaamde zich soms een beetje over de manier waarop ze de zaak te berde had gebracht; ze had Ruth ronduit gevraagd hoe lang ze al met hem sliep. Eleanor was niet helemaal eerlijk geweest, want ze was er vrij zeker van dat de verhouding toen al verbroken was.

Het strekte haar tot voordeel dat Ruth niet had geprobeerd ook maar iets te ontkennen. Maar ze vroeg wel hoe Eleanor erachter was gekomen.

'Je bent toch ooit getrouwd geweest?' vroeg Eleanor.

'Ja.'

'Hoe lang?'

'Ongeveer vijf minuten.'

'O, dat is waarschijnlijk niet lang genoeg. Maar na een tijdje weet je dat soort dingen gewoon. Bovendien, Ruth, vrees ik te moeten bekennen dat ik door de wol geverfd ben.'

Ze bespaarde haar de details over de manier waarop ze er deze keer achter was gekomen. Hoe die eerste dag dat ze de winkel was binnengekomen en had aangeboden zich aan de zaak te verbinden, Ruths parfum haar merkwaardig bekend was voorgekomen, en ze zich later had gerealiseerd dat het dezelfde geur was die ze rook als Buck thuiskwam en als een dwaas op zijn tenen de slaapkamer doorliep, in de overtuiging dat zij sliep. Of hoe ze die avond zijn auto buiten Ruths huis had gehoord en toen een van zijn sigaren in de oprijlaan had gevonden.

'Hij heeft altijd wel ergens een vrouw,' vervolgde Eleanor. 'Soms verscheidene tegelijkertijd. Hoewel ik vaak niet weet wie het zijn. En Ruth, eerlijk gezegd kan het me niet veel meer schelen.'

'Dat geloof ik niet.'

'Het is waar. Natuurlijk kon het me vroeger wel degelijk iets schelen. En toen ik daar overheen was, vond ik het weer vervelend dat men medelijden met mij had, terwijl ze eigenlijk medelijden hadden moeten hebben met Buck. Maar zelfs daar heb ik geen last meer van. Ze denken maar wat ze willen.'

'Waarom blijf je bij hem?'

Eleanor haalde haar schouders op. 'Waar zou ik heen moeten?'

De arme Ruth was behoorlijk van de kaart geweest. Hoewel Eleanor haar had verzekerd dat hun zakelijke regeling er totaal niet onder zou lijden, had Ruth haar sinds die tijd voorzichtig en met respect bejegend. Toen ze na afloop van de bazaar terugkwam in de winkel en Kathy in de badkamer de baby ging verschonen, had Ruth haar zenuwachtig toegefluisterd dat Buck was langs geweest en haar verteld waarover ze hadden gepraat.

Dus nu wist hij dat Eleanor op de hoogte was van hun verhouding. Terwijl ze het avondmaal verder bereidde, gunde ze haar hart een piepklein sprongetje van vreugde toen ze bedacht hoe hij zich moest voelen.

Nadat er nog een uur verstreken was, hoorde ze zijn auto. Toen hij binnenkwam, was ze de tafel aan het dekken. Ze keek op en zag dat hij er berouwvol en nerveus en afdoende bleek uitzag.

'Ik ruik iets heel lekkers,' zei hij.

Eleanor glimlachte en vertelde hem dat ze vispastei aten.