21

Mwanda Ziekenhuis

Kagambali, 16 sept.

Lieve Helen,

En, heb je ze al gevangen? Nee? Goed, dan moet je het volgende doen: je neemt een metalen emmer - maar een grote, ja? Ongeveer één meter tachtig diep en twee meter veertig wijd, dan moet het wel lukken. Vervolgens leg je een paal over de bovenkant met een roterend olievat eraan, waaraan je dan één dode eland vastbindt. Deze methode draagt het Latimer-keurmerk en is eeuwenlang gebruikt in North Carolina, wat verklaart waarom daar zo weinig wolven zijn. Laat me weten hoe het afloopt, ja? De hut lijkt me tof. Het oude huis van mijn grootmoeder had net zo'n ondergrondse bergplaats, vol spinnen en zo. Ik verborg me daarin en sprong eruit als een duveltje uit een doosje om mijn zusters aan het schrikken te maken, (ja, sorry, zo'n joch was ik nu eenmaal. Had je niet gedacht, hè?)

Helen lachte hardop. Ze zat de brief in haar bed te lezen bij het licht van haar bedlamp. Nadat ze hem van Luke had gekregen had ze Dan en Bill en de herrie van de Hoofdstraat zo snel ze kon, achtergelaten en was ze inwendig jubelend teruggereden naar de hut. Hij had eindelijk geschreven.

Ze had het heel lang uitgesteld hem te openen en genoot van het vooruitzicht, zoals een kind dat de cadeautjes onder een kerstboom bekijkt. Ze had hem op haar kussen gelegd en de gebruikelijke handelingen verricht die bij haar aan het slapengaan voorafgingen. Ze had Buzz naar buiten geduwd voor een onwillige plas in de regen, haar tanden gepoetst en toen wat thee gezet. Toen had ze zich uitgekleed, het grote T-shirt waarin ze sliep aangetrokken, de lantaarns uitgedaan en was ze naar bed gegaan met brief, thee en hoofdlamp. Ze had even overwogen om een van Joels opera-cd's op te zetten, Tosca misschien, maar besloot niet te veel risico te nemen.

Ze pakte nu de theemok, nam een slokje en draaide de hoofdlamp in een schuine stand om Buzz te zoeken die zich bij de kachel had opgerold en al sliep. In haar slaapzak gewikkeld als in een cocon, met kussens in haar rug tegen de muur van de hut en de brief op haar knieën, zat ze even te luisteren naar de regen die het dak striemde en voelde ze iets dat veel weg had van gelukzaligheid.

Het is hier allemaal behoorlijk krankzinnig en het zal nog krankzinniger worden. De a.c.l. zijn ongeveer honderdtwintig kilometer ten noorden vanhier een nieuwe ronde van etnische zuiveringen begonnen en elke dag krijgen we meer dan duizend nieuwe vluchtelingen, allemaal in een behoorlijk slechte toestand. Er heersen typhus, malaria en zo'n beetje elke andere variant van tropische verschrikking waarvan je weleens hebt gehoord - hoewel, godzijdank, tot nu toe geen cholera.

En er zijn natuurlijk in de verste verte niet genoeg medicijnen of voedsel om mee toe te kunnen. Sommige kinderen die hier komen (honderden, misschien zelfs duizenden redden het niet) hebben in geen weken gegeten. Ze zijn met vliegen bedekt en hun armen en benen zijn net stokjes. Het is meelijwekkend. Het verwonderlijke is dat sommigen van hen het glimlachen nog steeds niet zijn verleerd.

Gisternacht was er een drama van de bovenste plank in de oude tuinen van het ziekenhuis waar de meeste vrijwilligers van de slachtofferhulp wonen. De huisvesting is, om het mild te zeggen, verdomd primitief, d.w.z. hutten zonder deuren of ramen, veldbedden en een muskietengaas met (als je geluk hebt) slechts een paar gaten erin. Hoe dan ook, een jonge Duitse vent, Hans-Herbert, was moe en ging vroeg naar bed, meteen na het eten. Toen zijn kamergenoten een paar uur later naar bed gingen, zagen ze dat hij in slaap was gevallen met een arm buiten het bed en (ik hoop dat je er klaar voor bent, Helen) een vier meter lange boa constrictor was begonnen die op te slokken. Hij was tot aan de elleboog gekomen, terwijl die arme goeie Hans-Herbert nog steeds als een baby lag te slapen!

Ze probeerden hem voorzichtig wakker te maken, maar hij werd natuurlijk behoorlijk hysterisch. Ze gaven hem - en de slang - een injectie met een verdovend middel en, geloof het of niet, slaagden erin hem voorzichtig van zijn arm af te trekken. De spijsverteringssappen hadden al ingewerkt op zijn hand en vingers en hij zal misschien wat huidtransplantaties moeten ondergaan, maar in hoofdzaak is hij in orde. De slang in mindere mate. Ze hebben hem losgelaten (zonder merkjes of radarhalsbanden, vrees ik) bij de rivier, maar een paar kinderen van een van de kampen hebben hem gevangen en hem vanmorgen gekookt als ontbijt. Is dit niet een nog beter slangenverhaal dan dat over de python onder het huis van dat oude echtpaar in Georgia? Ik vind van wel. Veel van het voedsel (en medicijnen) dat wordt verondersteld naar ons gevlogen te worden, komt hier niet aan. Het wordt ofwel gestolen door corrupte overheidsfunctionarissen bij de landingsstrook of de trucks worden op weg naar ons toe overvallen door de A.C.L. Ze houden het voornamelijk voor zichzelf, maar soms proberen ze het aan ons terug te verkopen en we hebben geen andere keus dan erin mee te gaan.

De laatsten die kwamen onderhandelen waren nog kinderen, twaalf en dertien jaar oud, allemaal gekleed in hun gevechtstenue en met patroongordels om. Een van hen, een heel klein jochie, dat niet ouder dan tien geweest kan zijn, droeg een M16-machinegeweer en zakte bijna door zijn knieën onder het gewicht ervan. Het ergste zijn nog hun ogen. Je vraagt je af wat voor verschrikkelijks ze moeten hebben gezien of gedaan dat hun ogen zo zijn geworden.

Dus, hatsiekadee! We amuseren ons hier kostelijk! In werkelijkheid is het allemaal zo slecht nog niet. Voornamelijk vanwege de ongelooflijke mensen met wie ik werk. En Helen, dat is eigenlijk de belangrijkste reden om deze brief te schrijven. Het zal niet gemakkelijk zijn dit te zeggen...

Helen voelde iets draaien in haar borstkas. Ze had nog steeds de thee in haar hand en uit vrees die te morsen, zette ze de mok op de grond.

O, Joel, smeekte ze in haar hoofd. Doe het niet. Zeg het alsjeblieft niet.

Haar hart bonsde en haar handen trilden terwijl ze zichzelf dwong verder te lezen.

Marie-Cbristine is hier nu zes maanden. Ze is een Belgische maar woont in Parijs. Ze is eigenlijk kinderarts, maar hier moet je zo'n beetje alles doen. We hebben elkaar niet meteen ontmoet omdat...

Helen smeet de brief op de grond. Waarom moest ze dit gezeik lezen? Hoe durfde hij te denken dat hij haar dit allemaal kon vertellen, haar een intiem verslag kon doen - o ja, ongetwijfeld was die snoezige kleine Marie-Christine ook in dat opzicht geweldig, seksgodin en Moeder Teresa allemaal verpakt in één chic Parijs grietje - hoe durfde hij?

Even bleef ze zo zitten terwijl ze met haar ogen de lichtbundel van haar hoofdlamp volgde naar de lichtkring die hij maakte bij de deur. Haar ademhaling deed hem rijzen en dalen, belachelijk. Toen pakte ze de brief - ze kon het niet laten - en las verder.

...omdat ze er even een paar dagen tussenuit was. Maar toen we elkaar ontmoetten - o God, Helen, het is zo moeilijk je dit te vertellen - maar het was alsof we elkaar al kenden.

Dat klonk haar vertrouwd in de oren. Ze las vluchtig verder, op zoek naar een zinspeling op 'zielsverwanten', maar ze kon het niet vinden, en dat was maar goed ook, want ze zou waarschijnlijk hebben geschreeuwd en een vuist tegen de muur hebben gebroken.

Hoe dan ook, we kwamen met elkaar te werken als leiders van een mobiele eenheid die dagelijks de vluchtelingenkampen rondging en ik merkte hoe bewonderenswaardig ze met de kinderen omging. Ze aanbidden haar gewoon allemaal. Misschien zou ik je dit niet allemaal moeten vertellen, maar ik wil het en voel dat ik het kan, Helen, omdat we elkaar zo na staan en zoveel goede tijden met elkaar hebben gedeeld.

Kortom, over twee weken gaan Marie-Christine en ik... 'Nee,' snikte Helen. 'Niet doen, Joel. Zeg dat niet.' ...trouwen.

Helen verfrommelde de brief en gooide hem door de kamer. 'Vuile klootzak!'

Ze trapte de slaapzak van zich af en stond op met haar handen voor haar gezicht. Buzz was ook overeind gekomen. Hij begon te blaffen. 'Hou je bek, stom beest!'

Ze trok haar hoofdlamp van haar hoofd en gooide die naar hem toe en hij jankte en kroop stilletjes weg terwijl zij in de duisternis naar de deur van de hut stommelde en naar de klink tastte. Ze vond hem en gooide de deur open en rende blindelings de regen in.

Haar blote voeten gleden uit in de modder en ze viel met een smak op de grond en lag daar een tijdje hijgend met haar gezicht in de natte aarde gedrukt en vervloekte hem, zichzelf en de dag dat ze was geboren.

Toen ging ze overeind zitten, maakte zich klein, hield haar bemodderde handen voor haar gezicht, en huilde terwijl de regen op haar neerstroomde.

Al met al, dacht Buck, was het een mooie avond geworden.

Hij was zijn behoefte aan het doen op het toilet van 'De Laatste Toevlucht' en leunde met een sigaar tussen zijn tanden tegen de muur waarop, zoals hij kon vaststellen, een dappere historicus al had gekrabbeld: Abe Harding als President.

Het laatste uur had hij hof gehouden aan de bar, waarheen iedereen zich had begeven toen de pret buiten ten einde was. Hij had het café nog nooit zo volgepakt en levendig gezien. Zelfs de hertenkoppen aan de muur leken zich te amuseren.

De bijeenkomst was beter verlopen dan hij in zijn stoutste dromen had verwacht. Het vervulde hem zelfs met nostalgie naar de tijd dat hij staatswetgever was. Hij had niet verwacht dat die groene hippies zouden komen, maar ze hadden zichzelf zo belachelijk gemaakt dat hij er uiteindelijk blij mee was.

En dan die goeie ouwe Abe en zijn stunt met de wolf. Allemachtig, wat een optreden. Dit soort publiciteit was onbetaalbaar. Buck zou nooit de uitdrukking vergeten op het snoezige gezichtje van Helen Ross toen de wolf voor haar op de tafel landde. Sjonge, wat een avond.

Hij ritste zijn gulp dicht en liep terug door de menigte. Hij gaf Lori achter de bar een biljet van vijftig dollar om iedereen nog een drankje aan te bieden en nam vervolgens afscheid, waarbij hij de zonen van Harding beloofde dat hij een paar telefoontjes zou plegen om hun vader zo snel mogelijk thuis te krijgen. Die arme ouwe Abe deelde in Helena waarschijnlijk een cel met een stel aan aids lijdende drugsverslaafden.

Maar eerst had Buck andere zaken aan zijn hoofd.

Hij had Ruth op de bijeenkomst gezien, maar ze zat te dicht bij Eleanor en Kathy om haar even apart te nemen. Eleanors waanzinnige idee om zaken met haar te gaan doen begon zijn liefdesleven een beetje te belemmeren. God, het was bijna twee hele weken geleden dat hij en Ruth zoveel als een stiekeme kus hadden kunnen uitwisselen. Ze leek altijd een excuus te hebben hem niet te zien en meestal had het te maken met Eleanor, met wie ze facturen moest nachecken of wat dan ook.

Nou ja, hoe het ook zij, hij zou het vanavond rechtzetten. Volksmennerij bracht altijd zijn sappen in beweging.

Het regende minder hard. Hij reed voorbij de cadeauwinkel en zag tot zijn genoegen dat die helemaal was afgesloten voor de nacht. Dat betekende dat ze thuis was en misschien zelfs hoopte dat hij langs zou komen wippen. Op hem wachtte, spiernaakt onder die zwarte badjas van haar. Die gedachte bracht zijn geslacht in beroering.

Hij reed over het natte, kronkelige grindpad het dorp uit en zag in de verte al gauw de lichten van Ruths huis. Hij zou haar nemen tegen de muur van de vestibule zodra ze de deur opendeed, zoals die andere keer. Toen hij dichterbij kwam, zag hij dat de gordijnen open waren en hij zwenkte zijn auto de oprijlaan op en parkeerde op de gebruikelijke plaats. Ze moest hem hebben gehoord want ze deed de deur open, terwijl hij uit de auto stapte. Ze verlangde duidelijk net zo naar hem als hij naar haar.

'Buck, je moet gaan.'

'Wat?'

'Eleanor komt hiernaartoe. Op dit moment.'

'Wat?'

'Sta me niet zo aan te gapen. Ze kan hier elk moment zijn.'

'Wat heeft ze hier zo laat op de avond in godsnaam te zoeken?'

'Morgen is er een vergadering met de accountants en we moeten het rekenwerk natrekken. En nu wegwezen!'

'Jezus.'

Hij beende gemelijk terug naar zijn auto en hoorde haar de deur achter hem dichtdoen. Zonder zelfs maar afscheid te nemen! Het begon weer harder te regenen. Buck stak zijn halfopgerookte sigaar tussen zijn tanden. Die was helemaal nat geworden en uitgegaan en hij smeet hem kwaad weg over de oprijlaan, stapte in zijn auto en sloeg het portier dicht.

Hij keerde zijn auto, waarbij het grind opspatte, en reed slippend door het hek. Om Eleanor te ontwijken, reed hij naar het eind van de weg en wachtte daar, uit het zicht, met zijn lichten uit, tot hij de lichtbundel van haar koplampen Ruths oprijlaan in zag draaien.

Buck schudde zijn hoofd. Jezus, dacht hij. Waar ging het met de wereld naartoe als een man niet meer met zijn maîtresse naar bed kon gaan omdat zijn vrouw bij haar was? Terwijl hij met een kwade blik de regen intuurde en somber zijn geslacht voelde verslappen, reed hij naar huis.

Het huis was stil als een mortuarium toen hij daar aankwam. Luke was waarschijnlijk al naar bed gegaan. Zijn honger had zich van seks naar voedsel verplaatst en hij ging naar de koelkast, in de hoop dat er misschien wat over was van het avondeten. Maar dat was niet het geval. Hij opende in plaats daarvan een flesje bier en nam dat mee naar de woonkamer, zonder de lichten aan te doen. Hij plofte neer op de bank en gebruikte de afstandsbediening om de tv aan te zetten. Jay Leno was aan het dollen met een ongeschoren jonge acteur of zanger of zo, die eruitzag of hij net uit bed was gestapt. In Bucks vooringenomen ogen zagen ze er allebei veel te zelfgenoegzaam uit.

Hij had zich nauwelijks geïnstalleerd toen de telefoon ging. Hij zette het geluid van de tv af, leunde voorover en nam op.

'Is dat Calder?'

Het was een mannenstem die hij niet herkende. Het klonk alsof hij uit een café belde.

'U spreekt met Buck Calder. Met wie spreek ik?'

'Doet er niet toe met wie je spreekt. Tuig als jij verdient de dood.'

'Bent u niet mans genoeg om uw naam te noemen?'

'Mans genoeg om tuig als jij van de aardbodem te vegen.'

'U was vanavond op de bijeenkomst, nietwaar?'

'Ik zag je op de vervloekte tv en zag wat je gestoorde maatje met die wolf deed. En wij willen je laten weten...'

'O, nu is het wij?'

'We gaan je koeien doden.'

'O, alleen maar mijn koeien?'

'Nee, ook varkens. Varkens als jij.'

'En ik vermoed dat jullie dit alles zullen doen in naam van de wolf, de grootste moordenaar van allemaal.'

'Dat is juist. Je bent gewaarschuwd.'

Er klonk een 'klik' en de verbinding was verbroken. Buck stond op en zette de telefoon neer. Het antwoordapparaat stond ernaast en hij zag dat er vier berichten waren. Hij drukte op de afspeelknop.

'Dus de wolven hebben je kalveren gedood, hè? Lieve hemel!' Het was een vrouwenstem. 'Voor jij een kans had ze te doden. Dat is zo oneerlijk! Jij bent van een uitstervend ras, maatje, en hoe eerder je sterft, hoe beter.'

Buck hoorde een geluid, keek op en zag Luke boven aan de trap staan. Hij was nog steeds aangekleed.

'Hoorde je dat?'

Luke knikte.

'En de andere? Zijn die net zo?'

'Ja.'

'Jezus.'

Hij spoelde door naar de volgende. Deze keer was het een man die met wolvengehuil begon.

'Dit is meneer de Wolf. Met een bericht voor Buck Calder. Je bent ten dode opgeschreven, klootzak.' Er was weer wolvengehuil. De volgende klonk als dezelfde man die hij zojuist had gesproken en de laatste was weer een vrouw die schreeuwend een tirade afstak, die hij maar gedeeltelijk kon verstaan. Buck schudde zijn hoofd en nam een slok bier.

'Heb jij het op tv gezien?'

Luke knikte.

'Spreek, Luke, spreek.'

'J-j-ja.'

'Lieten ze Abe zien toen hij de wolf neersmeet?'

'Ja. Het he-hele...gebeuren.'

'Ze laten er geen gras over groeien. Zeiden ze wat er met hem gebeurt?'

'Hij zit in de g-ge-gevangenis, in Helena.'

' 'k Denk dat ik beter even kan gaan bellen. Hij zal iemand nodig hebben die borg voor hem staat. Sjonge, wat een avond. Wie zijn in godsnaam al die krankjoreme mensen, die me op die manier opbellen?'

'Ik w-w-weet het niet. Ik g-g-ga nu naar bed.'

'Wil je een biertje?'

'N-n-nee, meneer.'

Buck zuchtte. 'Oké, Luke. Welterusten dan.'

'W-welterusten.'

Het was triest als je eigen verdomde zoon geen biertje met je wilde drinken. Buck zette de geluidloze tv uit en ging het telefoonboek zoeken. Hij zeeg ermee neer op de bank en bladerde het door om het nummer van de gevangenis in Helena op te zoeken.

Misschien was het welbeschouwd niet zo'n geweldige avond geweest. Abes stunt met de wolf had op het moment zelf een heel goede indruk gemaakt, maar nu zag Buck in dat het geen slimme zet was. De man zou gewoon de oude regel hebben moeten volgen: afschieten en zand erover. Maar ja, dat had hij niet gedaan en nu had je de poppen aan het dansen.

Buck zou wel de laatste zijn om zich op stang te laten jagen door een stelletje hasj rokende beestenknuffelaars die hem door de telefoon bedreigden. Maar ze hadden hem wel aan het denken gezet.

Misschien speelde hij het niet op de goede manier in deze wolvenaffaire.

Aanvankelijk had hij gedacht dat het zaak was om er een grote openbare aangelegenheid van te maken. Dat was de hele opzet van de bijeenkomst. Hij was verdorie echt goed in al die publiciteitsdingen. En hij was ervan overtuigd geweest dat als hij Dan Prior en consorten het leven maar zuur genoeg zou maken, ze gedwongen zouden zijn in actie te komen.

Maar nu zag hij in dat Abe door die wolf te doden waarschijnlijk het tegenovergestelde zou bereiken. Ze zouden het been stijf houden. En als Buck iedere keer als hij een interview zou geven een stroom beledigende telefoontjes over zich heen zou krijgen, zou hij er misschien nog eens over na moeten denken.

Misschien was het beter om in plaats van in het openbaar oorlog te voeren wat terughoudender te werk te gaan, met wat subtielere strategieën te komen en op verschillende fronten tegelijk te vechten, zoals je dat deed in een echte oorlog.

Hij besloot er eens over na te denken.

Het paadje dat naar boven door het bos liep, was opgevroren, en waar het steil was, slipte Moon Eye soms, hield dan de pas in en zocht een veiliger route tussen de rotsen. De regen was kort na middernacht opgehouden en de lucht was opgeklaard om het land met de eerste echte vorst van de herfst te bedekken. Hij was plotseling gekomen en had de regen die van de bomen druppelde in duizenden miniatuurijspegels veranderd die nu schitterden en alle kleuren van de regenboog vertoonden, terwijl ze begonnen te smelten in de schuins invallende stralen van de vroege zon.

Luke kwam bij de beek en reed ernaast in de richting van het meer, waarbij hij langs de plek kwam bij de ondiepe gedeeltes waar hij Moon Eye altijd achterliet om te grazen, voordat hij Helen kende. Het gras daar stond stijf van de vorst, en de paardenhoeven lieten er knerpend afdrukken in achter. Bij de waterkant van de beek waar het water talmde en kolkte, kringelde damp omhoog in de roerloze lucht.

De hele weg naar boven vanaf de ranch, had Luke geprobeerd te doorgronden wat zijn vader bij het ontbijt had gezegd. Na wat er de vorige avond op de bijeenkomst was gebeurd en daarna al die bedreigende telefoontjes, was het bijna onwerkelijk, zodat Luke eerst had gedacht dat het een soort macabere grap betrof.

'Ik heb mijn gedachten eens laten gaan over die wolventoestand,' zei zijn vader met zijn mond vol brood en bacon, 'en ik denk dat ik misschien een beetje streng ben geweest voor die jongens van Vis Wild. Wat denk jij, Luke?'

Luke haalde zijn schouders op. 'Ik w-weet het niet.'

'Zoals ik het zie, doen ze gewoon hun werk. Misschien zou het voor ons allemaal beter zijn als we wat meer meewerkten. Helpen bij het oplossen van deze wolvenkwestie. Begrijp je, die beesten zoeken en ze in de gaten houden en dergelijke.'

Luke zei niets. Hij was altijd op zijn hoede als zijn vader heel redelijk begon, zoals nu. Soms deed hij dat alleen om een val te zetten, en verleidde hij je om te ontspannen en er regelrecht in te lopen en dan - pats, had hij je te pakken. Luke nam een lepel cornflakes en keek naar zijn moeder aan de andere kant van de tafel. Ze luisterde net zo argwanend als hij.

'Weet je wat die Helen Ross een paar dagen geleden zei? Dat ze jouw hulp zo op prijs stelde bij het vangen van die wolf. Ze was je behoorlijk aan het ophemelen en zei dat je echt affiniteit had met dat soort werk.'

Hij zweeg en wachtte op een reactie, maar die bleef uit.

'En het bracht me op de gedachte dat je, als we de kalveren eenmaal naar het grasland hebben gebracht, haar misschien een handje zou moeten helpen.' Hij lachte bulderend. 'Zolang je onze koeien tenminste niet van die radarhalsbanden omdoet!'

Luke keek weer naar zijn moeder. Ze trok verbaasd haar wenkbrauwen op.

'Je moet niet denken dat ze je veel zal betalen, hoor. Maar serieus, als je haar een beetje wilt helpen, dan vind ik dat best.'

Luke wist niet hoe gauw hij Helen het nieuws moest vertellen. Hij ging meteen naar buiten en zadelde zijn paard. Maar hoewel hij het in gedachten om en om had gekeerd, was hij nog geen stap dichter bij het antwoord op de vraag waarom zijn vader het had gezegd. Misschien hadden die telefoontjes hem werkelijk van zijn stuk gebracht. Het was mogelijk, maar Luke betwijfelde het. Er was waarschijnlijk een ander, meer verborgen motief. Maar Luke zou er niet over gaan redetwisten.

Hij kwam nu bij het gedeelte waar het land vlakker werd en hoorde Buzz blaffen. Hij leidde Moon Eye het bos uit naar het meer, dat er roerloos als een spiegel bij lag en net zo dampte als de beek. Boven, op de helling naar de hut, smolt de zon al lapjes groen in het zilver van de vorst. De deur van de hut stond open en Buzz stond op de drempel en keek onzeker blaffend naar iets daarbinnen.

Helens truck stond er, de voorruit helemaal bevroren. Hij had gedacht dat ze misschien al vertrokken zou zijn om de klemmen te controleren. Buzz draaide zich om en zag hem en Moon Eye en kwam met grote sprongen de helling af om hen te begroeten.

'Hé, Buzz, hondje. Hoe gaat ie?'

De hond sprong uitgelaten om hen heen en ging hen vervolgens voor langs de stroom. In het bevroren gras zag Luke verse sporen en uitwerpselen van herten die daar kort tevoren waren geweest om te drinken. Hij verwachtte Helen uit de hut te zien komen, maar er was geen spoor van haar. Hij steeg van zijn paard en liep naar de deur.

'Helen?

Er kwam geen antwoord. Misschien was ze achter in het toilethuisje. Hij wachtte enkele ogenblikken buiten de deur van de hut en riep toen opnieuw. En weer kwam er geen antwoord. Dus boog hij zich naar voren en klopte zachtjes op de open deur.

'Helen? Hallo?'

Buzz, naast hem, blafte opnieuw, streek toen langs zijn benen en rende naar binnen. Luke zette zijn hoed af en volgde hem. Het was donker binnen en het duurde even voor zijn ogen aan de duisternis waren gewend. Aan de andere kant van de kamer kon hij ternauwernood Helen ontwaren, die op bed lag.

Hij wist niet wat hij moest doen. Misschien moest hij haar laten slapen en later terugkomen. Maar er was iets aan de manier waarop ze eruitzag dat hem deed blijven. Een van haar armen bungelde naar beneden, terwijl de vingers enigszins waren gekromd en haar nagels de grond raakten. Een mok lag op zijn kant in een plas van gemorste vloeistof. Er stond daar ook een open flesje met pillen. Ze lag volkomen roerloos, zelfs toen Buzz haar besnuffelde en jankte. Luke legde zijn hoed op tafel en deed een voorzichtige stap in haar richting. Hij stuurde Buzz naar buiten.

'Helen?' zei hij zacht.

Nu hij dichterbij stond zag hij dat er modder op haar arm en hand zat en hij liet zijn blik verder langs het bed dwalen en zag dat ook haar knie, die uit de slaapzak stak, aangekoekt was met modder en grassprieten. Toen hij nog een stap dichterbij kwam, zag hij dat hetzelfde gold voor haar gezicht. Maar ze sliep niet.

Haar ogen waren open en ze staarde wezenloos voor zich uit.

'Helen? Helen?'

Toen flikkerde er iets in haar ogen, als het leven zelf dat aangezet werd. Ze keek naar hem zonder haar hoofd te bewegen. Het maakte hem bang.

'Helen, wat is er? Ben je in orde?'

Ze knipperde met haar ogen. Misschien was ze ziek, had ze koorts of zoiets, dacht hij. Aarzelend deed hij nog een stap naderbij en strekte zijn arm uit om haar voorhoofd aan te raken. Haar huid voelde steenkoud aan. Hij tilde de rand van haar slaapzak op en zag dat haar T-shirt vies en doorweekt was.

'Helen, wat is er gebeurd?'

Ze begon stilletjes te huilen. De tranen trokken sporen door de modder op haar gezicht. Hij kon een dergelijke ellende niet aanzien en hij ging naast haar zitten op het bed, trok haar overeind en hield haar in zijn armen. Ze was zo koud en nat en hij wiegde haar en probeerde haar te verwarmen en liet haar maar huilen en zei dat het goed was, dat hij er was, alles was goed.

Hij had geen idee hoe lang ze zo bleven zitten. Hij had het gevoel dat haar leven maar een heel zwak vlammetje was dat uitgeblazen zou kunnen worden als hij haar losliet. Ze leek wat warmer te worden van het huilen en toen ze ten slotte was opgehouden, vond hij een droog laken en wikkelde haar daarin en ging vervolgens naar de kachel en stak hem aan om de ruimte wat te verwarmen.

Achter de deur zag hij, toen hij hem dichtdeed, een verfrommeld stuk papier. Het had dezelfde lichtblauwe kleur als de luchtpostbrief die hij de vorige avond gevonden en haar gegeven had. Hij raapte hem op en legde hem op de tafel en stak toen het Coleman-fornuis aan en kookte wat water om thee te zetten. En ondertussen zat zij de hele tijd met haar armen om haar knieën en het laken om haar heen geslagen te bibberen en in de ruimte te staren.

Hij vond een washandje en maakte het nat met verwarmd water en ging toen weer naast haar op bed zitten en veegde zonder te vragen zachtjes de modder uit haar gezicht en van haar armen en handen. Ze zei geen woord, liet hem gewoon begaan. Toen vond hij een handdoek en droogde haar af.

Haar blauwe sweater en een hemd met lange mouwen hingen aan het waslijntje dat zij had aangebracht en hij haalde ze eraf en zei dat het misschien goed was als zij ze zou aantrekken in plaats van het natte T-shirt, maar ze leek hem niet te horen. Hij wist niet wat hij moest doen, alleen maar dat ze andere kleren aan moest, dus nam hij het laken van haar af, pakte haar zachtjes bij de schouders en draaide haar om zodat ze met haar rug naar hem toe zat. Toen ging hij achter haar zitten zodat hij haar borsten niet zou zien en trok het natte T-shirt over haar hoofd.

Onder de gebruinde strook rond haar nek, was haar huid bleek en glad. Toen hij het hemd over haar hoofd trok, zag hij de kuiltjes van haar ruggengraat en de flauwe ronding van haar ribben, wat haar kwetsbaar deed lijken als een gewonde vogel. Hij moest haar armen om de beurt optillen om ze als poppenarmen in de mouwen te steken. Hij trok het hemd over haar lichaam naar beneden en deed hetzelfde met de sweater.

Hij maakte de thee klaar en liet haar drinken, waarbij hij haar de mok hielp vasthouden en hem naar haar mond leidde. Toen bleef hij naast haar zitten en hield haar lange tijd in zijn armen.

Het moet een uur of langer hebben geduurd voor ze sprak. Haar hoofd lag tegen zijn borst en haar stem klonk klein en zwak, alsof hij van een grote afstand kwam.

'Het spijt me,' zei ze. 'Ik ben het niet waard.'

Hij was zo verstandig niet te vragen wat er was gebeurd. Misschien had het iets te maken met de brief. Misschien was er een bekende van haar gestorven.

Het enige dat hij op dat moment wist, of wilde weten, was dat hij van haar hield.