7

Dan Prior stond te nippen van zijn derde kop koffie, zich ogenschijnlijk niet bewust van de gigantische bruine beer uit Alaska die vlak achter hem boven hem uittorende. Zowel de man als de beer keken in de richting van de gate waaruit de eerste chagrijnige passagiers uit Salt Lake City te voorschijn kwamen. De vlucht had vertraging gehad en Dan was er al een uur, maar de beer stond er nog langer, want die was afgeschoten op vrijdag 13 mei 1977 en daarna opgezet en hier op zijn achterpoten geplaatst om alle bezoekers van Great Falls af te schrikken.

Dan was het grootste deel van het weekend bezig geweest met het schoonmaken van de blokhut waarin Helen zou wonen en met een poging om de carburator te herstellen van de oude Toyota-pick-up die hij voor haar had gevonden. Hij hoopte dat ze niet al te geschokt zou zijn door de staat waarin beide zaken zich bevonden. De hut was eigendom van de Boswachterij en stond naast een klein meer ver weg in de wildernis boven Hope. De laatste jaren had niemand daar meer dan een of twee nachten doorgebracht en zo te zien hadden vogels, insecten, en diverse kleine knaagdieren er regelmatig feestjes gegeven die de hele nacht hadden geduurd.

De pick-up was het eigendom van de broer van Bill Rimmer die een tehuis voor ongeneeslijk zieke voertuigen in zijn achtertuin had. Zelfs met een nieuwe carburator was de kans klein dat hij de winter zou overleven. Hij zou voor haar ook een sneeuwscooter moeten zien te vinden.

Dan liet zijn blik glijden over de gezichten die de gate uitkwamen en vroeg zich af of ze er nog steeds hetzelfde zou uitzien. Hij had de vorige avond een foto opgediept die vijf jaar geleden was genomen in Noord-Minnesota, toen ze samenwerkten. Ze zat voor in een kano en keek naar hem over haar schouder met zo'n typische flauwe, sluwe glimlach. Haar ogen waren helder goudbruin en stonden enigszins schuin, zodat ze er haast elfachtig uitzag. Ze droeg dat oude witte T-shirt met afgeknipte mouwen en Gevaar: alfawijfje in rode letters op de rug. Haar lange donkerblonde haar was gebleekt door de zon en ze droeg het op de manier die hij altijd het leukst had gevonden: opgebonden in een paardenstaart, zodat je haar gebruinde nek kon zien. Dan was vergeten hoe verbluffend mooi ze was en hij zat een hele tijd naar de foto te staren.

Wat er tussen hen was geweest telde niet echt als een verhouding. Slechts één nacht aan het eind van een lange zomer waarin ze veldwerk hadden gedaan, het soort intimiteit dat kan ontstaan als mensen in de wildernis samenwerken, in zulke intieme omstandigheden dat het bijna pervers leek om de laatste stap niet te zetten.

Dan had haar altijd aantrekkelijk gevonden, maar andersom, wist hij, was dat minder het geval geweest. Het was niet alleen haar uiterlijk. Hij viel op haar geestigheid, haar puntige gevoel voor humor dat zij gebruikte om de aandacht af te leiden van iets kwetsbaars. Ze gebruikte het vooral om zichzelf op de hak te nemen. Ze was toevallig ook nog eens de slimste wolvenbiologe met wie hij ooit had samengewerkt.

Hij leidde destijds een onderzoeksprogramma aan de universiteit en Helen was een van de vrijwilligers. Hij leerde haar hoe ze een val moest zetten en in minder dan geen tijd was zij er beter in dan hij.

Die ene nacht, toen ze kampeerden bij een meer onder een met sterren bezaaide hemel, was de enige keer dat Dan Mary ontrouw was geweest sinds ze waren getrouwd. Hij was zo stom geweest dat de volgende dag aan Helen te vertellen en dat betekende het einde ervan. Achteraf bezien had hij misschien langs zijn neus weg moeten meedelen dat hij dit soort dingen voortdurend deed. Het had een flinke tijd geduurd voor hij haar uit zijn hoofd kon zetten, maar uiteindelijk had hij dat gedaan en ze waren erin geslaagd vrienden en collega's te blijven tot hij ergens anders ging werken.

Terwijl hij uitkeek naar haar gezicht in de menigte, vroeg hij zich af of er misschien een kans was om de boel weer aan te wakkeren en zei tegelijkertijd tegen zichzelf dat hij niet zo achterlijk moest zijn.

Toen zag hij haar.

Ze kwam de gate uit en werd opgehouden door een afgematte vrouw met twee kleine kinderen die zich de ogen uithuilden. Helen zag hem meteen en zwaaide. Ze droeg een spijkerbroek en een slobberig beige legeroverhemd. De enige echte verandering was het haar, dat kortgeknipt was als dat van een jongen. Ze werd onderweg naar Dan voortdurend opgehouden door de huilende kinderen.

'Wat heb je met ze uitgespookt?' vroeg hij.

Helen haalde haar schouders op. 'Ik zei: kijk die man daar eens bij de beer; en ze begonnen gewoon te huilen.'

Hij opende zijn armen en ze omhelsden elkaar.

'Welkom in Montana.'

'Dank u, meneer.' Ze leunde wat naar achteren terwijl ze hem bleef vasthouden en bekeek hem kritisch.

'Je ziet er goed uit, Prior. Macht en succes lijken je niet te hebben veranderd. Ik dacht dat je een pak zou dragen.'

'Ik heb me voor deze gelegenheid heel eenvoudig gekleed.'

'Maar nog geen cowboyhoed.'

'Ik heb er thuis twee van, moet je weten, en zo nu en dan zet ik er een op en kijk in de spiegel en zie een rare snuiter naar me terugkijken.'

Ze lachte luidkeels. 'Leuk om je weer te zien.'

'Ik vind het ook leuk om je weer te zien, Helen. Wat is er met je haar gebeurd?'

'Hou op. Ik heb het vorige week gedaan. Grote vergissing. Je hoort te zeggen dat het heel leuk staat, Prior.'

'Ik zou eraan kunnen wennen.'

'Kon ik er maar aan wennen.'

Ze daalden met de roltrap af naar de bagage-afhaalruimte en kletsten terwijl ze stonden te wachten bij de lopende band. Hij vroeg haar of ze hier ooit eerder was geweest en zij zei: maar één keer, als kind. Ze waren met vakantie in Glacier Park en haar zus had voedselvergiftiging opgelopen en de hele week in bed gelegen.

Helens tassen verschenen op de band, twee grote plunjezakken en een gebutste koffer die ongeveer een ton woog en die naar haar zeggen ooit van haar grootvader was geweest. Ze laadden hem op een kar.

'Hebben we alles?' vroeg Dan. Ze keek hem aan met een schuldige blik.

'Nou ja. Bijna.'

Een medewerker van de luchtvaartmaatschappij kwam naar hen toe met een kist die luid blafte. Helen bukte en opende de traliedeur en een van de vreemdst uitziende honden die Dan ooit had gezien kwam eruit en begon Helens gezicht te likken.

'Dit is Buzz.' 'Hallo, Buzz. Wat gek, Helen, maar ik herinner me niet dat je aan de telefoon over Buzz hebt gerept.'

'Weet ik. Sorry. Moet je horen, ik laat hem onmiddellijk afmaken.'

'Ik heb een geweer in de auto.'

'Mooi. Laten we dat dan gaan doen.'

Buzz keek Dan olijk aan.

'Kom op, geef het toe,' zei Helen. 'Is hij niet schattig?'

'Ja, nou ja. Laten we hopen dat meneer Wolf er ook zo over denkt.'

Toen ze uit de terminal stapte, sloeg de hitte haar tegemoet. De thermometer in Dans auto gaf aan dat het maar net boven de dertig graden was, maar het was niet vochtig en Helen vond de hitte wurgend. Ze liet het raam open toen ze de snelweg opgingen en naar het zuiden richting Helena reden. Ze snakte naar een sigaret maar durfde er geen op te steken in het bijzijn van Dan. In plaats daarvan behielp ze zich met de geur van door de zon geschroeid gras die door een hete wind uit de prairie werd meegevoerd. Buzz zat er met half toegeknepen ogen naar te likken, zijn kop uit het raam achter haar hoofd.

'Zie je dat, we hebben zelfs een dorp naar jou vernoemd,' zei Dan.

'Bedoel je Hope?'

'We leven allen in hoop, Helen.'

'Grappig dat ze die plaatsen nooit Wanhoop of Ellende hebben genoemd.'

'Mijn vader groeide op in een plaats in West-Pennsylvania met de naam Panic.'

'Je maakt een grapje.'

'Ik zweer het. En even verderop was een plaats met de naam Desire.'

'Waar de trams vandaan komen."'

Hij lachte. Hij had altijd gelachen om haar maffe grapjes.

'Mijn moeder zei altijd, je moet nooit met een man uit Panic trouwen maar mijn pa hield staande dat de kerk waar ze waren getrouwd eigenlijk dichter bij de andere plaats was, zodat ze feitelijk met een man uit Desire was getrouwd.'

'Zijn ze nog steeds bij elkaar?'

'Reken maar. Ze worden met de jaren verliefder.'

'Dat is mooi.'

'Zeker.'

'En hoe is het met Mary?'

'Goed. We zijn twee jaar geleden gescheiden.'

'O, Dan, het spijt me.'

'Ja, nou ja. Mij spijt het niet en haar al helemaal niet. En met Ginny gaat het goed, goddank. Ze is nu veertien. Mary woont nog steeds in Helena, dus het pakt allemaal gunstig uit, Ginny is nu zover dat ze beurtelings bij een van ons beiden verblijft.'

'Dat is goed.' 'Ja.'

Er viel een stilte en ze wist wat er ging komen.

'En jij dan? Ik bedoel, heb jij...'

'Niet zo bleu, Prior. Je bedoelt hoe het met mijn liefdesleven gesteld is?'

'Nee. Oké, ja.'

'Nou, laat me eens zien. We zijn nu, even kijken, iets meer dan twee jaar samen.'

'Echt waar? Geweldig. Vertel eens wat over hem.'

'Tja. Hij heeft lang, zandkleurig haar, bruine ogen, zegt niet zoveel. En hij heeft de eigenaardigheid om zijn hoofd uit autoraampjes te steken en tegen de achterkant van je benen te meppen met zijn staart.'

Dan glimlachte.

'Nee, ik heb een paar jaar met een man op de Cape samengewoond. Maar hij is, nou ja, zeg maar weggegaan. Je zou kunnen zeggen dat het opgeschort is.'

Ze slikte en keek weg uit het raam. Er waren bergen in de verte. Dan leek gelukkig te beseffen dat hij een gevoelige snaar had aangeraakt en ging over op een ander onderwerp. Hij begon haar op de hoogte te brengen van alles wat er was gebeurd sinds bijna een maand geleden de wolf zich voor het eerst in Hope had laten zien en kreeg haar algauw weer aan het lachen met zijn verslag van de begrafenis die Buck Calder op touw had gezet voor Prince, de Held van alle labradors.

Calder had geregeld dat een predikant uit Great Falls de honneurs kwam waarnemen, in het bijzijn van familie, vrienden en natuurlijk de pers en tv-camera's. De grafsteen was van zwart marmer en had waarschijnlijk zo'n vijfhonderd dollar gekost. In plaats van Dans idee voor het grafschrift, dat Helen erg beviel, hadden ze een wat ronkender tekst gekozen:

Hier ligt Prince

Die de wolf buiten de deur hield

En zijn leven gaf voor een kind.

Brave Hond!

Sindsdien, zei Dan, was de boel enigszins tot rust gekomen. Zo nu en dan werd hij gebeld door een verslaggever die hem vroeg of hij de wolf al op het spoor was. Hij bagatelliseerde de hele zaak dan en wekte de indruk dat alles onder controle was, dat ze de situatie voortdurend in de gaten hielden en dat het feit dat deze wolf niet opnieuw was gesignaleerd ongetwijfeld betekende dat hij een eenzame 'zwerver' was en inmiddels waarschijnlijk al honderdvijftig kilometer of meer uit de buurt was, wat Dan graag wilde, maar niet kon geloven. Nog maar twee dagen geleden had een boswachter, die door het binnenland net ten westen van Hope was getrokken, gemeld dat hij sporen had gevonden.

Op het kantoor stelde hij Helen voor aan Donna, die haar hartelijk verwelkomde en zei dat het geweldig was dat Dan eindelijk zo verstandig was om een vrouw in dienst te nemen.

'En dit is Fred,' zei Dan, terwijl hij een klopje gaf op de vitrine. 'De enige die hier iets uitvoert.'

Een paar minuten later stuitte Helen op Donna die op haar gemak een sigaret zat te roken op het toilet, en dankbaar stak ze er zelf ook een op. Een van de minder bekende levenswaarheden, vertrouwde Donna haar toe, was dat alleen de beste soort vrouwen rookten - en alleen de slechtste soort mannen.

Dan liet sandwiches komen en ze begaven zich met z'n tweeën naar zijn werkkamer waar ze de volgende paar uur met behulp van kaarten, grafieken en foto's doornamen wat Helen zou gaan doen zodra ze in Hope was.

Ze hadden nu drie keer over het achterland gevlogen, zei Dan, en nog niet het geringste radarsignaal opgevangen. Wat zich daarginds ook schuilhield, het droeg bijna zeker geen halsband, dus het was Helens taak de vallen te zetten, de halsbanden om te doen, en dan het spoor te volgen om erachter te komen wat er aan de hand was. Bill Rimmer, die elk ogenblik werd terugverwacht van zijn vakantie, had aangeboden om haar te helpen bij het zetten van de vallen.

Als er sprake bleek te zijn van een hele roedel, moest Helen zien te achterhalen wat de grootte en het bereik ervan was, waar ze op aasden, alle gebruikelijke zaken, zei Dan. Niet minder belangrijk was het natuurlijk om te proberen een goede verstandhouding op te bouwen met de plaatselijke ranchers.

Ten slotte ging hij rechtop zitten en sloeg schertsend een officiële toon aan, terwijl hij de voorwaarden van haar arbeidsovereenkomst doornam. De enige manier waarop hij haar in dienst kon nemen, legde hij uit, was op een zogenoemde 'tijdelijke' basis. Dit hield in dat ze werd aangenomen voor een vaste termijn van honderdtachtig dagen, welke termijn hij vervolgens kon verlengen. Ze zou duizend dollar per maand uitbetaald krijgen, zonder extra's.

'Geen ziektekostenverzekering, arbeidsongeschiktheids- of pensioenuitkering, geen recht op herindiensttreding. Eigenlijk betekent "tijdelijk" dat je niet voorkomt in de ambtelijke molens. Je bent onzichtbaar. We hebben tijdelijke mensen in dienst die al jaren voor ons werken.'

'Krijg ik een rode letter T op mijn voorhoofd geschilderd?'

'Dat is geheel aan u, juffrouw Ross.'

'Krijg ik een truck of is het slechts een fiets?'

Hij lachte. 'Ik zal het je laten zien. Wil je ernaartoe rijden?'

'Naar Hope?'

'Tuurlijk. Niet helemaal naar de hut. Dat kunnen we morgen doen. Maar ik dacht dat je het misschien leuk zou vinden een kijkje te nemen in het dorp en dat we daarna wellicht iets konden gaan eten. Als je niet te moe bent.'

'Klinkt goed.'

Toen ze naar de parkeerplaats liepen, zei Dan dat ze voor vannacht een hotelkamer voor haar konden reserveren maar dat ze ook bij hem kon logeren. Ginny was bij haar moeder, zei hij, dus Helen kon haar kamer krijgen.

'Zeker weten? Dat zou geweldig zijn. Dank je.'

'En dit is dan waar je de hele tijd naar hebt uitgekeken.'

Hij stopte bij de oude Toyota-pick-up. In de zon zag hij er niet al te slecht uit. Hij had hem naar de autowasserette gebracht en ontdekt dat de verflaag in schone toestand min of meer dezelfde kleur had als roest, wat goed uitkwam. Het chroom deed zelfs een poging om te glanzen. Hij gaf een liefdevol klapje op de motorkap en de zijspiegel viel eraf. Helen lachte.

'Is die voor mij?'

Dan bukte, raapte de spiegel op en gaf hem aan haar.

'Tot in de kleinste onderdelen. Er zit in feite niets anders op. Alle overheidsvoertuigen moeten van Amerikaanse makelij zijn en ik heb er geen voorhanden. Ik kan je alleen kilometervergoeding geven. Twintig dollarcent per kilometer.'

'Jeetje, Prior, jij weet hoe je een vrouw moet verwennen.'

Ze reed. Het sturen voelde als dansen op rolschaatsen; je moest elke bocht ver van tevoren plannen om een kans te maken hem te kunnen nemen. Maar Helen had het snel te pakken en volgde Dans aanwijzingen op om de stad uit te komen en zette samen met de zon koers naar de bergen.

Ze hadden de hele middag gepraat en het was wel prettig om even stil te zijn. Het was nu koeler en de wind was gaan liggen. Aan beide kanten van de weg strekte het land zich uit zo ver het oog reikte, bleek goudgemaaid en bezaaid met hooibalen als reusachtige plakken opgerolde cake.

Zowel de lucht als de aarde kwam Helen onmetelijk voor; elke hoek ervan scherp afgetekend. De wegen liepen recht en doelgericht naar trefzeker geplaatste ranches. Ze voelde zich zowel opgewonden als geïntimideerd en op een of andere manier was het alsof ze van dit alles geen deel uitmaakte. Ze dacht aan Joel, zoals ze dat elke dag wel tien keer deed, en vroeg zich af of hij zich verankerd voelde in zijn nieuwe wereld of geïsoleerd, zoals zij nu was in de hare, een toeschouwer die erbij wil horen maar er op een of andere manier altijd langszweeft.

Naarmate de bergen groter opdoemden, schrompelde het land vóór hen ineen tot een woestenij van rotsig voorgebergte, hier en daar plotseling doorsneden door met struikgewas begroeide beken. Toen ze boven op een heuvel kwam, zag ze een rij populieren die vanuit het zuiden naar de horizon liep en door het gebladerte daarvan de glinstering van water.

'Dat is de rivier van Hope,' zei Dan.

De claxon van een auto schrikte hen beiden op. Terwijl ze naar de rivier keek had Helen de pick-up naar de verkeerde weghelft laten dwalen en in de spiegel zag ze nu vlak achter hen een zwarte truck. Ze rukte het stuur zo hard naar rechts dat ze slingerden en de berm schampten. Ze had alles snel weer onder controle. Ze kneep haar ogen toe en keek niet naar Dan.

'Eén geintje over vrouwen achter het stuur en je bent er geweest.'

'Ik heb nog nooit een vrouw zo goed zien rijden.'

'Je bent er geweest.'

De zwarte truck verliet zijn weghelft. Toen hij voorbijreed, keek Helen opzij en straalde haar charmantste verontschuldiging naar de twee ondoorgrondelijke cowboygezichten die haar monsterden. Ze waren misschien begin twintig maar met een houding die hen ouder deed lijken. Dan zwaaide vriendelijk. Degene die naast de bestuurder zat raakte de rand van zijn hoed en glimlachte bijna, terwijl de bestuurder alleen maar zijn hoofd schudde en verder reed en zijn minachting deelde met een hond die achterin, ten prooi aan de wind, meereed. Toen ze eenmaal voor hen reden, draaide de passagier zich even om en keek naar hen door het geweerrek in de achterruit van de cabine.

'Ken je ze?'

Dan knikte. 'Het zijn de jongens van Abe Harding. Ze hebben hun ranch op een klein stukje land bij het huis van de Calders. Jullie zullen buren zijn.' Helen keek hem aan en zag dat hij grijnsde.

'Meen je dat serieus?'

'Ben bang van wel.'

'Nou, dat is nog eens een goed begin.'

'Maak je geen zorgen, het is niet zozeer je rijstijl die hun haat zal wekken. Zie je die sticker op de bumper?'

Ze moest zich vooroverbuigen en turen omdat de pick-up snel afstand van hen nam, maar ze kon nog net een met rode strepen doorgekruiste wolvenkop ontwaren met daarnaast de woorden: Weg met de wolven.

'Verschrikkelijk.'

'O, ze zullen gauw genoeg uit je hand eten.'

De weg volgde nog zes kilometer de bochten van de rivier voordat Helen een witte kerk zag op een lage heuvel en daarna andere gebouwen die oprezen boven de bomen. Er was een smalle brug met leuningen over de rivier en een bord met daarop hope (519 inwoners) waarachter een cryptische geest drie gave kogelgaten, precies even ver van elkaar, had toegevoegd en op die manier zowel het dorp als de mensen had prijsgegeven aan een toestand van permanente spanning.

'Ik krijg altijd de kinderlijke neiging om "loos" erachter te spuiten.'

'Dan, je doet erg je best om me voor deze plaats te winnen.'

'Zoals ik al zei, hij heeft een geschiedenis.'

'Wanneer krijg ik die dan te horen?'

Ze reden de brug over en hij wees vooruit.

'Neem die afslag daar.'

Ze verliet de weg en reed een kleine, uit grind bestaande parkeerplaats op naast de rivier. Daar stonden een paar andere auto's en Helen stopte ernaast en zette de motor af.

'Kom op,' zei Dan. 'Ik zal je iets laten zien.'

Ze lieten Buzz achter in de pick-up en liepen een klein park in dat zich naast de rivier uitstrekte. Het was een mooie plek met grazige hellingen die door sproeiers sappig werden gehouden. De waterstralen vormden regenbogen in de zon, die de schaduw van enkele grote wilgen binnendrong. Er stonden schommels en een klimrek voor kinderen, maar degenen die er nu waren speelden krijgertje tussen de sproeiers door. Hun moeders zaten hen halfslachtig te berispen vanaf een van de zes houten picknicktafels.

Beneden bij de waterkant, zich aftekenend tegen een weerspiegeling van de lucht tussen twee populieren, stond een oude man met rode bretels en een stoffig blauw petje broodkruimels te gooien naar een zwanenfamilie. Helen zag ze heftig met hun poten bewegen om in de stroom op hun plaats te blijven.

Dan ging haar voor langs het opgehoogde pad dat vanaf de parkeerplaats omhoog kronkelde naar de witte houten kerk op de heuvel aan het andere eind van het park. Hij leek de grond af te speuren. Toen stond hij stil en wees naar beneden.

'Kijk.'

Helen stopte naast hem. Ze kon niet zien waar hij naar wees.

'Wat?'

Hij bukte en raapte iets kleins en wits van het pad op. Hij gaf het aan haar en zij bestudeerde het.

'Het lijkt wel een stukje schelp of zoiets.'

Hij schudde zijn hoofd en wees opnieuw naar de grond.

'Zie je? Er ligt nog meer.'

Splinters ervan lagen, als restjes sneeuw, langs de rand van het pad, vertrapt en vermalen tot steeds fijnere deeltjes door de sportschoenen en fietswielen die er voortdurend overheen gingen.

'Soms vind je grotere stukken,' zei hij. 'Diep in de grond moet het er vol van zitten. Ik denk dat daarom het gras zo goed groeit.'

'Wat is het dan?'

'Het komt van een oude weg die hier ooit liep.'

Helen fronste haar wenkbrauwen.

'Het is wolvenbot. De weg was geplaveid met wolvenschedels.'

Ze keek hem aan, in de veronderstelling dat hij een grapje maakte.

'Het is waar. Duizenden.'

En terwijl aan de andere kant van het park de kinderen verder speelden tussen de sproeiers en hun gelach verstierf in de geurende avondlucht alsof de wereld nooit anders was geweest, liet Dan haar plaatsnemen aan een van de tafels onder de wilgen en vertelde haar hoe er een weg van schedels was ontstaan.