11

Het kostte Helen de rest van die dag en het grootste deel van de volgende om haar spullen uit te pakken en de hut in een min of meer bewoonbare toestand te brengen. Het zou nog langer hebben geduurd als Dan niet had geholpen.

Vergeleken met enkele andere onderkomens waarin ze had moeten verblijven was dit zo slecht nog niet. Het was vier bij vier meter en gebouwd van houtblokken, met in elke muur een raam met een hor en een dak waar binnenkort eens goed naar moest worden gekeken. In een hoek stond een potkachel waar je op kon koken. Dan had een doos ernaast gevuld met een voorraad brandhout die goed was voor een maand en had haar een kettingzaag gegeven voor als hij leeg zou raken. Er stond ook een Coleman-gasfornuis met twee pitten.

'Hé, ik kan etentjes geven,' zei ze.

'Ja, voor je nieuwe vriend Buck Calder.'

'Hou op!'

Op gammele planken naast de kachel stond een verzameling mokken, schalen en borden, alle gescherfd en voorzien van het logo van de Boswachterij, voor het geval iemand zo wanhopig zou zijn ze te stelen. Behalve de met spinnenwebben bedekte gordijnen, die eruitzagen alsof ze uit elkaar zouden vallen als je ze aanraakte, waren de enige decoratie een gerafelde kaart van Hope en een paar zwart geworden gietijzeren pannen die aan spijkers boven de gebarsten emaillen gootsteen hingen. De gootsteen zelfwas uitgerust met een elegante zwengelpomp en had een wat minder elegante afvoer in een toiletemmer eronder.

In de tegenoverliggende hoek stonden twee stapelbedden, waarvan Dan het onderste attent had voorzien van een nieuwe matras, lakens en kussens. De enige andere meubelstukken waren een oude klerenkast en een eenvoudige houten tafel met twee stoelen.

Verzonken in de plankenvloer was een valluik.

'Wat is daaronder?'

'O, het souterrain. Je weet wel, washok, sauna en dat soort dingen.'

'Geen ligbad met warm water?'

'Dat wordt volgende week geïnstalleerd.'

Ze opende het valluik en zag een kale, gecementeerde bergplaats met een oppervlakte van ongeveer één vierkante meter en een diepte van één meter twintig. Het was om voedsel in de winter vorstvrij en in de zomer koel te houden.

De enige luxe was een handige kleine Japanse generator die Dan buiten de deur had gemonteerd zodat zij de laptop, stereo en draadloze telefoon, waarvan Dan haar had voorzien, kon opladen. In theorie, zei hij, zou ze de telefoon aan haar laptop moeten kunnen aansluiten en e-mail krijgen. Het probleem was dat draadloze telefoons hier in de bergen niet zo goed werkten; het kwam nogal eens voor dat je geen signaal kreeg. Het vooruitzicht van isolement verontrustte Helen in het geheel niet. Als ruggensteun zou Dan ook nog een voice-mailnummer voor haar regelen.

Achter de hut stond een houten toilethuisje en daarnaast een soort geïmproviseerde douche - een metalen emmer met gaten in de bodem. Vogels hadden erin genesteld, maar met wat onderhoud zou Helen hem gauw weer gebruiksklaar krijgen.

'Ik heb geprobeerd de boel een beetje op te ruimen,' zei Dan.

'Geweldig. Dank je.'

'En wat je vriend Buck Calder ook mag beweren, ik garandeer je dat je niet eenzaam zult zijn.'

'Hoe bedoel je?'

Hij liet haar de muizenvallen zien die hij achter het fornuis en onder de bedden had gezet. Ze waren allemaal dichtgeklapt, het aas foetsie, geen muis.

'Ik zie dat je nog niet beter geworden bent in het vallen zetten, Prior.'

'Daarom heb ik die kantoorbaan ook aangenomen.'

'Wat voor aas heb je gebruikt?'

'Kaas, wat anders?'

'Hé, makker, je weet best dat je een vallenzetster niet naar haar beroepsgeheim mag vragen.'

Die eerste nacht was ze te moe om zich bezig te houden met muizen vangen en ze betreurde dat bijna meteen toen ze haar ogen sloot. Buzz was de hele nacht aan het rondscharrelen op zoek naar de muizen en maakte zoveel lawaai dat ze hem op het laatst mee naar buiten nam en in de Toyota opsloot. Aan hun lot overgelaten, trippelden de muizen tot aan het aanbreken van de dag haar dromen in en uit. Tegen de tijd dat Dan de volgende dag aankwam had Helen een ingewikkelde val in elkaar gezet die hem dubbel deed slaan van het lachen.

Het was een methode die ze van Joel had geleerd in het eerste jaar dat ze samenwoonden op de Cape, toen het schip-huis plotseling een buurthuis werd voor dakloze knaagdieren. Het enige dat je nodig had waren een emmer, een stuk draad en een aan beide kanten doorboord conservenblik. Je reeg het blikje aan de draad en monteerde het zo dat het pal over de bovenkant van de emmer hing, waarin je een laagje water goot. Het enige dat je dan nog te doen stond was een plankje tegen de emmer zetten, het blikje besmeren met pindakaas, de hond opsluiten en naar bed gaan. De muizen klommen via het plankje tegen de emmer op, kropen langs de draad en als ze op het blikje stapten draaide dat rond en smeet hen in het water.

'Het werkt altijd,' zei Helen.

'Ik geloof er niks van.'

'Ik verwed er een maaltijd onder.'

'Daar houd ik je aan.'

Die nacht ving ze drie muizen en stelde ze trots tentoon toen Dan 's middags verscheen met de radarhalsbanden, de uitrusting voor het vallen zetten en wat software voor haar computer om het een en ander in kaart te kunnen brengen. Hij beschuldigde haar halfslachtig van bedrog, maar na nog een dag werken aan het in orde brengen van de hut nam hij haar, zijn woord getrouw, diezelfde avond mee uit eten in Nelly's Restaurant.

Op dit moment deed Helen haar best de grootste steak die ze ooit onder ogen had gehad, naar binnen te werken. De menukaart noemde het een T.Rex botie en zelfs dat deed het geen recht.

Alle muren van het restaurant hadden een behang met enorme fotopanorama's van de Rocky Mountains die ooit het werkelijke berglandschap, waarvan je door de kleine raampjes aan de voorkant een glimp kon zien, hadden doen verbleken. Maar met de jaren waren de kleuren diep en donker geworden en de naden waren opengespleten door de hitte, zodat het landschap nu in de schaduw leek te liggen, onheilspellend doorkliefd met seismische barsten. Tegen deze achtergrond van dreigende doem deden de tafels met hun rood-wit geblokte papieren kleden en de in kleine rode glaasjes drijvende kaarsen een dappere poging de gelegenheid een vrolijk aanzien te geven.

Er waren slechts twee tafeltjes bezet: één door een familie Duitse toeristen wier monsterlijke Winnebago het uitzicht uit de ramen aan de voorkant benam en de andere door twee oude mannen die dezelfde soort witte Stetsons droegen en over gehoorapparaten discussieerden.

De enige ober was een vriendelijke reus met een blauw-getinte vliegeniersbril en lang grijs, in een paardenstaart bijeengebonden haar. Uit de stem die hem op en neer commandeerde van achter de schermen in de keuken (misschien de stem van Nelly), konden ze opmaken dat hij Elmer heette. De tatoeëringen en het zwarte T-shirt met het opschrift Motorrijders voor Jezus op de voorkant, onthulden dat hij de eigenaar was van de Harley die buiten stond te glanzen. Toen Helen en Dan binnenkwamen had hij 'Engelen op je lijf' gezegd. Het duurde even voor ze realiseerden dat het een groet betrof. Ze hadden het vermeden elkaar aan te kijken voor ze veilig alleen aan hun tafeltje zaten.

Helen duwde haar bord weg en leunde achterover.

'Dan, deze steak is mij te machtig.'

Ze vroeg zich af of hij haar nog wel geloofwaardig zou vinden als ze nu een sigaret opstak. Ze besloot het niet te riskeren.

Ze hadden het grootste deel van de maaltijd herinneringen opgehaald aan de goede oude tijd in Minnesota. Helen herinnerde hem aan de keer dat zijn hand was uitgeschoten toen hij probeerde een gevangen wolf een spuitje met een kalmeringsmiddel te geven en in plaats daarvan de spuit in zijn eigen dij had geleegd. Hij was meteen van zijn stokje gegaan. Ze lachten zo veel dat de twee Duitse kindertjes zich de hele tijd omdraaiden om hen aan te staren met grote blauwe ogen.

Er werd niet gerept over die ene keer dat ze kortstondig meer dan vrienden waren geworden en daar was Helen dankbaar voor. Het nieuws dat Dan gescheiden was had haar enigszins verontrust. Of er een nieuwe vrouw in zijn leven was, wist ze niet, maar ze hoopte van wel. Dan kon zijn steak ook niet op. Hij nam een slok bier, ging achterover zitten en glimlachte zwijgend naar haar.

'Wat zit je te grijnzen?' zei ze.

'O, ik zat gewoon even te denken.'

'Waaraan?'

'Gewoon dat het fijn is om hier met jou te zijn.'

'Hé, ik ga overal heen voor een gratis maaltijd.'

Ze zag aan de manier waarop hij naar haar keek dat er meer achter zat. Ze hoopte dat hij het niet hardop zou zeggen en de boel zou verpesten.

'Weet je, Helen, toen Mary en ik uit elkaar gingen had ik je bijna opgebeld.'

'O?'

'Ja. Ik dacht veel aan je. En hoe we die zomer, als ik niet...'

'Dan, kom op.'

'Het spijt me.'

'Dat hoeft niet.'

Ze reikte over de tafel, nam zijn hand en glimlachte naar hem. Het was zo'n lieve man.

'We zijn vrienden,' zei ze zacht. 'En het is echt altijd zo geweest.'

'Misschien wel, ja.'

'En juist op dit moment heb ik een vriend nodig, meer dan, nou ja, meer dan wat ook.'

'Het spijt me.'

'Zeg dat nog een keer en ik zal nooit meer mijn geheimen van het muizen vangen met je delen.'

Hij lachte en liet haar hand los. Elmer doemde op als redder van de situatie en vroeg hen of ze klaar waren met hun steaks en of ze slagroomtaart of chocoladepudding wilden. Ze besloten koffie te nemen.

'U bent de nieuwe wolvenjaagster, hè?' zei hij toen hij terugkwam om in te schenken.

'Klopt. Hoe wist je dat?'

Hij haalde zijn schouders op. "t Hele dorp weet het.'

Buck keek nog eens goed in de achteruitkijkspiegel en controleerde daarna nog eens de weg vóór hem om er zeker van te zijn dat er van beide kanten geen verkeer aankwam. Als hij een andere auto zou zien wanneer hij bij haar oprijlaan was aangekomen, reed hij gewoon verder.

Het was echt handig dat ze hier aan de rand van het dorp woonde waar geen nieuwsgierige buren waren en hij zijn auto aan de achterkant kon parkeren waar hij van de weg af niet kon worden gezien. Het was in ieder geval een stuk beter dan het te doen in een morsig motel aan de snelweg of in het bos, blootgesteld aan de elementen, of 's winters achter in een truck, wat leuk en aardig was als je jong was en het sap zo snel omhoogkwam dat het nog een heel karwei was om het deksel erop te houden. Maar als een man ouder werd had liefde, net als veel andere dingen, een beetje comfort nodig.

Enige tijd geleden hadden ze een systeem uitgedacht. Als zij de gordijnen dichtdeed voor het raampje dat zich het dichtst bij de weg bevond, betekende dat dat ze gezelschap had en hij door moest rijden. Hij was blij toen hij zag dat ze die avond open waren. Hij zag dat er binnen licht brandde en stelde zich voor dat ze net gedoucht had en heerlijk fris geurend klaar was om hem te ontvangen. Deze gedachte deed zijn broek een beetje spannen in het kruis.

Buck had er nooit moeite mee een excuus te bedenken om van huis weg te zijn. Er was altijd wel een vergadering bij te wonen of een buurman te bezoeken of iets af te handelen in het dorp. Die enkele keer dat het verkeerd dreigde af te lopen kon hij er altijd op rekenen dat zijn vrienden hem een alibi zouden verschaffen. Vannacht werd hij verondersteld op een veefokkersvergadering in Helena te zijn - en was daar ook geweest, eventjes tenminste. Meestal hoefde hij niet eens te liegen omdat Eleanor nooit vroeg waar hij heenging of hoe laat hij terug zou zijn en ze altijd sliep als hij thuiskwam.

Er kwamen geen auto's aan en hij sloeg de oprijlaan in en parkeerde achter de oude stationcar. De deur ging open toen hij uitstapte en hij zag haar in haar zwarte badjas met haar schouder tegen de deurpost en dat veelbetekenende glimlachje van haar op hem staan wachten. Ze volgde hem met haar ogen toen hij naar haar toe kwam lopen en geen van beiden zei iets. Toen hij bij haar was aangekomen liet hij zijn handen in haar badjas glijden en pakte haar naakte heupen vast terwijl hij haar hals kuste.

'Ruth Michaels,' zei hij, 'je bent goddomme de meest sexy vrouw aan deze kant van de Missouri Rivier.'

'O ja? En wie heb je dan aan de andere kant?'

Later, toen hij thuis was gekomen en zijn kleren voor de tweede keer die avond uitdeed, gingen er minder dampende zaken door zijn hoofd. Vanuit het smalle toilet-gedeelte tussen badkamer en slaapkamer keek hij naar de slapende gestalte van Eleanor in hun grote koperen bed en vroeg zich af wat het in godsnaam te betekenen had dat ze Ruth het geld had aangeboden.

Ruth leek het vermakelijk te vinden. Ze had hem het nieuws verteld toen hij er ongeveer een halfuur was en ze plakkerig en bevredigd in bed lagen, en hij onwillekeurig dacht aan die mooie jonge biologe helemaal alleen in het bos en zich afvroeg hoe zijn kansen in die richting zouden liggen. En alsof ze hem voor die gedachten wilde straffen had Ruth bijna langs haar neus weg gezegd dat Eleanor haar voor faillissement zou behoeden door haar zakenpartner te worden. Hij was bijna uit bed gevallen.

'Je zakenpartner!'

Ruth lachte. 'Weet je, toen ze binnenkwam was ik zo nerveus, ik dacht oh-oh, daar heb je het, ze weet het. Maar ze zit daar gewoon met haar cappuccino en biedt me het geld aan.'

'Dat kan ze niet maken. Jezus Christus, Ruth, ik heb je toch gezegd dat ik je dat verdomde geld zou geven?'

'Ik zou je geld niet aan kunnen nemen.'

'Maar dat van haar is oké?'

'Ja.'

'Ik vat het niet.'

'Nou, Buckjelief, denk er dan maar eens over na.'

Toen had ze gelachen, waardoor haar borsten hadden geschud op een manier die verwarrend was als een man belangrijk nieuws probeerde te beoordelen. Hij had haar gevraagd wat er zo grappig was en Ruth had hem verteld dat Eleanor had gezegd dat ze meer wilde zijn dan alleen maar een 'partner'.

Buck vond dat helemaal niet grappig.

Hij stond onder de douche en spoelde de seksgeur van zijn lichaam terwijl hij de dingen op een rijtje zette. Hij kon er zich natuurlijk niet over uitlaten voordat het Eleanor beliefde het hem te vertellen. En het was goddomme tenslotte haar geld. Haar vader had het haar nagelaten en ze kon het door iedere plee spoelen die ze maar wilde. Maar als het gebeurde zou dat het leven beslist een stuk gecompliceerder maken. Een van de basisregels van overspel was dat vrouw en minnares zo ver mogelijk uit elkaar gehouden moesten worden. Tot zijn verbazing leek Ruth het geen probleem te vinden.

Hij droogde zich af voor de spiegel, terwijl hij gewoontegetrouw zijn lichaam bewonderde en controleerde op sporen die zij mogelijk op hem had achtergelaten. Hij was helemaal smetteloos. Toen poetste hij zijn tanden, lachte even humorloos naar zichzelf en liep terug door de slaapkamer, de krakende planken in de vloer vermijdend. Hij deed het nachtlampje uit dat Eleanor altijd voor hem aan liet en gleed zachtjes naast haar in bed.

Zoals altijd lag zij met het gezicht naar de muur en bewoog zich nauwelijks. Hij kon haar niet eens horen ademen. Soms dacht hij dat ze alleen maar deed alsof ze sliep.

'Welterusten,' zei hij zacht. Maar er kwam geen antwoord.

Vrouwen, dacht Buck, terwijl het plafond vaag vorm kreeg in de duisternis boven hem. Zelfs na al die jaren, na alle moeite die hij zich had getroost om zoveel mogelijk vrouwen te leren kennen en zoveel mogelijk over hen te weten te komen, bleven ze uiteindelijk een van Gods onopgehelderde mysteries.

Eleanor luisterde naar zijn gezucht en geschuif en wist dat hij op zijn zij lag, naar haar toegewend, en misschien zelfs naar haar keek in afwachting van een teken dat ze nog wakker was. Ze lag roerloos. Weldra zou hij weer zuchten en op zijn andere zij gaan liggen en vervolgens, na ongeveer vijf minuten, op zijn rug, en na een 'klik' in zijn keel zou hij beginnen te snurken.

Ze benijdde hem om het gemak waarmee hij uit de wereld kon glippen. Lang geleden, in de tijd dat ze nog geloofde dat slaap op zijn minst een mogelijkheid was, had ze het ritueel zelf ook geprobeerd: linkerzij, rechterzij, rug. Maar het werkte nooit.

Zijn gesnurk was niet luidruchtig, behalve als hij had gedronken. Het was meer een ruisend geluid, zoals de blaasbalg maakte die hij in de winter gebruikte voor de haard in de huiskamer. Het ritme van haar adem was sneller dan het zijne en elke nacht probeerde ze het te vertragen. Maar ze gaf het altijd op. Dan lag ze daar met de verbruikte lucht ongemakkelijk in haar longen en elke versnelde hartslag herinnerde haar aan het ergerlijke feit dat de wil van haar man zelfs in haar slaap de overhand had.

Soms, als ze er zeker van was dat hij sliep, draaide ze zich zachtjes en licht om, om het matras niet te bewegen, en lag hem te bestuderen. Ze keek dan naar het rijzen en dalen van zijn machtige borstkas, het trillen van zijn open mond als hij uitademde. Ontspannen door de slaap was zijn naar boven gekeerde gezicht vreemd kinderlijk, bijna roerend. Er liep een bleke band over zijn voorhoofd, als een halo, waar zijn hoed hem tegen de zon beschermde. Telkens weer zocht Eleanor naar een overblijfsel van liefde in haar hart en probeerde zich te herinneren hoe het was om meer voor hem te voelen dan medelijden en minachting.

Voor ze trouwden was ze op de hoogte geweest van Bucks staat van dienst op het gebied van vrouwen, zij het niet van de volledige omvang ervan. Een vriendin van een vriendin had ervaring uit de eerste hand en gaf haar een waarschuwing die gemakkelijk kon worden misverstaan als kinnesinne. Toen Eleanor hem dit voorhield, ontwapende hij haar met wat doorging voor een volledige bekentenis en overtuigde haar er vervolgens van dat hij zijn wilde haren was kwijtgeraakt in een eenzame zoektocht die uiteindelijk naar haar had geleid.

Zelfs als ze hem niet had geloofd, zou ze waarschijnlijk nog met hem zijn getrouwd. Zijn honger naar vrouwen was een zwakte en in iemand die er zo krachtig uitzag kon elk soort zwakte aantrekkelijk zijn. Het wekte in Eleanors katholieke bloed een diepe verlossingsdrang. Ze was niet de eerste vrouw, en ze zou waarschijnlijk ook niet de laatste zijn, die met een man trouwde in het geloof dat ze hem zou kunnen redden.

Na een paar korte jaren kwam al aan het licht dat Buck Calder hetzij er nog niet aan toe was om zich te bekeren, hetzij er niet toe in staat was, hoewel het nog een paar jaar langer duurde voordat Eleanor dat onderkende.

Zijn werk als staatswetgever en kampioen van de veefokkerij gaf hem ruime gelegenheid om van huis weg te zijn, en wat haar ogen niet konden zien, kon haar hart veilig weren. Hij was een bedreven en zorgvuldige bedrieger die zijn vrouwen met zorg uitzocht om degenen te vermijden die later misschien hun wraak zouden komen uitschreeuwen in de nacht. Degenen met wie hij naar bed ging leken de regels altijd te kennen. Ze belden hem nooit thuis op, smeerden nooit makeup op zijn kleren en het leek wel alsof ze zelfs in hun meest woeste stuiptrekkingen nooit sporen van hun tanden of nagels op hem achterlieten.

Ontkenning is een buitengewoon inventief wezen, dat zich door de nauwste krochten van de geest kronkelt om vrees en verdenking in te spinnen in zijn cocons. En Eleanor, wie veel van de gebruikelijke schande van de bedrogen echtgenote werd bespaard, was een willige gastvrouw.

Zelfs wanneer ze toevallig bij de kapper in een lokaal tijdschrift een foto zag waarop Buck tijdens een etentje voor veefokkers verstrengeld was met een jonge rodeokoningin, gaf ze hem bereidwillig het voordeel van de twijfel. Hij was verdorie nu eenmaal een man die door vrouwen aantrekkelijk werd gevonden. Dat was niet zijn schuld. En hij was de hare en de vader van haar kinderen. Hij hield van haar, ze wist dat hij van haar hield, want dat zei hij tegen haar en dat liet hij haar zien.

Het was de geboorte van Kathy die de dingen had veranderd.

Eleanors vruchtwater brak twee weken te vroeg, toen Buck op een veeconferentie in Houston was. Alles ging zo snel dat het pas laat die nacht was, met de baby veilig ingebakerd in haar armen, dat ze zijn hotel belde vanuit haar ziekenhuisbed en werd doorverbonden naar zijn kamer. Een vrouw nam op, eentje die hij kennelijk de regels nog niet had kunnen bijbrengen.

'Het bed van de heer Calder,' zei ze poeslief, voordat de hoorn uit haar handen werd gegrist.

Buck kwam thuis en bekende eerlijk. En omwille van de kinderen, maar ook omdat hij net zo goed was in berouw als in bedrog, was Eleanor bereid hem te vergeven wat, naar hij beloofde, zijn enige misstap was. Het viel niet goed te praten wat hij had gedaan, zei hij. Maar hij had daar helemaal alleen in een vreemde stad gezeten en als je iets te veel had gedronken kon je soms het verkeerde pad opgaan. En omdat

Eleanor zwanger was en zo, en het al een tijdje geleden was dat ze..., nou ja, je weet wel.

Ze liet hem een beproeving van zes maanden doormaken, verbande hem uit haar bed en probeerde geen medelijden met hem te krijgen als hij de boetvaardige echtgenoot speelde die zijn terechte straf als een man op zich nam. Hij zorgde zowel voor de kinderen als voor al het werk op de ranch, terwijl zij de baby verzorgde.

Terwijl ze haar best deed om afstandelijk en ijzig te blijven, was Eleanor heimelijk onder de indruk van zijn kennis van de vele vervelende details van wat altijd haar domein was geweest. Hij sloeg zich er doorheen en meer dan dat. Hij haalde Henry en Lane 's ochtends uit bed en gaf hun te eten, deed hen in bad en bracht hen 's avonds naar bed. Hij deed de boodschappen zonder haar te hoeven vragen wat ze nodig hadden. Hij kocht bloemen voor haar en maakte bijzondere gerechten voor haar klaar die zij zonder commentaar opat. Hij was hoffelijk en attent, en schonk haar een gekuiste glimlach als ze zich ooit verwaardigde zijn kant op te kijken.

Eleanor wist niet hoeveel weesgegroetjes overspel waard was, maar ze stond net op het punt te denken dat hij misschien wel genoeg boete gedaan had, toen twee meevoelende vriendinnen de vergissing begingen om te denken dat ze nu moest horen wat ze altijd voor haar verborgen hadden gehouden. Op een ochtend vertelden ze bij de koffie tot in de details over andere vrouwen met wie Buck de afgelopen jaren naar bed was geweest, onder wie enkele vrouwen die Eleanor tot haar vriendinnen had gerekend.

Ze had hun advies moeten opvolgen, wist ze nu, en hem verlaten. Maar ergens in een verzwakt hoekje van haar hart voelde ze dat Buck nog steeds kon worden gered. Soms keek ze uit het keukenraam naar de ondergesneeuwde wei en zag de populier die uit de roestige T-Ford groeide en zei bij zichzelf dat alles mogelijk was, dat de lieve Heer geen schipbreuk duldde die niet op zijn minst een zaadje van hoop bevatte.

Uiteindelijk stond ze hem toe weer bij haar in bed te komen, hoewel het nog drie jaar zou duren voor ze hem toestond de liefde met haar te bedrijven. Niet dat ze niet naar hem verlangde. Het kwam voor dat ze 's nachts heet en nat wakker werd en zo naar hem snakte dat ze zich met inspanning van al haar krachten moest bedwingen om haar arm niet naar hem uit te strekken en hem te wekken en hem bij haar binnen te laten in wellustige vergiffenis.

Het was precies op die manier dat Luke werd verwekt. En in de maanden die daarop volgden, toen hun laatste kind in haar baarmoeder groeide, vonden Eleanor en Buck in hun vrijpartijen een hartstocht die zowel hem als haar leek te verbazen en op te winden. Hij was de enige die ooit de liefde met haar had bedreven, maar tot dan toe was haar vlees nooit volledig van hem doordrongen geweest.

Als ze aan die tijd terugdacht kon Eleanor zelfs nu nog, zoveel jaar later, bijna de kneuzingen en de pijn van hun vrijpartijen voelen en zich schamen dat ze zichzelf vleselijk zozeer had laten consumeren. Was ze maar fatsoenlijk geweest en had ze zichzelf maar in de hand gehad, dan zou de pijn van zijn latere bedrog misschien dragelijker zijn geweest. Het zou beter zijn geweest als ze hem nooit op die manier had gekend. Want de komst van Luke - haar zoon, zo verschillend van zijn vader als een jongen maar kon zijn - betekende het einde van hun hartstocht.

Voor Buck, dacht ze later, was het waarschijnlijk slechts het einde van de zoveelste verhouding.

Ze beschouwde zijn kritiek op Luke als kritiek op haarzelf, want de jongen was inderdaad haar evenbeeld en zijn zwakheid en tekortkomingen moesten dus wel de hare zijn.

Hun andere kinderen hadden al vroeg geleerd om de hele nacht te slapen. Alleen als ze ziek waren sliepen ze in het bed van hun ouders. Maar Luke huilde aan één stuk door en de enige manier om hem stil te krijgen was hem naar haar bed brengen en hem in haar armen te houden tot hij in slaap viel.

Aanvankelijk moest ze hem van Buck terugleggen in zijn ledikantje, maar Luke schrok dan altijd wakker en begon weer te huilen en al gauw liet ze het kind, ondanks de protesten van Buck, de hele nacht bij haar blijven.

Zo kreeg de nieuwe configuratie van hun leven gestalte: Eleanor, vermoeid en afwerend; haar echtgenoot verbannen en boos en weldra terug bij zijn avontuurtjes (die zij van nu af aan zo goed als ze kon negeerde en die ze uit alle macht meelijwekkend probeerde te vinden); en dit nieuwe zoontje, dat zo letterlijk tussen hen in was gekomen.

En zo begon de lange winter van hun huwelijk. Aangezien er van verlangen al geen sprake meer was en spoedig ook niet meer van vriendschap, was er zelfs geen warmte genoeg voor wederzijdse troost toen de jonge Henry stierf. Het enige wat nog een beetje leek op het delen van hun verdriet was de ruzie die ze hadden op de dag na de begrafenis. Buck had haar aangetroffen toen ze de kleren van haar dode zoon aan het strijken was en had haar een idioot genoemd. Wat dacht hij dan, had zij gevraagd; dat ze de kleren van de jongen weg zou gooien?

Ze hoorde nu dat haar echtgenoot zich omdraaide en zijn kussen verschikte.

Hij lag algauw te snurken en zij luisterde naar hem en vroeg zich af in welk bed hij eerder die avond had gelegen. En ze deed haar best om het zich, na al die jaren, niet aan te trekken.

Dan liep met Helen mee naar de pick-up die bij 'De Laatste Toevlucht' stond waar ze een biertje waren gaan drinken na de maaltijd. Ze bedankte hem voor een fantastische avond en gaf hem een kus op zijn wang.

'Engelen op je lijf,' zei ze toen ze wegreed.

'En op het jouwe.'

Het liep tegen middernacht en het dorp was verlaten. Ze reed door tot waar het trottoir eindigde en sloeg het grindpad in dat naar het dal voerde. Buzz, die in de pick-up had geslapen, zat voorin.

Het was voor het eerst dat ze de route in het donker reed en nadat ze de hoofdweg bij het hoogste punt van het dal had verlaten, werd het nogal ingewikkeld. Er waren geen borden en ze wist dat ze twee keer rechtsaf moest en een keer links, maar ze nam een keer de verkeerde afslag en kwam uit bij een ranch waar de honden haar blaffend tegemoetkwamen en iemand die donker afstak tegen het gele licht uit een raam op de bovenverdieping naar buiten tuurde. Ze zwaaide en keerde de pick-up, reed vervolgens een stukje terug en stopte daar om de kaart te lezen met behulp van een zaklantaarn.

Ten slotte vond ze aan de rand van het bos de rij van vijf brievenbussen, waaronder haar eigen, die een goeddeels door bomen aan het oog onttrokken afslag markeerden. Hier ging het grindpad over in een zandpad en kronkelde zich nog zo'n zes steile en hobbelige kilometers door het bos naar Eagle Lake. De brievenbussen hadden allemaal een andere kleur. De hare was wit. De andere, veronderstelde ze, hoorden bij hutten en huizen die ze nog moest ontdekken. De enige andere tekens van menselijk leven die ze hier had gezien waren een eenzame wandelaar en een gigantische vrachtwagen die boomstammen vervoerde en haar die middag bijna van de weg af had gereden.

Terwijl de pick-up zich slingerend en knarsend een weg baande door het bos, dacht ze aan wat Dan haar had proberen te zeggen tijdens de maaltijd. God ja, een vrouw zou heel wat slechters kunnen treffen dan Dan Prior. Ze had dat zelf meer dan eens proefondervindelijk vastgesteld. Ze was geroerd en zelfs even gevleid dat hij nog steeds hetzelfde voor haar voelde - totdat haar andere ik, dat haar altijd de pan inhakte als ze ook maar een beetje de neiging begon te vertonen zichzelf te waarderen, de kop opstak en haar voorhield dat ze niet zo dom moest zijn; de arme man was gescheiden, eenzaam en waarschijnlijk gewoon wanhopig.

Eagle Lake lag op een open plek, een smalle kom van grasland, zevenhonderdvijftig meter lang, die in de vroege zomer uitbarstte in een vlammenzee van bergbloemen. De hut stond aan de westelijke rand van de kom, zo'n dertig meter van het water op de top van een flauwe helling die in tweeën werd gedeeld door een beek waar bij zonsopgang en zonsondergang herten kwamen drinken.

De koplampen van Helen vonden hen daar nu, acht of negen in getal, toen de pick-up uit het bos te voorschijn kwam. Ze keken allemaal tegelijk op, helemaal niet bang, en Helen stopte en enige ogenblikken keken ze naar elkaar, terwijl Buzz, die ook alert toekeek, beefde en jankende geluidjes maakte. Toen draaiden de herten zich om en liepen langzaam weg totdat het wit van hun staarten met de bomen versmolt en verdween.

Ze parkeerde de pick-up naast de hut en terwijl Buzz op zoek ging naar voedsel, leunde zij tegen de motorkap en keek naar de hemel. Er was geen maan en elke verre ster in het firmament wierp zich op om haar te vervangen. Ze had nog nooit zo'n fonkelende hemel gezien. Het was windstil en er hing een dennengeur.

Helen zoog de lucht diep in haar longen en hoestte. Ze zou beslist stoppen met roken. Voorgoed. Ze zou nog één laatste sigaret opsteken en daarna zou het afgelopen zijn. Absoluut definitief.

Ze stak hem op en liep langs de beek naar beneden, verbaasd dat het licht van de sterren voldoende was om haar een schaduw te geven. Op een landtong van zand aan de oever van de beek lag een houten boot die vermoedelijk ooit voor het vissen werd gebruikt maar nu verrot was en overwoekerd door riet. Ze probeerde of je op de boeg kon zitten en stelde vast dat hij stevig genoeg was. Daar rookte ze haar laatste sigaret terwijl ze mijmerend naar de weerspiegeling van de hemel in het water keek.

Zo nu en dan hoorde ze Buzz die ergens boven haar in het bos de boel aan het verkennen was en één keer dacht ze dat ze de voetstappen van een groter dier hoorde. Maar verder was alles stil, er klonk zelfs geen gekwaak van een kikker of gefladder van insectenvleugels, alsof de wereld deze nacht haar adem inhield in ontzag voor de hemel. Terwijl ze naar het water staarde zag ze de weerspiegelde val van een meteoor en verbeeldde zich dat ze vanaf die verre oever van het universum ook zijn geraas hoorde.

Ze had sinds haar laatste nacht op de Cape geen vallende ster gezien en ze sloot haar ogen en deed dezelfde ineengestrengelde, ongeldige wens die ze toen had gedaan, een drievoudige wens, dat Joel het goed maakte en terug zou komen zoals hij had beloofd en dat hij bij haar zou willen zijn (wat ze nog het meest betwijfelde).

Ze stond op en drukte de brandende punt van haar sigaret tussen haar vingers in elkaar. Toen stopte ze de filter in haar zak, en bedacht dat je wel ver heen moest zijn om je meer zorgen te maken over de gezondheid van de planeet dan over die van je eigen verpeste longen.

Morgen zou ze met haar nieuwe leven beginnen en op zoek gaan naar de wolf. Ze vroeg zich af waar in de wildernis het dier zich op dit moment bevond. Hij was ongetwijfeld ergens aan het jagen en hield zijn natte neus in de zwarte lucht en wachtte en spiedde met gele ogen of sloop als een vloeibare schaduw door het bos.

Misschien moest ze haar imitatie van wolvengehuil doen, dacht ze, en afwachten of ze een antwoord kreeg. Dan had altijd gezegd dat zij het beste van iedereen in het vak kon huilen, dat geen enkele wolf in Minnesota de verleiding zou kunnen weerstaan om haar roep te beantwoorden. Maar ze had het al in geen jaren meer gedaan en hoewel Buzz haar enige getuige was, was ze verlegen. Toen dacht ze, wat kan het me verdomme schelen, en schraapte haar keel en hief haar gezicht ten hemel.

Ze had zo lang niet geoefend dat haar eerste gehuil nergens naar leek. Het klonk als het gebalk van een ezel met keelpijn en haar tweede poging was niet veel beter. Toen, bij haar derde poging, had ze het te pakken: het lage begin dat aanzwol in een langzame, droeve boog en wegstierf in de nacht.

Als er al een wolf was die het hoorde, geen enkele antwoordde.

Het enige wat erop volgde was een echo ergens ver weg in de bergen. Maar het geluid deed Helen beven. Want ze hoorde daarin de toon van haar eigen beproefde ziel.