Vijf
Gandar wachtte op me in de kamer die me was toegewezen. Terwijl ik met de koning had gesproken, was mijn bagage van het schip gebracht en door mijn bediende, Stilicho, uitgepakt. Ik liet Gandar de kruiden en poeders zien die ik had meegebracht, en nadat we het ziektegeval van de koning hadden besproken, stelde ik voor dat hij een assistent zou sturen om de komende paar dagen het gebruik en de bereiding ervan te bestuderen, waarna ik Londen zou verlaten. Als hij niemand had die hij voldoende kon vertrouwen om de koning te behandelen zonder zijn mond voorbij te praten, zou ik hem Stilicho lenen. Hij keek verbaasd en ik legde het hem uit. Zoals ik al zei, had Stilicho bewezen een niet gering talent te bezitten voor het bereiden van de gedroogde planten en wortels die ik uit Pergamum had meegebracht. Hij kon niet lezen, maar ik zette tekens op de potjes en doosjes en liet hem om te beginnen alleen de onschuldige middeltjes klaarmaken. Maar hij bleek betrouwbaar en bijzonder toegewijd en nauwgezet voor zo'n levendige jongen. Ik heb sindsdien ervaren dat tal van mensen van zijn volk die vaardigheid met kruiden en planten bezitten en dat de kleine koningen van dat land zelfs nog geen gave appel durven eten zonder dat een dienaar die eerst heeft geproefd. Ik was blij een dienaar te hebben gevonden die me bij mijn werk kon helpen en had hem al heel wat geleerd. Ik zou hem daarom niet graag in Londen achterlaten en was opgelucht toen Gandar antwoordde dat hij iemand had die hij kon vertrouwen en die hij zou sturen zodra ik klaar was.
Ik toog onmiddellijk aan het werk. Op mijn verzoek had Stilicho een klein kamertje voor zichzelf gekregen, met een houtskoolkachel en een tafel met de vijzels en stampers en het andere gerei dat hij nodig had. Zijn kamer grensde aan de mijne, zonder deur ertussen, maar ik had een dubbel gordijn voor de opening laten hangen. Stilicho had zich geenszins met de Britse zomer kunnen verzoenen en maakte van zijn kamertje een waar zweetbad.
Het duurde een dag of drie voordat ik een formule had gevonden die enige hulp voor de koning beloofde, en ik zond Gandar een boodschap. Naar adem snakkend nog voor hij goed en wel door de gordijnen was, kwam hij zelf, maar in plaats van de assistent die ik verwacht had, bracht hij een meisje mee, een jong kind, dat ik herkende als Morgause, de bastaarddochter van de koning. Ze kon niet ouder zijn dan dertien of veertien jaar, maar ze was groot voor haar leeftijd, en ze was zeker mooi. De meeste meisjes geven, als ze zo oud zijn, slechts een belofte van schoonheid. Morgause bezat die schoonheid al ten volle, en zelfs ik, die geen kenner van vrouwen ben, zag dat dit een schoonheid zou kunnen zijn die mannen gek maakt. Haar lichaam was tenger met de slankheid van een kind, maar haar borsten waren vol en spits en haar hals rond als een leliestengel. Het haar was goudblond en viel lang en los over haar goudgroene kleed. De grote ogen die ik me herinnerde, waren eveneens goudgroen, doorzichtig en helder als een stroom die over mossen vloeit, en de kleine mond liet in een glimlach kleine kattetandjes zien toen ze een diepe buiging voor me maakte.
'Prins Merlijn.' Het was een bedeesde kinderstem, weinig meer dan een gefluister. Ik zag Stilicho opkijken van zijn werk en toen staren.
Ik gaf het meisje een hand. 'Men vertelde me al dat u een schoonheid was geworden, Morgause. De man die u krijgt zal zich gelukkig kunnen prijzen. Bent u nog niet verloofd? Dan zijn alle mannen in Londen slaapkoppen.'
De glimlach verdiepte zich en er verschenen kuiltjes in de hoeken van haar mond. Ze zweeg. Stilicho, die mijn blik opving, boog zich weer over zijn werk, maar niet, zo dacht ik, met al de concentratie die het vereiste.
'Oef,' zei Gandar en wuifde zich koelte toe. Ik zag het zweet al parelen op zijn brede gezicht. 'Moet u werken in zo'n temperatuur?'
'Mijn dienaar komt uit een meer gezegende hoek van de wereld. Ze kweken salamanders op Sicilië.'
'Meer gezegend, zegt u? Ik zou binnen het uur dood zijn.'
'Ik zal hem de ingrediënten naar mijn kamer laten brengen,' bood ik aan.
'Dat is voor mij niet nodig. Ik blijf niet. Ik kwam alleen om u mijn assistente voor te stellen, die voor de koning zal zorgen. Ja, u kijkt verrast. U zult me nauwelijks geloven, maar dit kind is al met kruiden vertrouwd. Het schijnt dat ze in Bretagne een verzorgster had, een van die zogenaamde wijze vrouwen daar, die haar leerde de juiste kruiden te plukken, te drogen en te bereiden, en toen ze hier kwam, wilde ze met alle geweld meer leren. Een veldlazaret leek me echter niet de juiste plaats voor haar.'
'Wat u me vertelt,' zei ik droogjes. Het meisje Morgause was bij de tafel gaan staan waaraan Stilicho werkte en boog haar sierlijke, kleine hoofdje naar hem toe. Een lok van het goudblonde haar streelde zijn haar. Hij verzegelde achteloos twee potjes, allebei verkeerd, waarna hij zich herstelde en een mes nam om de zegels te verwijderen.
'En toen ze hoorde,' zei Gandar, 'dat de koning medicijnen nodig had, vroeg ze daarvoor te mogen zorgen. Ze heeft voldoende ervaring, daar hoeft u niet bang voor te zijn, en de koning heeft zijn toestemming gegeven. Hoe jong ze ook is, ze weet te zwijgen, en wie kan er beter voor hem zorgen en zijn geheimen bewaren dan zijn eigen dochter?'
Het was een goed idee, en dat zei ik ook. Gandar zelf, hoewel formeel de eerste geneesheer van de koning, was belast met de medische afdeling van het leger. Voor zijn laatste verwonding had de koning zijn persoonlijke zorgen vrijwel niet nodig gehad, en bij elke militaire actie of mogelijkheid daartoe was Gandars plaats bij het leger. In de precaire situatie waarin Uther zich nu bevond, zou zijn eigen dochter met haar fortuinlijke bekwaamheid uitstekend voldoen.
'Ze mag met het grootste genoegen alles leren wat ze hier kan.'
Ik wendde me tot het meisje. 'Morgause, ik heb een drank gedestilleerd waarvan ik denk dat die de koning zal helpen. Ik heb de formule hiervoor u opgeschreven — kunt u het lezen? Goed. Stilicho heeft de ingrediënten, als hij zich er de tijd voor gunt ze van de juiste etiketten te voorzien... Goed, dan zal ik het aan hem overlaten u te tonen hoe de medicijn moet worden bereid. Als u hem een half uur geeft om zijn spullen uit dit stoombad te halen...'
'Dat is voor mij niet nodig,' zei ze als in een bedeesde echo van Gandar. 'Ik houd van de warmte.'
'Dan ga ik nu maar,' zei Gandar opgelucht. 'Merlijn, komt u vanavond bij mij de maaltijd gebruiken of blijft u bij de koning?' Ik volgde hem naar de koele sfeer van mijn eigen kamer. Van achter het gordijn klonk aarzelend van verlegenheid de stem van Stilicho, met nu en dan een zachte vraag van het meisje.
'Het komt allemaal goed, dat zult u zien,' zei Gandar. 'U hoeft niet zo bezorgd te kijken.'
'Deed ik dat? Dat gold dan niet de medicijn, en ik geloof u op uw woord dat het meisje bekwaam genoeg is.'
'In elk geval blijft u natuurlijk nog even en ziet dan zelf hoe ze zich weert...'
'O ja. Ik wil weliswaar niet te lang in Londen blijven, maar een paar dagen kunnen er nog wel bij. U blijft zelf ook hier?'
'Ja. Maar er is zo'n opvallende verandering in hem in de drie dagen sinds u hier bent, dat ik denk dat hij mijn verzorging niet lang meer nodig zal hebben.'
'Laten we hopen dat het zo blijft,' zei ik. 'Om u de waarheid te zeggen maak ik me niet al te ongerust... Zeker niet over zijn gezondheid in het algemeen. En wat die impotentie betreft — als hij maar rust en slaap genoeg krijgt, zal zijn geest wellicht niet langer zijn lichaam kwellen en dan komt alles vanzelf in orde. Het lijkt mij dat dit al aan de gang is. U weet hoe het met die dingen gaat.'
'O ja, hij geneest wel...' Hij keek even naar de gordijnen voor de deuropening en dempte zijn stem. 'Voor zover dat nodig is,' voegde hij er botweg aan toe. 'Het lijkt me van weinig belang of de hengst nog verder zijn plicht doet, nu we weten dat er een prins is die goed gedijt en in aanmerking komt voor de kroon. We zullen hem uit zijn melancholie redden, en als hij door Gods genade en de kruiden die u hebt meegebracht voor het leven en de strijd behouden blijft... en als koning heerst over de rest...'
'Dat zal hij doen.'
'Goed dan...' zei hij en liet het erbij.
Ik moge hier alvast vertellen dat de koning inderdaad snel herstelde. Hij hinkte niet langer. Hij sliep goed en werd zwaarder. En ik hoorde enige tijd later van een van zijn lijfbedienden dat de koning, hoewel hij nooit meer de Stier van Mithras werd, waarover zijn soldaten zo gelachen hadden, en hoewel hij geen kinderen meer verwekte, toch bepaalde geneugten in bed vond, en dat de onverwachte driftbuien verdwenen. Als militair was hij spoedig weer de vastberaden krijgsman die zijn troepen had bezield en ter overwinning geleid.
Toen Gandar weg was, ging ik terug naar de kamer van de jongen, waar ik Morgause aantrof, die aandachtig het papier bestudeerde dat ik haar had gegeven, terwijl Stilicho haar stuk voor stuk de specimina liet zien die gedestilleerd moesten worden, de poeders voor de slaapdrank, de oliën voor het masseren van de verkrampte spieren. Geen van beiden zag me binnenkomen, dus keek ik een ogenblik in stilte toe. Ik zag dat Morgause niets miste en dat zij, hoewel de jongen haar nog altijd van terzijde schichtig aankeek, terugdeinzend voor haar schoonheid als een veulen voor vuur, even onverschillig voor zijn sekse scheen als een prinses behoorde te zijn tegenover een slaaf.
De hitte in de kamer bezorgde me hoofdpijn. Vlug liep ik naar de tafel. Stilicho's monoloog hield abrupt op, en het meisje keek naar me en glimlachte.
'Begrijpt u het allemaal?' vroeg ik. 'Goed. Ik zal u nu met Stilicho alleen laten. Als u iets wilt weten dat hij u niet kan vertellen, laat mij dan roepen.'
Ik wendde me af om de jongen instructies te geven, maar tot mijn verbazing legde Morgause vlug een hand op mijn arm. 'Prins...'
'Morgause?'
'Moet u werkelijk gaan? Ik... ik dacht dat u me zou onderrichten, u zelf. Ik wil zo graag van u leren.'
'Stilicho kan u alles leren wat u moet weten over de kruiden die de koning nodig heeft. Als u het wenst, zal ik u wijzen hoe hem van die spierpijn af te helpen, maar ik had gedacht dat zijn badslaaf dat beter zou kunnen doen.'
'O ja, natuurlijk. Maar aan die dingen dacht ik niet. Het is gemakkelijk genoeg om te leren wat er voor de behandeling van de koning nodig is. Het was... ik had gehoopt op meer. Toen ik Gandar vroeg mij bij u te brengen, dacht ik, hoopte ik...'
Ze maakte de zin niet af en boog haar hoofd. Het goudblonde haar viel neer als een glanzend gordijn en verborg haar gezicht. Door dat glanzende gordijn heen, als door een regen, zag ik haar ogen, die me opnamen, peinzend, gedwee, kinderlijk.
'U hoopte...?'
Ik betwijfel of zelfs Stilicho, op vier passen afstand, het gefluister hoorde, '...dat u me iets van uw kunst zou leren, heer prins.' Haar ogen deden een beroep op me, half hoopvol en half bevreesd, als van een dier dat bang is te worden geslagen.
Ik glimlachte haar toe, maar ik wist dat mijn manier van doen gedwongen was en mijn stem al te vormelijk. Ik kan gemakkelijker een gewapende vijand weerstaan dan een jong meisje dat een beroep op me doet, met een mooi handje op mijn mouw en haar geur zoet in de hete lucht als ooft in een zonnige boomgaard. Een geur van aardbeien of abrikozen...? 'Morgause,' zei ik vlug, 'ik heb u geen kunst te leren die u niet even gemakkelijk uit boeken leert. U kunt toch lezen, is het niet? Ja, natuurlijk, u hebt die formule ook gelezen. Leer dan van Hippocrates en Galenus. Laat die uw leermeesters zijn. Het waren ook de mijne.'
'Prins Merlijn, in de kunsten waarvan ik spreek, hebt u geen meester.'
De hitte in het vertrek was ondraaglijk. Mijn hoofd deed me pijn. Ik moet mijn voorhoofd hebben gefronst, wat ze kwam dicht bij me, als wilde ze zich nestelen aan mijn borst, en zei vlug en smekend: 'Wees niet boos op me. Ik heb zo lang gewacht, en ik was er zo zeker van dat mijn kans was gekomen. Heel mijn leven, heer, heb ik de mensen over u horen spreken. Mijn verzorgster in Bretagne — ze vertelde me hoe ze u door de bossen en langs het zeestrand zag dwalen om kruiden en wortels te verzamelen, en hoe u soms voorbijliep zonder meer gerucht dan een geest en zonder schaduw zelfs op een zonnige dag.'
'Ze vertelde verhaaltjes om u bang te maken. Ik ben een man als ieder ander.'
'Spreken anderen met de sterren als waren het vrienden in een vertrouwd vertrek? Of verplaatsen zij die staande stenen? Of volgen ze de druïden in Nemet en sterven niet onder het mes?'
'Ik ben niet onder het mes van de druïden gestorven doordat de opperste druïde bang was voor mijn vader,' zei ik botweg. 'En toen ik in Bretagne vertoefde, was ik nog niet eens een man en zeker geen tovenaar. Ik was toen een jongen die zijn vak leerde zoals u het uwe. Ik was net zeventien toen ik vandaar vertrok.'
Ze scheen het nauwelijks te hebben gehoord. Ik merkte hoe stil ze was, de amandelvormige ogen in de schaduw onder het lange haar, de smalle, blanke handen onder de borst tegen het groene kleed gevouwen. 'Maar nu bent u een man, heer, en kunt u ontkennen dat u hier in Brittanje wonderen hebt verricht? Sinds ik hier ben, bij mijn vader de koning, heb ik over u horen spreken als over de grootste tovenaar van de wereld. Ik heb de Hangende Stenen gezien die u hebt opgetild en op hun plaats gezet, en ik heb gehoord hoe u Pendragons overwinningen hebt voorspeld en de ster naar Tintagel hebt gebracht, en de zoon van de koning hebt laten verdwijnen naar het eiland Hy-Brasil...'
'O, hebt u dat hier ook al gehoord?' Ik trachtte een lichtere toon te gebruiken. 'U kunt nu beter ophouden, Morgause, want u maakt mijn dienaar bang, en ik wil niet dat hij wegloopt. Ik kan hem te goed gebruiken.'
'Lach niet om me, heer. Ontkent u dat u de geheime kunsten meester bent?'
'Nee, dat ontken ik niet. Maar ik zou u de dingen die u weten wilt, niet kunnen leren. Bepaalde soorten magie kunt u van iedere ingewijde leren, maar het is niet aan mij de gave door te geven die mij werd geschonken. Ik zou u die nog niet kunnen leren, zelfs als u oud genoeg was om het te begrijpen.'
'Ik zou haar nu al begrijpen. Ik beschik al over magie — magie zoals jonge meisjes die kunnen leren, meer niet. Ik wil u volgen en van u leren. Heer Merlijn, leer mij hoe ik een kracht kan vinden als die van u.'
'Ik zei u toch al dat dit onmogelijk is? U zult me op mijn woord moeten geloven. U bent te jong. Het spijt me, kind. Ik geloof dat u voor een gave als de mijne altijd te jong zult blijven. Ik betwijfel of er ook maar één vrouw zou kunnen gaan waar ik ga en kunnen zien wat ik zie. Het is geen gemakkelijke kunst. De god die ik dien, is een harde meester.'
'Welke god? Ik ken alleen maar mensen.'
'Leer dan van mensen. Wat ik aan macht bezit, kan ik u niet leren. Ik zei u al dat het geen geschenk is dat ik voor het weggeven heb.'
Ze keek me niet begrijpend aan. Ze was te jong om het te begrijpen. Het licht van de kachel speelde over het mooie haar, het hoge, schrandere voorhoofd, de volle borsten, de kleine, kinderlijke handen. Ik herinnerde me dat Uther haar aan Lot had aangeboden en dat deze haar had geweigerd, omdat hij de voorkeur gaf aan de jongere halfzuster. Ik vroeg me af of Morgause dat wist en had medelijden met haar om wat er van haar moest worden.
'Dat is waar, Morgause,' zei ik vriendelijk. 'Hij leent zijn macht alleen uit voor eigen doeleinden. Zijn die bereikt, wie weet wat er dan verder gebeurt? Als hij u hebben wil, zal hij u nemen, maar loop niet in de vlammen, mijn kind. Stel u tevreden met het soort magie dat jonge meisjes kunnen gebruiken.'
Ze begon te antwoorden, maar we werden onderbroken. Stilicho was bezig geweest met iets in een kom boven de brander te verhitten en deed ongetwijfeld zo zijn best om te horen wat er gezegd werd, dat hij de kom scheef hield en iets van het vocht in de vlammen morste. Er klonk een gesis en geknetter, en een wolk van kruidig riekende damp golfde tussen mij en het meisje op en verborg haar. Haar handen zag ik nog door de wolk heen, die stille handen, die zich nu snel bewogen om de scherpe rook voor haar ogen vandaan te waaieren. Mijn ogen traanden. Het beeld van de kamer vervaagde flikkerend. De pijn in mijn hoofd verblindde me. De beweging van die kleine, blanke handen door de damp tekende symbolen als gold het een betovering. De vleermuizen vlogen me voorbij in een wolk. Ergens dicht bij me trilden de snaren van mijn harp in een zachte klacht. De kamer rondom me kromp ineen, bevroor tot een bol van kristal, een tombe...
'Het spijt me, meester. Meester, bent u ziek? Meester!'
Ik dwong me wakker te worden en kon alles weer onderscheiden. De damp was ijler geworden, trok in flarden weg door het raam. De meisjeshanden waren weer stil, gevouwen als eerst. Ze had haar haren naar achteren gegooid en keek me nieuwsgierig aan. Stilicho had de kom van de brander genomen en staarde over de rand naar mij, bezorgd en beangst.
'Meester, het is een brouwsel dat u zelf ook maakt. U zei dat er geen kwaad in school...'
'O nee, helemaal niet. Maar kijk een volgende keer beter uit.' Ik keek naar het meisje. 'Neem me niet kwalijk. Heb ik u laten schrikken? Het is niets, een soort hoofdpijn. Die overvalt me soms ineens, maar is gauw weer over. Nu moet ik gaan. Einde deze week vertrek ik uit Londen. Als u voor die tijd mijn hulp nog nodig mocht hebben, laat me dan roepen, en ik zal met plezier komen.' Ik glimlachte en streelde haar haar. 'Nee, kijk niet zo bedrukt, kind. Het is een zware gave, en niets voor jonge meisjes.'
Ze maakte weer een buiging voor me toen ik ging. Opnieuw was het kleine, mooie gezichtje achter de sluier van haar haren verscholen.