4 Wichelroedeloper legt kabels in Utrecht
Vlak voor en na de Tweede Wereldoorlog werd er een felle discussie gevoerd over het al dan niet bestaan van aardstralen, en over de zogenaamde aardstralenkastjes, die de schadelijke invloed van deze straling zouden tegengaan. Tot aan het eind van de jaren vijftig geloofde men nog in aardstralen, en dat deze met behulp van de wichelroede konden worden opgespoord. Op de Leidseweg en de Croeselaan te Utrecht zou zelfs een wichelroedeloper geholpen hebben met het leggen van de kabels.
Utrecht, van een van onze verslaggevers – Het gebeurde een dezer dagen in Utrecht op het voorplein van de Velkazerne aan de Leidseweg, waar men thans bezig is de straat te verbreden door achteruitzetting van het grote hek voor het kazernegebouw. Monteurs van de ptt zijn bezig met hun kabels, die verlegd moeten worden; monteurs van de puem zijn ook ter plaatse, maar moeten even wachten, omdat men nu eenmaal niet twee kabels tegelijk kan leggen. Verderop zoeken werklieden, bezig met hun bestrating, een loden buis, welke ongeveer een meter diep in de grond ligt, die ‘ergens’ vandaan komt, en ‘ergens’ naartoe gaat.
Er wordt even beraadslaagd: waar kan men de buis het beste opgraven? Dan drentelt een beambte van de puem naderbij en vraagt langs zijn neus weg: ‘Zal ik jullie misschien even helpen?’ En reeds voegt hij de daad bij het woord, haalt uit zijn jaszak een omgebogen stuk ijzerdraad, dat een wichelroede blijkt te zijn, en loopt op het voorterrein op en neer. Even blijft hij staan, loopt nog eens terug, en dan adviseert hij: ‘Begin hier maar te graven, dan kunnen jullie de buis er zo uittrekken.’
Ongelovige gezichten rondom, maar de opzichter denkt: baat het niet, het schaadt ook niet, en laat de spade op
deze plaats in de grond steken. Wat niemand verwacht had, blijkt werkelijkheid te worden. Men stuit op de loden buis en slaagt erin deze uit de grond te trekken. Nu is de nieuwsgierigheid gewekt en wil men er meer van weten. De hoofdopzichter van de fortificatiën wordt er bijgehaald, die nauwkeurig op de hoogte is met wat zich op het kazerneterrein aan buizen en geleidingen in de grond bevindt, en nu mag onze man tonen, dat het zo-even geen kwestie van geluk was, maar dat hij een volleerd wichelroedeloper is.
Het gehele gezelschap drentelt achter hem aan, wanneer hij nu, de wichelroede in handen, het kazerneterrein gaat onderzoeken, nauwlettend gecontroleerd door de hoofdopzichter, die hem natuurlijk op de kleinste fout kan betrappen. Maar zie: alles klopt tot in de finesses: een gasbuis van zoveel duim, een waterleidingbuis van drie centimeter, een drieduims gasleiding, een riool van zoveel doorsnee… Het wordt allemaal vlot opgesomd, met de maten en de ligging erbij, en het klopt als de bekende bus. De hele troep, die nog geen vijf minuten geleden stond te lachen en grapjes te maken, is op slag overtuigd, want hoe kan deze puem -beambte weten, wat er onder de kazerne in de grond ligt?
Men is tevreden, maar niet voldaan, men wenst nog meer bewijzen. En daar zorgen de monteurs van de ptt voor, die inmiddels met hun werk gereed zijn gekomen en die nu op de hoogte worden gebracht van het geval.
‘Welnu,’ zegt hun opzichter, ‘er ligt in de Croeselaan een kabel, waar we dagenlang naar gezocht hebben, en die nu eindelijk terecht is. Laat hem die kabel maar eens opzoeken.’
De zaak is beklonken, het gezelschap begeeft zich naar de Croeselaan en langs de muur die het kazerneterrein afbakent, begint de wichelroedeloper zijn werk. Weer geeft hij de bekende opsomming: gasbuizen, riolering, waterleiding; de telefoonkabel is echter niet te vinden. Maar hij geeft het niet op, wandelt rustig de stoep af, gaat de middenweg op en daar, in het midden van de rijweg, geeft de wichelroede een uitslag: de telefoonkabel is gevonden!
De mensen van de ptt staan paf. Want inderdaad, waar zij dagenlang naar gespeurd hadden en ten slotte met het bekende luisterapparaat, heeft de wichelroedeloper binnen enkele minuten gevonden. Terwijl hij toch niet kon weten dat vroeger de Croeselaan aanmerkelijk smaller is geweest, zodat de gezochte kabel toen in de berm van de weg heeft gelegen, later in de grond is blijven zitten, en zodoende na de verbreding in het hart van de rijweg is gekomen.
Er wordt voor het hek van de kazerne nog een beetje nagepraat over de zaak en ook de wachtmeesters van de veldartillerie mengen zich in het debat. Het interesseert hen natuurlijk in hoge mate dat de wichelroedeloper zich ook beweegt op het terrein der diergeneeskunde. Want hij vertelt dat hij meermalen op het land de boeren geholpen heeft, wanneer die klachten hadden over koeien, die in de zomer best meekwamen, terwijl ze in de winter, als ze op stal stonden, achteruit sukkelden.
Wanneer nu onze puem-beambte voor zijn werk op het platteland vertoefde dan werd zo voor de aardigheid de wichelroede wel eens tevoorschijn gehaald, teneinde de richting van de aardstralen ten opzichte van een willekeurig gekozen boerderij na te gaan. Ontdekte hij dan een kruispunt van aardstralen in de bijbehorende stal, dan werd zo langs de neus weg bij de boer geïnformeerd: ‘Zeg baas, tob je wel eens met een van je koeien?’
Luidde het antwoord bevestigend, dan was de volgende vraag: ‘Zal ik je dat beest eens aanwijzen?’
Het is te begrijpen dat de boer daar vreemd van opkeek en meestal geringschattend vroeg: ‘Heb jij nou ook al verstand van vee?’
Maar even later stond hij raar te kijken, wanneer de monteur regelrecht naar de plaats van de koe liep, en zei: ‘Deze is het.’
Immers, het staan op een plaats, waar de aardstralen elkaar kruisen, is voor mens en dier buitengewoon schadelijk; er gaat van deze bestraling een levenwerende werking uit.
‘Nou, dat is toevallig,’ zegt daarop een van de wachtmeesters, ‘mijn paard is de laatste tijd niet in orde; hij blijft achter bij de anderen en in de stal wil hij steeds de andere kant uit. Kunt u mij de plek aanwijzen, waar mijn paard staat?’
Dat is de vuurproef, maar de puem-man is voor geen kleintje vervaard en neemt de opdracht aan. Langs de rand van het kazerneterrein staan vier stallen. In één van deze vier moet het paard zich bevinden. Bij de eerste stal geeft de wichelroede eenmaal een uitslag, hetgeen dus de aanwezigheid van één aardstraal verraadt. Bij de tweede en derde stal gaat het net zo. Tot dusver heeft het onderzoek dus niets opgeleverd. De spanning stijgt. En zie, bij de laatste stal krijgt men twee uitslagen, twee aardstralen dus, wier richting wordt vastgesteld door nogmaals langs de stal te wandelen, maar nu een paar meter verder ervan verwijderd. Het kruispunt van beide aardstralen wordt opgezocht; het blijkt inderdaad in de stal te liggen, en dan zegt de wichelroedeloper tot de wachtmeester: ‘Hier staat je paard.’ Dient nog gezegd te worden, dat ook ditmaal de man het aan het rechte eind had? Het verblufte publiek keek de wachtmeester vo1 spanning aan en deze kon niet anders dan toestemmen, dat op die plaats zijn paard altijd in de stal stond. En hij vertelde er nog bij dat het dier zulk een tegenzin tegen die plaats had, dat hij steeds maar opdrong naar zijn buurman, hoewel deze absoluut niet van hem gediend was en soms flink van zich afbeet. Liever dan in de kruising van aardstralen te staan, liet het ros van de wachtmeester zich bijten en slaan.
Aan de discussie over aardstralen kwam grotendeels een eind, toen in 1954 een rapport werd gepubliceerd waarin geconcludeerd werd dat de wichelroede geen deugdelijk meetinstrument was, en dat het bestaan van aardstralen in geen enkel geval is aangetoond.
Mysterie blijft, hoe de puem -beambte destijds zijn wonderbaarlijke vaardigheden aan zo’n grote groep sceptici kon tonen…