24 De wijding van het kerkhof van Eiteren
Even ten westen van IJsselstein lag in de middeleeuwen aan het riviertje de IJssel het gehucht Eiteren. Daar werd een Madonna met het kind Jezus vereerd, een beeldje, dat ter plaatse in een boomgaard door een slootgraver was gevonden. Tegenwoordig bevindt zich het beeldje, dat uit de twaalfde eeuw stamt en uit hout is gesneden, in de Nieuwe Sint-Nicolaaskerk te IJsselstein, op de plaats waar ooit de klokken werden geluid voor de aap Kees (zie: ‘Dood van een aap te IJsselstein’).
Eiteren, vóór 1285, d oor Willem Hoffman – De bisschop van Utrecht, dezelfde die de kleine Madonna met het kind Jezus in de verering van de gelovigen had aanbevolen, had nadrukkelijk beloofd dat hij kapel en hof, waar het beeldje vereerd werd, met eigen hand zou wijden. Maar omdat hij al oud was en het reizen hem moeilijk viel, verschoof hij telkens de dag. Nu gebeurde het dat de bisschop een dringende uitnodiging van de graaf van Holland ontving tot een samenkomst op het slot van der Goude, waaraan hij zich moeilijk kon onttrekken. Na lang aarzelen besloot de bisschop te gaan en op een stralende zomerdag scheepte hij zich te Utrecht in, uitgeleide gedaan door de kanunniken van Oud-Munster.
Het schip met de lustig zwierende bisschoppelijke banier in de top van de mast voer de IJssel af, voorbij IJsselstein en Eiteren. Omstreeks het middaguur kwam het langs het Eiterse kerkhof, waarvan de kapel reeds van ver tussen het hout zichtbaar was geweest. Met moeite stond de oude bisschop uit de vierkante, brede zetel op, die op het voordek onder het kleurige zonnezeil was geplaatst. Met de hand steun zoekend op de schouder van de jongste priester die naast hem stond, zei hij, naar de oever wijzend: ‘O, Eiterse kerkhof, o, Eiterse kerkhof, ik zal u wijden, óf bij mijn leven óf bij mijn dood.’
Bij zijn leven wijdde de bisschop kapel en kerkhof niet, want enkele dagen later reeds stierf hij op reis. Het was een droeve thuisvaart, toen het bisschoppelijk schip de IJssel weer opvoer met de lijkbaar op het voordek, op de plaats waar de zetel van de oude man had gestaan. Met een lichte, westelijke wind in de zeilen gleed de boot in het midden van de rivier voort. Het zachte geplas van de riemen die
de roeiers met langzame, regelmatige slag uitsloegen, begeleidde de vaart. Waar de dode voer werden de klokken geluid en stroomden de gelovigen naar de IJsseldijken. En zij vormden een processie die met het schip
meeging, telkens tot aan de grens van het kerspel toe. Toen nu het schip bij het Eiterse kerkhof kwam, gebeurde het
dat het vaartuig plotseling niet verder voer, ofschoon de wind niet was gaan liggen en ook de roeiers de riemen niet verlaten hadden. Het was of de hand van een reus het
schip onder water aan de kiel vasthield. Hoe ook de roeiers hun krachten inspanden, de boot wilde niet van zijn plaats. Vanaf de oevers zagen de gelovigen het onbegrijpelijke voorval. Zij braken het miserere af, dat zij hadden gezongen en keken allen verbaasd naar het schip.
‘Is de IJssel zo ondiep geworden?’ hakkelde een oud mannetje ongelovig.
‘Laat je niet uitlachen, de rivier is op die plaats meer dan twaalf voet diep!’ luidde het antwoord van een varensgezel.
Zo stond men nog te kijken, toen plotseling een kind riep: ‘Maar kijk toch eens, het kerkhof ligt in een witte damp!’
En ja, hoewel het middag was en een felle zon scheen, lag over het Eiterse kerkhof een damp gespreid, een dicht waas als uit een wierookvat, dat kapel en hof aan het oog onttrok. De mensen keken sprakeloos naar het kerkhof. Ook de opvarenden keken gespannen toe; de roeiers hadden de riemen uit de hand gelegd. Waarom zouden zij ook nog roeien? Het schip had zich de laatste ogenblikken geen el meer voortbewogen en nu was daar ook nog die vreemde damp.
Toen herinnerde zich de jonge priester, op wiens schouder de bisschop met de hand had gesteund, diens woorden en met luide stem riep hij het volk toe wat de bisschop had beloofd. Daarop knielden allen neer, want zij begrepen dat thans de bisschop zijn belofte, het Eiterse kerkhof te wijden, na zijn dood vervulde.
Niet lang daarna verdween de nevel weer en kapel en hof vertoonden zich voor aller ogen. En tegelijkertijd kwam het schip vlot en voer naar IJsselstein.