18 Kabouters in Nunspeet

D e verteller van het volgende verhaal, Mellie Uyldert (1908) was in de jaren zestig en zeventig hét gezicht van occult Nederland. Ze schreef boeken over astrologie en was medewerkster van het tijdschrift Onkruid . Aan deze samenwerking kwam een abrupt einde toen Uylderts extreem rechtse sympathieën aan het licht kwamen. De fascinatie van de nazi’s voor occultisme is welbekend. Ook kabouters passen in hun geliefde Germaanse folklore...

Nunspeet, verteld in 1997, door Mellie Uyldert – Er was eens een echtpaar met een huis in Nunspeet, aan de bosrand. Op een keer waren ze daar aan het wandelen en hun poezen liepen met hen mee.

‘Kijk!’ zei de vrouw. En ze wees naar de poezen. De dieren deden vreemd. Het was steeds of die ergens naar keken. En toen ze zich er goed op instelde zag de vrouw het ook: daar liep een groepje kabouters. Ze hadden kleine rugzakjes en allerlei bagage bij zich. Haar man zag niets, maar geloofde zijn vrouw.

Later kwam de vrouw in een dorpswinkeltje en daar ontmoette ze een buurvrouw. Die keek haar aan en zei: ‘U ziet ze ook, hè?’

‘Ja,’ zei ze, en toen konden ze praten. De buurvrouw wist te vermelden dat ze elk jaar naar het noorden trokken, op doortocht naar Scandinavië. ‘Dan gaan ze ergens over het water...’

Het echtpaar had ook een houtschuur in de bosrand. Het was eens ’s nachts verschrikkelijk aan het stormen. In bed konden de man en de vrouw niet slapen – niet alleen door het onweer, maar ook omdat de vrouw de voorgaande dag weer een kaboutervrouwtje had gezien. Ze had geprobeerd haar aandacht te trekken en blijkbaar had ze iets te zeggen, maar de vrouw had het niet goed begrepen. Ze bleef maar peinzen wat het vrouwtje bedoeld kon hebben.

18 kabouters in Nunspeet.TIF

En de volgende ochtend zeiden ze: ‘Laten we eens even gaan kijken wat de storm gedaan heeft in het bos.’ En toen kwamen ze bij die houtschuur en die was helemaal door de stormwind ingestort. En toen dacht ze: Ah, daar heeft dat vrouwtje me voor willen waarschuwen. Toen wist ze het.

Ze zag ook een mannetje, dat ze ‘het groene mannetje’ noemde. Die kwam ze af en toe tegen op de hei. Op een keer zocht ze naar vleesetende plantjes. En ze kon ze maar niet vinden en die gedachte ‘zond ze uit’. Toen sprong dat groene mannetje daar voor haar, en zei telepathisch tegen haar: ‘Je staat erop!’ En toen keek ze: ja, warempel... nou, hij was dan ook dichterbij. Zo had ze allerlei avonturen. Maar vooral met de kabouters en met het groene mannetje.

Als je de grote weg neemt naar het noorden en je komt langs al die heuveltjes met die dennen erop, waarschijnlijk grafheuvels, dan herleeft bij menigeen het gevoel dat daar nog iets hangt van vroeger. Het is daar nog een beetje ‘oer’. Dat zijn volgens deze bron dus de kabouters.