5 Kunstroof bij Kröller-Müller in Otterlo
A an de beveiliging en bewaking gaat in Otterlo een enorme smak geld op: veertig procent van de totale begroting van Rijksmuseum Kröller-Müller. Blijkbaar niet voor niets. In 1988 vond in dit Veluwse museum de grootste Nederlandse kunstroof ooit plaats. Rovers op de Veluwe zijn blijkbaar van alle tijden... Hoewel de schade in de miljoenen liep, hing – en hangt – er nog altijd een zweem van romantiek en mysterie rond het fenomeen kunstroof…
Otterlo 1988, door een van onze correspondenten – Het was een koude dinsdag, 13 december. Er was ’s ochtends grote paniek bij Kröller-Müller. Een gebied rond museum Kröller-Müller was afgezet en er liep politie af en aan. Journalisten moesten op afstand gehouden worden. Kunstdieven hadden de voorgaande avond met veel geweld de pui vernield, waren het gebouw binnengedrongen en hadden drie Van Goghs gestolen: een voorstudie van De aardappeleters , Uitgebloeide zonnebloemen en Weefgetouw met wever . De wereldberoemde schilderijen hadden een gezamenlijke waarde van 90 miljoen dollar.
De inbraak mag dan allesbehalve geruisloos verlopen zijn, toch was er geen spoor van de rovers. De aanwezige bewakers hadden de dieven tijdens de roof ook niet gezien. Het was allemaal heel professioneel gedaan.
Het museum was die dag dicht voor het onderzoek, maar ging de dag erna gewoon weer open. Honderden bezoekers kwamen naar de lege plekken op de muren kijken. Tot hun teleurstelling hingen er weer nieuwe schilderijen. Maar de diefstal van de meesterwerken werd niet vergeten. Er kwam veel aandacht voor in de media, ook internationaal. In de kunstwereld nemen Nederlandse kunstschilders een voorname rol in. Met name Vincent van Gogh trekt duizenden buitenlandse bezoekers.
Het was ook een schok voor de internationale museumwereld. Dit bewees dat misdadigers steeds grootschaliger en geslepener te werk gingen, en dat musea zich er voortaan tegen moesten wapenen.
M. Vonhof, destijds hoofd bedrijfsvoering bij Kröller-Müller, vertelde laatst aan dagblad Trouw dat de schrik er in die gekke tijd ook bij het eigen personeel goed in zat: ‘Er moest flink veel peptalk aan te pas komen om de moed erin te houden. Vooral de bewakers die op het moment van de diefstal werkten, waren er slecht aan toe. Zij hadden de overvallers niet gezien en beseften dat ze daardoor aan een groot gevaar waren ontsnapt.’
De publiciteit die er voor de diefstal was, is uiteindelijk de redding geweest voor Kröller-Müller, trots van de Veluwe. De dieven beseften dat ze met al die aandacht de schilderijen nooit zouden kunnen verkopen, daarom vroegen ze 2,2 miljoen dollar losgeld. Maar voor het geld kon worden overgedragen werden ze door de politie gepakt. Op 13 juli 1989 werden de schilderijen weer gevonden. Toen werd ook duidelijk hoe de dieven te werk zijn gegaan. Ze waren vooraf vaak komen kijken. De suppoosten herkenden hen zelfs. (Erg knap, aangezien er 400.000 bezoekers per jaar kwamen.) De kunstrovers zijn inmiddels berecht en veroordeeld. De Van Goghs zijn weer gewoon te bewonderen in Kröller-Müller.
Na de schilderijenroof werd er haast gemaakt met de beveiliging van het museum. Als enige in Nederland heeft het Kröller-Müller nu een eigen museumpolitie. Via een portofoon staat deze dag en nacht in contact met het hoofdbureau in Ede. Zo is er ook een brandweerploeg in huis. Volgens Vonhof zijn deze extra maatregelen nodig, omdat het museum nogal ver van de bewoonde wereld ligt.