|
|
Paaseiland en de archipel San Juan |
13 |
|
Aankomen op Paaseiland is een feestelijke gebeurtenis. Inwoners staan klaar om de gasten, die bij hen logies gereserveerd hebben, een bloemenkrans om te hangen. Een groepje inheems ogende jongens met lange donkere haren en exotische uitdossingen onthaalt de nieuwkomers op een swingend en ritmisch muziekje. Als de zon dan ook nog doorkomt, en meestal is dat het geval, dan waant de net aangekomen reiziger zich al gauw op een Polynesisch eiland, wat Paaseiland ook min of meer is.
Dat de hele meute toegestroomde eilandbewoners bij elk vliegtuig dat landt het ritueel op exact dezelfde wijze herhaalt, daar kom je pas bij het weggaan achter. Maar het welkomstritueel oogt in elk geval hartverwarmend.
Een vulkanisch eiland
Paaseiland, ofwel Rapa Nui in de eigen taal, dat op een afstand van 3700 km ten westen van Chili in de Stille Oceaan ligt, heeft een oppervlakte van 166 vierkante km (maximale lengte 24 km, maximale breedte 12). De oorsprong van het eiland dateert van drieënhalf miljoen jaar geleden en is gebaseerd op de uitbarsting van een vulkaan, die later Poike zou heten, aan de oostkant van het eiland. Later volgden uitbarstingen van de vulkanen Rano Kau (in het zuidwesten) en Rano Aroi (in het huidige noordelijke district Tereveka). Tezamen zorgden zij voor de vorming van het driehoekige eiland. In de loop der tijd zorgden zeker zeventig kraters in het binnenland voor een verdere aanvoer van magma en bepaalden daarmee het huidige landschap van het eiland. Paaseiland rust duizenden meters onder het zeeoppervlak op een basis die vijftig keer zo groot is als het bovenoppervlak. Het geldt als het stukje bewoonde wereld dat het verst verwijderd is van andere bevolkte gebieden.
Het landschap op het eiland is vanwege de vele inmiddels uitgedoofde kraters heuvelachtig met glooiende velden. In het midden van het eiland zijn bossen aangeplant en aan het einde van de zomer (in maart) komen op veel plaatsen groene gewassen boven de grond. Strand is er weinig; het grootste deel van de kust bestaat uit zwarte rotsen, slechts op twee plaatsen onderbroken door een stuk zand dat als strand aangemerkt kan worden.
Het klimaat op het eiland wordt zwaar beïnvloed door de oceaan, maar vertoont met zijn gematigde hitte ook subtropische kenmerken. In juli en augustus liggen de temperaturen het laagst met een gemiddelde van 15,5 graden. In februari, de warmste maand, stijgt het gemiddelde tot 27,3 graden. Gedurende het hele jaar valt er regen, waarbij aangetekend kan worden dat mei de natste en september de droogste maand is. Ondanks de vele regenbuien kan de zon er fel schijnen, tussen de regenbuien door splijt de hemel snel open.
Momenteel leven er ongeveer 3500 inwoners op het eiland, waarvan ongeveer 70 procent nog op enigerlei wijze afstamt van de oorspronkelijke bevolking. Steeds groter is echter de vermenging met niet-eilanders, met name met Chilenen van het continent. Het overgrote deel van de bevolking woont in Hanga Roa, het enige stadje op het eiland, en bijna iedereen leeft van het toerisme. Niet vreemd wanneer je bedenkt dat het eiland momenteel bezocht wordt door ongeveer 40.000 toeristen per jaar vanuit de hele wereld.
Het vliegverkeer op Paaseiland is heel beperkt. Het monopolie daarop berust bij de vliegmaatschappij LanChile, en dat houdt in dat er wekelijks slechts drie vliegtuigen landen vanaf Chili, en nog twee die uit Tahiti komen. De vlucht vanuit Santiago duurt ongeveer vijf uur, waarbij moet worden opgemerkt dat het op Paaseiland twee uur vroeger is dan in de rest van Chili. Het vliegveld werd overigens in 1968 aangelegd met geld van de NASA, die deze plek aanwees als noodlandingsplaats voor spaceshuttles. Om die reden wordt het vliegveld gekenmerkt door een extra lange landingsbaan.
Paaseiland
Klik op een van de volgende deelkaarten voor een vergroting:
linksboven,
rechtsboven,
linksonder en
rechtsonder.
Een geschiedenis vol legenden en mysteries
Over het algemeen veronderstellen onderzoekers dat de eerste kolonisten het eiland bereikten rond het jaar 400. Dat zouden er enkele tientallen geweest zijn, afkomstig uit het Polynesische gebied, die waren overgestoken met dubbele kano’s. Over de periode tussen 400 en 1200 is weinig bekend. Wel zou volgens mondelinge overlevering rond het jaar 1000 Hotu Matu’a, later koning van het eiland, met twee schepen en drie- tot vierhonderd personen zijn geland. Hij zou varkens hebben meegenomen, kippen en allerlei planten en gewassen, waaronder taro, zoete aardappelen, bananen en suikerriet.
Pas na 1200 begon de aanwezigheid van mensen er zijn sporen achter te laten. Toen begon namelijk de vervaardiging van de grote standbeelden, de ‘moai’ en de daaruit voortvloeiende ontbossing van het eiland, aangezien boomstammen een belangrijk hulpmiddel vormden bij het verplaatsen van de gigantische stukken steen. Bomen waren ook nodig om kano’s te bouwen en als brandhout.
De ontbossing voltrok zich in een snel tempo tussen 1200 en 1600, ook omdat de bevolking explosief toenam tot ergens tussen de 7000 en 9000 personen. Inheemse vogels stierven uit, de verspreiding van plantenzaden stokte, en een ecologische ramp was het gevolg.
Toen de Nederlander Jacob Roggeveen op paaszondag in 1722 als eerste westerling met zijn scheepsbemanning voet aan wal zette op Paaseiland (vandaar de naam), stond er nergens een boom meer overeind en leed de bevolking ernstige honger.
In de jaren daarna brak vermoedelijk een strijd uit tussen verschillende stammen op het eiland, bekend geworden als de strijd tussen de Lang-Oren en de Kort-Oren. Lang-Oren slaat op de traditionele Paaseilanders, die oordeformatie toepasten door de oorlellen steeds verder uit te rekken. Misschien waren de Kort-Oren een andere bevolkingsgroep die pas later op het eiland was gekomen. Mogelijk waren dit Maori’s uit Nieuw-Zeeland, die niet bekend waren met het uitrekken van oorlellen.
In elk geval zouden de Lang-Oren eeuwenlang geheerst hebben. Dat is terug te zien in de moai, uitgehakte afbeeldingen van menselijke koppen met lange oren. Wellicht onder extra druk van de snel verslechterende ecologische omstandigheden, of misschien doordat het hier een invasie van een nieuwe bevolkingsgroep betrof, kwamen de Kort-Oren tegen de Lang-Oren in opstand en brak er een beeldenstorm uit, waarbij alle beelden omver werden getrokken en soms zwaar beschadigd. De precieze toedracht van de conflicten is nooit bekend geworden, aangezien de Paaseilanders niet over een geschreven overlevering van de geschiedenis beschikken. In 1770 namen de Spanjaarden het eiland officieel in bezit.
Een verwoest eiland
In 1774 bereikte de Britse ontdekkingsreiziger James Cook het eiland en zag hij al niets anders meer dan omgevallen en kapotte beelden, gesneuveld in de stammenstrijd. Ook de periode daarna behoorde tot de duisterste van het eiland. Het contact met andere culturen leidde namelijk ook tot de komst van slavenhandelaren in 1862, die een groot aantal bewoners achtereenvolgens meevoerden naar de Juan Fernández Archipel en naar Peru om daar dwangarbeid te verrichten. Slechts weinigen daarvan kwamen jaren later ziek en verzwakt terug op het eiland.
De situatie had zich enigszins hersteld toen de eerste missionaris, de Fransman Eugène Eyraud, in 1864 op het eiland aankwam om er het christendom te onderwijzen. Binnen een paar jaar slaagde hij er in de totale bevolking van het eiland tot christen te bekeren. Echter, de komst van Franse plantage-eigenaren bracht nieuwe onrust teweeg. Missies die protesteerden tegen hun ronselpraktijken werden door hen aangevallen. Het grootste deel van de inwoners werd meegevoerd naar Tahiti om daar op plantages te werken. Anderen stierven doordat de indringers ziekten met zich meebrachten waar de eilandbewoners geen weerstand tegen hadden. Slechts weinigen bleven in leven op het eiland.
In 1888 werd het eiland officieel geannexeerd door Chili en vestigde zich een groot aantal Chilenen van het vasteland op Paaseiland. Pas in 1964 kregen de eilanders een duidelijk burgerschap met daaraan verbonden stemrecht. Sinds de laatste jaren beginnen de Paaseilanders de lokale bedrijven meer in eigen handen te nemen en worden er pogingen gedaan een aantal oude tradities weer in ere te herstellen.
Paaseiland heeft in de loop der eeuwen verschillende namen gehad. De huidige naam heeft het te danken aan het feit dat Jacob Roggeveen er in 1722 op paaszondag aankwam. Maar de Spanjaarden hebben het eiland, nadat ze het in 1770 voor de Spaanse koning in bezit hadden genomen, een tijdlang San Carlos genoemd. Verschillende ontdekkingsreizigers zoals Cook en La Pérouse noemden het Waihoe, hoewel dat eigenlijk alleen een deel van de zuidkust omvat. De bevolking van Paaseiland zelf heeft het verschillende namen gegeven: Tepito-te-henua (de navel der aarde), Mata-kiterage (ogen die ten hemel zien) en ten slotte Rapa Nui (het grote Rapa).
Flora en fauna, vooral import
Het is een wonderlijke gedachte dat praktisch alle huidige vegetatie en dieren op Paaseiland daarheen gebracht zijn. Toen de eerste bewoners op het eiland arriveerden, was er al wel een gevarieerde vegetatie van bomen, struiken en lage gewassen, maar veel daarvan is door ecologische rampen zoals overbevolking in de loop der eeuwen verdwenen. Ook van de gewassen, die destijds door de eerste immigranten werden meegebracht naar het eiland, is weinig meer over. Daaronder was bijvoorbeeld de toromiro, een boom met heel hard hout en daardoor erg populair voor toepassing bij het inheemse ambachtswerk. Ook het koraal voor de kust is in de loop der tijd veel minder geworden. Delen daarvan werden gebruikt voor de ogen van de moai. Nog steeds worden stukken koraal gebruikt om er toeristische souvenirs van te maken.
Inmiddels zijn er in het midden van het eiland weer bossen aangeplant, vooral snelgroeiende eucalyptusbomen, hoewel deze ecologisch niet erg verantwoord zijn, omdat ze de grond snel uitputten. Aan het strand van Anakena zijn kokospalmen geplant.
Vanuit de zee rondom Paaseiland komen sporadisch wel eens schildpadden en zeezoogdieren (zeehonden, zeeleeuwen) het land op, maar andere landdieren en vogels zijn eigenlijk allemaal geïmporteerd of onbedoeld met schepen meegekomen. De eerste bewoners van het eiland brachten waarschijnlijk alleen kippen mee, koning Hotu Matu’a mogelijk varkens, maar ook ratten en hagedissen wisten via de schepen het eiland te bereiken. Pas later werden honden, paarden, geiten en andere dieren naar het eiland gebracht.
Tot de weinige vogels die het eiland jaarlijks op eigen kracht vanaf het continent konden en kunnen bereiken behoren de fregatvogels. Deze volgen scholen geelvintonijn, wat de eilanders dus meteen op het spoor van deze vissen kan zetten. De fregatvogel heeft een mythische betekenis gekregen en speelt een hoofdrol in het vroegere ritueel van de vogelman.
In de periode dat het eiland zwaar was getroffen door ontbossing (in de loop van de 17de eeuw was de ontbossing compleet), verdwenen de laatste inheemse vogels.
Ook zijn er vogels, afkomstig van het vasteland, op het eiland geïmporteerd. Zo leven er nu veel roofvogels, vooral haviken, op het eiland, die daar ook onbekommerd kunnen leven, aangezien er geen jacht op ze gemaakt wordt.
De moai, de grootste attractie van het eiland
De enorme stenen gevaarten, variërend in lengte van enkele meters tot wel 9,5 meter, sieren met name de zuid- en oostkant van het eiland. Ze werden gemaakt van steensoorten die op het eiland voorkwamen, vooral van tufsteen, relatief zacht vulkanisch gesteente. De plaats waar ze uitgehakt werden is bekend: tegen de flanken van de vulkaan Rano Raraku bevinden zich in verschillende steengroeven half uitgehakte beelden. En halverwege de hellingen liggen of staan hele of gedeeltelijke beelden, kennelijk tijdens transport naar de kust achtergelaten. Sommige beelden lijken alleen uit een hals en een kop te bestaan, maar in feite is hun tors op de berg in de bodem gezakt.
In een van de steengroeven ligt een gedeeltelijk uitgehakt beeld van 22 m lang, het grootste beeld van allemaal. Aan de zijkant van de berg bevindt zich een van de weinige beelden met billen en benen, de moai Tuku Turi of Tuturi, rustend op zijn knieën. Andere beelden houden onder aan de rug op.
Waarom deze beelden gemaakt werden is niet met zekerheid bekend. Aangenomen wordt, dat de beelden de voorouders of goden symboliseerden, en dat dat ook de reden is dat ze bijna allemaal met het gezicht landinwaarts neergezet werden: om de bevolking in de gaten te houden, om over de eilanders te waken en ze te beschermen. Ten tijde van de vervaardiging van deze beelden dreigde er blijkbaar geen gevaar van de kant van de zee.
De beelden lijken onderling erg op elkaar en zijn duidelijk geen afbeeldingen van individuele personen. Ze worden over het algemeen als mannelijk beschouwd, hoewel sommige beelden met erg geprononceerde tepels soms als vrouwelijk worden gekenschetst.
Wonderbaarlijk transport
Hoe de beelden vervoerd werden over het eiland is een ander mysterie. De beelden zijn zo enorm zwaar, dat het veel mankracht en manuren gekost moet hebben om ze over een afstand van soms tientallen kilometers te verplaatsen. Een mogelijke transportmethode zou de zogenaamde ‘koelkastmethode’ zijn, waarbij het beeld iedere keer omgekanteld zou zijn, maar dat zou de beelden flink beschadigd hebben.
Bij een reconstructie van een dergelijk transport, die de burgemeester als uitdaging had laten uitvoeren, bleek het 18 mannen ongeveer een maand te kosten om een beeld over 25 km, dus van de ene kant van het eiland naar de andere kant, te vervoeren. De eenvoudigste transportwijze daarvoor bleek om de beelden op twee balken te leggen en deze dan over boomstammen te rollen. De mensen zelf getuigden destijds van de verplaatsing van de beelden door ‘mana’, een spirituele kracht die maakte dat de beelden zichzelf konden verplaatsen.
Het oprichten van de moai zou gebeurd zijn door steeds meer stenen tegen de voorkant van het beeld te plaatsen, waardoor het langzaam overeind kon komen.
De beelden werden opgericht op platforms, die ‘ahu’ worden genoemd. Bijna allemaal met het gezicht landinwaarts, op enkele na die naar de zee keken. Van ogen is overigens weinig teruggevonden. Slechts één gebroken exemplaar gaf de bevestiging dat in elk geval
enkele moai ogen gehad zouden hebben. Het witte deel van het oog was gemaakt van wit koraal, de iris bestond uit zwart vulkaansteen. Die ogen kregen ze pas wanneer de beelden waren opgericht op een ahu, tijdens het transport hadden ze daar nog geen oogholtes voor.
Van de in totaal 887 moai zijn er in de afgelopen decennia ruim 30 weer overeind gezet. De rest ligt naast de ahu’s, bevindt zich nog onafgewerkt in de steengroeven van Rano Raraku, of is ergens tijdens het transport tussen wieg en bestemming blijven steken.
De betekenis van de ahu’s
De ahu’s waren vroeger de plaatsen waar de doden heengebracht werden nadat ze in doeken en in vlechtwerk waren gewikkeld, samen met vishaken en andere voorwerpen van de dode.
Het lijk werd op staken naar een ahu gebracht en daar op een rechthoekig geraamte geplaatst met het gezicht naar zee. Daar bleef het een, twee of zelfs drie jaar achter, totdat het lichaam geheel verteerd was. Al die tijd mochten de levenden daar niet in de buurt komen. Uiteindelijk haalde men de overgebleven beenderen van de ahu weg en werden deze in de grafkelder van de familie geplaatst. Daarna werd er gefeest.
Naast de grote stenen moai zijn er ook houten beeldjes bewaard gebleven met soortgelijke structuren. Aangezien hout op Paaseiland van oudsher een zeldzame materie was, werden deze beeldjes als zeer kostbaar aangemerkt. Ze worden wel moai-miro genoemd (moai betekent ‘beeldje’ en miro betekent ‘hout’). Er zijn zowel mannelijke als vrouwelijke afbeeldingen.
Het Rongorongo-schrift
Het hiërogliefenschrift Rongorongo is uniek op de wereld. Het schrift is nooit ontraadseld, doordat er te weinig houten tabletten met tekens zijn overgebleven. Wel wonderlijk is dat de tekens zich in een horizontale lijn bevinden, maar dat de tekens op de volgende rij precies omgekeerd gerangschikt staan. Blijkbaar moet je het tablet elke keer omdraaien, wanneer je aan het eind van een regel bent.
Het schrift was waarschijnlijk alleen bekend aan een aantal speciale schriftgeleerden op het eiland, de zogenaamde Maori Rongo-Rongo. De inhoud zou betrekking hebben op liederen, tradities en stambomen. Er is kennelijk geen verband met de gesproken taal; de tekens vertegenwoordigen namen, personen en data.
In totaal zijn er 14 complete tabletten gevonden plus een aantal andere voorwerpen met hiërogliefen. Het zijn houten plankjes, waarin met stukjes obsidiaan of met haaientanden tekens zijn gegraveerd. Er zijn in totaal zo’n 28 voorwerpen. Helaas is de betekenis van het schrift verloren gegaan met de laatste Maori Rongo-Rongo die in slavernij stierven.
Het ritueel van de vogelman
Na de interne strijd op Paaseiland die een eind maakte aan de macht van de Ariki Mau, de toenmalige koning en spirituele leider van het hele eiland, werd het ritueel van de vogelman ingesteld, rond het jaar 1680. Dit was een jaarlijks terugkerend evenement dat uitmondde in de verkiezing van de leider van het eiland voor een heel jaar. De leiders van de verschillende stammen op het eiland wedijverden tegen elkaar om de macht, soms door middel van hun vertegenwoordigers. Winnaar werd degene die het eerste ei van de manutara, een bonte stern, te pakken kreeg. Daartoe verbleven de deelnemende jongemannen een tijdlang in speciaal gebouwde onderkomens in het ceremoniele dorp Orongo en observeerden van daaruit de manutara op zijn broedplek op het kleine eilandje Motu Nui. Zodra er een ei gelegd leek te zijn, zwommen de mannen (later maakten de mannen hiervoor gebruik van bedienden) naar dat eiland om dat ei te veroveren en zo de eer te behalen. Degene die gewonnen had of in wiens opdracht er was gehandeld, kreeg dan de naam van Tangata Manu, ‘vogelman’.
Wanneer de vogelman eenmaal benoemd was, moest een aantal rituelen vervuld worden. Zo werd eerst al zijn lichaamsbeharing afgeschoren, tot wimpers en wenkbrauwen toe, en werd zijn gezicht rood en zwart geschilderd. Nadat hij met zijn familieleden en bondgenoten een triomftocht over het eiland had gemaakt, mocht hij drie mensen laten offeren om zich van geluk te kunnen verzekeren. Daarna vestigde hij zich bij de vulkaan Rano Raraku of bij Anakena, in exclusief gezelschap van een priester. Niemand mocht hem daar benaderen, behalve de priester, en zelf mocht hij zich niet wassen of zijn haren of nagels knippen.
Soms kwam het voor dat een aantal familiegroepen weigerde om zich aan de nieuwe leider te onderwerpen en kwam het tot gewelddadigheden. In enkele gevallen zou zelfs uit wraakzucht kannibalisme zijn bedreven.
Tot rond 1880 heeft dit jaarlijkse ritueel plaatsgevonden. Bij het dorpje Orongo herinneren petrogliefen op de rotsen nog aan die gebeurtenis. De afbeeldingen betreffen zeedieren, maar ook ‘vogelmannen’, kruisingen tussen mens en fregatvogel.
De moderne tijd
Sinds de aanleg van het vliegveld is het aantal bezoekers op het eiland elk jaar substantieel toegenomen. Die bezoekers brachten denkbeelden en gewoonten mee, die de oorspronkelijke cultuur van Paaseiland zwaar beïnvloedden. Het Engels werd, naast het Spaans, als taal zo belangrijk dat er voor het Rapa Nui al steeds minder belangstelling kwam. Terwijl de inwoners voorheen leefden van visserij en landbouw, werd toerisme de belangrijkste bron van inkomsten, waardoor de eilanders gedwongen werden zich naar de wensen van de bezoekers te voegen.
Toch is langzaam het besef gegroeid, dat juist om de toeristen blijvend te kunnen behagen, de eigen cultuur van het eiland niet verloren moet gaan. Zo is het Rapa Nui als taal weer volop op school ingevoerd, leren de kinderen weer over de historie van het eiland, en gebruiken de eilanders hun eigen muziek, hun feesten, hun processies als attracties voor de toeristen.
De mannen tonen trots hun roots met hun lange zwarte haren en hun tatoeages; en bemerken dat ze hiermee indruk kunnen maken op de vrouwelijke toeristen. Zeker als ze te paard langsgalopperen of voorbijscheuren op snelle motorfietsen.
Toch verlaten veel jongeren vroeg of laat het eiland. In een aantal gevallen al voor de middelbare school, omdat er hier maar één van op het eiland voorhanden is en die heeft een niet al te goede naam. Velen gaan dus naar het continent om daar hun opleiding te kunnen voortzetten. Ook daarna zijn zij op het vasteland aangewezen voor verdere studie.
Steeds meer huwelijken worden gesloten met mensen van elders, hetzij van het vasteland van Chili, hetzij van een ander land. Zo wordt de samenleving van Paaseiland in feite steeds multicultureler en worden buitenlandse gebruiken ingevoerd die er voordien niet waren. Zelfs het paasritueel met eieren zoeken heeft er zijn entree gemaakt.
De ontdekking van het Rongorongo-schrift
De ontdekking van het Rongorongo-schrift kent een merkwaardige geschiedenis. De bevolking had aan een pater die naar Tahiti zou vertrekken, gevraagd om als eerbetoon aan de bisschop daar een streng van gevlochten haar aan te bieden. Voor het vervoer hadden de inwoners de streng om een schriftplankje gebonden. Aangezien de kennis van de tekens verloren was gegaan, hechtten de bewoners weinig waarde meer aan de plankjes. De bisschop zag echter direct dat hij hiermee iets heel speciaals in handen had. Hij liet onmiddellijk alle andere overgebleven plankjes op Paaseiland verzamelen, maar veel waren er niet meer over.
Volgens overlevering waren de plankjes vervaardigd in opdracht van koning Matu’a, omdat de papierrollen die hij bij aankomst op het eiland bij zich had, snel verteerden en daarmee de geschreven traditie van het volk dreigde te verdwijnen.
Hanga Roa
Hanga Roa is de enige woonkern op het eiland. Ongeveer 90 procent van de bevolking (iets meer dan 3000 mensen) woont hier. Het stadje bestaat uit een beperkt aantal straten, waarvan de Avenida Atamu Tekena misschien wel de belangrijkste vormt. In elk geval is dit een straat met meerdere restaurants, winkels, een overdekte markt, een aantal verhuurbedrijven van auto’s en fietsen en zelfs internetcafés. De huizen staan verspreid, omgeven door veel groen en kleurige bloementuinen. Alle huizen tellen slechts één verdieping.
Aan het uiteinde van de straat Te Pito o Te Henua, die vanaf de boulevard omhoogloopt, staat de enige kerk, een roomskatholieke, waar de bevolking zich op zondag en op andere hoogtijdagen voor de mis verzamelt. Naast de kerk bevindt zich een grote kunsthal waar toeristen op hun gemak op zoek kunnen gaan naar souvenirs. Hier wordt kleding verkocht, replica’s van de moai in velerlei formaten, sieraden en vele andere snuisterijen.
Bezienswaardigheden
Op Paaseiland kom je niet in de eerste plaats om uit te gaan, maar om te genieten van de natuur en om in de historie te duiken. Misschien ook ben je speciaal geïnteresseerd in de cultuur van een zo afgelegen leefgemeenschap. In elk geval is er weinig te beleven in het uitgaansleven en valt er ook weinig te shoppen. Echte disco’s zijn er niet, winkels zijn klein en verkopen bijna alleen levensmiddelen en toeristische souvenirs. Er zijn evenwel genoeg andere plaatsen te bezoeken en activiteiten te ondernemen.
Vulkaankraters
Paaseiland is ontstaan uit uitbarstingen van diverse vulkanen, waarvan er enkele beschikken over een groot kratermeer. Eén daarvan is dat van de vulkaan Rano Kau op de zuidwestelijke punt van het eiland. De krater heeft een diameter van 1500 m en het meer is 200 m diep. Het wateroppervlak is deels bedekt met totora, het soort riet dat ook bijvoorbeeld op de oevers rond het Titicacameer op de grens tussen Peru en Bolivia groeit, en waarmee Thor Heyerdahl zijn zeilboot de Kontiki bouwde.
Tot 1973 haalden de bewoners hier een groot deel van hun water vandaan, totdat er een waterleidingssysteem in het dorp zelf werd aangelegd.
Een ander kratermeer bevindt zich boven op de vulkaan Rano Raraku, waar de moai vroeger uitgehakt werden. Een pad met deels uitgehakte treden voert de bezoeker een flink stuk omhoog naar het meer. Het is zelfs mogelijk nog een stuk verder te klimmen, zodat je vanaf de top van de berg een prachtig uitzicht hebt op het meer.
Orongo, het dorp van de vogelman
Om het dorp van de vogelman te bezichtigen, moet je voorbij een wachtpost van CONAF waar je ook je toegang betaalt voor het natuurpark, dat praktisch het hele eiland omvat. Dikwijls is dit kantoortje echter onbemand, waardoor je niet eens kunt betalen.
Het dorp van de vogelman bevindt zich niet ver voorbij de krater van de Rano Kau en wordt gekenmerkt door halfondergrondse verblijven met gedeeltelijk van steen gestapelde muurtjes en een lage ingang waardoor je alleen kruipend naar binnen kunt komen. Alle ingangen kijken uit op zee in de richting van het befaamde eilandje waar de jongeren destijds het ei van de manutara-vogel moesten zien te bemachtigen.
Wanneer je voorbij deze verblijven loopt bereik je een uitzichtpunt, waar zich de rotsen met petrogliefen bevinden die verwijzen naar het ritueel van de vogelman.
PARQUE
NACIONAL ISLA DE PASCUAS. Entree: C$ 5000.
Een tocht langs de ahu’s
Er zijn veel meer ahu’s, rituele platforms voor de beelden, op het eiland dan je in een paar dagen zou kunnen bezoeken, maar ze zijn niet allemaal evenveel de moeite waard. De belangrijkste bevinden zich langs de zuidoostelijke kust van het eiland en om ze van minder tot meer indrukwekkend te bezoeken, kun je het beste zo zuidelijk mogelijk beginnen met je tocht. In een dag kun je gemakkelijk langs dit deel van de kust rijden en al een behoorlijke indruk krijgen van wat het eiland op archeologisch gebied te bieden heeft.
Het zuidelijkst ligt de Ahu Vinapu, waar niet meer van de oorspronkelijke beelden te bespeuren is dan wat gebroken resten, waaronder een kop die voor het platform staat. Wel speciaal is de opbouw van de ahu met een muurtje dat van de Inca’s afkomstig lijkt. De gebruikte stenen zijn namelijk zonder voegwerk, maar naadloos, op elkaar gestapeld, net als bij een groot aantal Incatempels. Dit deed Thor Heyerdahl geloven dat hier al bevolking vanuit Peru geweest zou moeten zijn voordat het eiland voor het eerst ‘ontdekt’ werd door reizigers van buiten Polynesië.
Een interessant platform wat verder naar het noordoosten langs de kust is de Ahu Vaihu, waar weliswaar geen beelden rechtop staan, maar er wel acht naast elkaar op hun buik liggen. Hun roodstenen hoeden (pukao genoemd) liggen er verspreid omheen. Deze hoeden zijn gemaakt van rode sintel, afkomstig uit de steengroeven van Puna Pau, dicht bij Hanga Roa. Overigens zijn er onderzoekers die menen dat het hier niet om hoeden gaat, maar om knotten of een soortgelijke haardracht.
De Ahu Akahanga die zich een aantal kilometers oostelijker bevindt, biedt een soortgelijke aanblik als Ahu Vaihu, namelijk een aantal omgevallen moai, met hun hoofddeksels eromheen. Niet ver daar voorbij bevindt zich de Ahu Hanga Tetenga, waar zich de grootste moai (bijna 10 m) bevindt die naar een platform werd getransporteerd. Helaas ligt ook dit beeld omgevallen naast de ahu.
De ahu die waarschijnlijk de meeste indruk zal maken is de Ahu Tongariki, de oostelijkst gelegen ahu van het eiland. Het centrale platform meet ongeveer 100 m en is daarmee het grootste van allemaal. De vijftien moai die zich daarop verheffen, staande in een rechte lijn naast elkaar, met de blik landinwaarts gericht, vormen een indrukwekkend beeld. Het platform en de moai die zich daarbij bevonden werden in 1960 grotendeels verwoest door een vloedgolf na de aardbeving bij Valdivia.
Tussen 1992 en 1995 werd het platform inclusief de moai gereconstrueerd door de Universiteit van Chili. Het hoogste beeld, het enige dat een pukao draagt, is 14 m hoog.
Voorbij de Ahu Tongariki gaat de geasfalteerde weg over in een zandpad en wordt de reiziger om de Poike-vulkaan heen geleid naar de noordkant van het eiland. Langs de kust daar liggen nog verschillende ahu’s, waaronder Ahu Te Pito Kura, waar blijkbaar de grootste moai opgericht heeft gestaan, hoewel deze nu genadeloos naast het platform ligt. Vlak bij dit platform bevindt zich ook Te Pito Te Henua, de ‘navel van de wereld’, gesymboliseerd door een grote ronde steen in het water, die bij aanraking geluk zou kunnen brengen.
Aan het strand van Anakena bevindt zich de Ahu Nau Nau, waarop zeven hele en gedeeltelijke moai staan, waarvan vier getooid met een pukao. Dit platform werd in 1980 gerestaureerd door een archeoloog van Paaseiland zelf, Sergio Rapu Haoa.
Een aparte vermelding verdient de Ahu Akivi. In de eerste plaats omdat deze zich, in afwijking van de andere ahu’s, verder landinwaarts bevindt. Ten tweede omdat de zeven moai op dit platform met het gezicht naar de zee gewend staan. Bovendien zou hun blik gericht zijn op de plek waar de zon rond de zonnewende ondergaat. Het platform werd gerestaureerd in 1960.
Grotten
Aan de westkant van het eiland, ten noorden van Hanga Roa, zijn enkele grotten de moeite van een bezoek waard. Eén van die grotten is Ana Kakenga, waar een smalle ingang uitkomt op een grote binnenruimte, vanwaar twee ‘ramen’ uitzicht bieden op de wilde branding van de zee. Een andere grot is Ana Te Pahu, 200 m lang, die een toevluchtsoord vormde tijdens de stammenoorlogen op het eiland. Dit is nog steeds een plek waar eilandbewoners met elkaar picknicken of vuren stoken. Het is ook een populaire stek voor verliefde stellen.
Antropologisch Museum P. Sebastián Englert
Vanuit Hanga Roa enkele kilometers noordwaarts langs de kust staat het antropologisch museum van Paaseiland. Er loopt een prima wandelroute naartoe, die langs het kerkhof en verschillende moai leidt; een aanrader.
Het museum geeft een indruk van de geschiedenis en de cultuur van Paaseiland. Jammer is dat de informatie alleen in het Spaans is en dat er relatief weinig voorwerpen te bezichtigen zijn. Een uitgebreid boekje, dat in het museum in verschillende talen verkrijgbaar is, bevat ongeveer dezelfde informatie.
Een aantal houten moai trekt verder de aandacht, evenals een van de weinige moai met vrouwelijke trekken. Ook bevindt zich in dit museum een van de schaarse ogen van moai die er gevonden zijn, bestaande uit wit koraal met een iris van rode sintel.
MUSEO ANTROPOLÓGICO P. SEBASTIÁN ENGLERT. Geopend:
ma.–vr. 9.30–12.30 en 14–17.30; za.–zo. 9.30–12.30 uur. Entree: C$
1000, kinderen C$ 500.
Naar het strand van Anakena
Anakena is eigenlijk het enige strand, op nog een kleine zandstrook elders na, waar zonaanbidders hun heil kunnen zoeken. Het ligt aan de noordoostkant van het eiland, aan het einde van de geasfalteerde weg die dwars over het eiland loopt vanaf Hanga Roa naar het oosten. Een aardiger route loopt via de kustweg langs de vele ahu’s die aan de zuidkant staan. Deze weg gaat voorbij Ahu Tongariki over in een zandweg, en bereikt na een paar kilometer het strand.
Het strand geldt als de legendarische landingsplaats van Hotu Matu’a, de veronderstelde ontdekker en stichter van het Paaseiland. Er is een palmenbosje aangeplant, dat de toerist de illusie moet verschaffen van een echt tropisch paradijs. Onder de bomen bevinden zich verschillende kiosken waar je plaatselijke gerechten kunt krijgen.
Aan het andere uiteinde van het strand staat de Ahu Nau Nau met zeven moai. Vier daarvan zijn getooid met een rode pukao, de drie andere zijn niet meer volledig.
Niet ver van het Anakenastrand vandaan ligt het veel kleinere strandje Playa de los Pololas, deels verscholen achter hoge rotsen. Een favoriete ontmoetingsplek voor de lokale jongeren.
Sportieve activiteiten
Een prima manier om het eiland te verkennen is per mountainbike of te paard. Ook voor niet-geoefende ruiters bestaat er volop gelegenheid om onder begeleiding van een gids een deel van het eiland te bezichtigen. Vooral de noordkant van het eiland is op die wijze gemakkelijker te bezoeken, aangezien hier weinig autowegen lopen, en het enige alternatief bestaat uit een fikse wandeltocht. Paarden zijn er volop op het eiland en behoren tot de dagelijkse vervoermiddelen van de inwoners.
Paaseiland biedt tevens fantastische duikmogelijkheden, vooral vanwege ‘het transparantste water ter wereld’. Er zit weinig plankton in het water, de hoeveelheid vis is dus beperkt. Wel komen er vissen voor die je nergens anders op de wereld aantreft.
De beschermde onderwaterparken Coral Nui Nui, Motu Tautara en Hanga Oteo bestaan uit bogen, diepe grotten en lavaconstructies. Bovendien herbergen deze zones een unieke fauna van koraal, vissen en zeeschelpen.
Aan het haventje van Hanga Roa bevinden zich twee duikscholen, die zowel de beginner als de gevorderde duiker ondersteuning kunnen bieden met lessen, begeleiding en natuurlijk duikapparatuur.
Ten slotte is het mogelijk om rond het eiland te beachsurfen, te kanoen of te vissen. De wilde en soms spectaculair hoge branding rond het eiland biedt surfers een sportieve uitdaging. Op het eiland bevinden zich drie Polynesische kanoclubs, die kanolessen aanbieden aan beginners en gevorderden. Ook worden kanotochten rond het eiland aangeboden.
Mythisch Paaseiland
De mythische beeldvorming rond Paaseiland heeft de afgelopen eeuw veel belangstelling van kunstenaars en wetenschappers getrokken. Een paar voorbeelden.
• In 1935 maakte de filmer John Fernhout, aangesloten bij Studio Ivens (van de filmmaker Joris Ivens) op Paaseiland opnamen voor een filmdrieluik, in opdracht van de Belgische filmregisseur Henri Storck. De delen van het drieluik heetten Paascheiland, De sterren naar het zuiden en Driemaster Mercator.
• Dr. Jo Anne van Tilburg, een Amerikaanse archeologe aan de Universiteit van Californië in Los Angeles en directeur van het ‘Moai Documentation Project’, onderzoekt sinds 1982 de verloren gegane cultuur van Paaseiland. Samen met haar collega Patricia Vargas van de Universiteit van Chili en vrijwilligers van Paaseiland zelf, catalogiseerde ze de 887 beelden die tot nog toe op Paaseiland zijn aangetroffen.
• Erich von Däniken heeft in zijn bekende boek Waren de Goden Kosmonauten de stelling geopperd, dat de beelden op Paaseiland alleen met behulp van buitenaardse wezens uitgehakt konden zijn.
• Kevin Costner produceerde in 1994 een film over Paaseiland, genaamd Rapa Nui, onder regie van Kevin Reynolds. Het is een romantisch epos over de strijd tussen de Kort-Oren en de Lang-Oren, waardoorheen een romance speelt tussen een jongen en een meisje uit de twee verschillende kampen.
De archipel San Juan
De archipel San Juan of archipel Juan Fernández, genoemd naar de Portugese zeeman João Fernandes die deze eilandengroep ontdekte in 1574, bestaat uit drie eilanden. Het grootste daarvan heet San Juan Fernández, waarvan de Chileense regering in 1966 de naam veranderde in Isla Robinson Crusoe. Dit eiland ligt op 670 km van de Chileense kust op de hoogte van Santiago.
Net als Paaseiland is ook dit eiland het resultaat van vulkanische uitbarstingen, en kent het steile vulkaanhellingen. Het is 22 km lang en op zijn breedste punt 7 km breed.
Dit is het eiland waar de Schotse zeeman Alexander Selkirk meer dan vier jaar heeft doorgebracht nadat hij daar in 1704 was afgezet na een ruzie met de kapitein van zijn schip. Op die werkelijke gebeurtenissen is het boek Robinson Crusoë van de schrijver Daniel Defoe gebaseerd. Verder is het eiland een toevluchtsoord geweest voor piraten zoals Thomas Cook en Bartolomé Sharp en een verbanningsoord voor onafhankelijkheidsstrijders. Verschillende sporen hiervan zijn nog terug te vinden.
De twee andere eilanden die tot de archipel behoren, zijn Alejandro Selkirk en Santa Clara. Alejandro Selkirk ligt 187 km westelijker van de kust dan Isla Robinson Crusoe.
Heel veel valt er niet te beleven op het eiland. In het dorp San Juan Bautista wonen ongeveer vijfhonderd mensen. De meesten van hen leven van de kreeftenvangst. Tegenwoordig levert het toerisme een flinke bijverdienste.
Als je een echte natuurliefhebber bent, kun je flink genieten, want door de afgelegen ligging van de archipel vind je er een unieke flora en fauna. Er groeien 146 verschillende plantensoorten, waarvan er 101 uniek zijn voor dit gebied. Ook zijn er verschillende dieren die nergens anders voorkomen, zoals zeerobben met twee soorten vachten (lobos de dos pelos) en de rode kolibri. UNESCO heeft het eiland dan ook in 1977 tot World Biosphere Reserve uitgeroepen.
Het landschap vertoont bergketens, kloven en grotten. Dwars over het eiland is een aantal paden aangelegd, die zich uitstekend lenen voor trektochten, lopend, op de fiets of te paard. Een andere mobiliteit is er eigenlijk niet, want auto’s zijn er nauwelijks op het eiland.
Kamperen op het eiland is overigens toegestaan. De aangewezen plek daarvoor is op het strand El Palillo, 800 m van het dorp vandaan. Er zijn daar zelfs een paar voorzieningen, zoals wc, kookgelegenheid en afvalbakken. Je moet daarvoor wel toestemming van de gemeente vragen.
Rond het eiland kun je ook uitstekend diepzeeduiken. Er ligt zelfs nog een wrak op de bodem van een Duits oorlogsschip, dat de Duitsers tijdens de Eerste Wereldoorlog zelf tot zinken brachten om het niet in handen van de Engelsen te laten vallen.
Bezienswaardigheden
Het dorp San Juan Bautista is maar klein en heeft met zijn eenvoudige houten huizen en enkele bars en restaurantjes niet veel meer te bieden dan onderdak en eten. Aan de baai staat een stenen fort, het Fort Santa Barbara, gebouwd door de Spanjaarden in 1749 om het eiland tegen bezetting door piraten te beschermen. Het fort is uitgerust met vijftien kanonnen van verschillend kaliber.
Naast het fort vind je de Cuevas de las Patriotas, grotten die bewoond zijn geweest door 42 onafhankelijkheidsstrijders die in 1814 door de Spanjaarden hierheen werden verbannen.
Aan de zuidkant van de baai Cumberland ligt het rotsachtige strandje El Palillo, waar je kunt zwemmen en duiken.
Een aardige wandelbestemming is de Mirador Alejandro Selkirk, ongeveer 4 km ten westen van het dorp. Hiervoor loop je langs het fort en door een bos met enorme varens, en stijg je vervolgens met het pad tot een hoogte van 565 m. Deze wandeling duurt al gauw anderhalf tot twee uur. De Mirador is de plek, waar Alexander Selkirk de horizon aftuurde om te zien of er een schip aankwam dat hem zou kunnen oppikken. Twee gedenkplaten zijn aan de rotsen bevestigd: een uit 1868 van de officieren van het schip hms Topaze, het andere uit 1983 door een van de nazaten van Selkirk.
Je kunt het pad, de Sendero de Chile, nog verder in westelijke richting volgen, naar het vliegveld aan de zuidwestkant van het eiland. Dat is wel een tocht van 6 tot 8 uur! Dicht bij de landingsbaan liggen de mooiste zandstranden van het eiland. Je kunt daar ook een bootje naartoe nemen; een prachtige trip van tweeënhalf uur tussen kleine eilandjes en zeehondenkolonies door.
Een andere wandeltocht voert naar de Plazoleta El Yunque, ook een schitterend uitkijkpunt, aan de voet van de hoogste berg van het eiland. Het is een traject van 3 km, waar je een klein uur over loopt. Bij dit uitkijkpunt staan de resten van het huis van Hugo Weber, een Duitser die hier 12 jaar als kluizenaar leefde nadat hij in 1915 na het tot zinken brengen van het schip Dresden voor het eerst voet op het eiland had gezet.
Ongeveer 5 km ten zuiden van het dorp ligt de Franse haven, waar vroeger vooral Franse piraten aan land gingen. Je moet daar wel met een bootje naartoe, ongeveer een half uur varen, je kunt er niet heen lopen. Vlakbij is ook de Rebaje de la Piña, waar de oorspronkelijkste vegetatie van het eiland groeit.
Ongeveer 3 km ten noorden van het dorp ligt de Engelse haven, waarvoor je een kwartier moet varen. Daar vlakbij is de grot van Robinson Crusoë, de plek waar Selkirk vermoedelijk heeft verbleven.