De Centrale Vallei

8


Ten zuiden van Santiago begint de Valle Central, een grote langgerekte vallei van noord naar zuid tussen de Andes en het kustgebergte, die in de laatste ijstijd door gletsjerijs is gevormd. De Centrale Vallei is de landbouwtuin voor de grote steden en als productiegebied voor wijn en fruit uiterst belangrijk voor de export.

De nederzettingen zijn van relatief late datum, omdat de Spanjaarden er niet in slaagden dit deel van de kolonie onder controle te houden. In het zuidelijk deel van de vallei waren de Mapuches lange tijd heer en meester. Daarom waren de haciënda’s zo belangrijk. Ze waren de hoofdzetel van de grootgrondbezitter, leverancier van gewassen, huiden, vlees en paarden, maar deden tevens dienst als kern van de plattelandssamenleving. De huaso was het Chileense equivalent van de gaucho en de cowboy; hij trok oorspronkelijk vrij rond en bood zijn diensten aan waar dat nodig was. Na verloop van tijd kwam de huaso vast op de haciënda te werken, maar in de tradities is de prominente plaats van de rodeo en het landleven in dit deel van Chili nog duidelijk zichtbaar.

In de Centrale Vallei ontmoet je het hart van de Chileense cultuur. Het is een gebied vol bijzondere verrassingen. Neem de valleien van Colchagua, Curicó en Maule; stuk voor stuk moderne wijnstreken, waar je heerlijk kunt rondrijden en genieten van het goede leven. Steden als Curicó, Talca, Concepción en Chillán waren strategische plekken tijdens de onafhankelijkheidsstrijd en zijn zodoende historisch van belang. En dan zijn er natuurlijk de parken en bossen aan de voet van de Andes.

Valle de Colchagua

Op ruim een uur rijden van Santiago ligt de Valle de Colchagua, de bakermat van de wijnproductie in dit Andesland. De vallei volgt de loop van de Río Tinguirrica van het oosten naar het noordwesten. De klimatologische omstandigheden zijn bijna perfect voor het rijpen van de druiven, vanwege de vele zonuren en de hoge temperaturen. Door de ligging van het kustgebergte hebben de oceaanwinden hier niet zo’n sterke invloed. De zomermaanden zijn heet en er valt dan weinig regen. Alleen de frisse wind uit de Andes zorgt aan het eind van de dag voor wat verkoeling.

De wijngaarden liggen hoofdzakelijk rond de plaatsen Santa Cruz en Peralillo, waar het land vlak is. De beste gronden voor de druiven liggen tegen de heuvels, waar de grond armer is, maar waar de aroma’s van de druiven sterker en gevarieerder zijn.

Kleinere plaatsen als Lolol en Marchihue hebben een wat koeler klimaat en zijn vooral bekend om hun witte wijnen.

Traditie en vakmanschap

Voordat de Spanjaarden er neerstreken, woonden de Mapuche-indianen in de vallei. Colchagua is een verbastering van colchahoala, de benaming die zij gaven aan ‘de plek waar de huala nestelt’. De huala (Prodiceps major), oftewel grote fuut, is een veelvoorkomende vogel in het kustgebied langs de hele Chileense kust.

Tot het einde van de 16de eeuw woonden er – behalve binnen enkele missieposten – nagenoeg geen Spanjaarden. De jezuïeten introduceerden de eerste wijnranken; voornamelijk voor eigen gebruik, en in de eerste plaats voor kerkdiensten en religieuze feesten. Pas in de 17de eeuw nam de Spaanse aanwezigheid in het gebied toe, als antwoord op de opstandige inheemse bevolking. Vooraanstaande en welgestelde Spaanse families, die vaak al rijkdom hadden vergaard in de mijnbouw, kregen van de koloniale autoriteiten grote stukken grond toegewezen. Met het verbeteren van de waterhuishouding – sommige delen van de vallei kregen onvoldoende water, andere stonden vaak blank – werd het een aantrekkelijk landbouwgebied. Naast veehouderij en landbouw, kwam de eerste commerciële wijnproductie op gang. De Spaanse druiven kregen gezelschap van Franse toppers als Cabernet Sauvignon, Merlot, Malbec, Carmenère en Syrah.

Al vroeg in de 20ste eeuw begonnen de wijnhuizen uit de Colchaguavallei hun topwijnen te exporteren naar Europa. Je vindt er gerenommeerde bodega’s als Santa Helena, Santa Rita, Los Vascos, Estampa en Bisquertt, die inmiddels wereldwijd naam hebben gemaakt. En nieuwe sterren aan het vinologische firmament als Cono Sur. De meeste bodega’s produceren al ruim een eeuw goede wijnen. En de ontwikkeling van topwijnen gaat door, getuige de vele prijzen die Colchagua-wijnen internationaal winnen.

Rancagua, hoofdstad van de rodeo

Een typisch provinciestadje, waar niet veel gebeurt: Rancagua past helemaal in het rijtje kleinere plaatsen in de Centrale Vallei. Het speelde z’n rol tijdens de Onafhankelijkheidsstrijd toen Bernardo O’Higgins heldhaftig verzet bood tegen de royalisten, maar uiteindelijk het onderspit moest delven. De toegezegde steun van de zittende president José Miguel Carrera bleef uit. Was het verraad, of zat de zaak gewoon tegen? De gebeurtenis ging de geschiedenisboekjes in als de Ramp van Rancagua en wordt met een groots monument herdacht op het Plaza de los Héroes, het centrale plein van de stad.

In het voorjaar, eind maart–begin april, verandert de sfeer in het stadje. Dan stromen de straten en pleinen vol met liefhebbers van de rodeo. De competitie, die begint op Onafhankelijkheidsdag, 18 december, en twee maanden lang tot in de kleinste uithoeken van de vallei de hoofdgebeurtenis is van het weekend, krijgt dan zijn apotheose. Rondom de rodeo vindt een waar volksfeest plaats met muziek, dansen, eten en drinken. De strijd zelf is bloedserieus. Twee huasos in traditionele kledij moeten een dartelende jonge koe, de noville, tegen de reling zien te krijgen. Voor de winnaars is er eeuwige roem.

Rancagua ligt op 87 km, een uur rijden, van Santiago. Volg de RN5 tot de afslag. Kijk op de website www.caballoyrodeo.cl van de officiële koepel van Chileense Rodeofederaties en Paardenfokkers.

San Fernando

Het vriendelijke stadje San Fernando vormt de entree tot het wijngebied en is beslist de moeite waard voor een kort bezoek. Al was het alleen maar om even een wandeling te maken langs de bedrijvige Calle Manuel Rodrigua, de hoofdstraat met behalve winkels ook enkele hotels en sfeervolle restaurants, zoals de Club Social met als specialiteit lomo en pollo asado. De kruising met de andere hoofdstraat, Valdivia, wordt gemarkeerd door de Iglesia de San Francisco. De basis voor dit fraaie barokke kerkje is in 1744 gelegd door de jezuïeten, die hier voor missiewerk waren neergestreken.

Twee blokken naar het noorden ligt het centrale plein met de Municipalidad, het gemeentehuis. De tweede fraaie kerk staat drie blokken west- en vier blokken noordwaarts vanaf het plein. De Capilla San Juan de Dios is zonder twijfel het mooiste monument in San Fernando. Het kerkje hoort bij het gelijknamige hospitaal en heeft een fraai bewerkt barokaltaar.

Een gebouw met een bijzondere geschiedenis is het Casa de Lircunlauta, een blok noordelijk van de zojuist genoemde kerk. Dit was voorheen het hoofdgebouw van de Hacienda Lircunlauta, en met z’n robuuste architectuur heel kenmerkend voor de tijd dat het plaatsje werd gesticht in de eerste helft van de 18de eeuw.

In opdracht van de kapitein-generaal José Antonio Manso de Velasco, die het stichten van nederzettingen stimuleerde, schonk de hacendero deze grond aan de gemeenschap. De typische herenboerderij bestaat uit een hoofdgebouw met galerijen en vertrekken rond een patio, waar nu culturele evenementen en tentoonstellingen plaatsvinden.

Museo Casa de Lircunlauta, Avenida Jimenez, geopend di.–vr. 9–13 en 15–19; za.–zo. 10–13 en 16–18 uur. Entree: C$ 200, kinderen C$ 100.

Santa Cruz

Santa Cruz vormt het hart van de Valle de Colchagua. De plaats leeft van de wijnproductie en het toerisme, wat goed is te zien aan het vinoteken en het aantal uitspanningen om wat te drinken of te eten.

Fundación Cardoen, een stichting die is opgezet door de ondernemer en industrieel Carlos Cardoen Cornejo, drukt nadrukkelijk z’n stempel op de toeristische activiteiten. Cardoen bezit het sfeervolle hotel Santa Cruz, is initiatiefnemer van de Ruta del Vino, en heeft een uitgestrekte wijngaard annex bodega. Een bezoek aan deze Viña Santa Cruz, 24 km van Santa Cruz aan de weg naar Lolol, is een totaalervaring, zoals dat hoort in de moderne pretindustrie. Natuurlijk is er de onvermijdelijke proeverij. Dé grote attractie is toch dat je met een kabelbaan de heuvel opgaat, naar een klein observatorium en klein openluchtmuseum over de inheemse culturen.

In Santa Cruz zelf heeft Cardoen het Museo de Colchagua opgezet. En het moet gezegd, dit is een uniek museum. Niet alleen omdat het de grootste Chileense particuliere collectie historische en kunstobjecten omvat, maar vooral omdat het museum een vrij compleet beeld geeft van de nationale geschiedenis en de Chileense cultuur.

De collectie bestaat uit zeer uiteenlopende spullen; fossielen en aardewerk uit de precolumbiaanse tijd, meubels en schilderijen uit het koloniale tijdperk, documenten, persoonlijke bezittingen en beelden uit de woelige onafhankelijkheidsstrijd, de koetsen waar de notabelen en hacenderos zich mee verplaatsten en zilveren sieraden van de Mapuches.

Museo de Colchagua, Avda. Errázuriz 145, naast Hotel Santa Cruz. Geopend: di.–zo. 10–19 uur. Entree: C$ 2000, kinderen C$ 500.

Landleven in koloniale stijl

Niet ver van San Fernando ligt Hacienda Los Lingues, een van de grote familielandhuizen die tussen 1690 en 1700 zijn gebouwd en die de kern vormden van de Spaanse kolonisatie in het gebied. Er waren nog geen dorpen, de haciënda functioneerde geheel autonoom als productie-eenheid en als encomienda. Naast het grote huis van de hacendero en zijn familie waren er gebouwen waar het personeel – de landarbeiders – verbleven, en tevens stallen, werk- en opslagplaatsen. De hacendero had de plicht om voor het welzijn en met name de kerstening van de inheemse bevolking op het grondgebied te zorgen. Vandaar dat er al meteen een kapel werd gebouwd, die nu samen met de eetzaal het oudste deel van het complex vormt. In de 17de eeuw volgde de eerste uitbreiding met onder meer de slaapvertrekken. In de 18de eeuw zijn de statigste delen neergezet, omdat het toen om gezondheidsredenen wettelijk verplicht was om hoge en brede vertrekken te bouwen.

De geschiedenis van Los Lingues gaat terug tot in de 16de eeuw, toen de familie van Don Melchor Jufré del Águila hier neerstreek. Deze edelman uit Extremadura en zoon van de eerste burgemeester in Santiago had in de hoofdstad zijn sporen verdiend als dichter en schrijver. Van koning Filips II kreeg hij als beloning een groot stuk land in de Centrale Vallei. Dochter Doña María del Águila liet samen met haar man, gouverneur Don Diego González Montero, de basis leggen voor de bebouwing van de huidige haciënda. Eeuwenlang heeft dezelfde familie het landgoed in bezit gehad.

De huidige eigenaar Don Germán Claro Lira heeft het landgoed met respect voor het verleden laten restaureren en ervoor gezorgd dat het op de lijst van waardevolste locaties in Chili is gekomen.

In het grote huis is de karakteristieke bouwstijl van het landgoed goed bewaard gebleven. De fundamenten in de kelder zijn aangesmeerd met cal y canto, een mengsel van kalksteen en eierdooiers, dat indertijd als cement werd gebruikt. Deze ruimtes zijn in gebruik als wijnkelder en eetzaal. In de salons op de eerste verdieping staan de meubels en hangen de decoraties uit de 19de en begin 20ste eeuw. Alles is in stijl, tot het glaswerk, het servies en het bestek van de beste Europese merken aan toe. Zilveren schalen en bekers komen natuurlijk uit de Spaanse koloniën zelf. De salons en voormalige privévertrekken zijn in gebruik van het elegante hotel dat in het grote huis is gevestigd.

Inmiddels brengt de haciënda onder licentie van het topwijnhuis Los Vascos, onderdeel van Lafite Rothschild, een vijftal eigen wijnen op de markt.

De stallen van Los Lingues zijn in oude staat gehandhaafd met op de grond handgebakken roze stenen. Bij een bezoek aan de stallen hoort meestal een kleine rodeo, waar je een beetje de sfeer kunt proeven van het ruige leven van de Chileense cowboys. Zo worden er genoeg inkomsten gegenereerd om de haciënda te kunnen onderhouden. Hacienda Los Lingues® is een merknaam in Chili, een plek waar het culturele erfgoed en een stuk koloniale geschiedenis bewaard zijn gebleven.

Voor meer informatie: www.loslingues.com.

Op een kleine 30 km afstand van Santa Cruz, aan de weg naar de kust, is Hacienda El Huique een bezoek waard. Het is even zoeken, want in de loop der tijd is het dorp eromheen gegroeid. De officiële naam is Hacienda San José del Carmen El Huique. Halverweg de 18de eeuw kwam het landgoed in handen van de familie Echenique. In het jaar 1828 liet don Juan José Echenique y Bascuñán, op het deel dat hij erfde, het grote huis en het kerkje bouwen. In de tijd dat zijn dochter Gertrudis er verbleef, samen met haar man en latere president (1896 en 1901) don Federico Errázuriz Echaurren, zijn het landgoed en de gebouwen uitgebreid. El Huique is vakkundig geconserveerd en gerestaureerd, en geldt als een van de mooiste haciënda’s in het land. De entree van het casa patronal ademt voornaamheid door de Franse tuin met ranke palmen en klassieke beelden. Een bijzonder gebouw is ook het neoklassieke kerkje. De portiek, met drie bogen, draagt een houten toren van 23 m hoog. De verticale lijnen van het godshuis contrasteren sterk met de vrij vlakke bebouwing op het landgoed. De zondagse mis trekt behalve gasten en bezoekers van de haciënda, bewoners van het dorpje en de boerenfamilies die op het landgoed werken.

De haciënda is sinds 1976 in handen van het Chileense leger, maar open voor bezoek. De vertrekken, vol met meubels, servies en kunstvoorwerpen uit de 18de en 19de eeuw, zijn gesitueerd rond kleinere patio’s, dertien in getal, aangekleed met fruitbomen, waterputten en geplaveid met ceramische tegels.

Hacienda El Huique, geopend voor bezoek wo.–zo. 11–17 uur. Entree: 1000 C$.

Wijnroutes in de Colchagua-vallei

Vanuit de grote haciënda’s met hotels zijn routes in de wijnvallei uitgezet. Doorgaans bestaan die uit een bezoek aan twee tot drie wijngaarden en bodega’s, met uitleg over het productieproces, en aansluitend een proeverij. Zo organiseert Hacienda Los Lingues diverse excursies in de directe omgeving van Colchagua and Cachapoal.

Een aantal haciënda’s in de Valle de Colchagua heeft de handen ineengeslagen en La Ruta del Vino del Valle de Colchagua uitgezet.

Je kunt kiezen uit een korte tocht van drie of een langere van zes uur, met proeverijen en eventueel een bezoek aan het streekmuseum. Een speciale manier om dit wijngebied te bezoeken is met de trein. De Tren del Vino loopt van San Fernando naar Santa Cruz. Terwijl de trein, getrokken door een fraai geconserveerde stoomlocomotief, door het landschap glijdt, krijgen de gasten lekkere kaasjes en vanzelfsprekend een goed glas wijn voorgezet. Bij het arrangement hoort tevens een bezoek aan bodega’s, een proeverij en een bezoek aan het wijnmuseum in Santa Cruz. Van het voorjaar tot het najaar (september–april) wekelijks, in de winter om de week. Kijk voor meer info op www.rutadelvino.cl.

De website www.colchaguavalley.cl geeft veel informatie en links naar alle aangesloten wijngaarden en bodega’s.

Pichilemu, ‘hoofdstad’ van de surfers

Aan de kust, op een kleine 90 km van Santa Cruz, ligt de badplaats Pichilemu. Door het hele jaar heen is het een vriendelijke, rustige plek. De stijlvolle architectuur – een tikkeltje victoriaans – en de ruime boulevard doen Europees aan. In de zomer en vooral als de surfers neerstrijken, verandert Pichilemu in een druk watersportcentrum en heeft het een luidruchtig uitgaansleven.

In Chili, en langzamerhand ook daarbuiten, is deze badplaats bekend vanwege de goede condities voor surfers. Punta de Lobos, een strand op een paar kilometer naar het zuiden, is het strand met de mooiste en de hoogste golven. In de zomer worden hier de nationale kampioenschappen gehouden.

Pichilemu, ‘het kleine bos’ voor de oorspronkelijke inheemse bevolking, dankt zijn bestaan aan de illustere Agustín Ross Edwards, in de tweede helft van de 19de eeuw een bekend schrijver, politicus en diplomaat. In 1885 kocht hij La Posada, een landgoed van 300 ha groot. Ross Edwards liet het buiten ombouwen en uitbreiden tot een hotel annex casinocomplex, waar de beter gesitueerden van Santiago konden bijkomen van de stadse inspanningen. Gran Hotel Ross (1885) en het Casino (1905), het eerste in Chili, zijn inmiddels nationale historische monumenten en prominente gebouwen in de badplaats. Ook het Parque de Agustín Ross, naast het casino, doet de tijden van de belle époque herleven. Het is nog steeds een genot om te wandelen in de beschutting van de ranke 120 jaar oude Phoenix-palmen.

De valleien van Curicó

De volgende halte op de weg naar het zuiden is Curicó, de toegangspoort tot de Valle de Mataquito, de Valle del Teno en de Valle de Lontué. De laatste twee valleien zijn de hoofdgebieden van gecertificeerde wijnen in deze regio.

Ook hier zijn de omstandigheden ideaal, met een Middellandse Zeeklimaat en toch aardig wat regen in de winter (gemiddeld 730 mm per jaar). De lange droge periode van november tot maart met veel zonlicht en frisse nachten is ideaal voor de rijping van de druiven. Uiteenlopende microklimaten zorgen voor aparte condities waaronder specifieke druivensoorten goed op smaak komen. Zo is het centrale productiegebied tussen het kustgebergte en de Andes, rond Curicó dus, droog en met de koele wind uit de bergen, een toplocatie voor Cabernet Sauvignon, Merlot en Carmenère. Tegen de voet van de Andes komen Chardonnay en Sauvignon Blanc goed tot hun recht.

Wijnproeverijen in Curicó

In de wijnvalleien van Curicó vindt al wijnproductie plaats sinds het begin van de 18de eeuw. De oudste nog producerende wijngaarden zijn nu onderdeel van de firma San Pedro, een van de grootste wijnhuizen in het land die maar liefst 2500 ha beplant met druiven. San Pedro is halverwege de 19de eeuw opgericht door de gebroeders Correa Albano, die de wijngaarden kochten waar hun voorouders soms al vanaf 1701 druiven plantten.

De familie Correo Albano brengt onder eigen naam ook nog steeds wijn op de markt op hun eigen landgoed in het gebied van Sagrada Familia en Río Claro.

Een ander traditioneel wijnhuis in deze contreien, en bekend in Nederland en België, is Echeverría. Deze familie maakt topwijnen

sinds het begin van de 20ste eeuw. Hun bodega staat in de gemeente Roméral, aan de oostkant van de RN5.

Onder de nieuwkomers is Miguel Torres een topper. Het inmiddels wereldwijd vermaarde Catalaanse wijnhuis heeft ten westen van Curicó, in de oksel van de weg naar de kust en Lago Vichuquén, een uitgestrekt gebied met druiven beplant. Het hele jaar door zijn er rondleidingen en kun je er topwijnen proeven en de lunch gebruiken. De derde week van maart vindt het wijnfestival in deze regio plaats, met Curicó als centrum.

wijnroute curicó: kijk op www.rvvc.cl.

Wijngaard en bodega Miguel Torres: rondleidingen 10–17 (herfst en winter), 10–19 uur (lente en zomer), www.torres.es.

Curicó zelf is beslist een bezoek waard, al was het alleen maar om even te slenteren over de Plaza de Armas, ook wel bekend als het ‘Plein van de Palmen’. De zestig palmen en de monumentale smeedijzeren muziektent – een van de weinige die in het land zelf zijn gegoten – geven het plein een romantische sfeer. De sculptuur, uitgebeiteld in een boomstronk, van de gevreesde Mapuchehoofdman Toqui Lautaro, in wie zelfs Pedro de Valdivia zijn meerdere moest erkennen, dwingt respect af.

De stad is halverwege de 18de eeuw gesticht door José Manso de Velasco en werd tijdens de onafhankelijkheidsstrijd door zowel de royalisten als de patriotten ingenomen. Het belangrijkste wapenfeit was de aanval op 24 januari 1817 door het regiment van patriot Francisco Villota.

De neoklassieke façades van de net gerestaureerde Iglesia Matriz en de Club de la Unión passen helemaal bij de sfeer die het plein uitstraalt. Tot een paar jaar geleden was de Club de la Unión, inmiddels ruim 120 jaar oud, alleen toegankelijk voor heren, meest notabelen, zakenlieden en beoefenaars van vrije beroepen. Bij speciale gelegenheden mochten de dames mee, maar die moesten dan wel hun thee drinken in een aparte ruimte, zo’n beetje de kleinste op de benedenverdieping. In de club is momenteel een restaurant gevestigd, waar de regionale topkok Rubén Tapia voortreffelijke Chileense gerechten kookt.

Aan de noordkant van het plein zit het bureau van de Ruta del Vina, waar je informatie krijgt en kunt boeken voor een excursie naar de wijngaarden.

Natuurparken en vulkanen

Bestuurlijk vallen stad en provincie Curicó onder de Regio Maule, Regio VII, die verder nog de provincies Talca, Linares en Cauquenes omvat. Deze regio in Chili heeft een aantrekkelijke landschappelijke verscheidenheid. Hart van de regio vormt ook hier de Centrale Vallei, met de grote steden, de wijn- en de fruitproductie en de hoofdwegen.

De kustzone bestaat uit een smalle strook land tot aan het kustgebergte met deels agrarische activiteiten en deels bijzondere natuurgebieden. Het Andesgebergte, met zijn machtige vulkanen en bosrijke valleien, vormt de oostelijke begrenzing.

Vooral deze laatste regio heeft volop mogelijkheden voor actief toerisme, in het bijzonder in de natuurreservaten Siete Tazas en Altos de Lircay.

Lago Vichuquén en Laguna Torca

Aan de kust van de provincie Curicó ligt een klein merengebied met een bijzondere flora en fauna. Welgestelde Chilenen hebben het ontdekt, maar gelukkig gelden er strenge regels om het natuurgebied te beschermen.

Op 85 km van Curicó kom je bij het plaatsje Vichuquén. De geschiedenis hiervan gaat terug tot de tijd dat de Inca’s aan deze kant van de Andes de lakens uitdeelden. Ze hadden hier in deze vruchtbare vallei een landbouwkolonie gevestigd, waar ze groente en fruit teelden. De Spanjaarden ontdekten de kwaliteiten ook vrij snel en bouwden er een dorp, dat nog grotendeels intact is. De lemen huizen, fruitbomen en bloemen in de straten geven het plaatsje een sympathiek uiterlijk, en daardoor is het een grote trekpleister in de zomermaanden.

Het Museo Colonial geeft een aardig overzicht van de bijzondere geschiedenis van het plaatsje en de omgeving. Er zijn gebruiksvoorwerpen en kunst uit de tijd van de Inca’s te zien, en zelfs een 3000 jaar oude mummie. Verder is er aandacht voor de koloniale periode en de onafhankelijkheidsstrijd.

Museo Colonial, Calle Rodríguez, geopend 10.30–13.30 en 16–18 uur. Entree: 550 C$.

Lago Vichuquén is een idyllische waterrijke plek, omgeven door voornamelijk pijnbomenwoud en op de oever luxe villa’s. Er zijn een paar plekken waar horeca en watersportfaciliteiten te vinden zijn, zoals het dorpje Aquelarre en Marina Vichuquén.

Een paar kilometer ten noorden van dit meer, ligt het natuurgebied Laguna Torca, dat in tegenstelling tot Lago Vichuquén goed wordt beschermd. De Reserva Nacional Laguna Torca bestaat uit twee delen: de grotendeels moerassige en moeilijk toegankelijke lagune en het bosgebied bij Llico. Rond de lagune zijn er uitkijkposten om de vele soorten vogels te observeren, die hier broeden en fourageren. CONAF heeft er maar liefst 106 verschillende soorten geteld, het merendeel watervogels als reigers, lepelaars, ooievaars en zwanen, waaronder de zwartnekzwaan.

Aan de kust ligt Llico, een kleine badplaats, die vanwege de hoge golven veel wordt bezocht door surfers. Om de duinen tegen de wind te beschermen is bos aangeplant, wat een gevarieerde dierenwereld heeft opgeleverd.

Reserva Nacional Laguna Torca, 108 km van Curicó, het gehele jaar geopend. Entree: C$ 1000, kinderen C$ 250. Voor meer informatie: www.gochile.cl/eng, klik op ‘nationale parken’ en daarna op ‘Laguna Torca’.

Natuurreservaat Radal Siete Tazas

Een van de mooiste natuurgebieden in Centraal-Chili is het Reserva Nacional Radal Siete Tazas. Het ligt een klein uur rijden ten zuidoosten van Curicó.

Dit ruige en dichtbeboste gebied met de karakteristieke altijdgroene vegetatie bestaat overwegend uit vulkanisch gesteente en wordt doorsneden door een aantal bergrivieren. Door de verwering die al miljoenen jaren duurt, zijn er bijzondere vormen in de basaltrotsen ontstaan. Aan de ‘kopjes’, tazas in het Spaans, die de watervallen van de Río Claro hebben gevormd op zeven plekken, ontleent het gebied zijn naam. Ook andere watervallen, zoals de Salto de la Leona (Leeuwin) en de Velo de la Novia (Bruidssluier) zijn spectaculaire formaties. Zo telt dezelfde rivier 22 watervallen.

De Río Claro vormt de zuidelijke begrenzing van het natuurgebied. Samen met andere rivieren in het gebied, zoals de Río Campo, Río Toro en Río Radal, voorzien ze grote delen van Centraal-Chili van schoon en sprankelend water.

Ondanks de strenge voorschriften is Radal Siete Tazas een geweldig gebied voor een actieve vakantie. Je kunt er wandelen, klimmen, zwemmen, paardrijden, kajakken en raften.

Jagen of vissen is niet toegestaan! Er zijn diverse wandelroutes uitgezet en in alle delen van het park kun je wildleven observeren.

Bomen die veel voorkomen in dit natuurreservaat zijn diverse beukensoorten, waarvan de coigüe de gezichtsbepalendste is, en verder de bergcipres en de notenboom. In Chili staat deze laatste bekend als radal. De bladeren werden al door de Mapuches gebruikt voor de bestrijding van bronchitis, astma en griep.

Op wat grotere hoogten, waar het droger is, kom je cactussoorten en struiken tegen. Dit is het leefgebied van de poema, de rode en grijze vos, en de Chileense of zuidelijke poedoe. Dit is de kleinste hertensoort die we kennen. De poedoe wordt niet hoger dan 38 cm en weegt gemiddeld 15 kilo. De dieren leven solitair of in kleine groepjes in een gebied dat voldoende dekking biedt. Ze zijn beschermd, omdat ze door de ontbossing en de jacht sterk in aantal zijn verminderd. Ook hun natuurlijke vijanden zoals de condor, de vos en de poema maken hun leven er niet gemakkelijker op.

Veelvoorkomende vogelsoorten zijn de specht, de Chileense duif, meerdere parkietsoorten, valken, condors, haviken en adelaars.

Reserva Nacional Radal Siete Tazas is te bereiken via het plaatsje Molina, ten zuiden van Curicó. Het gehele jaar geopend van 8–18 en in de zomer van 8–20 uur. Entree: C$ 1000, kinderen C$ 250. Voor meer informatie: www.gochile.cl/eng/Guide/ChileNationalParks/RadalSieteTazas.

Nationaal park Altos de Lircay

Het volgende interessante natuurgebied is Reserva Nacional Altos de Lircay, een rotsachtig en bebost gebied aan de voet van de Andes. Je kunt er lange wandelingen maken langs ruisende beken, meren en geweldige panorama’s met de besneeuwde bergen als decor. De Río Lircay is de voornaamste rivier en op sommige plekken kun je er in zwemmen, ook al is het water fris. De Laguna Colorada, Laguna Tomate en Laguna del Alto zijn de mooiste meren. Laguna del Alto bevindt zich in de krater van een gedoofde vulkaan.

Bijzondere plekken zijn verder de Quebrada de los Coigües, een kloof begroeid met altijd groene inheemse coigües, El Ladrillero, het hoogste panorama op 2300 m, en La Piedra los Platos, een plek waar archeologische vondsten zijn gedaan uit de tijd van de vroegste bewoning. De beste periode om dit park te bezoeken is in de lente en de herfst, als het niet zo druk is. In de winter zijn de paden besneeuwd en gevaarlijk glad.

Reserva Nacional Altos de Lircay, 66 km ten oosten van Talca, via San Clemente en Vilches, het hele jaar geopend. Entree: C$ 1000, kinderen C$ 500. Er is een informatiecentrum over de natuur en de vroegste bewoning.

Rondom Lago Colbún, het grootste kunstmatige meer in Chili dat nog geen twintig jaar geleden is gevormd door het afdammen van de Río Maule, zijn vakantiehuizen en voorzieningen voor watersport gebouwd. Er is een weg langs het meer aangelegd, die je onder meer brengt in de plaatsjes Colbún en het oorspronkelijke dorp Colbún Alto. Aan de zuidelijke kant van het meer, op weg naar Linares, kom je twee kuuroorden met warmwaterbronnen tegen.

De patio’s en tuinen van de bronnen in Panimávida zijn nog helemaal in de oude 19de-eeuwse koloniale stijl. Het water is gemiddeld 32°C en bevat mineralen als sulfaat en calcium, die goed zijn voor mensen met gewrichtsaandoeningen, reuma en nierstenen.

In Quinamávida zijn de warmwaterbronnen uitgebreider en moderner, alhoewel de oorsprong van het bronwater hier eveneens in de 19de eeuw ligt. Er zijn comfortabele jacuzzi’s, Turkse baden en saunavoorzieningen gebouwd.

De bronnen van Quinamávida zijn behalve voor de gewrichten verlichtend voor bronchitis, astma en verkoudheid, en helpen, naar men zegt, bij darmkwalen, de spijsvertering en het voorkomen van stress. Het water is zo helder, dat het zelfs gedronken kan worden. In de paviljoens kun je je laten masseren; een specialiteit is de huidmassage met mineraalhoudende modder vermengd met bijenhoning.

Talca en de Maule-vallei

Als hoofdstad van de Regio VII en toegangspoort voor de wijnvallei langs de Río Maule is Talca verreweg de belangrijkste stad in dit deel van Chili. Historisch gezien is de stad interessant vanwege de betekenis tijdens de onafhankelijkheidsstrijd. In 1814 was de stad het toneel van gevechten tussen royalistische en patriottische troepen en vier jaar later ondertekende Bernardo O’Higgins hier de Onafhankelijkheidsverklaring. Tegenwoordig is het een centrum van industrie, landbouw en wijnproductie. De Valle de Maule is de zuidelijkst gelegen wijnregio.

De stad van de onafhankelijkheid

Onmiskenbaar vormt ook hier de Plaza de Armas het hart van de stad, met daaraan de kathedraal en het gemeentehuis. De beelden komen uit Peru en zijn door het plaatselijke regiment gejat tijdens de Guerra del Pacífico.

De Calle 1 Sur is de winkelstraat, en een blok oostelijk van het gemeentehuis staat de grote toeristische attractie, het Museo O’Higginiano y Bellas Artes. Het is een oud koloniaal pand, waar politieke en sociale bijeenkomsten plaatsvonden, en waar de patriotten bijeenkwamen om de strategie tijdens de onafhankelijkheidsstrijd te bespreken. Zo werd hier in de grote salon, La Quadra, de eerste Junta de Gobierno geïnstalleerd. Dat was in 1815. Drie jaar later ondertekende Bernardo O’Higgins er de Onafhankelijkheidsverklaring.

Het Casa de la Independencia, zoals het pand ook wel wordt genoemd, doet nu grotendeels dienst als historisch museum. Er is aandacht voor de geschiedenis aan de hand van het werk van plaatselijke en nationale kunstenaars. Het gebouw zelf is een van de weinige overblijfselen van de koloniale bouwstijl in Talca.

Museo O’Higginiano, Calle 1 Norte en 2 Oriente, geopend di.–vr. 9–13 en 15–18, za.–zo. 10–13 uur. Entree: gratis.

Niet ver van het museum, een paar blokken oostwaarts, vind je de stadmarkt.

Voor liefhebbers van brandweerwagens en blusapparatuur is een bezoek aan het Museo Bomberil Benito Riquelme een verplicht nummer.

Museo Bomberil Benito Riquelme, Calle 2 Sur 1772, geopend ma.–vr. 8.30–23 uur. Entree: gratis.

Niet zozeer voor een toeristisch bezoek, maar wel van groot belang voor de regionale cultuur is het Teatro Regional del Maule. In de tijd van president Salvador Allende werd het geraamte neergezet voor een nieuw cultuurpaleis, nadat het oude theater ernstig was beschadigd door aardbevingen en verwaarlozing. Pas in de jaren ’90 van de vorige eeuw is het afgebouwd. Het theater is, naast het O’Higgins-museum, de trots van de stad en de hele regio Maule. De akoestiek van de zaal is fantastisch en uniek in Zuid-Amerika. Vandaar dat steeds meer grote gezelschappen op tournee Talca aandoen. Omdat alle gemeenten in de provincie bijdragen aan de financiering, gaan de gezelschappen die het theater als basis hebben ook de hele regio langs om daar voorstellingen en audities te organiseren. Met dit theater staat Talca ook cultureel op de kaart! Kijk voor de programmering op www.teatroregional.cl.

San Javier

Hart van het wijngebied in de Valle del Maule is het plaatsje San Javier met z’n statige herenhuizen aan het centrale plein. Viña Balduzzi is een instituut in deze contreien, met een traditie van wijnmaken die teruggaat tot de 17de eeuw. De eigenaars wonen sinds mensenheugenis op het landgoed, zo ook Don Jorge López Balduzzi, die de gasten nog altijd graag te woord staat. Balduzzi is een voorloper van het wijntoerisme met vaste tijden voor rondleidingen en proeverij.

Viña Balduzzi, Avenida Balmaceda 1189, geopend voor bezoek ma.– za. 9–18 uur. Entree: C$ 1000.

De overige wijngaarden liggen aan de weg naar San Clemente en profiteren daar van de betere irrigatiemogelijkheden sinds de rivier is afgedamd. Aan de weg naar dit plaatsje staat het Villa Cultural Huilquilemu, een bijzonder mooi gerestaureerde casa patronal uit het midden van de 19de eeuw. De verschillende salons doen dienst als museum over de historie en de cultuur van de streek, het wijnmaken en religieuze en seculiere kunst. Je krijgt er een vrij compleet beeld van de rijke tradities in dit wijngebied en je kunt er bovendien wijn proeven en streekproducten kopen.

Villa Cultural Huilquilemu, aan de weg van Talca naar San Clemente, geopend di.–vr. 9–13 en 15–18.30; za. 12–18 uur. Entree: C$ 500.

Een paar kilometer zuidelijker, aan de RN5, ligt een derde concentratie van wijngaarden, bij het dorp Villa Alegre. Dit idyllische plaatsje is een lust voor het oog, met zijn lommerrijke straten, waar de geur van de fruitbomen je tegemoetkomt, en de stijlvolle landgoederen.

Chillán en de Bío Bío-Vallei

De grootste rivier in Zuid-Chili, de Río Bío Bío, vormde lange tijd de grens tussen de Spaanse kolonie en het land van de Mapuches. Zuidelijk van de rivier kon geen enkele Spaanse nederzetting standhouden. Daar waren de dappere Mapuches heer en meester.

Tegenwoordig is de Bío Bío synoniem voor wildwatersport, zoals raften en kanoën. Landschappelijk gezien vormt de rivier de overgang van het valleiengebied in Centraal-Chili, gekenmerkt door groene heuvels, merendeels beplant met druiven, naar het ruigere Zuid-Chili met de meren en fjorden.

Bij Chillán begint het deel van Chili dat bekendstaat als Araucanía. Uitgestrekte wouden van deze altijdgroene, hoge boomsoort, omzomen de meren die naar het zuiden toe ook in aantal toenemen.

Linares is de volgende pleisterplaats aan de RN5 en een van de oudste stadjes in het land. Het Museo de Bellas Artes, ondergebracht in een fraai koloniaal pand uit 1762, de stadsmarkt en de regeringsgebouwen uit het begin van de 19de eeuw zijn interessant om te bezoeken.

Wijngaarden in de Maule-vallei

De Valle del Maule is de laatste twintig jaar opgekomen als eersteklas wijngebied. Bijna 50.000 ha is met wijnranken beplant. De nadruk heeft lange tijd gelegen op de productie van tafelwijnen op basis van de País-druif. De laatste decennia is deze echter overvleugeld door de aanplant van de betere druiven voor kwaliteitswijnen. Cabernet Sauvignon (16.000 ha) en Merlot (6000 ha) spannen hier de kroon; de Carmenère is in opmars.

Het wijnhuis Carta Vieja is de oudste nog producerende firma in de vallei, een van de pioniers. Zeven generaties van de familie Del Pedregal maakten al klassewijnen, zoals te zien is aan de gewonnen prijzen in de ontvangstruimte.

Viña Balduzzi is reeds genoemd. Andere grote firma’s in de vallei zijn ooit begonnen als bescheiden familiebedrijfjes van immigranten uit Italië en Frankrijk, zoals Viñedos J. Bouchon met ruim 300 ha en een jaarlijkse productie van 2,5 miljoen liter eveneens een van de grotere, en Viña Casanova, van Italiaanse oorsprong en volledig op de export gericht. Nieuwkomers zijn bijvoorbeeld Viños del Sur, ontstaan uit een fusie in 1997 van de twee oudere wijnhuizen Viña Rucahue en Viña Carpe Diem, Viñedos Terranoble (1993), kleiner dan de hiervoor genoemde firma‘s, maar steeds sterker op de markt door zijn kwaliteitswijnen, en tot slot Viña Calina, eigendom van het bekende Californische wijnhuis Kendall-Jackson.

Kijk op www.valledelmaule.cl voor bijzonderheden over de wijnhuizen en voor contactgegevens.

Chillán

De stad Chillán is een middelgrote moderne provinciestad (150.000 inwoners). Vier maal opnieuw is deze nederzetting gesticht, vooral vanwege natuurgeweld. De eerste locatie lag op een plek die regelmatig overstroomde bij hoog water in de rivier. Ook diverse zware aardbevingen troffen de stad, de laatste in 1939. Dat was een zeer zware, die een groot deel van de stad wegvaagde. Er vielen maar liefst 20.000 slachtoffers. In het centrum memoreren nogal wat monumenten aan deze dramatische episode. Meest in het oog springend is een enorm betonnen kruis, midden op het Plaza Bernardo O’Higgins. Dit monument is ruim 20 m hoog; iedere meter staat voor de nagedachtenis van duizend doden.

De moderne kathedraal aan het plein is een ander opvallend bouwwerk. Het godshuis is gebouwd in de vorm van negen grote bogen en is zo gebouwd dat het de volgende zware aardbeving moet kunnen weerstaan.

Om een beeld te krijgen van de vroegere geschiedenis van de stad, ben je aangewezen op het Museo Franciscano, gevestigd in het Convento San Francisco. De gebouwen dateren uit de vroege jaren van de 20ste eeuw en overleefden de aardbeving. In het museum zijn kerkelijke en militaire voorwerpen uit de koloniale tijd samengebracht. Interessant zijn de tekeningen, schilderijen en documenten uit de begintijd van de nederzetting. Chillán werd in 1579 gesticht door Martín Ruiz de Gamboa, kapitein-generaal en gouverneur in Chili. In 1585 streken de franciscaner monniken er neer om te proberen de Mapuche-indianen te bekeren tot het christendom.

Museo Franciscano, Plaza General Lagos, open di.–zo. van 9–15 uur. Entrée: C$ 500.

Twee blokken zuidoostwaarts van het centrale plein bevinden zich de markten. De Mercado Modelo en de Feria de Chillán zijn levendige hoogtepunten in het stadsbezoek. Andere bezienswaardigheden in Chillán zijn het museum dat is gewijd aan Bernardo O´Higgins en het Museo Naval Arturo Prat, over de maritieme geschiedenis. Prat is voor de Chilenen een grote zeeheld, die zijn leven gaf voor het vaderland tijdens de Guerra del Pacífico. Zijn portret siert het bankbiljet van 10.000 peso.

Museo Naval Arturo Prat, Calle Isabel Riquelme, open ma.–vr. 10–12 en 15–17 uur.

Veel mensen bezoeken Chillán op weg naar wintersport of de warmwaterbronnen aan de voet van de Volcan Chillán. De Termas de Chillán zijn het vermaardste kuuroord in Chili. Uiterst luxueus en met voortreffelijke faciliteiten. In het winterseizoen van mei tot en met september domineert de skicultuur, in de zomer komen de badgasten.

Mexicaanse meesters als troost

Uit de gehele wereld kwam na de zware aardbeving van 1939 hulp voor de getroffen delen van Chili. In Chillán is veel hulp uit Mexico terechtgekomen. Daarvan getuigt de Escuela México, aan het in het noordwesten van de stad gelegen Plaza de los Héroes de Iquique. De school is gebouwd met financiële steun van de Mexicaanse regering en bekende muralisten uit dat land als Xavier Guerrero en David Alfaro Siqueiros, hebben wandschilderingen gemaakt in respectievelijk het trappenhuis en de schoolbibliotheek. De taferelen verwijzen naar gebeurtenissen in de Mexicaanse en Chileense geschiedenis; Europese indringers gaan zich te buiten aan wreedheden tegen de inheemse bevolking, die er niettemin in volhardt weerstand te bieden tegen de onderwerping. Grote helden uit het verzet en de onafhankelijksstrijd staan hun bij.

Escuela México, Plaza de los Héroes de Iquique, geopend voor bezoek ma.– vr. 10–13 en 15–18.30; zon- en feestdagen 10–18 uur.

Concepción

De grootste stad in het zuiden is Concepción. Ze had een belangrijke rol in de geschiedenis en is tegenwoordig het toonbeeld van modernisering in Chili. Ruim 200.000 inwoners telt de hoofdstad van de VIIIste regio Bío Bío. Brede verkeersaders leiden naar het commerciële centrum van de stad aan de monding van de Río Bío Bío. Handel, visserij en industrie zijn de voornaamste economische sectoren.

Concepción heeft altijd in de vuurlinie gelegen. In 1550 vond hier een van de eerste grote veldslagen met de inheemse bevolking plaats, bij de Cerro de la Pólvora, in het oosten van de stad. De eerste nederzetting in dit gebied werd gesticht door Pedro de Valdivia, op de plek waar nu het fort van Penco ligt, een paar kilometer ten noorden van de stad. Tussen 1565 en 1573 was dat zelfs de hoofdzetel van de Spaanse macht in Chili. Nadat een aardbeving en een vloedgolf de nederzetting verwoestten, schreef gouverneur Ortiz de Rosas in 1751 een referendum uit onder de bevolking voor de herbouw op drie mogelijke locaties. Dat werd uiteindelijk de huidige plek, aan de monding van de Bío Bío en de Andalién. In 1765 was de herbouw voltooid.

Tijdens de onafhankelijkheidsstrijd trokken de rebellen zich hier terug en in 1811 riep Bernardo O’Higgins er de onafhankelijkheid uit. Op de Plaza de la Independencia, vroeger Plaza Mayor, memoreert een bronzen zuil aan de grote historische gebeurtenis.

Bij de fontein staat een beeld van Ceres, godin van de landbouw, een ode aan de vruchtbaarheid in het achterland van Concepción. Van de historische gebouwen staat nog weinig oorspronkelijks overeind, want in 1939 en 1960 verwoestten aardbevingen opnieuw grote delen van de stad.

Aan het centrale plein staat de Catedral de la Santísima Concepción, nieuwbouw uit de jaren ’40 van de vorige eeuw in romaanse stijl. Naast de kathedraal bevindt zich het hoofdgebouw van de gelijknamige universiteit, ondergebracht in het voormalige bisschoppelijke paleis. Hier is tevens het Museo de Arte Sagrado ondergebracht, met een grote collectie religieuze kunst en voorwerpen en kleding die bij ceremonies worden gebruikt.

Museo de Arte Sagrado, geopend 10–14 en 16–20; za.–zo. 11–14 uur.

Aan de zuidkant van het centrum komt, op de plek van het oude treinstation, het nieuwe bestuurscentrum. In het stationsgebouw uit 1941 is indertijd een bijzonder fraaie wandschildering aangebracht: de Historia de Concepción door Gregorio de la Fuente. In vogelvlucht is de ontwikkeling afgebeeld van de ‘idyllische’ tijd voordat de Spanjaarden kwamen tot aan de modernisering nu. De schilder heeft het kunstwerk namelijk niet zo lang geleden zelf gerestaureerd en geactualiseerd.

Aan de oostkant van de stad vormt Parque Ecuador, aan de voet van de Cerro Caracol, de begrenzing van het centrum. Dit grote stadspark heeft tal van attracties voor kinderen, en in de zomer vinden er in de weekenden culturele activiteiten plaats.

La Casa del Arte, een paar blokken ten noorden van het park op het terrein van de universiteit, is een ondergewaardeerd kunstmuseum, dat helemaal is gewijd aan werk van Chileense kunstenaars. Het kan zonder meer worden gezien als het voornaamste museum voor hedendaagse Chileense kunst. In de hal hangt de indrukwekkende schildering Presencia de América Latina, van de Mexicaanse schilder Jorge González Camarena. Ruim 240 m2 groot is dit immense epos over de vermenging der volkeren in de Nieuwe Wereld.

La Casa del Arte, geopend ma.–vr. 10–18; za.–zo. 10–15 uur. Entree: gratis.

Concepción is trots op haar universiteit. De campus van de Universidad de Concepción in het noordoosten van de stad is een fraai stedenbouwkundig geheel met veel groen. Alle hoofdgebouwen staan aan de centrale wandelboulevard met aan weerskanten grasvelden. De Campanil (klokkentoren) is het symbool van de universiteit en geïnspireerd op de ranke campaniles uit de renaissance in Italië. Via een pad de heuvel op kom je op een plek waar je een mooi uitzicht hebt over de stad. Aan de voet van de heuvel is een fokkerij voor poedoes. Eenmaal groot genoeg krijgen ze de vrijheid in een van de natuurreservaten.

Goudgele stranden

Boven de stad Concepción, rond de baai, ligt een handvol badplaatsen, waar het in de zomer gezellig druk is. Eerst kom je door Penco, in feite een buitenwijk van de havenstad, waar het gerestaureerde Fuerte La Planchada een goed oriëntatiepunt is. Het fort uit 1687 heeft een turbulente historie en is meerdere keren verwoest en weer opgebouwd. De Spaanse soldaten moesten hier slag leveren met Mapuche-krijgers, met piraten in onder meer 1694 en 1720, en later met de patriotten. Menig patriot heeft tijdens de Onafhankelijkheidsoorlog in het fort opgesloten gezeten.

Dan kom je door de houthaven van Lirquén, waar je heerlijk kunt lunchen in de Barrio Chino, het plaatselijke Chinatown.

Het kustgebied is hier voor een groot deel in gebruik voor commerciële houtproductie. De plantages strekken zich uit tot ver in het binnenland. Op 28 km van Concepción kom je dan in Tomé, ook een levendig havenstadje. Playa El Morro, een langgerekt goudgeel strand, is een van de betere aan deze kust. In het seizoen en de zomerse weekenden is het snel te druk. Het verderop gelegen Playa Cocholgüe is rustiger. Voorbij de rotsen liggen vervolgens de allermooiste

stranden van de regio: Playa Dichato, Playa Merquiche en Playa Purda.

Talcahuano

Ten westen van de stad liggen Hualpén en Talcahuano, een grote haven- en industriestad. Sinds mensenheugenis is Talcahuano een marinebasis. Vanuit de Puerto de Leones, bij het commando van de basis, bijgenaamd El Vaticano, kun je een rondleiding krijgen.

In de baai ligt de Huáscar afgemeerd, het vlaggenschip van de Peruaanse marine en oorlogstrofee uit de Guerra del Pacífico. De gepantserde oorlogsboot is een uniek exemplaar, die goed is onderhouden en nog steeds vaart. In 1864 is de boot in Engeland gebouwd. Vijftien jaar was het schip de trots van Peru en de schrik van de buurlanden, totdat het in 1879 bij de Zeeslag van Iquique door de Chilenen werd veroverd. Je kunt een rondleiding krijgen op het schip en onder meer de plek bezoeken waar nationale held Arturo Prat stierf bij een eerdere zeeslag.

Monitor Huáscar, dagelijks 9.30–12 en 14–17.30 uur. Entree: C$ 1000, kinderen C$ 500. Legitimatie verplicht!

Hualpén

Achter de staalfabriek van Huachipato en de raffinaderij langs kun je vervolgens naar Hualpén rijden. Hier is het Museo y Parque Pedro del Río Zañartu een bijzondere attractie. De terreinen van de oude haciënda van deze schatrijke ondernemer zijn omgevormd tot een geweldige groene oase en de gebouwen tot cultureel centrum. In het museum zijn duizenden kunstwerken, archeologische vondsten, kleren, wapens, meubels en parafernalia bijeengebracht, die Del Río Zañartu op zijn reizen over de hele wereld verzamelde. Een wandeling in de tuinen op het uiterste puntje van het schiereiland, langs sculpturen en exotische flora, met intieme plekjes en fraaie panorama’s is een bijzondere ervaring in dit gebied vol industrie- en havenactiviteiten.

Museo y Parque Pedro del Río Zañartu, via Hualpén naar de monding van de Bío Bío rijden, geopend dagelijks 9–18 uur. Entree: per auto C$ 1000 of per bus C$ 5000.

De Steenkolenkust

Ten zuiden van Concepción liggen kleine vissersplaatsen als Coronel, Lota en Lebu, die zich in het laatste kwart van de 19de eeuw na de ontdekking van dikke lagen steenkool ontwikkelden tot belangrijk mijnbouwgebied. Vandaar de naam Costa del Carbón, de steenkolenkust. De mijnen zijn inmiddels gesloten en delen van de mijnbouwkolonie zijn geschikt gemaakt voor het toerisme.

Tegen de hellingen van het kustgebergte ligt het mooie natuurgebied Nahuelbuta.

Zo’n 30 km ten zuiden van Concepción ligt Coronel, waar de Compañía Carbonifera Schwager lange tijd het economische hart vormde. De Duitser Federico Schwager bouwde er zijn kleine imperium op. Zijn villa, nu het Casa de Huéspedes (gastenhuis), is het prominentste bouwwerk in het stadje (90.000 inwoners) dat nu leeft van de visserijindustrie en de houthandel.

Lota

Via de Carretera 21 de Mayo rijd je binnendoor naar Lota, écht een zogenaamde company town, waar in dit geval alles draaide om de mijnbouw. Er is een laaggelegen deel in het plaatsje, Lota Bajo, oorspronkelijk een vissersdorp, en het hogergelegen Lota Alto, de mijnnederzetting.

In 1849 begon Matías Cousiño met de eerste schacht. In enkele decennia tijd groeide Lota uit tot een van de centra voor de steenkolenmijnbouw. Duizenden mensen vonden hier werk en de middenstand voer er wel bij, ook al moesten de mijnwerkers een fors deel van hun loon noodgedwongen besteden in de winkel van de mijnbouwonderneming. Dat was immers de enige plek waar ze krediet konden krijgen. In 1997 sloot de laatste mijn, een geweldige klap voor de plaatselijke economie.

De verloedering van de huisjes, de voorzieningen en de infrastructuur demonstreren de teloorgang van het eens zo welvarende Lota. Met het toerisme probeert men voor wat leven in de brouwerij te brengen, en dat lukt aardig. De afdaling in de mijnen Chiflón del Diablo of Pique Carlos, met een wandeling van ruim 1 km ondergronds of zelfs onder de zee, is een behoorlijk succes. De kruip-door-sluip-door gangen (soms moet je echt op je hurken verder) geven een beetje een idee onder welke omstandigheden de mijnwerkers ondergronds hun werk moesten doen. Een collectief van ex-mijnwerkers verzorgt de excursies en brengt je bovendien naar een blok met verveloze barakken waar hun voorvaders moesten leven.

Sinds 1998 werkt men aan de restauratie van een deel van de typische mijnwerkerswoningen, mede door de betrokkenheid van de Fundación Chile, die ijvert voor het behoud van cultureel erfgoed. De resultaten daarvan zijn te zien tegenover de Iglesia San Matías Apóstol, aan de weg die van de beneden- naar de bovenstad loopt. Daar staat een rij gerestaureerde administratiegebouwen en mijnwerkerswoningen. De kerk, gereedgekomen in 1928 en in romantische stijl, is de laatste rustplaats van Matías Cousiño.

Het Museo Histórico de Lota geeft een overzicht van de geschiedenis van de steenkolenmijnbouw in het plaatsje aan de hand van onder meer honderden ansichtkaarten.

Op het schiereiland, de mooiste plek, hadden de Cousiño’s hun privédomein. Het Parque de Lota, de fantastische tuin die doña Isidora Goyenechea, echtgenote van Luís Cousiño, aan liet leggen en de villa van de mijneigenaren, het Ex Palacio, zijn eveneens te bezoeken.

Pioniers van de industrialisering

Matías Cousiño staat aan de basis van de steenkolenmijnbouw in Chili. Hij opende de eerste mijn bij Lota, die vanaf die tijd altijd de belangrijkste mijnstad is gebleven. De snel groeiende vraag naar kolen voor de stoommachines bracht vier generaties Cousiño’s grote rijkdom en invloed. Een wandeling door de villa, die zoon Luís Cousiño liet bouwen en verfraaien, is een reis terug in de tijd, waarin grote uitvindingen als de telefoon, de elektriciteit en de grammofoon inspireerden tot nieuwe ondernemingen. Het fortuin dat de Cousiño’s vergaarden, werd merendeels geherinvesteerd in nieuwe ondernemingen zoals een keramiek- en een porseleinfabriek en een waterkrachtcentrale, én in de bosbouw om zelf de stutbalken voor de schachten te kunnen maken.

Isidora Goyeneche Gallo, echtgenote van Luís, stopte aardig wat geld in de verfraaiing van de villa en de tuinen. Zij liet het prachtige park aanleggen, dat nu te bezoeken is. Voor het ontwerp tekende een Engelse landschapsarchitect, die tal van exotische planten en bomen plantte en vijvers met bijbehorende faunen bouwde. In de loop der tijd hebben volgende generaties de tuin verfraaid en verder aangekleed. Inmiddels staan er ruim twintig beelden en een Chinees paviljoen en zijn er prachtige bloemenperken gekomen. Een wandeling door het park is een verademing, vooral tegen de achtergrond van de troosteloze wijken met veelal verlaten mijnwerkersbarakken.

Parque Isidora de Lota, op de berg in Lota Alto, geopend 9–18 (in de zomer 9–20 uur). Entree: C$ 5000, kinderen C$ 4500 (inclusief bezoek aan de villa en het museum). Kijk voor meer informatie op www.lotasorprendente.cl.

Lebu

Echt paradijselijk wordt het een kleine 70 km zuidelijker, in de buurt van Lebu. Bij de hoofdstad van de provincie zijn nog steenkoolmijnen open. Carbonífera Victoria de Lebu (Carvile) is de laatste grote. Het stadje, dat uit drie verschillende mijnbouwnederzettingen bestaat, leeft verder van de visserij en de bosbouw.

Aan de noordkant van het stadje liggen geweldige strandjes, tussen de rotsen en bij overwoekerde grotten. Playa Millaneco is het mooiste. In de buurt kun je de grot bezoeken, waar bandiet Vicente Benavides zich begin 19de eeuw schuilhield als hij de omgeving weer eens onveilig had gemaakt.

In het landbouwplaatsje Cañete is nog een overblijfsel te vinden uit de tijd van de eerste kolonisatie. Fuerte Tucapel, een fort dat stamt uit 1552 en dat gebouwd is aan de gelijknamige rivier, is verbonden met Pedro de Valdivia. Hij liet de versterking bouwen en vond er twee jaar later de dood, toen hij werd terechtgesteld door Mapuche-opperhoofd Lautaro. In het plaatsje is een aardig museum over de Mapuche-cultuur gevestigd: Museo Mapuche. Behalve fraaie sieraden, kleding en gebruiksvoorwerpen, biedt de collectie een goed beeld van de middelen van bestaan, de religie en de tradities van de Mapuche.

Museo Mapuche, geopend ma.–vr. 9.30–19 en za.–zo. 11–19 uur. Entree: C$ 600 en 300.

Laguna del Laja

Op weg naar het merengebied in het zuiden passeer je op de RN5, een kleine 20 km voor het stadje Los Ángeles, het bordje ‘Salta’. De zijweg brengt je bij de Salta del Laja, een spectaculaire waterval, die zeker een stop waard is. Er is zelfs een redelijk luxehotel ter plekke en een tweetal campings. De plek is erg in trek bij Chilenen die er een weekend op uit trekken.

Vanuit Los Ángeles rijd je in anderhalf uur naar het Parque Nacional Laguna del Laja, een bijzonder landschappelijk natuurgebied. De lagune met smaragdgroen water is gevormd door de vulkaan Antuco, die nu vredig boven het landschap uittorent.

Het gebied leent zich uitstekend voor wandelingen en observatie van het natuurleven. In de winter is het koud en nat, en kan er sneeuw liggen. In de zomer bedraagt de temperatuur gemiddeld 14 ˚C.

Parque Nacional Laguna del Laja, 86 km ten oosten van Los Ángeles, het hele jaar open, in de zomer van 8–20, in de winter van 8–18 uur. Entree: C$ 750, kinderen C$ 300.

Parque Nacional Nahuelbuta

Ten zuiden van de Río Bío Bío liggen nog meer natuurparken, zoals Parque Nacional Nahuelbuta. Dit park behandelen we in dit hoofdstuk, omdat het goed aan te rijden is vanaf de RN5 via Los Ángeles en Angol of, komend vanaf de Steenkolenkust, via Cañete.

Parque Nacional Nahuelbuta ligt tegen de flanken van de gelijknamige bergen. Ze vormen een natuurlijke scheiding tussen de riviervallei en de oceaankust. Door de luwte van de bergkam groeien er veel araucaria’s, vrij ongewoon voor het kustgebergte. Sommige bomen zijn 2000 jaar oud! Verder groeien er coigües, eiken en lenga’s.

De bergen komen niet boven de 1400 m uit. De hoogste toppen zijn de Cerro Anay (1402 m) en de Piedra El Águila (1379 m), die uitzicht bieden op alle grote landschappen in dit deel van Chili: de oceaankust, de Centrale Vallei en de Andes. Naar beide bergtoppen zijn wandelingen te maken.

Parque Nacional Nahuelbuta, benaderen via Angol of Cañete, geopend jan.–feb. 8.30–20, mrt.–dec. 8.30–18 uur. Entree: C$ 2000, kinderen C$ 500.