El Norte Grande

7


Reizigers die een grote affiniteit voelen met het buurland Peru, kunnen eigenlijk niet om het noordelijkste gedeelte van Chili heen. Immers, de regio vanaf de Chileens-Peruaanse grens tot voorbij Iquique een stuk zuidelijker behoorde tot aan 1883 toe aan het onderkoninkrijk Peru, wat nog steeds goed is af te lezen aan de bevolking van dat gebied. Met hun lichaamsbouw en gelaatstrekken verraden velen hun afstamming van de Quechua’s die een groot deel van Peru bewonen, en van de Aymara’s die het zuidelijk deel van Peru rond het Titicacameer en een groot deel van Bolivia bevolken. Ook in geografisch opzicht zet zich het landschap van Zuid-Peru duidelijk voort in het noordelijk deel van Chili: de hoogvlakten en toppen van de Andes, vulkanen en lagunes, waar wilde vicuña’s en guanaco’s in kuddes rondtrekken.

Het kustgedeelte wordt, net als in Peru, gekenmerkt door een brede strook woestijn, terwijl zich daarachter de hellingen van de Andes verheffen, oplopend tot hoogten boven de 5000 m. Menig reiziger die zich daar niet of te weinig op voorbereidt, zal zich door een gebrek aan zuurstof heen moeten worstelen met de bijbehorende hoofdpijn en misselijkheid. Gelukkig is die kwaal binnen een etmaal voorbij, mits het slachtoffer voldoende rust in acht neemt en vooral grote hoeveelheden water of cocathee tot zich neemt.

Het gebied van El Norte Grande omvat twee politieke regio’s van Chili, namelijk Tarapacá (Regio I) met als hoofdstad Iquique, en Antofagasta (Regio II) met als hoofdstad Antofagasta. Beide regio’s komen in dit hoofdstuk aan de orde.

Arica, aan de grens met Peru

Arica is een betrekkelijk klein en rustig stadje, gelegen aan de kust en tegen de grens met Peru aan. Het is de hoofdstad van de gelijknamige provincie Arica en heeft rond de 175.000 inwoners. Het belangrijkste symbool van de stad vormt de rots El Morro, die zich langs de kust verheft als een bijzonder uitkijkpunt van 110 m hoog. Daar werden tijdens de Pacifische Oorlog oftewel de nitraatoorlog een aantal beslissende gevechten geleverd, die geresulteerd hebben in de overdracht van de stad door de Peruanen aan de Chilenen. Op de top staat het Museo Histórico y de Armas dat gewijd is aan het militaire treffen tussen de Peruaanse en Chileense militairen. Wapens, uniformen en een weergave van het slagveld kunnen hier bewonderd worden, waarbij uiteraard de Chileense generaals als helden worden afgeschilderd. Voor de meeste toeristen zal het museum echter weinig aantrekkelijks bevatten. Op de hoogste top van de berg bevindt zich een Christusbeeld met wijdopen armen, een beeld dat al enkele decennia geleden in brons gegoten werd in Madrid en dat uiteindelijk pas in 1999 zijn definitieve standplaats hier vond.

 MUSEO HISTÓRICO Y DE ARMAS. Geopend: ma.–vr. 8.30–20, za.–zo. 9–20 uur. Entree: C$ 500, kinderen C$ 250.

Langs de stranden

Als je geluk hebt en het weer is helder genoeg, dan heb je hiervandaan een aardig uitzicht over de stad en de haven. Om de bocht van El Morro loopt een kustweg die langs een aantal zandstranden slingert. Eerst voert die weg langs het voormalige eilandje Alacrán, dat pas sinds 1964 verbonden is met het vasteland. In de 17de en 18de eeuw diende het eilandje als fort voor de gevestigde Spaanse legermacht. Van hieruit kon de haven van Arica beschermd worden tegen zeerovers die regelmatig aanvallen deden op de kusten van de Pacifische Oceaan. De stenen forten staan er nog steeds en vormen tegenwoordig een Nationaal Monument.

Verder heeft het eilandje van oudsher als tijdelijke verblijfplaats voor trekvogels gefungeerd. Om die reden heeft zich daar altijd veel guano afgezet, die sinds historische tijden is geëxploiteerd ten behoeve van de landbouw.

Een eind verder liggen een paar uitstekende stranden, te weten Playa El Laucho en Playa La Lisera. Schaduw verschaffende palmen en horecagelegenheden maken deze stranden tot prettige verblijfsoorden, vooral tijdens de warmere maanden van het jaar, van december tot maart.

p163

Arica
Klik op een van de volgende deelkaarten voor een vergroting: linksboven, rechtsboven, linksonder en rechtsonder.

Het centrum

Het centrum van Arica biedt de bezoeker ook een aantal aantrekkelijkheden. Het voetgangersgebied omvat onder meer de straten Bolognesi en 21 de Mayo. Aan die straten vind je een groot aantal winkels, reisbureautjes, cafés en restaurants met bijbehorende terrassen.

Dicht bij El Morro, aan de Plaza Colón, bevindt zich de kerk San Marcos, een compleet metalen bouwwerk naar een ontwerp van architect Gustave Eiffel, opvallend in de kleuren wit en rood. Het bouwwerk dat in Frankrijk tot stand kwam, was eigenlijk bedoeld voor de Peruaanse havenstad Ancón, maar bleef op bevel van de toenmalige (Peruaanse) president in Arica steken. Het kon daar mooi een voormalige kerk vervangen die bij een zeebeving in 1868 totaal verwoest was. Deze kerk van Eiffel doorstond met glans een volgende zeebeving in 1877, dankzij de solide metalen constructie.

Eveneens van de hand van Eiffel is een ander opvallend gebouw in het centrum, namelijk het douanegebouw aan het kleine Parque Boquedano bij de haven, dat gekenmerkt wordt door dezelfde kleuren wit en rood als de kerk San Marcos. Het bouwwerk werd in de werkplaats van Eiffel in Parijs geconstrueerd en geprefabriceerd in 1874 naar Arica gebracht. Tegenwoordig geldt het als Nationaal Monument en is de functie veranderd in die van Casa de la Cultura. Met regelmaat worden hier kunstexposities georganiseerd. Bijzonder zijn de halfcirkelvormige trappen voor het gebouw, die als publieke tribune kunnen dienen bij presentaties vanuit het gebouw.

 Casa de la Cultura. Geopend: ma.–vr. 8.30–16.30 uur. Gratis toegang.

Aan hetzelfde parkje ligt het stationsgebouw voor de spoorlijn die van Arica naar La Paz voert. Deze spoorlijn heeft een lengte van 457 km, voltooid in 1913. In datzelfde jaar werd dit gebouw opgeleverd. Ook dit is een Nationaal Monument geworden, hoewel het nog steeds dient voor het regelen van zakelijk vervoer over het spoor naar La Paz. Personen kunnen niet meer met de trein reizen. Achter het gebouw is een klein gratis toegankelijk museum, waar onder andere een oude stoomlocomotief valt te bewonderen.

 Museo Ferroviario. Geopend: ma.–vr. 8.30–17.30 uur. Entree: gratis. Aan de noordkant van het centrum langs de kust ligt het wat luxere strand Playa Chinchorro, met vlakbij een groot zwembad van Olympisch formaat. Vooral de rijkere toeristen zoeken hier hun zomerse verkoeling.

Naar de Azapa Vallei

Een aardig tochtje is vanuit Arica naar de Azapa Vallei, waar zich ook een archeologisch museum bevindt, het Museo San Miguel de Azapa. Het ligt ongeveer 12 km van de stad en is daardoor gemakkelijk met een (collectieve) taxi te bereiken of zelfs op de fiets. In het museum vertelt een permanente expositie op chronologische wijze de geschiedenis van tienduizend jaar cultuur in de regio. Onder meer tref je er een oude koloniale molen en een pers voor de productie van olijfolie. Collectieve taxi’s vertrekken vanuit de Calle Chacabuco in het centrum.

Onderweg passeer je grote archeologische geogliefen tegen de hellingen van de zandheuvels. Het betreft hier afbeeldingen van onder andere mensen en lama’s, vervaardigd door stenen in hoopjes neer te leggen. De afbeeldingen dienden destijds (1000–1400 n.Chr.) als oriëntatiepunten voor rondtrekkende herders.

 MUSEO SAN MIGUEL DE AZAPA. Geopend: jan.–feb. 10–19; mrt.–dec. 10–18 uur. Entree: C$ 1000, kinderen C$ 500.

Excursies naar het achterland van Arica

In het hoogseizoen is het geen enkel probleem om bij een van de vele reisbureautjes in Arica een excursie met een groepje mensen naar het binnenland te regelen. Buiten het hoogseizoen (december tot en met februari en juli-augustus) kan het organiseren van dergelijke excursies wel eens wat voeten in de aarde hebben, aangezien deze regio een lagere populariteit kent dan bijvoorbeeld het gebied rond San Pedro, dat een heel stuk zuidelijker ligt. Zelf een auto huren of gewoon een aantal keren per dag meerdere reisbureaus polsen op aanloop van reizigers kan dan een oplossing bieden, hoewel het laatste soms enig geduld vergt.

Herrie in het park

Parque Nacional Lauca is niet alleen tot stand gekomen om ecologische redenen. Er bestaan internationale afspraken over dat in geval van conflicten tussen landen deze niet in een beschermd nationaal park uitgevochten mogen worden. Aangezien het noordelijk deel van Chili historisch gezien een omstreden gebied vormt, kunnen nationale parken daar als een belangrijke bufferzone fungeren.

De regio die dit park omvat, was oorspronkelijk privégrond, toebehorend aan de dorpsgemeenschappen die het gebied bevolken. In 1893 kwam het noorden officieel in Chileense handen. Rond 1910 begon de politiek van de chilenización, een krachtig opleggen van de Chileense cultuur aan de voorheen Peruaanse bevolking. Indien iemand daar eigen grond bezat, dan moest dat geregistreerd worden. Maar de Aymara’s die in dit gebied woonden, waren grotendeels analfabeet en hadden er geen zin in. Door het gebied tot nationaal park uit te roepen, kwam alle grond in bezit van de Chileense overheid.

De dorpsgemeenschappen organiseerden zich om toch hun stukjes grond te kunnen behouden. Voor een internationale rechtbank haalden zij hun gelijk. Momenteel beschikken zij weer over hun eigendomsrechten, hoewel veel eigenaren niet meer hier wonen, maar elders. Fiscaal gezien behoort slechts één procent van de grond toe aan de overheid.

Parque Nacional Lauca, wennen aan de hoogte

Een excursie naar het Nationaal Park Lauca is eventueel te boeken in combinatie met een bezoek aan Parque Nacional Las Vicuñas en het zoutmeer van Surire, en aan het Parque Nacional Volcán Isluga. Indien je deze parken alledrie wilt bezoeken en van daaruit door wilt rijden naar Iquique, moet je wel zeker op vier dagen rekenen.

Trek voor een bezoek aan Parque Lauca minimaal twee dagen uit, om te wennen aan de hoogte boven de 4000 m. Je kunt in Putre overnachten, een klein stadje, dat op korte afstand van het park ligt, op een hoogte van 3500 m.

De weg naar Putre voert door de Valle Azapa, een gebied waar veel fruit geteeld wordt (tomaten, olijven, mango’s), en waarvoor het water van de hoogvlaktes komt. In dit gebied hebben zich veel immigranten gevestigd in de periode 1930–1950, vooral Italianen. Het volgende dal heet Valle Lluta, waar andere producten verbouwd worden (maïs, knoflook, ui, klaver), omdat het water van vulkanen komt, waardoor het meer zwavel bevat.

Voorbij Valle Lluta wordt het landschap eentoniger vanwege de eindeloze zandheuvels. Het enige wat er groeit is de Candelabro-cactus, een beschermde cactussoort, die kan uitgroeien tot het formaat van een boom.

De dorpen die je onderweg passeert, liggen er grotendeels verlaten bij. Meer dan dertig inwoners zijn er in de meeste dorpen niet meer, want de uittocht van vooral jongeren naar de stad is enorm. Verder zijn veel van de inwoners gedurende de afgelopen decennia overgestapt van het rooms-katholieke naar een evangelisch geloof. Soms heeft dit tot splitsingen binnen de dorpsgemeenschappen geleid, zelfs in dorpen van nog geen tien inwoners.

Socorama geldt als een van de grotere dorpen. Het ligt op een afstand van 110 km van Arica en ongeveer 25 km van Putre. Begin mei wordt daar het feest van de Cruce de Mayo gevierd. Nadat eind april verschillende kruizen van de bergtoppen zijn gehaald en in het dal gezegend zijn, worden deze in processie door de dorpsbevolking weer naar boven gebracht. Dit gaat gepaard met veel eten, drank, muziek en dans.

Putre is de hoofdstad van de provincie Parinacota en heeft daarom een aantal extra voorzieningen. Er zijn verschillende hotels en restaurants, en er is een internetcafé annex telefooncentrale, van waaruit je ook naar het buitenland kunt bellen. Bereik met mobiele telefoon heb je hier niet. Putre is overigens ook prima met de openbare bus vanuit Arica bereikbaar, waarna je vanuit dat stadje excursies kunt regelen als je dat nog niet gedaan had.

Parque Lauca werd in 1965 tot natuurreservaat verklaard en vervolgens in 1970 tot nationaal park. Er liggen verschillende vulkanen in het park, zoals de vulkaan Parinacota (6330 m hoog) en de vulkaan Pomerape (6240 m). Deze vulkanen kun je met een gids beklimmen, evenals de bergen Sajama, Tahapaca, Guallatiri en Tacora, alle boven de 6000 m hoog. Mocht je over beperkte tijd beschikken, dan kan de acclimatisering een groot probleem vormen, want die kost al vaak 5 à 6 dagen.

Vulkanen, meren en dorpen

Parinacota is behalve een vulkaan ook de naam van een bijzonder dorp, bestaande uit ongeveer vijftig huizen rond een klein kerkje dat gebouwd werd in 1789. Aan de buitenkant springt de grote houten kerkdeur met haar helblauwe kleur en gele en groene omlijstingen het meest in het oog. Binnen kun je een groot aantal wandschilderingen bewonderen. Parinacota kan net als Putre met de bus vanuit Arica bereikt worden. Op het plein waar de kerk aan ligt, worden souvenirs verkocht door de inwoners. De prijzen voor handgeweven producten liggen hier lager dan op de meer toegankelijke plaatsen.

Voorbij het dorp Parinacota (hoogte 4392 m) passeer je een groot aantal bofedales, moerasachtige gebieden die vanwege hun vruchtbaarheid veel dieren, vooral vicuña’s, aantrekken. Niet veel verder bereik je de Lagunas de Cotacotani. Het is mogelijk om hier vanuit het dorp heen te wandelen, een trekking van ongeveer 3 uur heen en 3 uur terug. De lagunes worden gevormd door een groot aantal verbonden meertjes, ooit gevormd bij vulkaanuitbarstingen, wat nog zichtbaar is aan de zwarte lavagrond. Het water heeft een groenachtige kleur.

Nog een eind verder ligt het Lago de Chungara, een uitgestrekt meer, omzoomd door een groot aantal vulkanen met besneeuwde bergtoppen. Er ligt geen dorp, maar wel is er een uitkijkpost gevestigd en staan er stalletjes waar handwerk wordt verkocht. De uitzichten zijn adembenemend, hoewel de hoogte de argeloze reiziger parten kan spelen. Het is mogelijk om hier te kamperen.

De bus vanuit Arica naar La Paz komt hier langs, dus biedt de doorreizende toerist de mogelijkheid om van hieruit zijn reis naar Bolivia te vervolgen. De boeking moet dan echter al van tevoren in Arica verricht zijn.

Reserva Nacional Las Vicuñas, oord van vicuña’s, vizcacha’s en ñandu’s

Verder van Arica dan Parque Lauca ligt het Reserva Nacional Las Vicuñas. Voor een bezoek aan dit park heb je minstens twee dagen nodig, aangezien de afstand vanaf Putre als eventuele tussenstop nog aanzienlijk groot is. Overigens is het natuurlijk ook mogelijk om vanuit Iquique hierheen te reizen.

Dikwijls wordt een bezoek aan dit reservaat gecombineerd met een bezoek aan Parque Lauca. In dat geval is het verstandig om hier drie dagen voor uit te trekken: een dag om van Arica naar Putre te komen en daar te acclimatiseren, een dag om vanuit Putre het reservaat Las Vicuñas te bezoeken en weer terug naar Putre te reizen, en de derde dag om naar Parque Lauca te gaan en de terugreis naar Arica te ondernemen.

Vanuit Putre arriveer je eerst in Parque Lauca. Al aan het begin van het park passeer je een wachtpost van CONAF (Corporación Nacional Forestal, een nationale organisatie voor bosbeheer), een aardige plek om bijvoorbeeld te ontbijten. Rond deze plek verzamelen zich veel vizcacha’s, konijnachtige knaagdieren met een lange staart. Wanneer je verder het park inrijdt, dan is de vulkaan Parinacota goed te zien, evenals Los Payachatas, twee vulkanen die samen ‘de tweelingbroers’ genoemd worden in het Aymara.

De weg naar Reserva Las Vicuñas slaat rechtsaf en het duurt niet lang voordat je daadwerkelijk dit reservaat binnenrijdt. Met een beetje geluk zie je onderweg de struisvogelachtige ñandu, in de volksmond ook wel churi genoemd. Een sport is het voor velen om in hun auto’s dwars over de puna’s achter deze snelle dieren aan te rijden.

Je passeert slechts enkele verspreide dorpjes op weg naar Salar de Surire. Het dorpje Ancuta bijvoorbeeld, waar drie families wonen, en het dorp Guallatiri met 7 of 8 inwoners. Arm zijn de bewoners niet altijd, hoewel de dorpjes anders doen vermoeden. Een aantal van hen bezit een grote kudde lama’s en alpaca’s die zich tegoed doen aan het groen dat groeit dankzij enkele schaarse riviertjes in de buurt van de dorpen.

De meeste dorpelingen hebben zich inmiddels bekeerd van het rooms-katholicisme tot een evangelisch geloof. Afgezien van de conflicten die dit soms onderling oplevert (de een kiest voor de Pinkstergemeente, de ander voor de Nazarenen), betekent dit ook dat mensen zich van hun inheemse tradities afwenden. De evangelische religies oefenen meer dwang uit om de oorspronkelijke religies te verlaten. Mensen verliezen dan ook meer en meer de band met de aarde, die zo kenmerkend is voor het inheemse geloof.

Een hoogtepunt in het Reserva Las Vicuñas vormt de Salar de Surire, een groot zoutmeer dat flamingo’s, vicuña’s en vizcacha’s aantrekt. Voorheen behoorde het zoutmeer tot het Parque Nacional, maar ten behoeve van de zoutwinning werd het in 1983 tot nationaal monument verklaard. Nu wordt er borax gewonnen, een grondstof voor onder andere medicijnen. Aan de westkant van het meer staat een hut van CONAF waar je kunt overnachten, met een uitzicht over de drooggelegde zoutvlaktes. Je moet echter niet te veel vertrouwen op reserveringen in hutten van CONAF, want dikwijls is er niemand aanwezig.

Parque Nacional Volcán Isluga

Wanneer je dit park vanuit Arica wilt bezoeken, is het gebruikelijk om dit in combinatie te doen met de twee voorgaande parken. Meestal wordt dan de tweede dag van de excursie besteed aan een bezoek aan Parque Lauca vanuit Putre, en vertrek je op de derde dag opnieuw vanuit Putre, om via het Reservaat las Vicuñas in dit park terecht te komen. Het park is genoemd naar de 5830 m hoge vulkaan Isluga die met zijn sneeuwtoppen het landschap domineert. Er liggen verschillende dorpen in het park, om te beginnen Enquelga, waar de Aymaravrouwen nog steeds in hun kleurige inheemse dracht lopen. In dit dorp staat ook een hut van CONAF waar bezoekers kunnen overnachten. Een paar kilometer verderop ligt het plaatsje Isluga, waar een prachtige kerk uit de 17de eeuw is te bewonderen. Isluga trekt hoofdzakelijk bezoekers tijdens de verschillende feestgelegenheden, zoals begin februari, tijdens de paasweek, en rond de kerstdagen.

Op een afstand van 45 minuten lopen van het zoutmeer van Surire, ligt het kleine grensstadje Colchane, dat wat meer overnachtingsmogelijkheden biedt. Om de andere zaterdag wordt hier een regionale markt gehouden, waar dorpelingen uit de verre omtrek hun landbouw- en handwerkproducten komen verkopen.

De weg voert verder naar Cariquima, een wat aantrekkelijker plaatsje, waar je eveneens kunt overnachten. Hier in de omgeving vind je een heel bos van enorme cactussen, vlak bij het gehucht Ancovinto.

De grootste kopermijn van Chili

Calama ligt in het binnenland van Regio II en is niet bepaald een aantrekkelijke stad om te bezoeken, maar het vormt voor veel reizigers wel de toegang tot het gebied van Atacama, aangezien het over een vliegveld beschikt. Calama wordt vooral gekenmerkt door de grote kopermijnen die rondom de stad liggen. Deze vormen dan ook de grootste bron van inkomsten voor haar ongeveer 140.000 inwoners.

De grootste kopermijn van Chili is de open mijn Chuquicamata, die zich op 16 km afstand van Calama bevindt. De mijn werd al in 1915 ontgonnen en behoort momenteel toe aan het staatsbedrijf Codelco. Aangrenzend aan de mijn zijn hele woonwijken gebouwd, inclusief onder andere een school en een ziekenhuis. Inmiddels is er echter een totale verhuizing aan de gang, enerzijds om de arbeiders bij de mijn weg te halen vanwege gezondheidsoverwegingen, anderzijds om verder te kunnen afgraven. De inwoners van de woonwijken krijgen nu geheel nieuw uit de grond gestampte huizen in Calama zelf. Het is dagelijks van maandag tot vrijdag mogelijk om de mijn te bezoeken. Vertrek van een bus daarheen om 14.00 uur. Alleen bij slechte weersomstandigheden worden de excursies opgeschort. Het bezoek is gratis, al wordt er wel een donatie gevraagd en moeten bezoekers een briefje invullen met het oog op de veiligheidsrisico’s. Verwacht geen lang en uitgebreid bezoek: de hele excursie duurt 1 uur en je kunt de mijn maar van één kant zien.

Op weg naar Iquique

De weg van Parque Nacional Volcán Isluga in de richting van Iquique voert onder andere langs de Gigante van Atacama, een grote mensvormige afbeelding in de Cerro Unitas. De tekening is 86 m lang en is al van grote afstand zichtbaar.

Een andere bezienswaardigheid op deze route vormen de spookstadjes Humberstone en Santa Laura, begin jaren ’60 van de vorige eeuw verlaten toen de nitraatproductie in deze regio instortte. Deze stadjes zijn uitstekend vanuit Iquique te bezoeken, en zijn een must voor iedereen die geïnteresseerd is in de industriële geschiedenis van de regio. Wat je er kunt zien zijn de overblijfselen van deze ooit bloeiende stadjes, waaronder een theater, een luxehotel met zwembad (nu leeg) en de achtergelaten arbeiderswoningen.

Iquique, een boeiende stad

De kuststad Iquique is zeker een bezoek waard. Ooit was het een klein vissersdorp, waar alleen inheemse bevolking leefde, vervolgens werd het een exportcentrum voor guano en voor zilver uit de mijnen. Daarna, toen de Chilenen het gebied op de Peruanen veroverd hadden in de Pacifische Oorlog (1878–1883) werd het de nitraathoofdstad van Chili, totdat de Eerste Wereldoorlog een einde maakte aan het nitraattijdperk. Inmiddels is Iquique met haar ongeveer 165.000 inwoners uitgegroeid tot een stad met weliswaar een aantal verpauperde wijken, maar ook met een historisch en architectonisch interessante binnenstad. Het is de hoofdstad van Regio I en vervult daarmee een belangrijke politieke functie. Het belangrijkste exportproduct is nu visvoer, wat goed te ruiken valt in de straten.

Iquique is een goed vertrekpunt voor excursies naar het binnenland, zoals naar de spookstad Humberstone of naar het eerder genoemde Parque Nacional Volcán Isluga.

In het centrum van de stad ligt een voetgangersgebied rond Plaza Arturo Prat. Aan dat plein ligt het Teatro Municipal, een statig wit gebouw met grote Corinthische zuilen en standbeelden, dat je buiten de voorstellingen ook kunt bezichtigen. Het werd in 1987 geheel gerestaureerd in de oorspronkelijke stijl, met bijdragen van de gemeente en van verschillende lokale ondernemers.

Tegenover het theater staat de Torre Reloj, een grote witte klokkentoren, het symbool van de stad. Ook aan het plein staat het Centro Español, in 1904 gebouwd in een overdadige moorse stijl met grote balkons. Hierin is tegenwoordig een restaurant gevestigd, Casino Español, waar aan de muur schilderingen hangen met taferelen uit Don Quijote. Deze werden geschilderd door de Spaanse schilder Vicente Tordecillas in 1908.

Teatro Municipal. Geopend: ma.–zo. 10–19.30 uur. Entree: C$ 500, studenten C$ 300.

In de Calle Baquedano die op dit plein uitkomt, staan veel houten huizen in Amerikaanse stijl met eveneens overdadige balkons en balustrades, een overblijfsel uit het nitraattijdperk, een prachtige architectonische attractie. Alle huizen zijn gebouwd tussen 1880 en 1920. In deze straat bevinden zich verschillende belangrijke gebouwen, zoals het Museo Regional en het Palacio Astoreca. Het Museo Regional heeft een uitstalling van precolumbiaanse en natuurhistorische voorwerpen. Het Palacio Astoreca biedt verschillende culturele activiteiten, en beschikt over tentoonstellingszalen en een archeologische collectie.

 Museo Regional Anker Nielsen. Geopend: ma.–vr. 9–17.30; za.–zo./ feestd. 10–17 uur. Entree: C$ 500, studenten C$ 200.

Palacio Astoreca. Geopend: ma.–vr. 10–13 en 16–19.30; za. 10.30–13.30; zo. 11–14 uur. Entree: C$ 400, kinderen C$ 200.

Iquique beschikt aan de zuidkant over twee stranden op niet al te grote afstand van de stad. Het ene is Playa Cavancha, een erg populair strand. Het andere is Playa Brava, wat uitgestrekter, maar wat verder van de stad en wellicht daardoor wat minder druk. De branding is hier bovendien woester, daardoor is de zee hier minder geschikt om in te zwemmen.

Aan de noordkant van de stad ligt het enorme belastingvrije winkelcomplex Zofri, voor veel Chilenen een grote attractie, maar niet echt een mooie locatie en ook niet echt supergoedkoop.

San Pedro de Atacama: attractiecentrum in de woestijn

Bekender en vaker bezocht dan het uiterste noorden van Chili is het woestijnachtige gebied rond San Pedro de Atacama. Dat heeft vooral te maken met het feit dat reizigers die vanuit Bolivia Chili binnenreizen dikwijls vanuit Uyuni de doorgaande route door dit gebied nemen.

In geologisch opzicht is de woestijn van Atacama een voortzetting van het woestijngebied en de zoutvlakten van Uyuni en vertoont hij veel overeenkomsten.

Het stadje San Pedro de Atacama vormt het centrum van dit gebied. Het ligt 105 km ten zuidoosten van Calama, een mijnstadje dat over een vliegveld beschikt en daarom een belangrijke aanvliegroute betekent voor San Pedro.

San Pedro zelf ligt op een hoogte van 2436 m en beschikt over een aangenaam klimaat. Het oogt als een typisch woestijnstadje, met nauwe ongeplaveide straatjes en lage huizen die grotendeels van adobe vervaardigd zijn. De meeste hotels worden omringd door grote tuinen, die door muren afgeschermd worden van de omgeving. In het centrum van het stadje staat een oud wit kerkje aan een plein dat overschaduwd wordt door een reeks zogenaamde peperbomen. In een zijstraatje van het plein bevindt zich een markt waar kleurig handwerk wordt verkocht.

Het stadje is uitgegroeid tot een populair toeristisch centrum, waardoor de meeste van de slechts 2000 inwoners nu werkzaam zijn in het toerisme en veel Chilenen van elders zich hier gevestigd hebben om daar een graantje van mee te kunnen pikken. Vooral veel jonge backpackers bezoeken deze regio, maar ook oudere reizigers worden aangetrokken door de vele bezienswaardigheden die de omgeving biedt. Bovendien bieden de vele restaurants met hun grote haardvuren en livemuziek een gastvrije sfeer die je lang niet overal vindt.

Hoewel je geen grote winkels aantreft in het stadje, biedt het toch in feite alles wat de reiziger nodig heeft: een grote hoeveelheid hotels, restaurants en reisbureaus, een bank, een postkantoor, een museum, enkele kleine supermarktjes en een overdaad aan internetcafés.

Vanwege het overweldigende aanbod van reisbureautjes in San Pedro en de populariteit van dit oord is het niet moeilijk om uitstapjes naar de omgeving te regelen, zelfs in het laagseizoen. Tot de bekendste excursies behoren die naar de Valle de la Luna (Maanvallei), de Salar de Atacama en de Tatio Geisers. Wanneer het dagtochten betreft, halen de meeste reisorganisaties hun passagiers bij de hotels op.

Archeologisch museum Gustavo Le Paige

Net opzij van het centrale plein van San Pedro bevindt zich het archeologisch museum Gustavo Le Paige, genoemd naar een Belgische jezuïet die veel onderzoek heeft verricht naar de geschiedenis en de cultuur van de inheemse bevolking van dit gebied, de Atacameños. Het museum werd opgericht in 1963 en geeft een overzicht van de menselijke evolutie vanaf het begin der tijden, en van de eerste bewoners van de regio. Ondanks de bescheiden afmetingen van het museum herbergt het een unieke en gevarieerde collectie voorwerpen en menselijke resten, die op chronologische wijze gerangschikt zijn en zodoende een duidelijk beeld scheppen van de ontwikkeling van het Atacama-volk.

 MUSEO GUSTAVO LE PAIGE. Geopend: jan.–feb. 10–13 en 15–19; mrt.– dec. ma.–vr. 9–12 en 14–18, za.–zo. 10–12 en 14–18 uur. Entree: C$ 2000, kinderen C$ 1000.

Archeologische tour in de omgeving

Reizigers met archeologische belangstelling kunnen ook een aantal interessante plekken in de naaste omgeving van San Pedro bezoeken. Pukara de Quitor ligt op 3 km ten noordwesten van San Pedro en bestaat uit een stenen bouwwerk van de pre-Inca’s. Dit verdedigingsfort stamt uit de 12de eeuw. Het werd tot Nationaal Monument verklaard in 1982. Iets verder van San Pedro, zo’n 10 km ervandaan, ligt het dorp Tulor, dat stamt uit de tijd rond 2800 v.Chr. Het werd destijds bewoond door 150 à 200 mensen, die zich met name wijdden aan landbouw en veeteelt, aan pottenbakken en weven. De huizen, bouwwerken van klei, zijn rond van vorm, verbonden door patio’s en gangetjes. Het dorp is eeuwenlang begraven geweest onder het zand en daarom behoorlijk goed bewaard gebleven. Er is ook een uitkijkpost vanwaar je over het dorp uit kunt kijken.

Valle de la Luna, een wonderlijk maanlandschap

De zogenaamde maanvallei bevindt zich op een afstand van ongeveer 15 km van San Pedro, in westelijke richting. Je komt erlangs als je vanuit Calama naar San Pedro rijdt. Het is een uitgestrekt en verlaten ogend landschap, met zacht vulkanisch gesteente, gevormd door de wind. Door de grillige vormen doet dit denken aan het maanoppervlak. Tientallen jaren is hier zout gewonnen, dat als afzetting achterbleef na de regens in de maanden januari tot en met maart. Van de zoutmijnen en de barakken van de arbeiders zijn nog enkele resten overgebleven. Het gebied werd in 1982 tot natuurreservaat verklaard.

De vallei is op z’n mooist bij zonsondergang. De kleuren van het landschap veranderen van goudglanzend naar zachtroze totdat de avond valt.

Lagunas Altiplánicas, helderblauwe parels

Het is mogelijk om een dagexcursie te maken die langs de zoutvlakte van Atacama voert en vervolgens verder naar enkele schitterende blauwe lagunes op hoogten boven de 4000 m.

Dit houdt wel een vroeg vertrek in vanuit San Pedro, rond zeven of acht uur ’s morgens.

Onderweg naar de zoutvlakte passeer je het mooie koloniale dorpje Toconao, dat 38 km van San Pedro vandaan ligt op een hoogte van 2485 m. In het dorp wonen ongeveer 550 mensen, waaronder veel kunstenaars die met het goed bewerkbare vulkanisch steen uit de omgeving werken.

Vooral de prachtige witte klokkentoren uit 1750 trekt hier de aandacht. Zoals veel torens in deze regio is ook deze los gebouwd van de kerk waarbij hij hoort. Een andere bezienswaardigheid in Toconao zijn de historische irrigatiesystemen, nog steeds in gebruik, die je onder begeleiding van een gids kunt bezichtigen.

De Salar de Atacama bevindt zich een paar kilometer verderop. Deze schijnbaar eindeloze witte zoutvlakte wordt slechts onderbroken door enkele lagunes, waar flamingo’s en andere vogels op zoek zijn naar micro-organismen. Verder weg zie je enkele tekenen van industriële bedrijvigheid: er worden lithium en potassium gewonnen, onder andere ten behoeve van de vervaardiging van kunstmest. Het zout van deze vlakte is niet eetbaar en dus niet geschikt voor consumptie.

Wanneer je van de Salar verder rijdt in de richting van de lagunes, passeer je het dorp Socaire, op een afstand van 90 km van San Pedro en op een hoogte van 3500 m. Je bent dan bijna ongemerkt 1 km omhooggegaan. Hiervandaan kun je in de verte de prachtige zoutmeren van San Pedro zien liggen. Vandaar de bijnaam ‘Balkon van Salar de Atacama’.

Nog 25 km verderop, op een afstand van 115 km van San Pedro en op een hoogte van 4300 m, bereik je de schitterende lagunes Miscanti en Meñiques. Miscanti is het grootste meer, omgeven door prachtige vulkanen van het Andesgebergte. Het water is helblauw van kleur en trekt flamingo’s, meerkoeten en andere watervogels.

Meñiques vormt zelfs een broedplaats voor veel vogels en mag om die reden niet al te dicht genaderd worden.

De lucht is hier ijl en zuiver en soms bemerk je fysiek ineens iets van licht ongemak om je vervolgens te realiseren dat je je hier boven de 4000 m bevindt.

Drijven op een zoutmeer

Een bijzondere excursie vanuit San Pedro is naar de lagunes Cejas en Tebenquiche. Deze liggen ongeveer 30 km ten zuiden van het stadje en zijn te bereiken via een zandweg. Het beste kun je hier met een gids heen gaan, omdat je door de grote hoeveelheid kruisende zandwegen gemakkelijk de weg kwijt kan raken.

Eerst kom je bij de lagune Cejas (of Céjar). Het water is smaragdgroen van kleur, de kanten bedekt met gekristalliseerd zout. Je mag hier zwemmen en het verrassende is dat je door de grote hoeveelheid zout vanzelf blijft drijven. Het beste kun je je schoenen aanhouden vanwege de scherpe zoutdeeltjes langs de kanten. En wat schoon water om je mee af te spoelen is ook welkom, want na een duik in de lagune is je huid volledig bedekt met zout.

Ook in de lagune Tebenquiche (ook wel Tebinquinche genoemd) word je door het zoutgehalte drijvende gehouden. Daar kun je dikwijls flamingo’s zien en soms vossen langs de kant. Vlak bij de lagune bevinden zich ‘de ogen van Tebenquiche’, behoorlijk diepe gaten in de grond die gevuld zijn met minder zout water.

De Tatio-geisers, vroeg je bed uit

Voor een bezoek aan de Tatiogeisers moet je bijzonder vroeg opstaan. Als je dit in georganiseerd verband doet, vertrek je over het algemeen om 4 uur ’s ochtends, dus voor dag en dauw, vanaf je hotel, omdat het enkele uren rijden is over een grotendeels onverharde weg en het het mooiste is om de geisers bij zonsopgang mee te maken. Dat betekent dat het ook nog berekoud kan zijn, temperaturen onder nul, dus warme kleding en schoenen zijn dan geen overbodigheid. Gelukkig zijn er ook thermale baden in de buurt. Vergeet daarom je zwemkleding en handdoek niet, want uiteindelijk brengt zo’n bad je weer op een aangename temperatuur.

De geisers zelf bestaan uit waterstralen die dwars door spleten in de aardkorst met kracht naar buiten komen, met temperaturen tot 85 graden Celsius. Met name als de zon opkomt, is dit een indrukwekkend gezicht, omdat de stralen omgeven door waterdamp hoogten tot tien meter kunnen bereiken.

In de directe omgeving van de geisers vallen prachtige flora en fauna te bewonderen, onder andere lama’s, alpaca’s, vicuña’s en vizcacha’s. Opmerkelijk is de yareta, groen mos dat de stenen langs de weg bedekt. Dit snelgroeiende mos dient als brandstof voor veel inwoners van de streek. Het werd tot ongeveer 1970 op grote schaal als brandstof gebruikt, tegenwoordig krijgt het meer medicinale toepassingen.

De thermale baden bevinden zich ook vlakbij en het is heerlijk om daar de van de kou verstijfde ledematen weer wat in op te warmen. Op de terugweg naar San Pedro wordt dikwijls het dorp Machuca aangedaan, dat vijfhonderd jaar geleden als tambo, rustplaats, diende voor rondtrekkende karavanen. Machuca beschikt onder andere over een prachtig en veel gefotografeerd kerkje met losstaande toren en rituele tafel, waar voorheen geofferd werd aan Pachamama, Moeder Aarde. Ook hier weer een blijk van syncretisme, een samenvoeging van katholieke en inheemse geloofsrituelen.

Antofagasta

Antofagasta geldt met haar bijna 300.000 inwoners als de vijfde stad van Chili en is de hoofdstad van Regio II. Tot 1878 was de plaats Boliviaans en heette toen Penablanca. Tijdens de Pacifische Oorlog annexeerden de Chilenen de stad, die inmiddels is uitgegroeid tot een volwaardig stedelijk centrum en belangrijke uitvalsbasis voor excursies in de omgeving. De stad ligt zowel aan zee als aan de woestijn, en leeft zowel van de visvangst als van de mijnbouw.

Plaza Colón

In het centrum neemt Plaza Colón een prominente plaats in. Het centrale plein is ‘aangekleed’ met verschillende monumenten die inwoners van buitenlandse afkomst aan de stad hebben geschonken ter ere van het eeuwfeest van de onafhankelijkheid. Zo’n opmerkelijk bouwwerk is de klokkentoren, die lijkt op de Big Ben en is gebouwd met geëmailleerde keramieken blokken uit Engeland. Als het carillon speelt, waan je je even in Londen.

Aan het plein staat verder de neogotische Catedral San José uit het begin van de 20ste eeuw. Daar vlakbij vind je ook het onlangs gebouwde Teatro Municipal.

Historische plekken

Enkele blokken van het plein ligt de historische wijk met de Muelle Salpitre (Salpeterdijk). Deze bestaat uit een aantal prachtig gerestaureerde spoorwegkantoren met houten veranda’s, die herinneren aan de Boliviaanse spoorwegmaatschappijen die hier destijds kantoor hielden. Ook een bezoek waard is het oude douanegebouw uit 1866, waarin het Museo Regional is gevestigd met een uitstalling van voorwerpen uit het nitraattijdperk.

Ten zuiden van het centrum op een heuvel bevinden zich de ruïnes van een oude Boliviaanse zilversmelterij, genaamd Huanchaca, opgericht in 1873 met kapitaal uit Bolivia, Chili en Engeland. Daar werd destijds het zilver, afkomstig uit de mijnen van Potosí (in het huidige Bolivia), verwerkt voordat het geëxporteerd werd. Nu worden daar concerten en festivals georganiseerd.

Ten zuiden van het centrum vind je langs de kust aan de Paseo del Mar een hoop vermaak: stranden, een sportcentrum, restaurants, bars en een danszaal. Aan het begin van de avond komen daar de jongeren en de studenten bij elkaar.

Hoewel de stad zelf een aantal kleine strandjes kent net ten zuiden van het centrum, zullen de echte strandgangers meer heil vinden buiten de stad, bijvoorbeeld op het Playa Amarilla of op het strand van de kustplaatsjes in het noorden: Juan López, Mejillones en Hornitos. Op weg daarheen passeer je overigens een indrukwekkende rotsboog in de zee, La Portada.

 MUSEO REGIONAL. Geopend: ma.–vr. 9–17; zo./feestd. 11–14 uur. Entree: C$ 600, kinderen C$ 300. Zo./feestd. gratis.

p180

Centrale Vallei
Klik op een van de volgende deelkaarten voor een vergroting: Boven, Onder.