|
|
Valparaíso, Viña del mar en de centrale kust |
5 |
|
Vanuit de hoofdstad Santiago ben je binnen anderhalf uur via de weg aan de kust bij Valparaíso en Viña del Mar, steden die tot de grootste trekpleisters van Chili behoren. Zelfs veel buitenlandse toeristen zijn geneigd de hoofdstad zo snel mogelijk achter zich te laten en hun vermaak te zoeken in deze bekende badplaatsen.
Van de twee genoemde steden is het vooral Valparaíso dat toeristen tot de verbeelding spreekt vanwege de magnifieke ligging aan een baai en de bijzondere architectuur. Viña del Mar anderzijds is een bedrijvige stad met een aantal aantrekkelijke stranden en beschikt over uitgebreide faciliteiten om het strandtoeristen naar hun zin te maken. Voor meer exquise bestemmingen of eenvoudige en rustige badplaatsen kun je echter beter je toevlucht ten noorden of ten zuiden van deze steden zoeken.
Valparaïso, de eerste haven van het land
Valparaíso is met haar bijna drie miljoen inwoners een van de grootste steden van Chili. De stad ligt als het ware gedrapeerd over 42 heuvels rondom de baai. ‘Een stapel gekke huizen,’ zoals de dichter Pablo Neruda het eens formuleerde, wat je direct moet erkennen als je je blik over de heuvels van de stad laat glijden. De huizen zijn zo steil boven elkaar gebouwd dat ze op elkaar gestapeld lijken, en ze hebben alle kleuren van de regenboog.
Tussen de huizen door ontwaar je tegen de heuvels een groot aantal ouderwets ogende ascensores, kabelliften die je omhoog brengen naar spectaculaire uitzichtpunten. Van daar kijk je uit over de baai en over de honderden containers, die in de haven staan te wachten om geladen of gelost te worden. Door de straten rijden trolleybussen, die met hun uiteenlopende kleuren en modellen een stempel drukken op de sfeer en de kleurrijkheid van de stad.
De UNESCO benoemde de stad tot ‘Cultureel Erfgoed voor de Mensheid’.
Ontstaan en ontwikkeling
Valparaíso werd gesticht in 1536 door Juan de Saavedra en genoemd naar zijn geboortestad in Spanje. In 1542 wees Pedro de Valdivia, de stichter van Santiago, de stad aan als haven voor het achterland en voor de hoofdstad. De stad breidde zich zonder enige planning vooraf op spontane wijze steeds verder uit. Na de onafhankelijkheid van Chili kreeg Valparaíso een steeds grotere rol van betekenis in de vrije wereldhandel. Het werd een strategische plek om aan te leggen voor de schepen die vanaf de Atlantische Oceaan rond Kaap Hoorn naar de Pacifische Oceaan voeren. Immigranten uit Engeland, Frankrijk en Duitsland vestigden zich hier om zich met de importhandel bezig te houden. Dit leverde veel kapitaal op, dat weer in de mijnbouw van koper en zilver en later van nitraat in het noorden werd geïnvesteerd. Tegelijkertijd werd er veel geld gestoken in grote bouwwerken met rijke architectuur. Valparaíso werd een belangrijk financieel en commercieel centrum en beschikte over de eerste banken en de eerste aandelenbeurs in Chili. De stad was in meerdere opzichten voorloper in Chili: door de aanleg van de eerste tramlijnen, de eerste openbare verlichting, de eerste telefoons en de eerste gaspijpleidingen.
In 1906 had de stad zwaar te lijden van een enorme aardbeving, die een groot deel van de stad met de grond gelijkmaakte en tweeduizend mensen het leven kostte. Maar de grootste omslag kwam, toen het Panamakanaal gereedkwam in 1914 en Valparaíso haar bijzondere geografische positie voor de oude zeeroutes verloor. Vanwege de opkomende industrialisering in het binnenland trokken bovendien veel handelaren en financiers naar de hoofdstad en verloor de stad haar eerste positie in dat opzicht.
Valparaíso is nu het commerciële en administratieve centrum van Regio V en een belangrijk centrum van werkgelegenheid voor de wijde omtrek. Hier zetelt bovendien het Nationaal Congres en er staat een belangrijke universiteit. De bijzondere versmelting van heden en verleden, die je in de stad ervaart, maakt het verblijf aantrekkelijk.
De pleinen in het centrum
Het centrum van de stad ligt in het lage gedeelte aan de kust, tussen Plaza Victoria en Plaza Sotomayor. Hier vind je de grootste bedrijvigheid en de meeste winkels, het is het commerciële hart van de stad. Ook vind je hier een concentratie van koloniale gebouwen, waar in de loop der tijd grote ondernemingen gehuisvest zijn geweest. Plaza Victoria is een gemoedelijk plein met bomen, het mooiste plein van de stad. Rond 1820 bevond het plein zich nog aan de buitenkant van de stad, maar tegen 1880 was het de elegantste plek van het centrum geworden, wat al aangeeft hoe snel de stad in die tijd groeide. Uit Lima werden de mooie fontein en de beelden gebracht die nu het plein sieren.
Valparaíso
Klik op een van de volgende deelkaarten voor een vergroting:
linksboven,
rechtsboven,
linksonder en
rechtsonder.
De grote kathedraal werd gebouwd tussen 1930 en 1950, en de Biblioteca Pública Santiago Severín, een van de oudste bibliotheken van het land, werd gesticht in 1873 en is sinds 1919 op deze plek gevestigd.
Vanaf Plaza Victoria kun je via Calle Condell naar een volgend groot plein lopen, Plaza Aníbal Pinto. Vanaf die straat zie je tegen de hellingen van de berg Panteón de muren van verschillende begraafplaatsen: twee katholieke en een derde voor ‘dissidenten’ (niet-katholieken). Neem je een lager gelegen route, langs de Avenida Brasil, dan loop je langs een park met bomen en langs verschillende monumenten zoals een Engelse triomfboog en een obelisk, gewijd aan Lord Cochrane. Deze lord was een Schot die ooit aan de zijde van San Martín heeft gestreden voor de onafhankelijkheid van Chili. Aan Plaza Aníbal Pinto staan zowel oude als moderne gebouwen. Het is een licht en ruim plein, waar in het midden tussen een aantal palmen een fontein met Neptunus staat.
Vanaf dit plein kun je diverse routes kiezen naar Plaza Sotomayor. Tot in de jaren ’80 van de vorige eeuw was dit plein het bestuurscentrum van de stad. Daarna zijn de bestuursinstellingen verplaatst, maar het gebouw van de vroegere Intendencia domineert nog steeds het plein. Het provinciebestuur heeft erin gezeten en het diende als zomerverblijf voor de president van Chili.
Midden op het plein staat het monument voor de helden van Iquique, met eronder een crypte waar de resten liggen van de generaals Prat, Serrano, Condell en andere helden die een rol hebben gespeeld in de oorlog tegen Peru en Bolivia.
Wil je nog een stuk verder lopen door het vlakke deel van de stad, dan kun je je weg vervolgen naar Plaza Wheelwright, beter bekend als Plaza Aduana. Aan dat driehoekige plein staat het prachtige roodgeschilderde douanegebouw, gebouwd tussen 1851 en 1855 en nog steeds volop in bedrijf.
De liften door de tijden heen
De liften in Valparaíso kennen een lange geschiedenis. De eerste, die werd aangelegd in 1883, was de lift Concepción, die van Calle Prat de berg Concepción op voert en die nog steeds functioneert met water als contragewicht. Al snel volgde de tweede in 1887, de lift Cordillera, die vanaf de calle Serrano de berg Cordillera op gaat en als de steilste van alle liften geldt. Zo volgde de ene lift na de andere, waardoor ook de hogere delen van de stad gemakkelijk vanuit het centrum bereikbaar werden.
De meeste onderdelen van de liften waren afkomstig uit Duitsland en Engeland en zoals aangegeven beschikken verschillende daarvan nog over originele elementen. In het begin werden de liften aangedreven door hydraulische contragewichten in de vorm van watertanks aan de uiteinden van het traject. Later bewogen ze zich op stoom, met kolen als brandstof. Rond 1906 werden de huidige elektrische motoren ingevoerd.
De liften lijken sindsdien nauwelijks veranderd want ze piepen, knarsen en kraken geweldig, maar natuurlijk worden ze wel onderhouden en gecontroleerd op veiligheid. Ze behoren net als de trolleybussen tot de bijzondere en traditionele attracties van de stad. Wanneer je een mooi uitzicht over de stad wilt hebben, is het een aanrader om een van de liften te nemen, want daarmee kom je met weinig inspanning en in korte tijd op een aanzienlijke hoogte.
Over het algemeen zijn de kosten minimaal, maar verschillende liften van de gemeente zijn in particuliere handen overgegaan, wat geleid heeft tot dusdanige prijsverhogingen dat de bewoners op de hellingen die er veelvuldig gebruik van moeten maken, hun protesten laten horen.
Het openbaar vervoer, een speciale attractie
Met de eerste trolleybussen ter wereld was Valparaíso in de jaren ’50 van de vorige eeuw baanbrekend en modern. De voertuigen, indertijd vervaardigd in de Verenigde Staten, zijn keurig in de oorspronkelijke staat gehouden en mechanisch goed in orde. De bussen vertegenwoordigen een traditie en hebben het bijkomend voordeel dat ze geen milieuschadelijke stoffen uitstoten. Sinds 1982 zijn de bussen eigendom van het particuliere bedrijf Transportes Collectivos Electrónicos.
De route van de bussen loopt van Avenida Argentina aan de noordkant van de stad tot aan het vroegere douanegebouw, dwars door het historische centrum van de havenwijk. Je kunt zeggen dat de trolleybus voor het vlakke gedeelte van de stad is wat de liften voor de heuvels zijn.
De metro Valparaíso loopt over een enkel traject, van de haven naar Limache, een stad op 43 km in oostelijke richting. Hij is ontstaan uit een ondergronds treinenstelsel, dat halverwege 2005 werd stilgelegd. Veel werk werd verricht om het systeem onder Viña del Mar te laten doorlopen, wat betekende dat er 5 km ondergronds spoor bij moest komen met vier stations. Oude stations zijn gemoderniseerd en er zijn nieuwe bijgekomen. In Valparaíso loopt het laatste deel van de lijn tot aan de haven bovengronds, langs de baai. De huidige lijn werd in november 2005 in gebruik genomen en zorgt voor een snelle verbinding tussen Valparaíso en Limache: elke 15 minuten vertrekt er een metro. De reis duurt 50 minuten. Langs de baai van de stad liggen verschillende stations waar je in en uit kunt stappen.
Voor het bereiken van hogere plekken in de stad zijn aan het eind van de 19de en het begin van de 20ste eeuw zevenentwintig ascensores aangelegd, waarvan er nog vijftien over zijn. Je kunt ze overal vanuit het lagergelegen deel van de stad tegen de hellingen aangeplakt zien liggen.
Uitstapjes met liften
Voor het meest panoramische uitzicht over de stad moet je ascensor Artillería nemen aan de Plaza Aduana. Met 175 m is dit het langste traject van alle ascensores. Deze ascensor werd in 1893 in gebruik genomen en was oorspronkelijk bedoeld om jonge kadetten naar de zeevaartschool op de top van de heuvel te vervoeren. Inmiddels maken veel toeristen van deze lift gebruik, want hiermee klim je naar de Paseo 21 de Mayo. Dit is een uitkijkpunt aan een laan met bomen, bankjes en een balustrade, waarvandaan je een prachtig uitzicht hebt over het havengebied en de bergen gekleurde containers die daar staan te wachten. Tegelijkertijd heb je een adembenemend uitzicht over de rest van de stad rond de baai.
Boven aan deze ascensor staat ook het Museo Naval y Marítimo, het Scheepvaartmuseum, dat een overzicht geeft van de zeevaartgeschiedenis van Chili. Van de verschillende historische perioden zijn er scheepsmaquettes, wapens, foto’s, documenten en andere historische voorwerpen. Op de tweede verdieping vind je vooral informatie over beroemde zeehelden uit de 20ste eeuw, zoals Prat en Montt. Aangezien Chili met zijn onmetelijk lange kust altijd bekend is geweest als belangrijke zeevaartnatie, is dit museum haast een must wanneer je de geschiedenis van dit land beter wilt leren kennen en begrijpen.
MUSEO NAVAL
Y MARÍTIMO. Geopend: di.–zo. 10–18 uur.
La Sebastiana, Neruda’s hoge burcht
Het huis La Sebastiana van Pablo Neruda staat tegen de berg Bellavista. Om jezelf een flinke klim te besparen, kun je natuurlijk een taxi naar boven nemen, maar je kunt ook een deel van het traject met de ascensor Espíritu Santo afleggen, zoals eerder beschreven. Het is dan nog wel een stukje lopen, maar de pastelkleurige huizen, de muurschilderingen en de mooie Karmelietenkerk onderweg maken dat deels goed.
La Sebastiana was het laatste huis dat de dichter Pablo Neruda liet bouwen. Het was de Spanjaard Sebastián Collado die het bouwde, maar deze stierf voordat het huis klaar was. Het huis werd door Neruda naar hem genoemd, omdat hij Collado als een poëet beschouwde, ‘maar dan met zijn handen’. Aangezien hij het huis wel wat groot vond, haalde Neruda zijn vrienden Francisco Veldo en María Martner over om aan een kant van het huis de eerste en tweede verdieping te bewonen, hijzelf bewoonde het huis aan de andere kant van de eerste tot de vijfde verdieping. Zowel zijn vrienden als hij droegen bij aan de opbouw van het huis.
In 1961 nam Neruda het huis in gebruik en langzamerhand vulden de vertrekken zich, net als bij zijn andere huizen, met de vele souvenirs die hij van zijn reizen meenam en de geschenken die hij van zijn vele vrienden en relaties ontving.
In 1991, lang na de dood van Neruda in 1973, werd het huis gerestaureerd en voor het publiek opengesteld. Schitterend is het uitzicht via de grote ramen op de baai van Valparaíso. Op elke verdieping is slechts één kamer: een woonkamer, een slaapkamer, een werkkamer. Neruda’s verzamelingen vullen alle hoeken van de vertrekken. Om La Sebastiana heen ligt een goed onderhouden tuin, waar nu een cultureel centrum, een winkel en een café zijn gevestigd.
LA
SEBASTIANA. Geopend: mrt.–dec. di.–zo. 10.10–18.00; jan./febr.
di.–zo. 10.30–18.50 uur. info@fundacionneruda.org.
Entree: C$ 2500.
Aardig is om daarna naar beneden te lopen langs een weg die onder de lift langs gaat. Je komt dan langs het fameuze blauwgeschilderde houten huis, dat gebouwd werd door Italiaanse architecten aan het begin van de 20ste eeuw. Momenteel is er een restaurant in gevestigd.
Een andere lift die interessant is om te nemen is de ascensor Concepción. Deze lift stamt uit 1883 en was daarmee de eerste die werd aangelegd. Oorspronkelijk liep deze lift op stoom. De lift brengt je omhoog naar de schilderachtige wijken van de Cerro Concepción en Cerro Alegre, een wirwar van smalle straten en steegjes, waar prachtige fel- of pastelgekleurde huizen aan liggen. Opvallend zijn de lutherse en de anglicaanse kerk in deze wijk, een duidelijk teken dat zich hier veel Duitse en Engelse immigranten gevestigd hebben. Een aardig idee is om zigzag door deze wijk te lopen vanaf ascensor Concepción naar een andere lift, ascensor El Peral. Vlak bij Concepción zit overigens een klein museum op Calle Gervasoni 448, ter ere van een beroemde Chileense karikaturist, Renzo Pecchenino (ofwel ‘Lukas’), die tussen 1958 en 1988 veel karikaturen getekend heeft voor het dagblad El Mercurio en die nu is overleden.
Om het huis La Sebastiana van Pablo Neruda te bezoeken en om naar het Museo a Cielo Abierto (openluchtmuseum) te gaan, kun je het beste de ascensor Espíritu Santo nemen, de berg Bellavista op. Wanneer je bovenkomt, maar ook als je met de trap die langs de lift loopt naar boven gaat, zie je gelijk een aantal muurschilderingen dat deel uitmaakt van het Museo de Cielo Abierto, het openluchtmuseum. Dit ‘museum’ werd opgericht in 1992. De muurschilderingen zijn het werk van de Taller de Murales van de schilder Francisco Méndez, docent aan de Universidad Católica van Valparaíso. Ze zijn gebaseerd op schetsen van een aantal bekende Chileense schilders en uitgevoerd door leerlingen, waarbij de afwerking en ondertekening weer door de schilders is gebeurd. Je vindt ze op gevels van huizen, op schuttingen en op deuren rond ascensor Espíritu Santo.
Het huis van Pablo Neruda ligt een eind verder op
deze heuvel ( pp. 121–122).
Ten slotte is ook de ascensor Polanco een bezoekje waard, aan het eind van de Avenida Independencia en aan de overkant van de Avenida Argentina. Deze lift werd in 1915 in gebruik genomen en is de enige waarvoor je eerst door een tunnel gaat van 150 m lang, om vervolgens 60 m verticaal omhoog te gaan naar het eerste station en nog eens 20 m verder door een uitkijktoren, vanwaar je een prachtig uitzicht over de stad hebt. Via een smalle brug kom je op de Cerro Polanco met zijn pastelkleurige huizen.
Het is zeker aan te raden om langs deze lift weer af te dalen van deze heuvel. Er loopt, onder de bomen door, een prachtig bestrate afdaling langs met trappen, goten en platformen. De brede Avenida Argentina waar je onderaan uitkomt heeft een groot loopgebied in het midden, waar op woensdag en zaterdag een groentemarkt wordt gehouden, die op zondagen is uitgebreid met een vlooienmarkt. Aan de Avenida Argentina staat het door weinigen gewaardeerde gebouw van het Congreso Nacional, in 1990 in opdracht van Augusto Pinochet gebouwd, omdat hij het parlement graag wilde weghalen uit de hectiek van de politieke tegenstellingen die zich in de hoofdstad manifesteerden.
Viña del mar, tuinstad aan de zee
Viña del Mar bevindt zich net ten noorden van Valparaíso en ligt er min of meer tegenaan geklemd. Het inwonersaantal is meer dan 3 miljoen, dus nog iets hoger dan in Valparaíso.
Terwijl Valparaíso geldt als het zakelijk, financieel en cultureel centrum voor de regio, biedt Viña als badplaats de meeste toeristische faciliteiten.
Viña wordt ook wel ‘Ciudad Jardín’ genoemd (tuinstad), vanwege de grote groenstroken en uitgestrekte parken en tuinen. Tijdens de kolonisatie lagen hier twee landgoederen. Het eerste op de plek waar nu het Palacio Roja staat, net ten noorden van de rivier Marga Marga aan de oostkant van de Avenida Libertad. Het tweede lag in park Quinta Vergara met de residentie op de plek van het huidige Palacio Vergara.
Toen in 1855 de spoorlijn vanuit Valparaíso deze streek bereikte en er een station werd neergezet, begonnen inwoners van Valparaíso hier hun vrije tijd door te brengen met picknicks, paardenrennen en strandvertier. Steeds meer inwoners lieten er huizen bouwen met grote tuinen, gebruikmakend van de ruimte die hier nog volledig voorhanden was. In 1874 werd de stad gesticht en kwamen er horecavoorzieningen en langzamerhand breidde Viña zich verder uit. Nu hebben veel nieuwe en moderne gebouwen de plaats van vroegere zomervilla’s ingenomen. Gelukkig is een deel van de oude architectuur in het centrum bewaard gebleven.
Het centrum
Het centrum van de stad bestaat in feite uit twee gedeeltes. Het ene deel ligt ten noorden van de rivier Marga Marga, doorsneden door de grote laan Avenida Libertad, met een groot aantal commerciële bedrijven en garages aan weerskanten. Het andere deel ligt ten zuiden van die rivier, waar zich ten westen van de Plaza José Francisco Vergara een aantal belangrijke winkelstraten bevindt, zoals de Arlegui en de Avenida Valparaíso. De rivier zelf is grotendeels een smal stroompje, maar wordt bij de uitmonding in zee aanzienlijk breder.
Het centrum ten noorden van de rivier omvat een langgerekt zandstrand met een vrij luxe aangelegde boulevard; het zuidelijk deel heeft verschillende stranden, maar deze zijn beduidend kleiner.
Plaza José Francisco Vergara geldt als het centrale plein, aangekleed met bomen, een fontein en verschillende beelden. Aan de zuidkant van dit plein ligt het kleinere Plaza Sucre met palmen, waar aan weerskanten grote winkels gevestigd zijn als Ripley en Falabella.
Wandelend voorbij de Iglesia Nuestra Señora de Dolores kom je uiteindelijk bij de Quinta Vergara. Dit is het mooiste park van de kustregio en misschien wel van heel Chili. Bij de entree van het park is een monument geplaatst voor de twee Nobelprijswinnaars Pablo Neruda en Gabriela Mistral, waar de Chilenen zo trots op zijn. Brede wandelpaden voeren onder andere naar het prachtige Palacio Vergara, waarin tegenwoordig het Museo Municipal de Bellas Artes is gehuisvest.
MUSEO
MUNICIPAL DE BELLAS ARTES. Geopend: di.–zo. 10–13.30 en 15–17.30
uur. Entree: C$ 600, kinderen C$ 300.
In hetzelfde park is een modern amfitheater gebouwd met een enorm toneel, waar elk jaar in februari het Festival Internacional de la Canción wordt gehouden, een belangrijke gebeurtenis in Chili die altijd volop in de aandacht staat van de media.
AMFITEATRO.
Geopend: ma.–zo. 7–18, zomer 7–19 uur. Toegang gratis.
Het verhaal achter Palacio Vergara
Op de plek van het huidige Museo Municipal de Bellas Artes stond oorspronkelijk de residentie van een Portugese koopman, Francisco Alvares, die de woning in 1840 kocht. Zijn echtgenote, Dolores Pérez, was een verwoed plantenverzamelaarster en legde zich toe op de aanleg van de tuin. Haar zoon zette dat na haar dood in 1843 voort door van vele scheepsreizen naar den vreemde de meest exotische planten mee te brengen. Vandaar dat het park rondom het huidige museum nu vol staat met uitheemse en subtropische bomen, die soms zelfs nog niet eens geclassificeerd schijnen te zijn door kenners. Het huis werd bij de aardbeving van 1906 grotendeels verwoest. Het huidige paleis werd door een Italiaanse architect in Venetiaanse stijl gebouwd en voltooid in 1910. Tegenwoordig kun je daar de oorspronkelijke kunstcollectie zien van de vroegere bewoners, aangevuld met collecties van andere ingezetenen uit de regio. Het getoonde werk bestaat vooral uit schilderijen van Spaanse, Italiaanse, Franse en Nederlandse schilders. Naast klassiek werk vind je hier ook werk van impressionisten.
Overigens huist binnen ditzelfde paleis ook de School voor Schone Kunsten, waar cursussen worden aangeboden van maart tot december.
Avenida Libertad
Loop je vanaf het centrale plein de andere kant op, de brug over naar het noorden, dan kom je op de Avenida Libertad die als een van de mooiste lanen van Viña geldt. Aan het derde blok aan de rechterzijde staat het Palacio Carrasco, gebouwd door nitraatbaron Emilio Carrasco in 1912. Het ontwerp is van de Franse architect Alfredo Azancot. Het is dan ook in Franse stijl gebouwd. Tussen 1930 en 1971 huisde hier het gemeentebestuur. Nu zit hier het Centro Cultural, een bibliotheek en het Historisch Archief. Op het pleintje voor de ingang staat een beeld van Augusto Rodin, een geschenk van de Franse regering aan Viña.
Iets verder op de hoek zit het antropologisch museum Francisco Fonck, dat beschikt over een grote archeologische collectie uit de noordelijke en centrale regio’s van het land. Maar ook van de Mapuchecultuur en van Paaseiland. Verder is er een zaal met keramiek uit de Andes van de culturen van Chancay, Chimú, Nazca en Moche. Op de tweede verdieping zit een Museo de Historia Natural met opgezette dieren en uitstallingen van mineralen en fossielen. In de tuin staat een van de zes moai die zich buiten Paaseiland bevinden.
MUSEO
FRANCISCO FONCK. Geopend: nov.–apr. di.–za. 10–18; zo./ feestd.
10–14; rest van het jaar di.–vr. 10–18; za.–zo./feestd. 10–14 uur.
Entree: C$ 1000, kinderen C$ 200. www.museofonck.cl
Loop je het zijstraatje waarin dit museum ligt verder in, dan kom je twee blokken verder bij Palacio Rioja. Hier stond een van de twee oorspronkelijke landgoederen van deze regio. Het huidige paleis werd later gebouwd, door dezelfde architect die ook Palacio Carrasco had ontworpen. De eigenaar was een Spaanse tabakshandelaar die het kort na de grote aardbeving van 1906 liet bouwen met extra stevige materialen. Zo kwam het gebouw ook zonder veel kleerscheuren door de aardbevingen van 1981 en 1985 heen. Het bouwwerk behoort nu ook aan de gemeente toe, die er een ceremonieel paleis van maakte.
De boulevard
Wanneer je vanuit het centrum van de stad een lange wandeling langs de boulevard wilt maken, ligt het voor de hand om aan de zuidkant te beginnen, bij het strand van Caleta Abarca. Dit strand ligt namelijk het dichtst bij het winkelhart van Viña, omgeven door verschillende parken. Ten zuiden van het strand ligt de heuvel Recreo, waar een kapucijner klooster en kerk staan, aan de noordkant stuit het strand op de rots waarop het hotel Sheraton Miramar is gebouwd. Aan de overkant van het hotel bevindt zich de beroemde Reloj de Flores, de klok die te midden van bloemen in een park is ingebouwd. Deze klok is daar gekomen naar aanleiding van het Wereldkampioenschap Voetbal dat in 1962 in Chili plaatsvond.
Volg de kustweg met de bocht mee naar het noorden. Je ziet dan onmiddellijk op de volgende klip een kasteeltje staan, Castillo Wulff, met een uitkijkpost ernaast. Dit bouwwerk werd hier neergezet door Gustavo Wulff, een nitraatbaron van Duitse afkomst. In feite is het een huis van twee verdiepingen dat door een brug verbonden wordt met een toren. Het huis zelf is uit 1880, de brug en de toren stammen uit 1919. Sinds 1959 is het in handen van de gemeente, die er onder andere een expositiezaal in gevestigd heeft en een aantal kantoren. Het is overigens een wonder dat het bouwwerk in een relatief goede staat is behouden, met de zware golven die er dagelijks tegenaan beuken en de verschillende aardbevingen die het gebied geteisterd hebben.
Aan de rechterkant van de weg, boven op de heuvel, staat het Palacio Presidencial, waar sinds de bouw in 1929 veel presidenten hun vrije tijd hebben doorgebracht. Om de bocht ligt hotel annex restaurant Cap Ducal, in de vorm van een schip met echte patrijspoorten, waarvan de fundamenten echter wel duidelijk sporen van het geweld van de golven vertonen.
Langs de Marga Marga loop je onder een rij palmbomen door naar de eerste brug over de rivier. Op de hoek staat het kasteel Brunet, dat in eerste instantie ontworpen werd door Jorge Schroeder, maar na diens dood verder werd afgebouwd door de architect Alfredo Azancot. In 1974 kwam het kasteel in handen van de Chileense politie, die het als officiële residentie gebruikte voor hoge bezoekers en voor speciale ontvangsten. Naar verluidt fungeert het ook als casino voor hoge officieren.
Wanneer je de brug bent overgestoken zie je aan de andere kant van de Marga Marga het grote Casino Municipal. Het ligt op de heuvel precies in de bocht van de rivier en de zee. Toen het in 1930 in gebruik werd genomen, was het het luxueuste bouwwerk van die tijd. Momenteel beschikt het casino over drie niveaus, waar je behalve alle mogelijke gokspelen een restaurant aantreft, evenementenzalen, een expositiezaal, een danszaal en een zaal waar cabaret wordt opgevoerd. Bovendien zit er een hotel in met uitzicht op zee. Dit deel van de boulevard grenst overigens niet aan het strand, grote basaltblokken fungeren als zeewering om de boulevard tegen hoge golfslag te beschermen.
Het strand begint pas weer een paar honderd meter noordelijker, maar vormt dan ook een lange zandstrook, die praktisch onafgebroken doorloopt tot de kustplaatsen Reñaca en Concón ten noorden van de stad. De Avenida Perú gaat langs het strand over in de Avenida San Martín waar je veel aantrekkelijke restaurants en bars vindt, en verder in het noorden in de Avenida Jorge Montt die doorloopt tot aan het eind van de stad.
Van Viña del mar naar het noorden
Langs de kust ten noorden van Viña liggen wat rustiger badplaatsen en vind je bovendien mondainere uitgaansgelegenheden. Afschuwelijke hoogbouw, aangeplakt tegen de berghellingen, en aantrekkelijke villa’s wisselen elkaar af. In zee liggen tussen de stranden door prachtige rotsformaties waar grote groepen zeeleeuwen en kolonies zeevogels hun heil zoeken.
Reñaca, flaneer- en uitgaanscentrum
Enkele kilometers ten noorden van Viña del Mar ligt de badplaats Reñaca. Officieel is Reñaca een wijk van Viña del Mar, die echter door de enorme ontwikkeling van het toerisme steeds meer op zichzelf is komen te staan. Het ligt in een smal dal, doorsneden door de rivier Reñaca, en is omgeven door zandduinen, die uitlopen in een prachtig strand van meer dan een kilometer lang. Helaas zijn de heuvels die het strand omzomen, tegenwoordig volgebouwd met huizen en flatgebouwen.
De geschiedenis van Reñaca is nog korter dan die van de stadskern van Viña. Het was de erfgenaam van het landgoed Viña del Mar, Salvador Vergara Alvarez, die in 1905 begon met het bouwen van huizen op deze grond. In 1912 ontstond er een eerste plan om het vlakke gedeelte langs het riviertje te bebouwen. De eerste huizen werden op enige afstand van het strand gebouwd, omdat dat veiliger leek. Pas in 1940 verrezen de eerste bouwsels langs het strand, in eerste instantie zomerverblijven van inwoners van Santiago. Inmiddels zijn de meeste daarvan vervangen door moderne flats.
In 1980 begon de bebouwing van de hellingen ten zuiden van het riviertje en daar ontstond Jardín del Mar, een woonkern die er binnen een paar jaar voor zorgde dat Reñaca tot de belangrijkste badplaatsen van Chili ging behoren. Het strand wordt nu in de zomer door vele toeristen bezocht. Vooral in de namiddag en de avond zijn de boulevards dan vol met flanerende bezoekers, waaronder veel jongeren.
Concón, ‘gastronomische hoofdstad’
Concón is met zijn ruim 30.000 inwoners als badplaats eveneens een deel geworden van de toeristische hectiek van Valparaíso en omgeving. Het ligt 10 km ten noorden van Reñaca en heeft dezelfde gestapelde bebouwing tegen de heuvels. Een verschil is dat Concón wat meer rond een baai ligt en daardoor iets beschutter is, waardoor de stranden wat toegankelijker zijn.
Als badplaats kwam Concón op aan het begin van de 20ste eeuw, na de aanleg van de kustweg vanuit Valparaíso in 1917. Hoewel ook hier, evenals in Reñaca, de vroegere villa’s plaats hebben moeten maken voor appartementenblokken, heeft de plaats toch zijn charme behouden, vanwege de prachtige uitzichten vanaf de heuvels over de baai, de kleine jachthaven en de bosrijke omgeving waar je villa’s tegenkomt met fraai aangelegde tuinen. De wijk La Boca, bij de monding van de rivier, is lange tijd de uitvoerhaven geweest voor de producten van de haciënda’s in het dal van de Aconcagua. Nu is het vooral een viskade, waar viskraampjes en eettentjes staan. Vanwege haar vele restaurants noemt het stadje zich tegenwoordig trots de ‘gastronomische hoofdstad van Chili’.
De aantrekkelijkste stranden zijn Playa Amarilla en Playa Negra, gelegen aan de baai. De stranden die wat noordelijker liggen rondom La Boca zijn minder populair.
Quintero, toevlucht voor gelovigen en piraten
De baai van Quintero werd voor het eerst ‘ontdekt’ door de Spanjaard Alonso Quintero in 1536, vandaar de naam van dit dorp van bijna 20.000 inwoners. Er zijn wel 16 verschillende stranden, van klein tot heel uitgestrekt. Aan die stranden kun je uiteenlopende activiteiten bedrijven, zoals vissen, paardrijden, windsurfen, beachsurfen, waterskiën en duiken.
Een kilometer de zee in, op 12 m diepte, bevindt zich het Santuario Submarino (onderwaterheiligdom), dat bestaat uit een vier meter hoog Christusbeeld met wijd gespreide armen, geplaatst op de zeebodem op de rots Prat. Je hoeft niet per se te duiken om dit te zien, ook vanaf boten is het beeld zichtbaar.
Op het uiterste puntje van het schiereiland waarop Quintero gedeeltelijk ligt, bevindt zich de Cueva del Pirata, waar je gemakkelijk vanaf de pier via een voetpad naartoe kunt lopen. Veel zeerovers hebben in vroegere tijden deze kusten bezocht, waaronder de beruchte Engelse piraat Tomás Cavendish, die hier in 1587 aankwam en die in gevechten met de Spanjaarden twaalf van zijn manschappen verloor.
Maitencillo, Zapallar en Papudo:
kleine en aantrekkelijke oorden
Maitencillo is een smalle en langgerekte badplaats, waar slechts ongeveer 1500 mensen wonen. Voor het grootste deel bestaat de plaats uit vakantiehuizen en hotels, die het grootste deel van het jaar leegstaan. Langs de kust loopt een prachtige weg op zeeniveau, aan de zuidkant langs het mooie witte en uitgestrekte Playa Aguas Blancas, aan de noordkant langs de stranden Los Pocitos en Abanico. Tussen de stranden in is de kust rotsachtig.
Zapallar is met zijn 1500 inwoners ongeveer net zo klein als Maitencillo. Het plaatsje ligt als een schelp rond een baai, omgeven door vrij steile heuvels. Daardoor is er weinig wind en is de temperatuur vrij constant. Het strand is bedekt met prachtig wit zand.
Vlak voor de kust aan een van de uiteinden van de baai ligt het eiland Isla Seca. Langs de baai loopt de zogenaamde Rambla, waar veel toeristen en bewoners in de zomer lopen te flaneren. Aan de noordkant van de baai loopt deze uit in een visserspier. Iets verderop kom je bij het uiteinde Mar Bravo, waar veel mensen bij elkaar komen om naar de zonsondergang te kijken.
Papudo is de laatste kustplaats waar de weg vanuit Viña del Mar langskomt, voordat deze landinwaarts buigt en aansluit op de Panamericano. Deze badplaats is met zijn 3000 inwoners een stuk groter dan Maitencillo en Zapallar. Ook Papudo ligt aan een baai, aan de zuidkant beschermd door heuvels en met een strand met een rustige branding, waardoor het erg geschikt is voor surfers. Er zijn behoorlijk wat faciliteiten, waaronder restaurants, discotheken, een grote speeltuin en een jachtclub, die werd gesticht in 1956.
‘La Costa de los Poetas’:
van Valparaíso naar het zuiden
De kustweg langs Viña del Mar en Valparaíso volgt naar het zuiden toe niet langer de kust, maar buigt af naar het binnenland, waar hij zich bij de Panamericano voegt. Verschillende afslagen leiden vervolgens naar plaatsjes aan de kust, zoals naar Quintay, een vissersplaatsje rond een klein strand. Deze plek wordt veel bezocht door duikers en duikinstructeurs.
Ten zuiden hiervan begint wat wel genoemd wordt de ‘kust van de dichters’. Dat heeft te maken met het feit dat verschillende grote Chileense dichters, waaronder Pablo Neruda, Vicente Huidobro en Nicanor Parra, hier hun toevlucht zochten. Niet verwonderlijk, want rust en afzondering worden hier meer gewaarborgd dan in de veelbezochte badplaatsen ten noorden van Viña.
Watersport in Algarrobo
Ongeveer 30 km via de Panamericano vanaf Valparaíso ligt Algarrobo, het noordelijkste plaatsje aan de dichterskust. Algarrobo is een belangrijk watersportcentrum.
Algarrobo beschikt over verschillende prachtige stranden, zoals San Pedro, El Canelo en Canelillo. ‘El Pueblo’ is de wijk waar je nog veel huizen van halverwege de 19de eeuw vindt, zoals La Casa Roja en het huidige Casa de la Cultura aan Avenida Alessandri 1633. Ook mooi is de Iglesia de la Candelaria, gebouwd in 1837.
Rustplaats van Neruda
Het plaatsje Quisco ligt ongeveer 4 km zuidelijker. Er is een prachtig en rustig strand, een jachtclub, een visserspier en een voetgangersboulevard die langs het hele strand loopt. Op een schiereilandje kun je een pad omhooglopen naar een uitzichtpunt dat de moeite waard is. De badplaats ontstond eigenlijk pas rond 1930 door de verkaveling van naburige landgoederen.
Als Pablo Neruda er niet had gewoond, dan was Isla Negra, net ten zuiden van Quisco, nooit aan de vergetelheid ontrukt. De stranden zijn namelijk niet zo fraai.
De dichter heeft hier een groot deel van zijn leven doorgebracht en ligt in de tuin bij zijn huis begraven. Zijn derde vrouw Mathilde rust in een graf naast hem. Neruda heeft het huis grotendeels zelf ontworpen en bewaarde hier de uiteenlopendste verzamelingen, zoals boegbeelden, maskers, vlinders en schelpen. Dit alles is nu opengesteld voor het publiek. Prachtig is het uitzicht vanuit de slaapkamer over het strand en de klippen.
MUSEO DE
ISLA NEGRA. Geopend: jan.–feb. di.–zo. 10–20; rest van het jaar
10–14 en 15–18 uur. Entree: C$ 3000, kinderen C$ 1300.
Toevluchtsoorden voor dichters
In het volgende dorp, Las Cruces, woont en werkt eveneens een beroemde Chileense dichter, namelijk Nicanor Parra. Dit dorp is echter totaal anders dan dat van Pablo Neruda. Het is een badplaats met een zekere allure, waar verschillende grote huizen nog verwijzen naar de glans die het had aan het begin van de 20ste eeuw. In 1911 bijvoorbeeld ging er een paardentram over het strand die de plaatsen Cartagena en Las Cruces met elkaar verbond. Op de twee heuvels rond de baai verrezen toen al grote villa’s.
Vandaag de dag is Las Cruces een redelijk drukbezochte badplaats met een aantal aantrekkelijke stranden, waaronder Playa Las Salinas aan de noordkant. Net onder dat strand ligt een uitstekende rots, waar je via een voetpad omhoog kunt om op punta El Lacho een magnifiek uitzicht te hebben over een groot deel van de kust.
De derde dichter die verantwoordelijk is voor de naamgeving van dit stukje kust, is Vicente Huidobro, een illustere vroegere inwoner van het stadje Cartagena. Hij stierf, na lang hier gewoond te hebben, in 1948, en werd naar zijn eigen wens achter zijn oorspronkelijke huis begraven. Je kunt nog steeds zijn tombe bezoeken.
Cartagena is met zijn 17.000 inwoners een wat grotere badplaats. Het centrum ligt als een amfitheater rond een kleine baai met een beschut strand, Playa Chica. Als je de boulevard afloopt naar het noorden, passeer je een fort en kom je vervolgens op Playa Grande. Dit langgerekte strand is ’s zomers in trek bij vakantiegangers vanwege de horeca en vermaaksindustrie. Loop je het strand af in noordelijke richting, dan kom je bij het Zwanenmeer van Cartagena (Laguna de los Cisnes), een lagune die zich aan het eind van een riviertje heeft gevormd en waar je meer dan twintig zwanensoorten kunt aantreffen.
San Antonio, grootste overslaghaven van Chili
Door de ligging aan genoemde kustweg en aan het uiteinde van een rechtstreekse snelweg vanuit Santiago, is het niet verwonderlijk dat San Antonio heeft kunnen uitgroeien tot een drukke stad met bijna 90.000 inwoners. Belangrijker dan als badplaats is de functie die de stad heeft als havenstad en opslagcentrum voor de hele kust. Er is eenlevendige handel, er zijn veel winkels en bedrijven, en het is de enige plaats met een continu nachtleven, eigen aan havensteden.
Een grote trekpleister voor toeristen is de visserskade Pintor Pacheco Altamirano, waar een grote vismarkt is gevestigd, omgeven door visrestaurants. Op de basaltblokken die de kade tegen hoge golfslag beschermen, liggen de hele dag grote zeerobben te luieren, in afwachting van de vis die af en toe door vissers naar hen toegeworpen wordt. Om hen heen vechten tientallen pelikanen om ook hun deel te krijgen.
In 1853 werd de stad ontworpen, compleet met kade, kerk en douane, door Vicente Larrain. In 1865, toen de haven van Valparaíso door Spaanse schepen geblokkeerd was in de strijd tegen de Spanjaarden, werd San Antonio de alternatieve haven. In 1911 bereikte het spoor deze stad, waardoor er een rechtstreekse en snelle verbinding met Santiago kwam. De haven is momenteel de grootste overslaghaven van Chili.
Ongeveer 4 km zuidelijk van het centrum van San Antonio ligt de badplaats Llolleo, een badplaats met een prachtig centrum met vrijstaande villa’s, omgeven door tuinen, en straten vol palmen. Het strand is groot en breed, met een meertje waar je allerlei watervogels kunt observeren. Een heel exclusief oord is Rocas de Santo Domingo, dat aan de zuidoever van de rivier de Maipo ligt. Ook hier vind je grote zomerhuizen met goed onderhouden tuinen, en schaduwrijke lanen en pleinen.
Het einde is nog lang niet in zicht. Verder naar het zuiden verrijzen steeds nieuwe badplaatsjes. In de toekomst kan de lange kust met haar uitgestrekte stranden nog veel meer toeristen opvangen.