Chileens Patagonië

11


Isla Grande de Chiloé en de eilandenarchipel aan de oostkant daarvan vormen een opmerkelijke overgang tussen het land van de valleien in Midden-Chili naar het ruige landschap van Chileens Patagonië. Het kustgebergte valt hier als het ware uiteen in tientallen eilanden, groot en klein, met een golvend landschap. De brede vallei, die de voortzetting is van de Valle Central, is uitgeslepen en naar beneden gedrukt door de zware gletsjers en na het terugtrekken van het ijs ondergelopen. Op die manier is ook de binnenzee, Mar Interior, ontstaan. De kust van het vasteland bestaat uit fjorden, die precies op de breuklijnen in de aardkorst liggen waardoor ook de rij vulkanen van noord naar zuid is ontstaan: de Hornopirén, Huequi, Michinmahuida, Corcovado en Nevado.

Verder naar het zuiden loopt Chili door achter de Andesketen. De nederzettingen in dat gebied, zoals Coihaique, Balmaceda, Chile Chico, Cochrane en Villa O’Higgins hebben een gemengde Argentijns-Chileense kolonisatiegeschiedenis. Ze lagen geïsoleerd en werden per boot via de fjorden of de gletsjermeren bevoorraad.

In de tweede helft van de 19de eeuw trokken er militaire expedities naar deze zuidelijke streken om het gebied veilig te stellen voor kolonisatie. Mede dankzij de Duitse geograaf Hans Steffen die noodgedwongen langs de rivieren, zoals de Palena, Aisén, Mañihuales, Cisnes, Baker en Cochraneis reisde, is de zone in kaart gebracht. De kolonisatie kwam in handen van ondernemende buitenlandse immigranten en een handvol grote ontwikkelingsmaatschappijen, zoals de Sociedad Industrial de Aisén, en de Sociedad Ganadera de Cisnes. Deze waren gericht op de bosbouw, de veeteelt of de landbouw en stonden aan de basis van de meeste nederzettingen.

Toen halverwege de 20ste eeuw veel grond van deze maatschappijen werd verkocht aan particuliere boeren en bedrijven begon de grote kaalslag. In de wet was namelijk opgenomen dat de grond ‘schoon’ moest zijn voordat deze kon worden overgedragen. In enkele jaren tijd werden zo enorme delen oorspronkelijk bos in de as gelegd of omgekapt.

f0260-01

Chileens Patagonië
Klik op een van de volgende deelkaarten voor een vergroting: Boven, Onder.

Met de aanleg van de Carretera Austral is het gebied ontsloten en krijgen de plaatsen in het zuiden nieuwe impulsen. Daar zijn risico’s aan verbonden, maar het schept ook kansen. Met duurzaam toerisme is wellicht een halt toe te roepen aan de vernietiging van de natuur in Chileens Patagonië.

De route naar het zuiden is lang en enerverend. Het is ongetwijfeld het spectaculairste deel van Chili met bijna twintig nationale parken en natuurreservaten. In dit gebied zijn vulkanen, merengebieden, uitgestrekte wouden, fjorden die diep het land insnijden, ruige bergen, ruisende rivieren, gletsjers en eindeloze ijsvelden. De gletsjer San Rafael is een hoogtepunt, maar ook de route langs Lago General Carrera en de trektochten tot bij de Noordelijke en Zuidelijke IJsvlakte. De laatste vormt een ondoordringbare barrière en reizigers die nog verder willen reizen moeten de boot of het vliegtuig nemen, of via Argentinië reizen.

De noordelijke Carretera Austral

Hornopirén, pleisterplaats aan het fjord

Aan de voet van de gelijknamige vulkaan en op de oever van een weids fjord, ligt Hornopirén. Meer dan een haven met wat straten eromheen is Hornopirén niet. Het plaatsje heeft net 2500 inwoners en leeft volledig van het bootverkeer en de zalmvisserij. De laatste jaren komt de watersport op, want het water van het fjord, relatief rustig en vooral uitgestrekt, leent zich uitstekend voor tochten per kayak en kano.

Januari en februari zijn hoogseizoen in Hornopirén. Dan vullen het plein en de kade zich met een vreemde mix van bezoekers. Zalmvissers, even een sigaretje rokend of wat etend, krijgen gezelschap van plukjes backpackers, die met hun rugzakken wachten op het vertrek van de boot. Chileense en Argentijnse gezinnen op vakantie met de eigen auto doen nog wat inkopen, net als de groepen Europese en Amerikaanse vakantiegangers, op rondreis met de bus.

Veel bezienswaardigheden zijn er niet, of je moet de Sagrada Familia, de nieuw gebouwde parochiekerk, bijzonder vinden.

De zuidelijke weg

Ongetwijfeld is de Camino Longitudinal Austral, kortweg Carretera Austral, de weg in Chili die het meest tot de verbeelding spreekt. De weg naar het einde van de wereld, naar het niets, door maagdelijke bossen en onwaarschijnlijke ijslandschappen. Grotendeels klopt dat beeld, hoewel de kolonisatie al ruim een eeuw in volle gang is en het gebied op veel plaatsen een ander aanzien heeft gekregen.

Met de aanleg van de Carretera Central is dit gebied definitief opengelegd. Velen vreesden voor massale vernietiging van de overgebleven vegetatie. Het tegendeel is waar.

Met de aanleg van immense natuurparken en -reservaten heeft de Chileense overheid, mede door grote druk uit binnen- en buitenland overigens, aangegeven serieus werk te maken van duurzame ontwikkeling. Inmiddels hebben vermogende buitenlanders hun ogen op dit deel van Chili laten vallen om hun steentje daaraan bij te dragen.

In 1976 begon de aanleg van de weg in Puerto Montt. Ruim 1000 km verder en 23 jaar later kwam hij aan bij Villa O’Higgins. De aanleg is een heidens karwei geweest waar de CMT, Cuerpo Militar de Trabajo, zeg maar de wegenbouwers van het leger, voor tekende. Het merendeel van de weg is verhard, ongeveer een derde geasfalteerd.

Een deel van het traject, vooral in het noorden, moet je noodgedwongen per boot afleggen. De weg wordt regelmatig onderhouden en op geregelde afstand is brandstof voorhanden. Houd er rekening mee dat je alleen in Puerto Aisén en de grote plaatsen Coihaique en Cochrane zeker kunt pinnen!

Parque Nacional Hornopirén

De natuur in de omgeving van Hornopirén is overweldigend. Ga je ongeveer 6 km oostwaarts van het dorpje Chaqueihua, dan zit je midden in het woud dat de hellingen van de vulkaan Hornopirén bedekt. Vervolgens kun je nog zo’n 6 km doorrijden tot de entree van het Parque Nacional Hornopirén, een natuurgebied van 48.000 hectare met twee vulkanen dat wordt doorsneden door de Río Blanco en z’n zijriviertjes. De zijriviertjes worden onder meer gevoed door een groot meer, het Lago Pinto Concha, dat aan de voet ligt van de grootste vulkaan, de Yates (2187 m).

In het immense park kun je niet met de auto rijden en ook voor mountainbikers is het een zware beproeving. Er zijn wandelroutes door het hele park heen. Blijf je niet langer dan een dag, dan is een bezoek aan de top van de Volcán Hornopirén (1572 m) en aan het Lago General Pinto Concha haalbaar. Bij dit meer, met strand en een geweldig uitzicht op de Yates, is een kampeerterrein waarvandaan je wandelpaden kunt nemen naar de vulkaan. Bij de parkwachters naast de entree zijn wandelkaarten te krijgen.

Boottochten en thermen

Heb je wat meer tijd, dan is een ritje naar Cholgo en vervolgens een bezoek aan de Termas de Llancahué op het gelijknamige eiland voor de kust een aangename onderbreking van de reis. Dit is tevens het laatste stukje van de Carretera Austral dat je hier kunt rijden.

De rit om het fjord heen, eerst een stukje landinwaarts en daarna naar het zuiden, kun je met de eigen auto of de bus maken. Het landschap is betoverend: de weg kruist ruisende beken gletsjerwater en de toppen van de twee vulkanen verrijzen majestueus boven het landschap. Voor de kust ligt het Isla de los Ciervos waar je als het ware omheenrijdt. Cholgo is een kleine vissersplaats met zalmkwekerijen in de baai. Aan de nieuwbouw in het plaatsje kun je aflezen dat de zaken de laatste tijd weer goed gaan. Je kunt in Cholgo ook een motorbootje nemen om je naar het Ilha Llancahué te laten varen.

Trekpleister hier zijn de Termas de Llancahué, warmwaterthermen van 50˚C, die garant staan voor een heerlijk, bijna zalvend bad. Behalve de bekende privékuipen en het grote gezamenlijke zwembad, is baden aan het strand een aparte ervaring. Door het opborrelde bronwater heeft zelfs het zeewater nog een aangenaam lauwe temperatuur.

Vanaf Llancahué zijn nog verdere boottochten te maken naar de eilanden van de Archipélago de Llanchid, volgens velen een van de mooiste landschappen in Zuid-Chili.

En vanuit Cholgo kun je ook bootexcursies maken naar de Termas de Cahuelmó, ten zuiden van Pichango (6 km van Cholgo) en het échte eindpunt van de Carretera Austral. De thermen maken deel uit van het Parque Nacional Pumalín ( p. 265).

Ilha de Llancahué is ook direct aan te varen vanuit Hornopirén. In de haven heb je de bootjes meestal voor het uitkiezen. De vaartocht duurt drie kwartier tot een uur.

Chaitén, toegangspoort tot Chileens Patagonië

De veerboot vanuit Hornopirén naar Caleta Gonzalo vaart langs de eilanden De los Ciervos en Llancahué en vervolgens om het bergachtige en dichtbeboste schiereiland Huequi heen, alvorens na ongeveer zes uur in het haventje van Caleta Gonzalo aan te meren. Dit is de entree van Parque Pumalín, waardoor het plaatsje de afgelopen jaren de nodige infrastructuur en voorzieningen heeft gekregen. Bij het informatiecentrum is een café-restaurant en een souvenirshop. Ook zijn er cabañas beschikbaar voor degenen die langer dan een dag in het park willen blijven.

Parque Pumalín biedt voor elk wat wils. Er zijn korte en langere wandelingen, je kunt er mountainbiken, kamperen, roeien en kanoën, zwemmen en paardrijden. Er zijn tal van schitterende plekken, zoals Volcán met een fenomenaal uitzicht op de vulkaan Michinmahuida (kampeerterrein en afgeschermde picknickplekken). De Sendero Michinmahuida, die precies halverwege de weg Caleta Gonzalo-Chaitén begint, brengt je tot aan de westelijke flank van de vulkaan, door eerst een bosrijk en dan een ruig vulkaanlandschap. Dit is een stevige wandeling over 12 km; reken op 10 uur heen en terug. Vodudahue is een van de mooist gelegen parkboerderijen, aan de oevers van het fjord en de gelijknamige rivier, met jonge fruitbomen zoals bosbessen, frambozen en rode bessen. Reñihué was de eerste ranch die Tompkins opkocht. Behalve een schapenranch is het een centrum voor organische landbouw.

Sendero Tronador is een wandelroute die je door de berkenbossen, langs het snelstromende water en de watervallen in de Río Tronador, tot bij een geweldig uitkijkpunt brengt.

Parque Pumalín. Kijk voor uitgebreide informatie over alle wandelen verblijfsmogelijkheden, de filosofie en de natuur, op www.parquepumalin.cl.

Parque Pumalín, particulier natuurbeheer

In Zuid-Chili neemt het natuurreservaat Parque Pumalín een aparte plaats in. Het omspant een gebied van 320.000 ha en is een van de grootste particulier gefinancierde natuurparken ter wereld met een prima infrastructuur.

Toen de Amerikaanse multimiljonair Douglas Tompkins in 1991 het eerste stuk van dit immense gebied opkocht, stond hem niet alleen het behoud van dit oorspronkelijke en aaneengesloten gematigde regenwoud voor ogen, maar wilde hij tegelijk de trend zetten met deze nieuwe vorm van natuurbeheer. Zonder enige overheidssubsidie en met veel weerstand uit de samenleving en de politiek werkte hij de afgelopen vijftien jaar zijn plan uit. Bij Caleta Gonzalo en Chaitén kwamen informatiecentra als de twee voornaamste entreeplaatsen voor het grootste deel van het park: Pumalín Sur. In het park werden wandelpaden uitgezet en werd, strategisch verspreid, een tiental parkboerderijen gebouwd. Deze boerderijen dienen als pleisterplaatsen voor de bezoekers; ze kunnen er eten en drinken, en informatie krijgen over de ecologische landbouw en het parkbeheer. Ook kwamen er kampeerterreinen en cabañas om overnachting in het natuurgebied mogelijk te maken.

Met een uitgebreid pakket aan actieve toeristische attracties heeft Tompkins Pumalín op de kaart gezet. Zijn project trekt jaarlijks duizenden bezoekers, die komen genieten van het bijzondere natuurgebied en het fantastische landschap.

In 2005 kwam de voorlopige bekroning, toen de Chileense overheid Parque Pumalín officieel tot natuurreservaat verklaarde. Daarmee is de toekomst van het park veiliggesteld. Inmiddels slaat Tompkins alweer z’n vleugels uit naar andere gebieden in Zuid-Patagonië, om ook daar zijn ideeën wortel te laten schieten.

Op weg naar Chaitén

Vanuit Caleta Gonzalo gaat de Carretera Austral onverhard verder naar het zuiden. Driekwart van de weg naar Chaitén, de eerste grote plaats, loopt door de onafzienbare berkenwouden van Parque Pumalín. Onderweg zou je nog kunnen stoppen om een van de wandelingen te maken. Zo passeer je op 12 km het beginpunt van de Sendero Tronador, een halve km verder de Sendero Alerces, op 14 km de Sendero Cascadas Escondidas en op 20 km het Lago Negro en de Sendero Punta del Lago. Op diverse plaatsen langs de route zijn campings.

Uiteindelijk komt de weg uit bij het gehucht Santa Bárbara aan de kust. Afgezien van de schoonheid van het asgrauwe strand langs een azuurblauwe zee en een decor van diepgroene wouden, had dit plaatsje lange tijd weinig te bieden. Maar sinds Chaitén in mei 2008 door een uitbarsting van de gelijknamige vulkaan werd getroffen, is dit de tijdelijke toegangspoort tot Chileens Patagonië. Met de komst van nogal wat geëvacueerde inwoners van Chaitén is het een stuk levendiger geworden en ook de toeristenbranche heeft zich steviger in Santa Bárbara gevestigd.

De bouw van Nuevo Chaitén, 1 km buiten Santa Bárbara, is inmiddels in volle gang. Dat moet straks de nieuwe pleisterplaats voor het toerisme worden met moderne voorzieningen als een hotel, restaurants en zelfs een ziekenhuis.

Oud-Chaitén waar zo’n 4000 mensen leefden, is deels bedekt met een laag as van de vulkaanuitbarsting. Wat er gaat gebeuren met het plaatsje is nog niet duidelijk. De overheid zegt dat het te gevaarlijk is om er te blijven wonen. Een zeventigtal bewoners, die weigeren hun huis permanent te verlaten, hebben de wereld om hen heen weer bewoonbaar gemaakt. De waterleiding is provisorisch hersteld, de straten een beetje schoongemaakt. Ze zijn verknocht aan de plek, zeggen dat ze altijd al hebben geleefd met het natuurgeweld en dat ze dat ook zullen blijven doen.

Inmiddels zijn er wel weer enkele bootdiensten vanuit Chaitén in bedrijf. Het gebied is uitsluitend met speciale permissie toegankelijk.

De omgeving van Chaitén is geweldig. Vanuit Santa Bárbara en straks Nuevo Chaitén kun je wandeltochten maken in Parque Pumalín, of trektochten in Parque Nacional Corcovado. Parque Palena, iets ten oosten van Chaitén, is tegenwoordig wat moeilijker toegankelijk. Dit voormalige militaire grondgebied ligt op loopafstand ten oosten van het voormalige centrum en biedt in het klein heel veel van de natuurlijke attracties die je in de nationale parken in dit deel van Chili op grote schaal aantreft. Er is 5 km wandelroute uitgezet langs ruisende beken, watervallen – de Cascadas del Regimento – en lagunes. Je kunt er mountainbiken, kayakken en vissen. In het voormalige hoofdkwartier van de commandant is een interessant museum gevestigd: het Museo Histórico y Militar de la Construcción de la Carretera Austral. Een mondvol, en het brengt in beeld hoe het zuiden van Chili werd opengelegd.

De Carretera Austral tussen Chaitén en El Amarillo is geasfalteerd. Na zo’n 24 km, krijg je een afslag naar de Termas El Amarillo. Meteen over de brug rijd je het dorpje El Amarillo in, aan de voet van de vulkaan Michinmahuida. In de valleien zijn wandelpaden uitgezet en je kunt zelfs paardrijtochten maken op de flanken van de vulkaan. Vraag voor meer informatie bij Hospedaje Marcela, in het dorp.

Meteen over de brug gaat er een weg door de bossen naar de Termas El Amarillo. De zwembassins met warm water liggen in een bergachtige, groene omgeving. Ze zijn het hele jaar open.

Futaleufú, paradijs voor adventure toerisme

Futaleufú betekent in de Mapuche-taal ‘grote rivier’. De plaatselijke bevolking noemt de rivier en de gelijknamige stad kozend ‘Futa’. Met tal van bulderende bergrivieren, rustige meren en een fabelachtig berglandschap is dit oostelijk deel van de provincie Palena erg gewild bij actieve reizigers.

Puerto Cárdenas is wat in de vergetelheid geraakt sinds de Carretera Austral is doorgetrokken en de functie heeft overgenomen van de waterverbinding via de Río Yelcho en het meer met dezelfde naam. Lago Yelcho staat bij sportvissers alom bekend als een topplek om op zalm en forel te vissen. Ooit is hier zelfs een zalm van 17 kilo zwaar gevangen: nog altijd het nationale record! De omgeving van het meer leent zich uitstekend voor een stevige paardrijtocht en er zijn diverse wandelingen uitgezet. Een comfortabele uitvalsbasis, 10 km verder aan de hoofdweg, is de lodge Yelcho en la Patagonia, met speciale arrangementen voor vissers: www.yelcho.cl. Een andere goede accommodatie is Isla Monita, www.islamonita.cl.

De weg passeert na weer een handvol kilometers de Puente Ventisquero, een brug over de sprankelende rivier met smeltwater van de eeuwige sneeuw uit het gebied van de Volcán Nevado. Een pad van circa 3 km loopt vanhier door het gematigde regenwoud naar de boomgrens, vanwaar je een magnifiek uitzicht hebt op de sneeuwvlakte en de vulkaan.

Een ander indrukwekkend panorama ontvouwt zich weer een kleine 10 km verderop bij de Cuesta Moraga, het hoogste punt van de Carretera Austral. Naar het noorden zie je de gletsjers en het Lago Yelcho. Bij het jonge plaatsje Villa Santa Lucía splitst de weg zich naar het oosten, naar Futaleufú en Palena, en naar La Junta in het zuiden.

Río Futaleufú

Op weg naar Futaleufú en de grens met Argentinië kom je eerst door een paar gehuchten aan het Lago Yelcho waar een halve eeuw geleden kolonisten neerstreken. Puerto Piedra is zo’n gehucht. Vroeger stond het via een pontje in verbinding met Puerto Cárdenas.

Hier splitst de weg zich weer. Voor Futaleufú volg je nauwgezet de loop van de Río Futaleufú. Meteen over de brug begint het natuurspektakel. De rivier werkt zich met razend geweld langs de scherpe rotsen. Het decor is fenomenaal: azuurblauw water op de rustige stukken rivier, witte schuimkragen bij de watervallen en stroomversnellingen, diepgroen, maagdelijk woud en besneeuwde bergtoppen.

Grote kans dat je beneden op de rivier groepjes waaghalzen in kayaks ziet. Aan het begin van de jaren ’90 van de vorige eeuw ontdekten een paar avontuurlijke lieden deze geweldige plek voor de wildwatersport. Sindsdien strijken hier ware liefhebbers neer, vooral in het seizoen van december tot maart. Doorgewinterde kayakkers leggen het hele traject van ruim 50 km af, dwars door alle stroomversnellingen en watervallen heen.

Futaleufú is de afgelopen vijftien jaar razendsnel gegroeid. Lange tijd was het een onbetekenende grensplaats. Toen de verbindingen over de weg en per vliegtuig kwamen, en vooral met de opkomst van het adventure toerisme, kwam er meer leven in de brouwerij. Inmiddels wemelt het plaatsje van de hostels en reisbureautjes. Er worden vooral veel wildwatersportmogelijkheden geboden door verschillende gespecialiseerde centra, waar je les kunt krijgen en onder begeleiding de rivier af kunt zakken. Behalve kajakken, kun je kanoën en raften. De spectaculairste en zwaarste trajecten zijn de Cañon del Infierno en Terminator. Maar er zijn ook volop minder moeilijke stukken, zoals in de Río Espolón. De bergachtige en bosrijke omgeving leent zich verder uitstekend voor wandel-, fiets- en paardrijtochten. Ten zuiden en westen van het plaatsje liggen respectievelijk Lago Lonconao en Lago Espolón, twee gletsjermeren, omgeven door dichte bossen met op de oevers wat verblijfsrecreatie. Vanuit een aantal lodges kun je begeleide visexcursies of paardrijtochten maken. Sommige reisbureaus bieden een meerdaags arrangement aan, waarbij je een deel van de route wandelt en een ander deel op de rivier met een kayak aflegt. Helemaal fantastisch is het om een paardrijtocht te maken in het Parque Nacional Futaleufú, een beschermd gebied op de grens met Argentinië.

Verbazingwekkend genoeg speelt de Chileense overheid met het plan om een stuwdam te bouwen in dit wonderschone berggebied. Binnen- en buitenlandse instanties en particulieren hebben zich verenigd tegen dit onzalige idee en voeren oppositie. Voor informatie zie: www.futafriends.org.

Op 9 km van Futaleufú bevindt zich de grensovergang. Hier kun je doorreizen naar de eerste stad Esquel (65 km) aan de rand van de Argentijnse pampa, en verder door naar El Bolsón en Bariloche (248 km).

Reserva Nacional Palena

Ten zuiden van Futaleufú ligt een andere grensplaats: Palena. In de omgeving liggen vruchtbare valleien, die halverwege de 20ste eeuw zijn gekoloniseerd. Na een grensconflict met Argentinië, dat door toedoen van de Britse vorstin werd beslecht, viel bijvoorbeeld Valle California toe aan Chili. De vallei, beschut door bergkammen, heeft een gematigd klimaat en is geschikt voor fruitteelt, onder meer van frambozen, bosbessen en veenbessen.

Via de Valle California kun je ’s zomers trektochten te voet of met-een paard maken naar het Reserva Nacional Palena. Het is mogelijk rechtstreeks door te steken naar Lago Verde in de XIde Regio via de Valle Zancudo en de Valle Hermoso, langs het Lago Palena – het eerste gedeelde meer van de twee buurlanden – naar Lago Verde. Dit is absoluut een van de mooiere tochten over land in Zuid-Chili, maar het vergt wel enige organisatie. Toegang is alleen mogelijk na toestemming van CONAF (in Chaitén of Palena). Je kunt het best in de zomermaanden gaan, omdat er dan de meeste kans op droog weer is. In Palena kun je een gids en eventueel paarden regelen, onder andere bij Ruta Transpatagonia Norte. ’s Zomers zijn in de twee genoemde valleien rangers en politie aanwezig om je eventueel verder op weg te helpen en reisinformatie te verschaffen.

Adembenemende fjorden en idyllische havens

De Carretera Austral loopt van Villa Santa Lucía verder zuidwaarts, langs de Río Frío en daarna de Río Palena. Het plaatsje La Junta ligt op de plek waar twee valleien samenkomen, die van de Río Palena en de Río Rosselot. Het ligt ook op de kruising van de Carretera Austral met de nieuwe weg naar Lago Verde oostwaarts én westwaarts naar Puerto Raúl Marín Balmaceda, een nieuwe haven aan de Golfo Corcovado. Vandaar de bijnaam ‘Pueblo del Encuentro’, hoewel er niet zo veel te ontmoeten is in dit nogal saaie kolonistendorp.

Puyuhuapi, 45 km verder naar het zuiden, is veel geschikter voor een tussenstop.

In de jaren ’30 van de vorige eeuw streken vier Sudeten-Duitse vrienden hier neer om een nieuw bestaan op te bouwen. Ze legden de basis voor een nijvere agrarische gemeenschap, waar later meer Duitse immigranten naartoe kwamen. Ze bouwden een dorp met onmiskenbaar Duitse kenmerken. De chalets, keurig aangeharkte tuinen en naamgeving geven je eerder het idee in Zuidoost-Duitsland te zijn dan in Chili.

Het opvallendst zijn Casa Ludwig, in de jaren ’50 gebouwd en nu in gebruik als hostel; Casa Walter Hopperdietzel, oprichter van de tapijtfabriek, uit 1956; La Casona, een groot chalet bij de haven waar meerdere gezinnen in woonden; en La Hostería Alemana, gebouwd door Helmut Hopperdietzel in 1960, die na de oorlog met zijn vader naar het dorp van hun broer en zoon waren afgereisd (of gevlucht?).

Wil je wat van de Duitse tradities proeven dan moet je een bezoek brengen aan de Alfombras de Puyuhuapi, de tapijtfabriek van Hopperdietzel. Er zijn dagelijks rondleidingen (ook in het weekend en op feestdagen, maar dan alleen om 11 uur), die heel goed het productieproces van de ruwe wol tot aan het verven van de tapijten laten zien. De weefgetouwen waar Mapuchevrouwen handgeknoopte tapijten maken, is verplichte kost. Naast de fabriek bevindt zich Café Rossbach, gespecialiseerd in overheerlijke Küchen met vruchtenvulling.

De omgeving van Puyuhuapi is van een grote schoonheid. Velen, die op doorreis zijn, komen er niet aan toe, maar je kunt hier moeiteloos een paar dagen doorbrengen met onder meer een bezoek aan Parque Nacional Queulat, aan Lago Rosselot, een excursie langs de oevers van het fjord of een verkwikkend bad in de thermen. Aan de westkant van het plaatsje loopt een pad naar een magnifiek uitkijkpunt over de waterrijke omgeving en de bergen.

Een paar kilometer ten zuiden van Puyuhuapi heeft de puissant rijke Oost-Duitser Eberhard Kossman de Puyuhuapi Lodge & Spa gebouwd, die zijn gelijke in dit deel van Chili niet kent. Een plek waar je even helemaal weg bent van de wereld, in een prachtige omgeving vol verwennerij (hydromassage, Thallassotherapie, natuurlijke warmwaterbaden en jacuzzi’s). Om alvast de sfeer te proeven, kijk je op www.patagonia-connection.com.

Parque Nacional Queulat

Meteen na Puyuhuapi duikt de hoofdweg in zuidelijke richting het Parque Nacional Queulat in, opnieuw een overweldigend landschap van gletsjers, fjorden en wouden.

Na 6 km heb je de afslag naar de Termas de Puyuhuapi die algemeen beschouwd worden als de mooiste van het land. De locatie is in ieder geval fenomenaal, direct aan het fjord en omgeven door dichte groene vegetatie met daarboven de besneeuwde bergtoppen. Je kunt hier ook naartoe varen vanuit Puyuhuapi.

Weer 7 km verder naar het zuiden heb je aan de kust wat viskwekerijen liggen, en daarnaast een pier waar een bootje op afspraak gasten voor de lodge oppikt.

Verreweg het spectaculairste panorama biedt de Ventisquero Colgante, de hangende gletsjer. Ingeklemd tussen twee rotsen hangt de witblauwe ijsmassa dreigend boven het Laguna Los Témpanos. Het is een raadsel dat dit immense gewicht blijft vastliggen en er alleen smeltwater in de vorm van een paar forse watervallen naar beneden klettert. Dit natuurspektakel is gemakkelijk vanaf de hoofdweg te bereiken. Vanaf de parkeerplaats loopt er een pad van een paar honderd meter naar een balkon recht voor de gletsjer. Om het meer te zien kun je een ander pad van ongeveer een halve kilometer aflopen, nadat je eerst het bruggetje bij de Río Ventisquero over bent gegaan.

Een derde pad brengt je tot bij de morenen, de stenen aan de voet van de gletsjer. Dit is verreweg de zwaarste wandeling, waar je 2 tot 3 uur voor moet uittrekken. Maar de beloning is groot, in de vorm van een spectaculair uitzicht en de ervaring om van dichtbij de werking van de ijsmassa te horen en te zien.

Ventisquero Colgante, uitkijkpunt aan het eind van een zijweg van de Carretera Austral, 23 km van Puyuhuapi, geopend dec.–mrt. dagelijks 8.30–21, de rest van het jaar 8.30–17.30 uur. Entree: C$ 1500, kinderen C$ 500; buitenlanders het dubbele.

Het Fiordo Queulat, een breed fjord waar de Carretera Austral pal langs ligt, is in de zomermaanden in trek om boottochten op te maken. Behalve zeeleeuwen en zeevogels, zit er veel tonijn. De bosrijke omgeving ontwikkelt zich als wandelgebied. Er zijn diverse wandelroutes uitgezet, onder meer naar de stranden van het fjord.

Bij de Cuesta Queulat werkt de weg zich zigzaggend langs de rotsrand met wisselende vergezichten over de vallei, de bossen en de gletsjers. 10 km verder landinwaarts loopt er een pad, de Sendero Cascada (1700 m lengte) naar de Salto del Cóndor, met 40 m hoogte een van de forsere watervallen in dit gebied.

Puerto Cisnes

Bij de Río Cisnes splitst de Carretera Austral zich. Een kleine 35 km naar het westen, aan de kust, ligt Puerto Cisnes. Dit vissersplaatsje aan de monding van de Río Cisnes is voor sommige reizigers een pleisterplaats tijdens de bootreis naar de gletsjers in het zuiden. De bevolking leeft voornamelijk van de visserij en de markt voor producten van de eilanden voor de kust, maar het toerisme is bezig aan een snelle opmars.

Het is te danken aan het doortastende optreden van Eugenia Pirzio-Biroli de Godoy dat het vissersplaatsje een aansluiting op de Carretera heeft gekregen. Doña Eugenia, indertijd burgemeester, heeft er in hoogst eigen persoon bij Pinochet op aangedrongen dat de weg van levensbelang was voor de economie van Puerto Cisnes. Sindsdien is de naam van deze Italiaanse immigrante onlosmakelijk verbonden met het plaatsje. Ze kwam in Puerto Cisnes in 1957 toen het nog nauwelijks meer dan een basis voor houthakkers was en heeft een grote bijdrage geleverd aan de uitbouw tot wat het plaatsje nu is.

Neem even de tijd voor de haven met z’n felgekleurde bootjes. Je kunt vanuit Puerto Cisnes een (vis)excursie maken naar Lago Copa en Lago Escondido, twee meren in de fraaie omgeving. Of je kunt een boottocht maken op het Canal Puyuhuapi. Informeer bij het Comité de Pescadores Artesanales, aan de zuidelijke kustweg (die passeer je bij binnenkomst van het plaatsje).

De beklimming van de Cerro Claudio Gay is een aanrader voor een mooi overzicht over de omgeving.

Meren en gletsjers

De Carretera Austral slingert verder naar het zuiden, langs weerbarstige rotsformaties als de Piedra del Gato en langs de Río Cisnes. Ter hoogte van het Reserva Nacional Lago las Torres loopt de hoofdweg op een tiental kilometers van de Argentijnse grens. Meteen achter de Cerro las Torres ligt het buurland en het uitgestrekte Lago la Plata. In de verte doemt de Cerro Catedral (2060 m) al op. Ten westen van de weg domineert de Cerro Alto Nevado (2095 m hoog) het landschap.

Bij Campo Grande is de weg eindelijk weer geasfalteerd, helemaal tot Coihaique. Campo Grande dankt zijn bestaan aan de mijnbouw in het achterland. Bij Mina el Toqui, 18 km in oostelijke richting, zit goud en zink in de grond. Sinds de jaren ’40 van de vorige eeuw is dit gebied opengelegd. De onverharde weg gaat onder de flanken van de machtige Cerro Catedral door en passeert een hydro-elektrische centrale. Daarna volgt de weg de Río Mañihuales, een brede vallei met weidegrond op de oevers. Sinds de jaren ’30 van de 20ste eeuw hebben kolonisten dit vruchtbare gebied opengekapt voor hun vee en kleine landbouw. Mañihuales is de hoofdplaats van het gebied, nauwelijks meer dan een dorp van 1500 inwoners, maar met de nodige voorzieningen voor het ommeland.

In het naburige Reserva Nacional Mañihuales vindt momenteel onderzoek met herbebossing plaats.

Twee havens: Puerto Aisén en Chacabuco

Al vroeg in de 20ste eeuw was Puerto Aisén een belangrijke haven in het zuiden van Chili. In 1904 werden de eerste ladingen vee en hout ingescheept voor de markt in de grote steden. De Sociedad Industrial de Aisén (SIA) stond aan de basis en was lange tijd een pijler van de economische ontwikkeling in dit gebied. Maar de tijd dat grote schepen de kade aandeden is al geruime tijd achter de rug. De haven is grotendeels dichtgeslibt als gevolg van de massale ontbossing en het platbranden van de wouden in de valleien en de erosie van de bodem die daarop volgde.

Puerto Aisén is als haven nog van belang voor de visserij en verder leeft de stad van het toerisme. Veel reizigers op doorreis naar de San Rafael-gletsjer of verder zuidwaarts blijven er een nacht over, omdat het stadje zijn levendigheid wel altijd heeft behouden en het beschikt over de nodige voorzieningen. Het stadje telt ongeveer 17.000 inwoners en is daarmee, op Coihaique na, de grootste plaats in Chileens Patagonië.

De Sargento Aldea is de hoofdstraat en het hart van het stadje. Hier vind je de voornaamste horeca, de reisbureaus, de banken en, niet te vergeten, het toeristenbureau. Het centrale plein, aangeplant met kastanjebomen en coniferen, is een ode aan de pionier Hans Steffen, die het plaatsje als eerste op de kaart heeft gezet. Via de Calle O’Higgins kun je naar de Puerto Palos lopen, de oude haven met de schoeners van de visssers.

Alle grote schepen, dus ook die voor de toeristen, vertrekken vandaag de dag uit de haven Chacabuco, slechts 15 km van Puerto Aisén. Chacabuco heeft enkele hotels en hostels, maar de meeste reizigers prefereren Puerto Aisén om te overnachten.

De boten naar de San Rafael-gletsjer vertrekken van de Terminal Navieiro.

Aan de weg tussen de twee plaatsen, ongeveer halverwege, vind je het Parque Aikén del Sur. Deze particuliere attractie aan het Lago Riesgo bij Hotel Loberías del Sur biedt een goed gedocumenteerd overzicht van de kenmerkende bomen, bloemen, planten en dieren in Patagonië. Er zijn drie wandelroutes uitgezet, die je alleen of meteen gids kunt aflopen.

Rond het Lago Riesco kun je ook op eigen gelegenheid een wandeltocht maken. Het traject beslaat ruim 50 km en brengt je eerst langs de Río Aisén, dan bij het meer en ten slotte bij de Río Blanco. Er zijn diverse plaatsen waar je kayaks en kano’s kunt huren, of kunt vissen.

Parque Aikén del Sur, bij Hotel Loberías del Sur. Entree: US$ 15 p.p. Voor meer informatie: www.parqueaikendelsur.cl.

Coihaique

De RN240, tussen de haven Puerto Aisén en Coihaique, was de eerste weg in Chileens Patagonië. Al in 1901 was er een deel van in gebruik, en enkele jaren later breidde de Sociedad Industrial de Aisén (SIA) de weg uit. Sinds 1960 voorzien tunnels in een snellere verbinding en loopt de geasfalteerde weg helemaal door naar de hoofdstad van de regio.

Meteen na vertrek uit Puerto Aisén kom je langs de Vivero El Mallín, een boomkwekerij, waar je een bezoekje kunt brengen om te zien hoe de herbebossing verloopt. Zo plant men snelgroeiende coniferen als de larix en de den, die resistent zijn tegen de koude en de vochtigheid.

De weg volgt een bijzonder fraai tracé langs scherpe rotskammen en de Río Simpson, helemaal tot aan Coihaique. De jezuïeten bezochten de rivier en dit gebied als eersten. Toch duurde het pas tot in de 19de eeuw voordat er een nederzetting werd gebouwd. Het was de verdienste van kapitein Enrique Simpson dat de rivier tijdens drie expedities in de periode 1869–1871 helemaal in kaart werd gebracht.

De stad Coihaique is met 51.000 inwoners de grootste in Zuid-Patagonië en voor veel bezoekers een min of meer verplichte tussenstop op weg naar de meren en gletsjers.

Vanouds leven de inwoners van de handel, veeteelt en de bosbouw, als sinds de stad in 1919 was gesticht. De Sociedad Industrial de Aisén (SIA) speelde in die beginjaren een prominente rol als grootste werkverschaffer. Omdat het voor de werknemers niet te doen was om dagelijks heen en weer te reizen van de kust naar deze vruchtbare en bosrijke valleien, bouwden ze hier estancias voor de kantoren en tijdelijke huisvesting. In het administratiegebouw is nu de landbouwschool gevestigd.

In 1948 werd het een echte zelfstandige gemeente en sinds de stad in 1974 hoofdplaats werd van de XIde Regio met de lange naam Aysén del General Carlos Ibáñez del Campo (kortweg Aysén), is de ontwikkeling snel gegaan.

Hart van de stad is ook hier het Plaza de Armas. In tegenstelling tot de andere gestichte steden is die niet vierkant maar vijfhoekig. Aan dit plein staan de kathedraal, het politiebureau en de Feria Artesanal. De laatste, op de hoek van Calle Horn en Calle Dussen, is dé plek voor souvenirs. Peatonal Horn, het voetgangersgebied met winkels en horeca, is in de zomermaanden de ontmoetingsplaats van jong en oud.

Aan de noordoostkant van het centrale plein, loop je de Calle Condell in met na twee blokken rechts de voornaamste bezienswaardigheid: het Museo Regional de la Patagonia Central. Dit museum, ondergebracht in het Casa de Cultura, toont aan de hand van oude foto’s, prenten, kaarten en gebruiksvoorwerpen de kolonisatiegeschiedenis van dit gebied en geeft een overzicht van de natuurhistorie. Ook is er aandacht voor archeologische vondsten van de eerste bewoners, de Tehuelche-indianen.

Museo Regional de la Patagonia Central, Calle Lillo 23, geopend jan.– feb. dagelijks 9–20; mrt.–nov. ma.–vr. 9–18 uur. Entree: C$ 400.

Tegenover het museum staat het Monumento al Ovejero, een opval-lend monument ter ere van de schapenherders, die zo verbonden zijn met dit deel van Chili.

Zes blokken naar het westen, vanaf het Plaza de Armas, loopt de Río Simpson, met de fraai aangelegde Avenida Norte Sur. Afgezien van het feit dat het een hoofdverkeersweg is geworden, blijft het een flaneerboulevard meteen paar uitzichtpunten op de rivier en de vallei. Aan de zuidkant van deze boulevard houdt de Piedra del Indio, een rots waarin sommigen een Tehuelche-hoofdman zien, een oogje op de brug over de rivier.

Reserva Nacional Coihaique

Wat verder weg aan de oostkant van de stad ligt het Reserva Nacional Coihaique, een bijzonder natuurgebied. Vooral Laguna Venus en omgeving is een bezoek waard. Je kunt hier een wandeling maken over een van de uitgezette routes, bijvoorbeeld de Sendero las Piedras naar de Cerro Cinchao (1361 m). Na de beklimming volgt de beloning in de vorm van een adembenemend overzicht van de vallei en de stad. Bij de boswachter zijn de routes op een kaart aangegeven.

Reserva Nacional Coihaique, 45 min. lopen van de stad, geopend dec.– mrt. 8.30–21 en apr.–nov. 8.30–17.30 uur. Entree: C$ 2000, kinderen C$ 500.

Bergmerenroute

Ten zuiden van Coihaique ligt een schitterend merengebied, waar je – meteen stevige auto, liefst met 4wd – een dagtocht of meerdaagse tocht van kunt maken. Van de 195 km is 18 km geasfalteerd en de rest is redelijk goed berijdbare verharde weg.

Volg de weg naar Balmaceda. Na 17 km kun je oostwaarts naar het skigebied van El Fraile en drie meren – Lago Frío, Lago Castor en Lago Pollux. De laatste twee liggen vrijwel op de grens met Argentinië.

In westelijke richting kom je eerst door Villa Simpson en daarna in Villa Frei, in 1969 gesticht door president Eduardo Frei. Hier splitst de hoofdweg zich. De zuidelijkste tak gaat naar Lago La Paloma. Je rijdt om de Cerro La Paloma heen en komt bij een bijzonder mooi gelegen bergmeer, opgesloten tussen de bossen aan de voet van de grillig gevormde Cerro Castillo (2318 m). Het meer is in trek bij sportvissers, die er vooral forel vangen. De berg, de wouden en de meren naar het zuiden toe maken deel uit van het Reserva Nacional Cerro Castillo. Aan deze noordkant zijn er wel wat wandelmogelijkheden, maar de zuidelijke entree tot het park, voorbij Balmaceda, is meer de moeite waard.

Naar het westen toe vanaf Villa Frei kom je vanzelf bij Lago Elizade, 25 km lang en 2 km breed, een paradijs voor sportvissers – weer veel forel! Lago Atravesado ligt weer een stukje noordelijker, een bijzonder mooi meer omsloten door dichtbegroeide wouden.

Reis naar het einde van de weg

De laatste trajecten van de Carretera Austral, vanaf Coihaique naar Cochrane en Villa O’Higgins, zijn eind jaren ’80 en gedurende de jaren ’90 van de 20ste eeuw gereedgekomen. Ze gaan door een steeds ruiger gebied en geven de reiziger voortdurend het idee dat hij dieper en dieper de maagdelijke natuur binnendringt. De reis gaat langs gletsjervelden en besneeuwd gebergte, langs de oevers van de ene keer turkooise en de andere keer diepblauwe meren, langs altijdgroene lenga-, ñirre- en pijnbomenwouden. Hoogtepunten zijn Parque Nacional Cerro Castillo, Lago General Carrera, met de overtocht per boot van Puerto Ibañez naar Chile Chico, Caleta Tortell, en de pioniersne-derzetting Cochrane.

Balmaceda

De eerste wat grotere plaats op weg naar Lago General Carrera en Cochrane is Balmaceda; 56 km van Coihaique en 15 km van de hoofdweg af, over een vrijwel volledig geasfalteerde weg.

Het plaatsje is gesticht in 1919 door de kolonist José Antolin Silva Ormeño om de Chileense veeboeren een vaste basis te geven. Van oorsprong is het een veeteeltgebied, waar de kuddes bijeengedreven werden voor transport naar het noorden. De nederzetting won aan betekenis door de opening van het vliegveld in 1945. Lange tijd had Balmaceda de langste landingsbaan in dit deel van Chili, en nog altijd is het een tussenstop voor reizigers, die op weg zijn naar Patagonië en Vuurland.

Voor een kort verblijf in het stadje is een bezoek aan het Museo de Los Pioneros een mogelijkheid. Het verhaalt van de plaatselijke geschiedenis en geeft een beeld van de volkscultuur en de regionale economie.

Vanuit Balmaceda reis je gemakkelijk met de bus en auto door naar Argentijns Patagonië. Meteen buiten de bebouwde kom ontvouwt zich de grote leegte in het buurland, schijnbaar eindeloos tot aan de horizon.

Reserva Nacional Cerro Castillo

Via een short-cut kom je vanuit Balmaceda weer op de Carretera Austral.

Een mooi panorama over de Argentijnse vlakte heb je ongeveer 10 km ten westen van Balmaceda bij Vista Hermosa.

De grote weg loopt vervolgens dwars door het Reserva Nacional Cerro Castillo en volgt de vallei van de Río Ibáñez. De groene flanken aan de voet van de Cerro Castillo deden vanaf het begin van de kolonisatie dienst als weidegebieden. Veel oorspronkelijk lengawoud is in de loop der tijd gekapt, met dramatische gevolgen voor de bodem. Nu het gebied tot natuurreservaat is verklaard, vindt herbebossing plaats met bijvoorbeeld coniferen om de erosie tegen te gaan. Het rotsachtige landschap met bergmeren en donkergroene oevers levert fraaie plaatjes op. Het gebied is de habitat van onder meer huemuls, ook bekend als het Chileense rendier ( p. 282), guanacos, vossen, poema’s, condors, arenden en de typisch zuidelijke parkiet (cachaña). Bij de Laguna Chiguay is een camping en kun je het natuurreservaat in.

Je kunt kiezen uit diverse wandelroutes variërend van een paar uur tot enkele dagen wandelen. Verder is er de mogelijkheid om te vissen, te kayakken en te klimmen.

Reserva Nacional Cerro Castillo, parkwachters bij Laguna Chiguay, 65 km zuidelijk van Coihaique aan de hoofdweg. De openingstijden variëren, afhankelijk van het seizoen en de gesteldheid van wegen en paden. Als je meerdaagse tochten wilt maken, ga dan eerst langs bij de CONAF XI Región, Coihaique 234, 5de verdieping, Coihaique, tel. 212127. Kijk verder op: www.gochile.cl/spa/Guide/ChileNationalParks/CerroCastillo.

Gletsjer San Rafael

De gletsjer en het gletsjermeer San Rafael vormen samen dé attractie in Zuid-Patagonië. Chacabuco, de haven het dichtst in de buurt, leeft er grotendeels van. Met de boot vaar je door de kanalen, de fjorden en langs de eilandenarchipel voor de kust naar de gigantische ijsmassa. Sinds 1979 maken het meer en het ijsgebied deel uit van het

Parque Nacional y Reserva de la Biosfera Laguna San Rafael; 1,7 miljoen ha in oppervlak groot.

Vanaf de Estero Elefantes, een breed fjord, kom je bij de nauwe doorgang van de Río Témpano (IJsschots), die toegang heeft tot het meer. Vermoedelijk heeft het gletsjerwater in miljoenen jaren deze uitgang voor het meer geforceerd. De doorgang ligt, vooral in het voorjaar (november–december), vol met ijsbergen, waar de boot zorgvuldig tussendoor laveert.

De Laguna San Rafael ligt aan de voet van de Campo de Hielo de San Valentín, een uitloper van het Noordelijke IJsveld met zo’n twintig gletsjers en honderden ijswatermeren. Hoog boven het hemelse landschap torent de Monte San Valentín uit, met 4058 m de hoogste top in de Zuidelijke Andes.

De jezuïet José García Alsué, die in 1766 en 1767 op ontdekkingstocht was in het onbekende zuiden, heeft het gebied uitgebreid in kaart gebracht en gaf de gletsjer z’n naam: San Rafael de Ofqui. Een eeuw later schrijft marinekapitein Enrique Simpson als hij de lagune binnenvaart en de gletsjerwand en de indrukwekkende omgeving ziet: ‘Het is bijna onmogelijk om deze plek te beschrijven. Daar heb je de pen van Dumas of het penseel van Vernet voor nodig... Er is in het hele poolgebied geen scène zo schitterend als deze.’

Je zult het met Simpson eens zijn als je de lagune met blauwe ijsschotsen en in de verte de massieve ijsmuur voor je ziet. Het ijsfront is 4 km breed en op sommige plaatsen ruim 60 m hoog. Onder invloed van de klimaatverandering trekt de gletsjer zich gestaag terug. Uit beschrijvingen van rond 1800 valt op te maken dat de ijsmassa toentertijd driekwart van het meer bedekte. Aan de markeringen op de rotswanden is goed te zien hoe snel het afsmelten gaat. De grotere schepen blijven op veilige afstand van de ijsschotsen. Kleinere motorboten crossen over het water om je tot vlak bij de ‘muur’ te brengen; een indrukwekkende ervaring, vooral als er een stuk ijs afbreekt en in het water stort.

Laguna San Rafael. Een bezoek aan de gletsjer en het ijsmeer is geen goedkope zaak (reken op 350–500 US$ p.p. in een hut van 3 tot 4 personen, accommodatie en maaltijden op de boot inbegrepen), maar het is het geld dubbel en dwars waard. Er zijn diverse typen boten: de speciale toeristenjachten doen 2 tot 5 dagen over de tocht van circa 16 uur (vanaf Chacabuco), inclusief verblijf van bijna een dag op het meer. Het is aan te bevelen om zo’n meerdaagse tocht te maken. Enkele adressen: www.navimag.com; www.skorpios.cl; www.transmarchilay.cl; www.patagoniaconnex.cl en www.catamaranesdelsur.cl (de laatste twee adressen varen met snelle catamarans). Boek de excursie van tevoren, vooral in de zomermaanden is het erg druk.

Vanuit Coihaique zijn er ook vliegexcursies, waarbij je natuurlijk een spectaculair totaalbeeld van het ijsveld krijgt. Bovendien maak je een landing bij de gletsjer, om daar een boottocht te maken op het meer en eventueel een wandeling te maken op de gletsjer. Informatie: www.aerohein.cl en www.doncarlos.cl.

Rond het Lago General Carrera

De Carretera Austral gaat meteen grote boog om het Lago General Carrera heen, een spectaculaire rit langs het ruige bergland met geweldige vergezichten. Zo kom je langs de Piedra del Conde, een bizarre rotsformatie met het profiel van een statige man, waar je overigens ook in het natuurreservaat naartoe kunt wandelen (een tweedaagse tocht). Bij de Cuesta del Diablo, de Klif van de Duivel, begint de afdaling naar de vallei. Vanaf het panoramaterras boven de Río Ibáñez is het uitzicht betoverend. De weg slingert zich naar beneden, waar de rivier loopt die ontspringt op de flanken van de Hudsonvulkaan.

Dan splitst de weg zich. Een alternatief is om de oude route te nemen en met de boot van Puerto Ingeniero Ibáñez naar Chile Chico over te steken.

De boottocht van Puerto Ingeniero Ibáñez naar Chile Chico – duur ongeveer drie uur – is enerverend vanwege het weidse panorama en de golfslag als gevolg van de oceaanwind, die door het open berglandschap blaast.

Chile Chico was aan het begin van de 20ste eeuw nog inzet van een conflict tussen Chileense veeboeren en Argentijnse kolonisten, die weigerden de concessies van de Chilenen te erkennen. De Guerra de Chile Chico werd uiteindelijk gewonnen door de kolonisten; in 1931 werd Chile Chico door de regering erkend. In 1991 werd het plaatsje en zijn omgeving door de uitbarsting van de vulkaan Hudson bedekt meteen laag fijne as.

De aardigste bezienswaardigheid is het Museo y Casa de la Cultura, met historische foto’s, onder meer van de vulkaanuitbarsting, gebruiksvoorwerpen van Tehuelche-indianen en fossielen van prehistorische dieren, die op de Patagonische vlakte leefden.

Ook de moeite waard is een bezoek aan de Andes, het eerste stoomschip dat op het meer voer, gekocht in en in delen overgebracht vanuit Londen, over de pampa en door Patagonië. Het deed dienst tot 1976.

Museo y Casa de la Cultura, Calle Bernardo O’Higgins, geopend ma.– za. 8.30–17; in de wintermaanden apr.–nov. van ma.–vr. 9–18 uur.

De huemul, het Chileense rendier

De Chileense huemul (Hippocamelus bisulcus), ook bekend als de Chileense deer, leeft in de beboste gebieden van de Andes. De dieren hebben dikke, korte poten, zijn herbivoren en leven van gras en de blaadjes en vruchten van struikgewas. De huemuls zijn ’s zomers alleen op hoogte te vinden en meestal alleen. Soms tref je een moeder meteen paar jonge dieren aan. In de herfst daarentegen komen ze naar beneden en in de winter verblijven ze in de wouden van de valleien. Houd er rekening mee dat je ze op de weg kunt tegenkomen. Regelmatig staan er berichten in de plaatselijke media dat er huemuls zijn aangereden door auto’s.

Het grote meer en de Argentijnse pampa

Lago General Carrera is met 224.000 ha het op één na grootste meer in Zuid-Amerika. Iets meer dan de helft ligt op Chileens, het andere deel op Argentijns grondgebied onder de naam Lago Buenos Aires. Minstens zo indrukwekkend als de omvang en de ligging tussen de ruige, grijze berghellingen, is de enorme diepte. Bij peilingen in 1997 bleek het diepste punt op 590 m te liggen. Daarmee behoort het meer tot de top-10 van diepste binnenmeren ter wereld.

Het diepblauwe water vormt een mooi contrast met de grijze rotsen en smaragdgroene baaien met gletsjerwater van de Río Murta en de Río Ibáñez.

Tot in de 20ste eeuw was het meer uitsluitend te bereiken via Argentinië. Zo kwamen de Chileense kolonisten er terecht, die zich op de oevers vestigden en voornamelijk van wat veeteelt leefden. Puerto Ingeniero Ibáñez en Chile Chico waren gehuchten, totdat ze over de weg een verbinding kregen met respectievelijk Coihaique en Cochrane. Daardoor werden het regionale handelscentra en binnenhavens. Door het relatief warme microklimaat is naast de veeteelt wat fruiten plantenteelt opgekomen. De groene landerijen, vaak omzoomd met cipressen om de wind wat te breken, liggen erbij als door de mens gevormde oases in het ruige berglandschap.

Terug op de hoofdweg

De Carretera Austral gaat verder naar Villa Cerro Castillo, aan de voet van de gelijknamige berg die het landschap blijft domineren. Veel is er niet te doen en te zien.

Op een drietal kilometers daarvandaan is wel een interessante cultuurhistorische plek, het Monumento Nacional Manos de Cerro Castillo. Vanaf de parkeerplaats is het een kwartiertje lopen naar de vijf- tot achtduizend jaar oude handafdrukken, die op drie verschillende plaatsen zijn aangebracht op de rotswanden. Men gaat ervan uit dat ze van de Tehuelche-indianen zijn, die hier in grotten overwinterden.

Een kleine 20 km voorbij Villa Cerro Castillo komt de weg langs de Laguna Verde. Bij de brug over de rivier stroomt het asgrijze water van de Río Ibáñez in het smaragdgroene meer. Het kale landschap en de ontbladerde en dode bomen zijn stille getuigen van de vulkaanuitbarsting in 1991 en de enorme aswolk die zich toen als een deken over het gebied uitspreidde.

40 km verder komt de hoofdweg bij de vallei van de Río Murta, een van de gletsjerrivieren die het grote meer voeden. Puerto Murta ligt aan een zijarm van de rivier, de Bahía Murta, en was vroeger een belangrijk haventje voor de houthandel. Tegenwoordig leeft men vooral van de veeteelt in de omgeving. Op een eiland bij Puerto Sánchez, een oud mijndorp aan het water, bevinden zich de Cuevas de Mármol. De elementen hebben resistente rotsformaties omgevormd tot fraaie marmersculpturen. De vissers van Puerto Sánchez brengen je er in 10 minuten naartoe, en vertellen je ook nog het een en ander over de plek en het meer. Je kunt hier de boot nemen naar Puerto Río Tranquillo.

Tussen de ijsvelden door

Aan de andere kant van de baai en aan de hoofdweg ligt Puerto Río Tranquillo. Er zijn overnachtingsmogelijkheden en je kunt er behalve een boottocht op het meer de Catedral de mármol bezoeken (zowel met de boot als over de weg), een prachtige creatie van de natuur: een rotsformatie van marmersteen, gepolijst door het water. Meteen laag bootje vaar je tussen de kunstwerken door. Er liggen bootjes, zowel op het strand van Puerto Río Tranquillo als dat van Puerto Mármol, die je er voor ongeveer 4000 C$ p.p. naartoe varen.

Als je de tijd hebt, moet je écht de Ruta de los Ventisqueros rijden, een onvergetelijke rit van ongeveer 115 km en 3 uur heen en terug langs de ijsvlakten en gletsjervelden. Zo kom je onder meer langs het ijsveld van San Valentín, volg je de Río Exploradores, en heb je een schitterend zicht op de Monte San Valentín, het hoogste punt in Zuid-Chili. Als de weg straks helemaal klaar is, kun je doorrijden tot de Bahía Exploradores en het open water aan de kust.

De route naar Cochrane gaat verder, deels langs de oever van het Lago General Carrera, deels om de delta van de Río Leones heen. Vanaf de brug over deze rivier kijk je door naar de Campos de Hielo Norte, het Noordelijke IJsveld.

Voorbij de brug over het afwateringskanaal van het grote meer in het Lago Bertrand begint een gebied waar de afgelopen jaren veel is geïnvesteerd in ecotoerisme. Je kunt er kiezen uit diverse lodges met op het programma excursies voor sportvissers, wandelaars en ruiters.

Bij Cruce El Maitén komt de weg van Chile Chico bij de Carretera Austral. Op de zuidelijke oever van het grote meer ligt Puerto Guadal, weer zo’n oud haventje, deze keer aan een besloten baai. Lucas Bridges, boekhouder bij de grote veeboer Baker van dit gebied, was de founding father in 1934. Het vee kwam over de rivier en de weg uit Puerto Bertrand en Cochrane om hier te worden ingescheept voor transport naar de markt in Argentinië.

Puerto Bertrand deed lang dienst als haven aan het gelijknamige meer. Het is een aangenaam plaatsje, goed voor een onderbreking van de reis. Er zijn een paar goede reisbureaus gevestigd die gespecialiseerd zijn in actief toerisme in de omgeving.

Dan is het nog een kleine 50 km naar Cochrane.

Cochrane

De laatste nederzetting met de nodige voorzieningen aan de Carretera Austral is Cochrane. Sinds het plaatsje in 1954 tot provinciehoofdstad werd uitgeroepen, is de bevolking gegroeid tot ruim 2000 inwoners. Het plaatsje leeft tegenwoordig van de handel en het toerisme, terwijl de betekenis van de schapenteelt naar de achtergrond is gedwongen.

Die schapenteelt speelde een belangrijke rol bij het ontstaan van de nederzetting. De vallei van de Río Baker is in 1899 in kaart gebracht door ontdekkingsreiziger Hans Steffen. Daarna gingen veeboeren uit het diepe zuiden hier schapen houden. Het is te danken aan Lucas Bridges, schrijver en zoon van de stichter van Ushuaia op Vuurland, dat Cochrane op de samenvloeiing van de Río Cochrane en de Estero Tamango is komen te liggen en niet midden tussen de estancias. In het plaatsje zelf zijn niet veel bezienswaardigheden. In de directe omgeving ligt het Lago Cochrane en in de bergen ligt het Reserva Nacional Tamango, een van oorsprong vulkanisch gebied waar de huemuls in hun natuurlijke habitat leven. Verder kun je in de bosrijke delen grijze vossen, poema’s en huanacos tegenkomen. Met de auto kun je tot bij de entree en het boswachterscentrum El Húngaro komen, en bij een van de campings. Zo is er een route van 8 km vanaf El Húngaro naar Playa Paceta aan de noordelijke oever van Lago Cochrane. In het natuurreservaat zijn diverse wandelroutes uitgezet voor meerdaagse tochten. De trekking gaat bijvoorbeeld langs Laguna Tamango, eventueel de Cerro Tamango (in een dag te beklimmen), Lago Elefantita en boven langs het Lago Cochrane terug.

Reserva Nacional Tamango, bij El Húngaro, 4 km vanaf Cochrane, geopend dec.–mrt. 8.30–21; de rest van het jaar tot 18.30 uur. Entree: C$ 3000, kinderen C$ 1000. Een cabaña kost C$ 25.000. Meer informatie bij de CONAF in Cochrane.

Caleta Tortel

De route over de Carretera Central tussen Cochrane en Villa O’Higgins is een van de mooiere stukken. Je rijdt de ene keer langs ruige rotspartijen, smaragdgroene meren en fjorden, de andere keer passeer je doorkijkjes naar de indrukwekkende Zuidelijke IJsvlakte. Een absolute aanrader is een bezoek aan Caleta Tortel aan de monding van de Río Baker. Op 126 km van Cochrane aan de hoofdweg is er een afslag. Vroeger moest je met de boot naar Caleta Tortel. Sinds 2002 is er een alternatief over de weg.

De houthakkersnederzetting telt nog geen 500 inwoners en ligt idyllisch aan bosrijke fjorden. Straten zijn er niet, maar wel ruim 7 km looppad over houten bruggen. Vrijwel ieder huis heeft een eigen steiger en boot. De bevoorrading vond voorheen altijd over het water plaats. Caleta Tortel dankt zijn bestaan aan de Sociedad Explotadora del Baker en de heerlijk geurende cipressoort Cipres de los Guaitecas, waarvan de houthakkerskolonie sinds de jaren ’30 van de 20ste eeuw leeft. Het hout is uiterst duurzaam en ideaal voor constructies. De geur van vers hout, waar de hele nederzetting mee is gebouwd, komt de bezoeker tegemoet, vooral als het net heeft geregend.

Blijf je een nachtje slapen, dan is een bezoek aan Isla de los Muertos een optie, op een halfuur varen. Op de plaats van de eerste nederzetting in dit gebied, Puerto Bajo Pisaga, kwamen in 1906 120 houthakkers om door de hongerdood. Het bevoorradingsschip dat iedere drie maanden langskwam, bleef toen weg door een aardbeving in Valparaíso. Later is de nederzetting afgebrand. Alleen de begraafplaats is er nog.

Caleta Tortel, 26 km van de Carretera Austral over de weg, of met de boot vanaf de hoofdweg aan de oever van de Río Baker (duur van de bootreis 3 uur, huur van 1 boot C$ 70.000 voor een enkele reis).

De hoofdweg gaat verder tot Puerto Yungay aan de Río Baker. Hier houdt de weg op en heel lang was dit de eindhalte van de Carretera Austral. In 1999 is het laatste traject geopend en nu kun je meteen pontje naar de overkant van de rivier, naar Río Bravo, waar de weg nog ruim 100 km verdergaat naar het échte eindpunt Villa O’Higgins.

Villa O’Higgins

De grensplaats Villa O’Higgins ligt aan het gelijknamige meer met acht armen, dat zijn water krijgt van de gletsjers op de Zuidelijke IJsvlakte. Dit gebied is als eerste verkend door Francisco Perito Moreno in 1877, en later nog eens door Hans Steffen. De eerste kolonisten waren veeboeren en schapenhoeders uit Argentinië, veelal van Europese afkomst. Sinds de Tweede Wereldoorlog zijn de Chileense autoriteiten nadrukkelijk aanwezig om de souvereiniteit te bewaken. De stichting van het plaatsje zelf, op 12 september 1966, heeft daar alles mee te maken.

De omgeving van Villa O’Higgins is een schitterend natuurgebied. Vanuit de haven, de Bahía Bahamóndez, zijn er boottochten naar het ijsfront van bijvoorbeeld de Ventisquero O’Higgins of de Ventisquero Bravo. De Ruta Patrimonial Sendero Río Mosco is een geweldige wandeling van 10 km. Het pad volgt deels de vallei van de gelijknamige rivier, door wouden met lengas en coigües, langs de voet van de bergen Catalina (1842 m) en Huemul Blanco (2232 m), en eindigt bij de gletsjer Mosco, pal op de grens. Een meerdaagse tocht voert naar de Candelario Mancilla, op het Zuidelijke IJsveld.

Met de boot is het mogelijk om over te steken naar Tres Lagos in Argentinië en van daar met de bus door te reizen naar El Calafate en de Perito Moreno.