Cultuur en kunst

3


Net als op politiek gebied is er in de cultuur en de kunst in Chili sprake van een periode vóór, tijdens en na de dictatuur.

In de eerste periode, tot 1973, staat de opkomst van de middenklasse centraal. Onderwijs wordt breed ingezet en bereikt een steeds grotere groep Chilenen. Europese invloeden vormen de avantgarde in de literatuur en de kunst. De poëzie van Gabriela Mistral en van Pablo Neruda, allebei Nobelprijswinnaars voor Literatuur, respectievelijk in 1945 en 1971, is van wereldklasse. Toch is in het werk van Neruda de politisering van de samenleving en de kunst duidelijk zichtbaar.

De militaire dictatuur betekent een abrupte breuk voor de Chileense cultuur. De militairen beschouwen de leidende kunstkringen als politiek links en onderwerpen deze dan ook aan scherpe censuur. Vele kunstenaars belanden in de gevangenis, een aanzienlijk aantal wordt vermoord. Anderen vluchten naar het buitenland. Kunst is in die tijd vooral verzetskunst.

Met de terugkeer van de democratie bloeien de kunst en de cultuur weer als nooit tevoren.

Gemene delers en verschillen

In Chili is de officiële voertaal Spaans, zoals in het grootste deel van Latijns-Amerika. Het Chileens is echter voor een buitenstaander wat moeilijker te verstaan dan het Spaans in andere landen, doordat Chilenen erg snel praten, een enigszins slissende uitspraak kennen en veel eigen woorden door het Spaans gemengd hebben.

De inheemse bevolkingsgroepen spreken nog hun eigen talen, zoals Aymara in het noorden van het land, Mapudungun door de Mapuches en Rapa Nui op Paaseiland.

Een andere erfenis uit de Spaans-koloniale tijd is het rooms-katholicisme. Ongeveer 80 procent van de bevolking noemt zich katholiek. Nadat de Spanjaarden die godsdienst in Chili hadden binnengebracht, werd deze in 1833 zelfs de staatsgodsdienst. In navolging van andere landen werd in 1925 de Kerk van de staat gescheiden. In het onderwijs en in ethische discussies, zoals over echtscheiding, abortus en euthanasie, speelt de Kerk nog een belangrijke rol.

Ongeveer 6 procent van de bevolking noemt zich protestant, in hoofdzaak methodisten en lutheranen. In de afgelopen jaren hebben ook verschillende evangelische sekten in Chili een plaats gekregen. De Pinksterbeweging, de Jehova’s en de mormonen zijn stevig in opkomst.

De inheemse volkeren in Chili houden ondanks de opmars van de ‘vreemde’ godsdiensten aan hun eigen religieuze principes vast. Zo treedt de sjamaan in de dorpen vaak nog als religieuze bemiddelaar op, en doen veel gemeenschappen aan voorouderverering en zonnerituelen.

Uit de vermenging van het oude inheemse geloof en het geïmporteerde katholicisme en protestantisme zijn, net als elders in Latijns-Amerika, kleurrijke religieuze symbolen en vieringen ontstaan.

Inheemse rituelen

Slechts tien procent van de Chileense bevolking stamt af van de oorspronkelijke inheemse bevolking. De ontwikkelingen in de moderne samenleving zetten de cultuur van de inheemse bevolking sterk onder druk. Willen zij als volwaardige burgers in de economische ontwikkelingen kunnen meedraaien, dan worden ze haast gedwongen om eigen cultuurkenmerken op te geven. Zo dreigen de eigen talen te verdwijnen in het reguliere onderwijs en door de globalisering. Toch zie je de laatste tijd ook juist initiatieven en bewegingen onder inheemse Chilenen om hun eigen rituelen, tradities en feesten vast te houden.

Ceremoniën rond de zonnewende

Vooral de dagen tussen 20 en 24 juni zijn belangrijk voor de rituelen van verschillende inheemse volken. De volken uit de Andes, te weten de Aymara’s, de Quechua’s en de Atacameños, vieren dan hun rituele nieuwjaarsceremoniën. Daarbij brengen zij offers aan Moeder Aarde (Pachamama) en Vader Zon (Tata Inti), en vragen zij hun om een rijk en voorspoedig oogstjaar.

De Mapuches vieren in de nacht van 23 op 24 juni een feest dat Wiñoi Tripantu heet. Dit is een ceremonie ten behoeve van de terugkeer van de zon, die immers rond die tijd het verst van Chili verwijderd staat, boven het noordelijk halfrond. Al voor zonsondergang komen mannen, vrouwen en kinderen van een dorpsgemeenschap bij elkaar en brengen ze vervolgens de nacht wakend door, luisterend naar de traditionele verhalen die door de dorpsoudsten worden verteld. Voordat de dageraad aanbreekt, baden ze met elkaar in de dichtstbijzijnde rivier om op die manier hun lichaam en ziel te ‘reinigen’. Daarna wachten ze met elkaar de zonsopgang af om de zon ‘gereinigd’ te kunnen begroeten, onder het uitspreken van de formules ‘Akui We Tripantu’ (het nieuwe jaar is gekomen) en ‘Winoi Tripantu’ (de zon komt weer terug).

Zo bereiken de Mapuches en Moeder Aarde een nieuwe levenscyclus. Die dag wordt gevierd met folkloristische activiteiten als zang en dans, waarbij alles draait om het vinden van een nieuwe balans en harmonie binnen de dorpsgemeenschap.

Aymara’s

Dorpsgemeenschappen van de ongeveer 20.000 Chileense Aymara’s vind je vooral in het achterland van Arica en Iquique, in het hooggebergte en in de nationale parken langs de grens met Bolivia. Ze leiden een nomadisch bestaan en leven afwisselend op grote hoogte in de zomer en in de dalen in de winter.

Evenals de Quechua’s in Peru maken de Aymara’s gebruik van terrassen om hun gewassen op de berghellingen te kunnen laten groeien. Ook zij passen hun activiteiten aan op de verschillende hoogten: boven op de berg laten zij hun vee grazen, wat lager verbouwen ze gerst en aardappelen, in de laagste zones – waar irrigatie beter mogelijk is – maïs, bonen, gerst, quinoa en fruit. Dat betekent dat de bewoners van gebieden op verschillende hoogte gewend zijn om producten met elkaar uit te wisselen, de trueque. Ook de vereiste werkzaamheden zelf worden soms uitgewisseld, middels het ayni-systeem, een systeem waarbij zowel taken als gereedschappen als wisselgeld gelden.

Huishoudens worden georganiseerd rond zogenoemde grootfamilies (familias extendidas), waar de grootouders en eventueel neven en nichten inwonen bij een gezin. Kinderen werken dikwijls noodgedwongen van jongs af aan met de ouderen mee, op het land of in het bedrijf.

Door de slechte economische omstandigheden in het hoogland trekken veel Aymara’s tegenwoordig naar de steden aan de kust, waar zij vaak gedwongen worden de slechtst betaalde baantjes op zich te nemen. Wanneer ze in staat zijn toch wat bij elkaar te sparen en zich op commercieel gebied te wagen, tonen ze zich daar behoorlijk vaardig.

Atacameños

Ook de Atacameños leven in het ‘Grote Noorden’ met als centrum San Pedro de Atacama. Ze houden lama’s en alpaca’s en bedrijven wat akkerbouw. Velen van hen leven in grote steden als Antofagasta en Calama. De Atacameños zijn recentelijk door de regering als ‘inheems volk’ erkend.

De huidige bevolking in dit gebied heeft zich vergaand aangepast aan de woestijn-omgeving door uitgebreide irrigatiesystemen aan te leggen. Boeren verbouwen nu maïs, quinua (of quínoa), kalebas en knoflook. Ook groeien er verschillende soorten fruitbomen.

Met oeroude rituelen roepen de Atacameños hun goden aan, vooral ten behoeve van voldoende water en vruchtbaarheid.

Mapuches

De Mapuches (‘mensen van de aarde’) leven in zo’n drieduizend kleine, traditionele gemeenschappen in de zuidelijke regio’s Araucanía, Los Lagos, vooral rond de stad Temuco, rond Osorno en op het eiland Chiloé, en in de grensstreek met Argentinië.

Ze kennen nog steeds een groot aantal oorspronkelijke rituelen, die te maken hebben met hun visie op de kosmos en met het thema van vruchtbaarheid. De belangrijkste viering is de nguillatún, een landbouwceremonie, waarbij het volk de goden dankt voor de goede weersomstandigheden en de goede oogsten en hun vraagt om voorspoed bij de volgende oogsten. Vooral in de herfst vinden er veel ceremoniën plaats in de dorpen en op de landbouwvelden. In de steden voert het Mapuche-deel van de bevolking de ceremonie verrassenderwijs soms ook uit, maar dan op aangepaste plekken zoals open pleinen.

Rapa Nui

De huidige bevolking van Paaseiland herinnert met haar trekken nog maar vaag aan de oorspronkelijke bevolking. Dat heeft te maken met de historische decimering van de bevolking door oorlogen, slavernij en epidemieën. Toch is de taal nog steeds bewaard gebleven en probeert de huidige bevolking de oude rituelen weer wat glans terug te geven, al was het maar voor de toeristen die een belangrijke bron van inkomsten vormen (zie verder hoofdstuk 13).

Beeldende kunst: veel Europese invloeden

Pas tegen het einde van de 19de eeuw kwam in Chili een generatie grote meesters van de Chileense schilderkunst op. Vóór die tijd werd de schilderkunst meer gevoed door buitenlanders die hun heil in Chili hadden gezocht.

Tot die meesters, die zich wijdden aan de naturalistische schilderkunst, behoorden Pedro Lira, Juan Francisco González, Alfredo Valenzuela Palma en Alberto Valenzuela Llanos. Toch toonden zij in die tijd al duidelijk de invloed die de Franse schilderkunst op hun werk uitoefende. Die invloed zou zich in de jaren na de eeuwwisseling nog duidelijker voortzetten.

Na 1900 werd ook de invloed duidelijk van het Europese expressionisme en kubisme. Steeds meer Chileense schilders gaven zich aan die stromingen over. Vertegenwoordigers van deze richting zijn onder anderen Pablo Buchard en Camilo Mori. In het midden van de 20de eeuw woei het surrealisme als kunststroming vanuit Europa over naar Chili, toegepast door schilders als Mario Toral, Mario Carreño en Roberto Matta.

Tussen 1960 en 1973, in de aanloop tot de verkiezing van Allende tot aan diens dood, baarde vooral het politiek muralisme van de Brigadas Ramona Parra opzien. Deze schilderbrigades vervaardigden enorme muurschilderingen met politieke en sociale thema’s, om de ongelijkheid en misstanden in Chili aan de kaak te stellen.

In 1970, dus toen Allende net aan de macht was, werd het Colectivo de Acciones de Arte (CADA) opgericht, dat zich toelegde op het organiseren van grote kunstacties op publieke plaatsen. Lotty Rosenfeld en Juan Castillo waren hier onder anderen aan verbonden.

Tijdens de dictatuur, die van 1973 tot 1990 duurde, zette de beeldende kunst zich voort, maar voor een groot deel buiten Chili. Toch volgden veel schilders nog in die periode binnen Chili hun opleiding, hoewel ze zich daardoor extra bewust werden van de sociale rol die zij met hun werk konden vervullen.

Buiten Chili zijn vooral schilders als Claudio Bravo en Juan Dávila bekend geworden, en videokunstenaars als Juan Downay en Alfredo Jaar. Schilders van de afgelopen jaren zijn Voluspa Jarpa, Natalia Barbarovic en Ignacio Gumucio.

Bouwkunst

Uit de periode voor de komst van de Spanjaarden is weinig meer in Chili overgebleven. In tegenstelling tot het noordelijke buurland Peru, waar indrukwekkende Incasteden en pre-Colombiaanse bouwwerken jaarlijks miljoenen toeristen trekken, beschikt Chili nauwelijks nog over resten of ruïnes die kunnen getuigen van de vroegere aanwezigheid binnen hun grenzen van de hoogstaande Incacultuur. Alleen van de Rapa Nui op Paaseiland is nog aardig wat over. Hun grote beelden en platformen hebben woelige tijden doorstaan.

De architectuur in het centrum van de meeste grote steden in Chili wordt gedomineerd door de Spaanse koloniale stijl. Kerken, paleizen en herenhuizen vertonen veelal de kenmerken van de Spaanse bouwkunst uit de 16de, 17de en 18de eeuw. Net zoals in Spanje zelf doorliep de architectuur hier verschillende stromingen, zoals late gotiek, renaissance en barok. Zodoende vind je hier zowel sobere kerken met ranke spitse torens als kerken met pompeuze gevels en vele versieringen aan binnen- en buitenkant. De herenhuizen imponeren door hun balkons, veranda’s, patio’s, en waar mogelijk grote tuinen en parken rondom.

In de afgelopen eeuwen is een groot deel van de koloniale gebouwen ingestort bij aardbevingen die het land geteisterd hebben en die soms zo hevig waren, dat in verschillende regio’s bijna geen steen op de andere bleef liggen. Dat is de reden dat er daarna bouwwerken verrezen die beter tegen trillingen bestand waren, met dikkere muren, steviger materiaal en een compactere bouwstijl. Zo kwamen er meer en meer openbare gebouwen met staalconstructies, geïnspireerd op de constructies van Gustav Eiffel. Het was overigens niet vreemd om bouwwerken in Europa te laten ontwerpen en fabriceren. Vooral tijdens het nitraattijdperk lieten nitraatbaronnen complete villa’s in Europa vervaardigen om die vervolgens in delen naar Chili te laten transporteren. Ook bestelden zij in Europa de fonteinen en standbeelden waarmee hun tuinen, maar ook de pleinen in de steden werden opgesierd.

In de plattelandsregio’s in de dorpen zijn er eigenlijk helemaal geen koloniale sporen meer te vinden. Voor de bouw van zowel kerkjes als huizen is daar voornamelijk gebruikgemaakt van adobe, in de zon gedroogde kleitabletten. Kerkjes zijn klein en compact, met brede torens en soms met offertafels buiten de kerk, verwijzend naar inheemse gebruiken.

De zuidelijke regio’s hebben een sterke eigen architectuur, wat te maken heeft met de achtergrond van de immigranten die daar zijn neergestreken, de lokale omstandigheden en de ruime aanwezigheid van hout als bouwmateriaal. Zo zijn op Chiloé de houten kerken en de palafitos (paalwoningen) inmiddels een toeristische attractie.

Koloniale stadspaleizen

Heel karakteristiek voor de koloniale stadsgebouwen waren de overhangende daken, gietijzeren hekwerken voor de ramen en de patio’s. De eerste binnenplaats was doorgaans met klinkers gelegd, omdat daar de koetsen hun passagiers afzetten. De tweede patio vormde het hart van het sociale gebeuren met eromheen de vertrekken van de gezinsleden en gasten. Meestal was deze binnenplaats beplant met fruitbomen.

De derde patio was voor het huishouden, met de keuken, de voorraadkamer, de waskamer, de vertrekken voor het personeel.

Alleen de echt belangrijke personen konden zich een gebouw met twee verdiepingen veroorloven. Dan was de entree meteen een stuk monumentaler. Het Casa Colorada aan het Plaza de Armas in Santiago is een mooi voorbeeld, en tevens een van de weinige overgebleven bouwwerken uit die tijd. Statig, maar wel sober, zonder al te veel opsmuk; zeker niet te vergelijken met de opzichtige barokke kerken, kloosters en bestuurspaleizen in Peru, Mexico en Brazilië.

Muziek, een politiek instrument

Aan het begin van de jaren ’60 kwam in Chili een nieuwe stroming van populaire muziek op, waarvan Violeta Parra een van de grondleggers vormde. Parra, die zelf componeerde, schreef en zong, produceerde liederen over sociale problematiek en over de liefde. Een van haar bekendste liederen is ‘Gracias a la vida’, dat over de hele wereld bekend werd. In 1967 pleegde zij zelfmoord. Zij is in Chili nog steeds mateloos populair.

Haar kinderen Isabel en Angel Parra zetten de lijn van de Nueva Canción Chilena, zoals de muziekstroming genoemd werd, voort en brachten ook steeds opnieuw de liederen van hun moeder ten gehore. Daarnaast maakte de zanger Victor Jara grote naam in Chili, maar hij werd in 1973 vermoord in het stadion, na de staatsgreep van de militairen.

Naast soloartiesten kwamen er verschillende groepen op die folklore en sociaal protest in hun liederen verbonden en die vooral na de staatsgreep van grote betekenis werden voor de linksdenkenden en ballingen. Hiertoe behoorden de groepen Quilapayún en Inti Illimani. Ook in Nederland hebben deze groepen verschillende malen opgetreden, want zij werden gedwongen om in ballingschap in Europa te verblijven.

Ook de groep Illapu, die tijdens het bewind van Salvador Allende in 1971 werd opgericht, moest in ballingschap en heeft dikwijls concerten gegeven in verschillende Europese landen, waaronder Nederland.

Hoewel folkloristische muziek nog steeds een belangrijke plaats inneemt, is sinds de jaren ’90 van de 20ste eeuw ook de rockmuziek in Chili sterk opgekomen. Een van de bekendste bands is La Ley, opgericht in 1987. De muziek van deze band is een mengeling van rock met traditionele Chileense volksmuziek. Los Prisioneros, een andere bekende band uit het begin van de jaren ’80, maakte destijds protestmuziek tegen het bewind van Pinochet. Nu is de band terug op het toneel na enkele jaren onderbreking.

Andere bekende hedendaagse bands in Chili zijn Lucybell, Canal Magdalena, Congelador en Los Búnkers. Deze laatste ontving in 2006 de prijs voor beste Chileense band, ‘El Premio Altazor’.

Bonte architectuur in Valparaíso

Binnen de bouwkunst neemt de stad Valparaíso een bijzondere plaats in. In deze stad, die gebouwd is op 42 heuvels, lijken de hoger gelegen huizen tegen de hellingen ongeveer op elkaar gestapeld, wat de stad een sfeervolle, hoewel wat chaotische aanblik geeft. Daarnaast is kleur in deze stad een belangrijk item, want veel huizen zijn beschilderd met de uiteenlopendste felle kleuren of pasteltinten. De meest plausibele verklaring is dat het verf was die over was op de schepen die de haven aandeden, en goedkoop door de bevolking kon worden gekocht. De houten of aluminium wanden van de huizen zijn aan de buitenkant tegen de stenen muren bevestigd. Zo wordt de schijn gewekt dat het hier om houten of aluminium huizen gaat, terwijl ze tegelijkertijd vanwege hun stenen constructies stevig genoeg zijn om aardbevingen op te kunnen vangen.

Het toerisme heeft er in de kuststeden toe geleid dat grote blokkendozen met appartementen zijn verrezen, die als enig doel lijken te hebben om zo veel mogelijk mensen te kunnen herbergen. Het is niet uitzonderlijk om koloniale en moderne bouwstijlen direct naast elkaar aan te treffen. Want waar koloniale bouwwerken bezwijken, zijn projectontwikkelaars er als de kippen bij om te bouwen op een wijze die aan de huidige economische eisen tegemoetkomt.

Theater

Nadat theater lange tijd een informele status had en vooral in kleine zaaltjes werd opgevoerd, ging het een belangrijkere rol spelen ten tijde van de regering van Allende. Toneelgezelschappen kregen overheidssubsidies en konden grotere producties voor het voetlicht brengen. Toen Pinochet aan de macht kwam, werd die ontwikkeling echter onmiddellijk teruggedraaid, aangezien toneelgezelschappen zich kritisch opstelden ten aanzien van het nieuwe bewind en al snel het etiket ‘subversief’ kregen opgeplakt. Verschillende theatergroepen gingen op onafhankelijke wijze door, maar nu in een duidelijk oppositionele rol. Zij behandelden vooral thema’s rond de politieke realiteit van dat moment, zoals geweld en onderdrukking. Om de censuur en vervolging te voorkomen, gebeurde dat op suggestieve en indirecte wijze, met gebruikmaking van zwarte humor.

Pas vanaf het eind van de jaren ’80 van de 20ste eeuw, toen de politieke druk wat afnam en verschillende ballingen terugkeerden naar Chili, werden de thema’s gevarieerder, en bloeiden er vormen van modern en experimenteel theater op. Inmiddels heeft het theater in Chili zich enorm uitgebreid, zijn er vele nieuwe toneelopleidingen van start gegaan en treden toneelgezelschappen ook steeds vaker over de grenzen op.

Dans

In het noorden van Chili is de dans erg beïnvloed door de inheemse bevolking die daar leeft, met name door de Quechua’s en de Aymara’s. Het dansen maakt vaak deel uit van de inheemse volksreligie. Een van de dansen die vaak op religieuze feesten worden uitgevoerd, is de trote. Deze dans wordt uitgevoerd in paren, die elkaars handen vasthouden en met kleine pasjes in een soort draf gaan lopen: vooruit, achteruit en draaiend. Daarbij wordt met doekjes gezwaaid.

Ook de chabimbo is een dans die in paren wordt uitgevoerd, eveneens met doekjes. Het is een soort verleidingsdans, waarbij de dame steeds op een uitdagende wijze afstand houdt. De muzikale begeleiding bij deze dans bestaat meestal uit accordeon en gitaar.

In het centrum van Chili zijn dansen vaker gebaseerd op de Spaanse of tegenwoordig ook Mexicaanse en Colombiaanse dansen. Daar is ook de zwarte invloed meer merkbaar. Bekende traditionele dansen in deze contreien zijn de cueca (wederom paren en zakdoeken) en de sombrerito (met hoeden in plaats van zakdoeken).

Paaseiland heeft zijn eigen dansgewoonten. Hier is de Polynesische invloed goed merkbaar. De sau sau gaat gepaard met veel golvende handbewegingen. Deze dans wordt vaak in verenpakken uitgevoerd. De tamure komt van Tahiti en is oorspronkelijk een vruchtbaarheidsdans. Niet verwonderlijk zijn dan ook de bekkenbewegingen, die kenmerkend voor deze dans zijn.

Literatuur van het hoogste niveau

De oudst bewaard gebleven literatuur met betrekking tot Chili is het epische gedicht ‘La Araucana’ van de Spanjaard Alonso de Ercilla, dat ergens tussen 1569 en 1589 werd uitgegeven en dat de confrontatie beschrijft tussen de Spanjaarden en de Araucanos, een vroegere benaming voor de Mapuches. De overwinningsstrijd van de Spanjaarden tegen de Araucanos, die hevig weerstand boden, wordt daarin beschreven als een strijd tussen helden. Niet voor niets wordt dit haast mythische epos door veel Chilenen beschouwd als een fundament van de Chileense cultuur, want uit de strijd van destijds is het gemengde karakter van de huidige bevolking voortgekomen.

Een van de schrijvers die kort na de onafhankelijkheid van Chili naam maakte was Andrés Bello. Hoewel hij van Venezolaanse afkomst was, speelde deze intellectueel een belangrijke rol voor Chili. Hij bracht een groot deel van zijn leven, van 1829 tot 1865, in Chili door en was de stichter van de Universiteit van Chili. Hij wijdde zich onder meer aan de grammatica van het Latijns-Amerikaanse Spaans en aan de formulering van wetboeken, en werkte als journalist voor de krant El Araucano. Zijn poëzie schreef hij voornamelijk toen hij jong was, hij werd bekender door zijn linguïstische en juridische geschriften.

Tijdens de 19de eeuw werden vooral het realisme en het naturalisme in romans belangrijk. Een belangrijke schrijver uit die periode is Alberto Blest Gana, die in zijn roman Martin Rivas (uit 1862) schrijft over de verschillende sociale klassen in het Santiago van die tijd. Nog steeds biedt deze roman belangrijke informatie over de oorsprong van de sociale vorming van de Chileense maatschappij. In de 20ste eeuw breekt de bloeitijd van de Chileense literatuur aan, met twee iconen: Gabriela Mistral en Pablo Neruda.

Mistral ( pp. 151152) heeft in feite maar vier dichtbundels gepubliceerd, maar wordt toch als een groot dichteres beschouwd. In 1935 werd zij tot consul voor Chili benoemd, waardoor zij jarenlang door Europa en Noord-Amerika kon reizen. Haar gedichten gaan veelal over liefde en dood, over een eenzame jeugd en de natuur.

Gedicht van Gabriela Mistral

De Chileense aarde

Wij dansen op Chileense aarde

Die mooier is dan Lia en Raquel *

De grond die mensen kneedt

Met liggen en borsten zonder gal

De aarde groen van gewassen

De aarde blond van korenvelden

De aarde rood van wijngaarden

Zij raakt zoet de voeten aan

Haar stof maakte onze wangen

Haar rivier maakte onze lach

Zij kust onze voeten bij een rondedans

Die haar als een moeder doet kreunen

Zij is mooi daarom willen wij

Op haar weilanden dansen tot de vroege ochtend

Zij is vrij en om die vrijheid

Willen wij haar gezicht overspoelen met liederen

Morgen zullen we haar rotsen openbreken

Om er wijnvelden en appelboomgaarden te laten groeien

Morgen zullen wij haar volkeren doen verheven

Vandaag kunnen wij enkel dansen

Vertaling: Mariolein Sabarte Belacortu

Tierra Chilena

Danzamos en tierra chilena,

más bella que Lía y Raquel*

la tierra que amasa a los hombres

de labios y pecho sin hiel...

La tierra más verde de huertos

la tierra más rubia de mies,

la tierra más roja de viñas,

qué dulce que roza los pies!

Su polvo hizo nuestras mejillas,

su río hizo nuestro reír,

y besa los pies de la ronda

que la hace cual madre gemir.

Es bella, y por bella queremos

sus pastos de rondas albear;

es libre y por libre deseamos

su rostro de cantos bañar...

Mañana abriremos sus rocas,

la haremos viñedos y pomar;

mañana alzaremos sus pueblos;

hoy solo queremos danzar!

* Een Mapuche-heldin

Pablo Neruda, Sonnet VIII

Hadden je ogen niet de kleur van de maan,
niet die van de dag met klei, arbeid, vuur,

en hield je de lenigheid van de lucht niet vast,
was je niet een week van amber,

was je niet het gele moment,

waarop de herfst in de wilde wingerd klimt
en ook niet het brood dat de glanzende maan

kneedt, terwijl ze haar meel in de lucht strooit,
mijn liefste, ik zou niet van je houden!

Door jou te omhelzen, omhels ik het bestaan,
het zand, de tijd, de boom van de regen

en alles leeft om mij te laten leven:
zonder ver weg te gaan kan ik alles zien:
ik zie in jou leven al wat leeft.

Si no fuera porque tus ojos tienen color de luna,
de día con arcilla, con trabajo, con fuego,

y aprisionada tienes la agilidad del aire,

si no fuera porque eres una semana de ámbar,
si no fuera porque eres el momento amarillo
en que el otoño sube por las enredaderas

y eres aún el pan que la luna fragante
elabora paseando su harina por el cielo,
oh, bienamada, yo no te amaría!

En tu abrazo yo abrazo lo que existe,
la arena, el tiempo, el árbol de la lluvia,
y todo vive para que yo viva:

sin ir tan lejos puedo verlo todo:
veo en tu vida todo lo viviente.

Uit: Honderd Liefdessonnetten, geschreven door Pablo Neruda voor zijn Matilde Urrutia.

Vertaling: Willy Spillebeen

Pablo Neruda ( pp. 8283) heeft een veel omvangrijker werk nagelaten. Tot aan de Spaanse Burgeroorlog (1936–1939) schreef hij nogal modernistische en surrealistische poëzie, waaronder Veinte Poemas de Amor y una Canción Desesperada (1924). Daarna werd zijn poëzie politiek geëngageerder, vooral toen hij zich aansloot bij de Communistische Partij. Met name zijn Canto General (1950), dat de geschiedenis van Latijns-Amerika beschrijft, geeft zijn sociale betrokkenheid goed weer. Tijdens de regeringsperiode van Salvador Allende was Neruda senator en ambassadeur voor Chili in Frankrijk. Hij stierf op 23 september 1973, twaalf dagen na de staatsgreep, die zijn vriend Salvador Allende het leven kostte ( pp. 58–59).

Andere bekende dichters uit die periode zijn Vicente Huidobro en Nicanor Parra. Op prozagebied zijn de bekendste namen uit die periode: José Donoso, Ariel Dorfman en Antonio Skármeta.

Na 1973 deed een nieuwe generatie schrijvers van zich spreken. Op het gebied van de poëzie bijvoorbeeld Juan Luis Martínez, Raúl Zurita en Rodrigo Lara. Op het gebied van proza Isabel Allende, Luis Sepúlveda en Roberto Bolaño. Een aantal van hen schreef vanuit ballingschap, omdat de repressie in eigen land voor kunstenaars groot was.

Vooral Isabel Allende (een nichtje van Salvador Allende) is in Europa bekend geworden en al haar boeken worden in het Nederlands vertaald. Haar oeuvre omvat heel verschillende werken, van familiekronieken (Het huis van de geesten) en autobiografisch werk (Paula) tot historische romans (Fortuna’s dochter, Portret in Sepia) en boeken voor jongeren (De Stad van de Wilde Goden, Het Rijk van de Gouden Draak). Haar lezerspubliek is dan ook heel uitgebreid en gevarieerd.

Sinds 1990 zijn er weer wat nieuwe namen bijgekomen van schrijvers die in het gedemocratiseerde Chili kunnen gedijen. Tot hen behoren onder anderen de feministisch georiënteerde Marcela Serrano en de schrijver Alberto Fuguet, die als een vertegenwoordiger bij uitstek van de nieuwe literaire stroming wordt beschouwd, na het tijdperk van het magisch realisme.

Het leven van een begenadigd dichter

Pablo Neruda werd in 1904 geboren onder de naam Neftalí Ricardo Reyes Basoalto. Zijn geboorteplaats was Parral, ongeveer 300 km ten zuiden van Santiago. Zijn vader werkte bij de spoorwegen, zijn moeder stierf een maand na zijn geboorte. Al snel verhuisde hij met zijn vader naar Temuco, waar deze hertrouwde.

Reeds op 13-jarige leeftijd wist hij zijn eerste gedicht, Entusiasmo y Perseverancia, gepubliceerd te krijgen in de lokale krant La Mañana. Zijn eerste gedichtenbundel, La Canción de la fiesta, verscheen in 1920. In dat jaar leerde hij Gabriela Mistral kennen, die evenals hij later een Nobelprijs voor Literatuur zou winnen. Rond die tijd koos hij ook zijn pseudoniem, dat hij ontleende aan de door hem erg bewonderde Tsjechische dichter Jan Neruda.

Na de publicatie van verschillende andere bundels, El Crepusculario in 1923 en het zeer beroemd geworden Veinte Poemas de Amor y una Canción Desesperada in 1924, werd hij in 1927 tot Chileens consul in Birma benoemd, gevolgd door aanstellingen in verschillende andere Aziatische landen zoals Ceylon en Indonesië. In 1928 leerde hij op Batavia (het huidige Java) zijn eerste vrouw kennen, de Nederlandse Maria Antonia Hagenaar, met wie hij in 1934 een dochter kreeg, Malva Marina. Dit meisje werd geboren met een zogenaamd waterhoofd, heeft slechts 9 jaar geleefd en Neruda heeft nauwelijks ooit aandacht voor haar gehad. Het is ook zijn enige kind gebleven.

Al vrij snel na deze geboorte leerde Neruda in Barcelona, waar hij inmiddels als consul werkte, zijn tweede vrouw kennen, Delia del Carril, een Argentijnse schilderes. Mede door haar raakte Neruda geïnteresseerd in de politiek en ontdekte hij zijn affiniteit met het communistische gedachtegoed. Niet lang daarna brak in Spanje de Burgeroorlog uit, en Neruda, die bevriend was met onder andere de Spaanse dichter García Lorca – die vermoord werd door nationalistische aanhangers van generaal Francisco Franco –, vluchtte naar Parijs om daarvandaan Spaanse ballingen bij te staan. Met Delia trouwde hij (hij was inmiddels gescheiden van zijn eerste vrouw) in 1943, hoewel dit huwelijk in het katholieke Chili nooit werd erkend.

In Chili werd hij senator voor de Communistische Partij. Dit bracht hem in conflict met het regime van Gabriel González Videla, dat van 1948 tot 1952 in Chili aan de macht was en dat zich zwaar anticommunistisch profileerde. Neruda moest dan ook in ballingschap zijn later beroemd geworden Canto General (gepubliceerd in 1951) schrijven, want hij werd vervolgd vanwege zijn ideeën.

Ondertussen had hij zijn derde vrouw leren kennen, de Chileense Matilde Urrutia, met wie hij vele jaren een clandestiene verhouding onderhield die zich afspeelde in het huis ‘La Chascona’ in Santiago. Pas in 1966 huwde hij met haar en hij bleef met haar samen tot zijn dood.

In 1971 ontving Neruda de Nobelprijs voor Literatuur. Twee jaar later stierf hij aan kanker, twaalf dagen na de gewelddadige dood van zijn vriend Salvador Allende, in september 1973.

Postuum verschenen zijn memoires onder de titel Confieso que he vivido (Ik beken ik heb geleefd).

Zijn geliefde Matilde stierf in 1985 en ligt naast hem begraven in de tuin van hun huis in Isla Negra.

Massamedia en film

In Chili verschijnen zeven nationale kranten zeven keer per week. Tot de belangrijkste dagbladen in Chili behoren El Mercurio en La Tercera, vaak ook de eerste kranten waarmee de reiziger naar Chili in het vliegtuig al kennismaakt. El Mercurio is de oudste krant (uit 1826) en staat bekend als een zeer serieus blad, hoewel met een behoorlijk conservatieve inslag. De krant bevat veel handels- en zakennieuws en besteedt relatief weinig aandacht aan internationale gebeurtenissen.

De krant La Tercera is populairder bij het minder conservatieve deel van de bevolking, maar neigt enigszins naar sensatieverhalen. Naast deze krant bestaan echter nog vele tabloids die sensatie hoog in het vaandel dragen, zoals het blad La Segunda.

Verder verschijnen er twee Engelstalige kranten: de Santiago Times en de News Reviews, een weekblad. In Santiago zijn veel buitenlandse kranten verkrijgbaar, waaronder ook Nederlandse. In Valdivia, het centrum van Duitse immigranten, verschijnt een krant in het Duits.

Chili heeft drie publieke nationale tv-zenders, die gericht zijn op de overheid en op geloof. De andere, commerciële, zenders zenden net als bij ons vooral spelletjesprogramma’s en soaps uit.

Cinema met wisselend engagement

Uit de tijd van de stomme film stamt de legendarische film El Húsar de La Muerte van Pedro Sienna, een regisseur die tevens optrad als acteur en producent. Uit die tijd is ook Jorge Délano bekend (bijnaam Coke), die naast zijn werk als cartoonist veel aan de modernisering van film heeft bijgedragen. Toch was film in Chili niet erg belangrijk.

Toen in 1942 het staatsbedrijf Chile Films werd opgericht, leidde dat tot een aantal indrukwekkende documentaires, zoals La Dama sin Camelias van José Bohr, en Memorias de un Chofer de Taxi van Eugenio de Liguoro. Maar de productie daarvan liep in het begin van de jaren ’50 van de vorige eeuw hard terug.

In de jaren ’60 van de 20ste eeuw kwam de ‘Nieuwe Latijns-Amerikaanse Film’ op in vele landen van het continent; ook in Chili. Onder meer onder invloed van het Italiaanse neorealisme en van de Cubaanse revolutie in 1959, kwam er verzet tegen de grote Noord-Amerikaanse invloed en de sociaal-politieke werkelijkheid werd het centrum van aandacht. Er werden zelfs verschillende filmafdelingen opgericht aan universiteiten. Filmers als Helvio Soto (Lunes Primero, Domingo Siete), Raúl Ruiz (Tres Tristes Tigres en Palomita Blanca) en Miguel Littín (El Chacal de Nahueltoro) lieten van zich spreken. Patricio Guzmán begon zijn carrière als documentairemaker met El Primer Año.

Tot aan 1973 konden deze filmmakers hun sociale engagement ten volle tonen. Maar na de val van Allende moesten velen van hen in ballingschap gaan. Raúl Ruiz vertrok naar Frankrijk en maakte daar meer dan honderd films. Miguel Littín zat eveneens in Europa, maar wist in 1985 clandestien Chili binnen te komen om daar weer te filmen. De Colombiaanse schrijver Gabriel García Márquez wijdde er een boek aan: La Aventura de Miguel Littín, clandestino en Chile.

Na 1990 kwam er een nieuwe opleving in de filmindustrie in Chili. Naast Miguel Littín die in 1999 in Chili Tierra del Fuego maakte, en Raúl Ruiz die zelfs een serie van zes films in Chili opnam (Cofralandes), zijn nu vele nieuwe regisseurs ten tonele verschenen. Enkele namen: Pablo Perelman, Ricardo Larraín, Matías Bize en Sebastián Campos.

Er is een duidelijke scheiding ontstaan tussen de nieuwe filmmakers, opgegroeid ten tijde van democratie, en de oudere filmmakers. Mi mejor Enemigo (Mijn beste vijand) uit 2005 van Alex Bowen Carranza is daar een goed voorbeeld van. Het thema, de absurditeit van oorlog en geweld, is veel universeler. En La Cama (In bed) van Matías Bize is een bijzondere film over de relatie tussen een man en een vrouw, die na een feestje in bed belanden en elkaar al vrijend en pratend leren kennen.

Centrum voor Chileense Cultuur

In 1977 werd in Nederland het Centrum voor Chileense Cultuur opgericht, het CCC. Doel daarvan was om de Chileense cultuur meer bekendheid te geven binnen Nederland. De aanleiding werd gevormd door de politieke gebeurtenissen die in Chili hadden plaatsgevonden bij de staatsgreep in 1973.

Het CCC richtte zich vooral op de marginale en verdrukte cultuur, die zich bezighield met de politieke realiteit in het land. Het centrum organiseerde menig cultureel evenement om de moeilijke situatie van kritische kunstenaars in Chili onder de aandacht van het Nederlandse publiek te brengen. Veel Chileense kunstenaars hebben in de loop der jaren via het CCC de weg naar Nederland gevonden en hier een podium gekregen voor hun boodschap, of die nou vooral politiek of cultureel was.

Het CCC heeft zich na 15 jaar opgeheven, maar het Latijns-Amerika Centrum, dat ontstond uit een samenwerkingsverband van diverse landencomités voor Latijns-Amerika, zoals het Chili Komitee, de Stichting Stedenband Amsterdam-Managua en het Peru Komitee, bestaat nog steeds aan de Herengracht 29 in Amsterdam. Ook de Organisatie Latijns-Amerika Activiteiten (OLAA) is daar nog volop actief.

Zie ondere andere: www.noticias.nl/lac/geschiedenis en www.olaa.nl.

Sport

Natuurlijk is ook in Chili, zoals in de meeste Latijns-Amerikaanse landen, het voetbal bijzonder populair. In de hoofdstad Santiago staat het Estadio Nacional de Chile, waar de club Universidad de Chile als vaste ploeg speelt. Het is een groot stadion, voor 66.650 toeschouwers, een ontwerp van de architect Karl Brunner. Het is ontworpen naar voorbeeld van het Olympisch Stadion in Amsterdam met de vorm van een grote platte schaal.

De belangrijkste voetbalclubs in Chili zijn momenteel Colo-Colo, Universidad de Chile en Universidad Católica. Bekende voetballers uit Chili zijn onder anderen Marcelo Salas en Iván Zamorano. Beiden speelden lange tijd bij Europese voetbalclubs. Sebastián Pardo kwam uit voor Feyenoord.

Ook tennis is een belangrijke sport in Chili, evenals in het buurland Argentinië. Tot de succesvolste tennissers van de afgelopen tijd behoren Marcelo Ríos, Fernando González en Nicolá Massú. Marcelo Ríos trok zich echter in 2004 uit het tennis terug en Fernando González gooit momenteel hoge ogen. Hij werd bij de Australian Open van begin 2007 tweede, nadat hij in de finale van Roger Federer verloor.

Bijzonder is het belang dat wordt gehecht aan paardenrennen, bijna net zo belangrijk als voetbal in Chili. Er gaat dan ook een hoop geld in die sport om. In 1869 werd het eerste hippische centrum in Santiago aangelegd, het huidige stadion stamt uit 1923. Terwijl dit stadion een speciale trekpleister vormt voor de high society, is er nog een tweede, dat zich wat meer toelegt op verschillende paardenrassen.

Dat de paardenrennen zo populair zijn, valt ook af te leiden uit de aanwezigheid van veel goklokalen in de stad die te vinden zijn via de uithangborden met ‘Teletrak’. Je kunt daar je geld inzetten op je favoriet en bovendien live naar de rennen kijken.

Nog specialer is de positie van de huaso in Chili, de Chileense equivalent van de Argentijnse gaucho, een verwijzing naar de traditionele cowboy. Om de cowboycultuur in ere te houden, worden er geregeld op veel plaatsen rodeo’s georganiseerd, waar deelnemers hun vaardigheden kunnen tonen. De entourage van die rodeo’s is zo veel mogelijk traditioneel, net als de kostuums van de huasos.

Estadio Nacional de Chile

Het Estadio Nacional de Chile fungeerde na de staatsgreep in 1973 als concentratiekamp voor 40.000 gevangenen. De catacomben werden als martelkamer gebruikt en er werden ook gevangenen gedood. Een saillante gebeurtenis deed zich precies in diezelfde tijd voor rond de kwalificatie voor het Wereldkampioenschap Voetbal, dat in 1974 in Duitsland zou worden gehouden. Chili kon zich daarvoor plaatsen wanneer het van Rusland zou winnen. De eerste wedstrijd, in Moskou, eindigde met 0–0. De returnwedstrijd zou in het Estadio Nacional de Chile gehouden worden, dat speciaal voor de wedstrijd ‘ontruimd’ werd, maar Rusland weigerde om daar te spelen. Vanwege de weigering van Rusland werd Chili automatisch als deelnemer aan de WK geplaatst. Het stadion is inmiddels tot Nationaal Historisch Monument verklaard.

‘De middag van de stoeltjes’

De opvallende zilveren koepel die in Santiago al van verre de aandacht trekt, is de overkapping van de Arena Santiago, vroeger bekend onder de naam Cúpula del Parque O’Higgins. Het stadion werd bedacht door Mario Recordón en de bedoeling was om daar het Wereldkampioenschap Basketbal van 1958 te laten plaatsvinden. Maar het geld dat ervoor bestemd was werd besteed aan het opknappen van het Nationale Stadion, met het oog op de kampioenschappen rond de Wereldcup Voetbal van 1962. Sindsdien gebeurde er weinig in de Cúpula, omdat de bouw nooit geheel voltooid was.

Een opmerkelijke gebeurtenis vond echter plaats tijdens de tenniswedstrijden in het kader van de Davis Cup tegen Argentinië in 2000, die in de koepel plaatsvonden. Tijdens de tweede partij, tussen de Chileen Nicolás Massú en de Argentijn Mariano Zabaleta leidde een meningsverschil tussen de Argentijn en een lijnrechter tot rellen in het publiek, dat met fruit, geld en zelfs met stoelen begon te gooien naar de Argentijnse ploeg. Het werd een van de grootste schandalen in de geschiedenis van de Chileense sport.

De Chileense Tennisfederatie werd gestraft voor dit incident met verlies van de punten tijdens de ontmoeting, een geldstraf van bijna 50.000 dollar en een verbod voor vier jaar op een Davis Cup-ontmoeting in eigen land. Dit laatste werd overigens het jaar daarop al opgeheven. Het incident staat nog steeds bekend als ‘de middag van de stoeltjes’.

De koepel is nu eindelijk voltooid en wordt vooral gebruikt voor concerten en andere culturele evenementen, hoewel ook sportwedstrijden er weer terugkeren. Voorlopig echter tafeltennis en nog geen Davis Cup-ontmoeting.