El Norte Chico

6


El Norte Chico is het gebied tussen de centrale regio van Chili en het uiterste noorden. Dat gebied omvat twee politieke regio’s van Chili, namelijk Atacama (Regio III) met als hoofdstad Copiapó en Coquimbo (Regio IV) met als hoofdstad La Serena.

Atacama is een regio met enorme contrasten. Het landschap is erg gevarieerd en de toeristische attracties lopen uiteen, waardoor het gebied het hele jaar door veel toeristen aantrekt. Aan de westkant liggen de uitgestrekte stranden die dankzij het hoge aantal dagen zon een groot deel van het jaar uitnodigen tot strandvermaak en watersporten. Mijnbouw is nog steeds een belangrijk middel van bestaan in de regio, maar landbouw en toerisme zijn steeds meer opgekomen. De groene dalen rond de rivieren, met fruitteelt en likeurproductie, contrasteren met de droge zandduinen van de woestijngebieden eromheen.

Zowel in het binnenland als aan de kust liggen aantrekkelijke stadjes met koloniale architectuur. Een bizarre ervaring is een bezoek aan een van de spookstadjes, die er na de hoogtijdagen van de mijnbouw verlaten bij liggen.

Aan de oostkant verheft zich het machtige berglandschap met een aantal van de hoogste toppen van Zuid-Amerika, waaronder verschillende vulkanen. Om die reden is dit gebied erg in trek bij bergbeklimmers. In de aanloop naar de bergen bieden zoutvlakten en lagunes afwisseling in het grotendeels droge landschap.

Regio IV heeft een van de aangenaamste en zachtste klimaten van de wereld. Weliswaar regent het er wel erg weinig, maar vanwege de nabijheid van de kust aan de ene kant en het Andesgebergte aan de andere kant is er toch met regelmaat sprake van wolken en van neveligheid. Dicht bij de kust bedekken de wolken vanuit zee de lucht dikwijls tot het middaguur, daarentegen is de lucht verder landinwaarts bijna altijd onbewolkt. De geografische locatie en het heldere weer maken dat er veel sterrenwachten zijn gebouwd ten behoeve van wetenschappers uit de hele wereld.

p136

Norte Chico
Klik op een van de volgende deelkaarten voor een vergroting: Boven, Onder.

Copiapó, hart van de zilverproductie

Copiapó is zowel de hoofdstad van de regio Atacama als van de provincie Copiapó en draagt daarom verantwoordelijkheid voor de gehele zone. Het is dan ook het meest dynamische centrum van de regio.

De stad werd gesticht in 1774 door Francisco Cortez. De mijnbouw, die de belangrijkste economische activiteit ging vormen, kwam pas later opzetten. Het hoogtepunt hiervan viel rond het jaar 1832, toen onderzoeker Juan Godoy een nieuw mineraal ontdekte, het ‘zilvermineraal van Chañarcillo’. Uit die tijd stamt een groot deel van de weelderige koloniale architectuur en kunst die in dit gebied te vinden is. Ook leidde de ontdekking van zilver tot de aanleg van de eerste spoorlijn van Chili, die Copiapó in het binnenland met Caldera aan de kust verbond.

Copiapó heeft ongeveer 125.000 inwoners. De vorm van de stad is langgerekt, omdat het in een smalle engte van een dal ligt, ingeklemd tussen de bergen. Het centrale plein Plaza Prat wordt omringd door peperbomen, die geplant werden in de 19de eeuw, en die aangenaam veel schaduw bieden. In het midden van het plein staat een marmeren standbeeld, gewijd aan de mijnbouw en vervaardigd in Parijs in 1872. Het plein wordt omringd door imposante gebouwen, zoals de indrukwekkende kathedraal in neoklassieke stijl, die gebouwd werd tussen 1840 en 1851.

Waar voorheen het stadhuis zetelde, vind je nu de Paseo de la Cultura, waar kunst- en ambachtsproducten verkocht worden en lokale cultuurmanifestaties plaatsvinden.

Dicht bij het plein staat het Museo Mineralógico, dat de compleetste verzameling mineralen herbergt van Chili en internationale bekendheid geniet. Niet alleen toont het mineralen uit de hele wereld, maar ook een aantal meteorieten dat gevonden is in de woestijn. Daarnaast behoren fossielen tot de verzameling.

Ben je in ruimere zin in de geschiedenis van de regio geïnteresseerd, dan kun je het Museo Regional bezoeken, dat een combinatie toont van archeologie en van regionale geschiedenis. Je vindt er informatiematie over de mijnbouw, maar bijvoorbeeld ook over de Pacifische Oorlog.

Museo Mineralógico. Openingstijden: ma.–vr. 10–12 uur. Toegang gratis. Museo Regional. Openingstijden: ma. 14–17.45; di.–vr. 9–17.45; za. 10–12.45 en 15–17.45; zo./feestd. 10–12.45 uur. Entree: C$ 600, kinderen C$ 300 (zo. en feestd. gratis).

Wanneer je wat meer wilt weten over het spoorwegwezen van Chili, is het wellicht leuk om even te kijken bij het Estación de Ferrocarril, dat in 1854 gebouwd werd om treinen met mineralen naar de haven van Caldera te kunnen laten rijden. Dit station was tot 1998 tevens een spoorwegmuseum, waar met een serie oude foto’s het spoorwegverleden werd toegelicht, maar dat is niet meer in gebruik. Wel staan voor het station nog steeds een paar oude locomotieven ter bezichtiging.

Het spoorwegennet werd oorspronkelijk opgezet om goud, zilver, koper en andere mineralen uit de mijnen gemakkelijker en goedkoper door het land en naar de exporthavens te kunnen vervoeren. Maar al snel gingen treinen ook een functie vervullen voor het passagiersvervoer.

Tot aan 1914 vervulden de spoorwegen in Copiapó alleen een regionale functie, maar er kwamen steeds meer vervoersbestemmingen bij, zelfs kwam er een spoorlijn naar het noorden tot aan Iquique. Uiteindelijk bleken de trajecten echter te weinig rendabel en werd het ene traject na het andere gesloten. In 1978 reed de laatste officiële trein met passagiers het station binnen. Momenteel bestaat er in het noorden van Chili alleen nog maar goederenvervoer over het spoor.

De hoge toppen van Norte Chico

Nevado Incahuasi 6615 m
Cerro El Muerte 6470 m
Cerro El Fraile 6040 m
Cerro Barrancas Blancas 6119 m
Cerro Vicuñas 6067 m
Nevado de Tres Cruces 6749 m
Volcán Copiapó 6052 m
Volcán Ojos del Salado 6893 m

Vanuit Copiapó naar het oosten

Er zijn verschillende redenen om vanuit Copiapó naar het oosten te rijden. De ene kan zijn om de grens over te steken naar Argentinië, een andere reden kan zijn om het berglandschap en de woestijn met zoutmeren en lagunes te leren kennen. Van oktober tot mei, vanaf de lente tot de nazomer, is de beste tijd om de hoge toppen te beklimmen die het Andesgebergte in Chili rijk is.

In de aanloop naar het gebergte liggen uitgestrekte woestijnvlakten, waar alleen enkele lagunes en zoutmeren voor een afwisseling in het landschap zorgen. Bij de lagunes houden zich verschillende vogelsoorten op, zoals roze flamingo’s en diverse soorten ganzen en eenden. Rond de lagunes kun je op de lagere vlakten kuddes guanaco’s tegenkomen, op hoogten boven de 2000 m vicuña’s. Verder heb je de mogelijkheid om vossen te ontwaren of knaagdieren zoals de vizcacha. De meren zelf vertonen prachtige kleurentinten die variëren van groen en diepblauw tot zelfs turkoois, onder meer afhankelijk van het zoutgehalte van het water.

Het Parque Nacional Nevado Tres Cruces beslaat een oppervlakte van bijna 60.000 ha. Het park is verdeeld in twee delen. In het noordelijke deel, op een afstand van 166 km ten noordoosten van Copiapó en op een hoogte van 3600 m bevindt zich de Laguna Santa Rosa, waarvoor je overigens een pas van 4000 m over moet om die te bereiken. De lagune grenst aan de zuidkant van de Salar de Maricunga, een zoutmeer met een oppervlakte van 8300 ha.

De lagunes

Dit deel van het park is bereikbaar door vanuit Copiapó de weg in de richting van Argentinië te volgen en dan bij La Puerta van de internationale weg af te buigen en een zandpad te volgen. Deze zandweg bereikt uiteindelijk na 68 km de lagune. Onderschat niet wat het betekent om door de ‘droogste woestijn van de wereld’ te rijden. Zorg dat je over een auto beschikt met vierwielaandrijving en de tank vol benzine, zorg dat je genoeg drinkwater bij je hebt en laat je zo gedetailleerd mogelijk voorlichten over de route.

Voorbij de Laguna Santa Rosa ligt aan een afslag van het pad een goudmijn, Marte, en wanneer je de weg die daarheen leidt verder vervolgt, kom je in het zuidelijke deel van het park en bij de Laguna del Negro Francisco. Het is echter geen gemakkelijk pad dat daarheen leidt.

Een derde lagune, Laguna Verde, ligt verder naar het oosten. Hiervoor kun je gewoon de internationale weg richting Argentinië volgen, hoewel het vanaf Copiapó een afstand van 265 km bedraagt. De lagune ligt 28 km voor de grens, Paso de San Francisco, op een hoogte van 4200 m. De kleur van het water is turkoois, vanwege het zout in het water, en maakt deze lagune tot een mooi object voor fotografen.

Eenzame routes

Net voorbij het kruispunt van de internationale weg en de afslag die naar het noorden richting Salar de Pedernales afbuigt, ligt een grenspost, het Complejo Fronterizo Maricunga. Dit is een post die niet de geografische doorgang markeert tussen Chili en Argentinië, maar waar wel grensformaliteiten kunnen worden verricht die nodig zijn om het land in of uit te gaan.

De weg die naar het noorden voert in de richting Salar de Pedernales is een geasfalteerde weg, maar bedekt met veel zand en zout door de stevige wind die er staat. Bovendien is verkeer op deze route praktisch afwezig. Je rijdt door een eentonig bruin woestijnlandschap zonder een enkel plekje schaduw. Van vroegere dorpjes zijn soms nog ruïnes overgebleven, bestaande uit wat half afgebrokkelde adobe muren zonder dak. Vanaf een uitkijkpunt dat onderweg staat aangegeven, krijg je een prachtig uitzicht over het zoutmeer, dat een oppervlakte heeft van 30.000 ha.

Het havenstadje Caldera

Caldera vormt de belangrijkste kuststad voor de inwoners van Copiapó. Zoals al aangegeven heeft Caldera sinds de opkomst van de mijnbouw als exporthaven voor de mineralen uit het achterland gediend, en vormt het het eindpunt van de spoorlijn vanuit Copiapó. Hier staat dan ook het oudste spoorwegstation van Zuid-Amerika.

Caldera is een pittoresk havenstadje, dat rond een baai is gebouwd.Hoewel het met zijn 13.000 inwoners slechts een klein kustplaatsje in de regio Atacama is, trekt het wel de meeste toeristen. Het aangename is dat door de baai de golfslag van de branding wat wordt afgezwakt, wat zwemmen en watersporten hier mogelijk maakt, terwijl dat op vele andere plaatsen langs de kust niet het geval is.

Aan het centrale Plaza Carlos Condell staat de grotendeels houten kerk San Vicente de Paul, gebouwd in 1862, met een toren in gotische stijl. Het lijkt het werk van Gustave Eiffel vanwege de overeenkomsten met andere kerken van zijn hand, maar het is het werk van Engelse ingenieurs die aan de spoorlijnen werkten. Binnen bevindt zich het Museo Parroquial met een aantal precolumbiaanse en oude liturgische voorwerpen.

SAN VICENTE DE PAUL. Openingstijden tijdens de mis: di.–za. 20; zo. 11 uur.

Het vroegere treinstation, dat gebouwd werd in 1850, fungeert tegenwoordig als cultureel centrum, waar onder meer kunstexposities plaatsvinden en waar jaarlijks, in februari, het film- en videofestival van Caldera gehouden wordt.

Niet ver van het station kun je de pier op lopen om naar de vissers en hun boten te kijken of een bootje te huren. Vlak bij de pier staat het voormalige neoklassieke douanegebouw, dat werd omgebouwd tot cultuurcentrum van de Universiteit van Atacama.

Aan de zuidkant van het centrum langs het water bevindt zich een andere bezienswaardigheid, namelijk het zeeamfitheater. Dit biedt plaats aan 3700 personen en garandeert een prachtig uitzicht over de baai.

Ten zuiden van Caldera bevinden zich een paar belangrijke toeristische vakantieoorden. Allereerst op 4 km afstand de Bahía Calderilla, een kleine baai, waar een uitgebreid dorp van zomerhuisjes uit de grond is gestampt, en op 6 km afstand de beroemde Bahía Inglesa, een badplaats met prachtige stranden en een uitgebreide toeristische infrastructuur. Haar naam heeft deze laatste baai te danken aan het grote aantal Engelse zeerovers, dat hier in de 17de eeuw aan land ging.

Aan de zuidkant van de Bahía Inglesa is een Parque Paleontológico aangelegd, een soort Jurassic Parc, waar je kunt rondlopen te midden van fossielen en levensgrote replica’s van dieren die 16 miljoen jaar geleden deze regio bewoonden.

Chañaral

Een heel stuk noordelijker dan Caldera ligt Chañaral, een aardig kustplaatsje met niet meer dan 13.000 inwoners, gelegen rond een baai. Het is de hoofdstad van de provincie Chañaral en het heeft een bijzondere historie. De stad werd gesticht in 1833 door Diego de Almeyda, naar aanleiding van de ontdekking van de kopermijn Las Animas. Via Chañaral vond de eerste export van koper in de geschiedenis van Chili plaats, daarom werd de plaats destijds Chañaral de Las Animas genoemd. Uit die tijd stamt ook een aantal nationale monumenten in het stadje, zoals de parochiekerk en de oude anglicaanse kerk.

Oorspronkelijk was het strand van Chañaral smal, maar door het verontreinigde zand dat vanaf de mijnen in het binnenland door de rivieren werd meegevoerd, werd het strand steeds breder. Behalve tot verontreiniging leidde dit echter ook tot de ophoping van zandbanken in de haven. Om die reden werd er een kanaal aangelegd om het afval en daarmee het probleem wat verder naar het noorden te verplaatsen. Na een rechtszaak van Chañaral tegen de mijnen (het eerste ecologische proces van Chili en van Zuid-Amerika) werd de mijn El Salvador verplicht om het kanaal niet meer te gebruiken en de kust niet langer te bevuilen. In 1990 opende de mijn een zuiveringssysteem in de woestijn om vergiftigd zand tegen te houden. Het strand van Chañaral is inmiddels schoongemaakt en nu geschikt voor het toerisme.

Het centrale plein van de stad ligt wat hoger dan de rest en een lieflijke houten kerk,Iglesia Nuestra Señora del Carmen, die zelf ook weer op een verhoging staat, trekt hier de aandacht. Hiervandaan heb je een mooi uitzicht over de zee. De kerk werd in 1864 in gebruik genomen, dankzij de vrijgevigheid van een Portugese inwoner.

Het stadje beschikt ook over een museum, het Museo Histórico y Natural Rodulfo Philippi, waar je voorwerpen van de cultuur Huentelauquén aantreft en een groot aantal mineralen, fossielen en woestijninsecten.

Chañaral is niet een stadje om erg lang te verblijven, daarvoor biedt het te weinig aantrekkelijks. Wel is het een goed vertrekpunt voor een uitstapje naar het Parque Nacional Pan de Azúcar, dat net ten noorden van de plaats ligt.

Museo Histórico y Natural. Openingstijden: ma.–vr. 9–13 en 15–17 uur. Adres: Buin 818. Entree: C$ 500, kinderen C$ 250.

Parque Nacional Pan de Azúcar

Parque Nacional Pan de Azúcar bestrijkt ongeveer 44.000 ha en omvat voor een deel zee en eilanden, voor een deel de droge woestijnachtige kuststreek. Het park ligt 30 km ten noorden van Chañaral en is bereikbaar via een vrij goed berijdbare weg.

De flora van het gebied is typische woestijnflora, de soorten bloemen hebben zich aangepast aan schaarse watervoorziening. Dankzij de nevels die vanuit het water optrekken zie je er echter ook allerlei soorten mossen die tussen de cactusdoornen groeien. Wat de fauna betreft zijn er heel wat diersoorten te vinden: in het woestijngebied guanaco’s, vossen en reptielen, langs het water zeeleeuwen, Humboldtpinguïns en vele soorten vogels. Doordat het klimaat er goed is, kun je dit park het hele jaar door bezoeken en verschillende watersporten beoefenen, zoals surfen en duiken.

Op archeologisch gebied is het ook een interessant park, want er zijn resten gevonden van menselijke nederzettingen van vele eeuwen geleden, waaronder begraafplaatsen, grotten die bewoond zijn geweest en andere tijdelijke onderkomens.

Parque Nacional Pan de Azúcar. Openingstijden administratie: ma.–zo. 8–18 uur. Entree: C$ 2000, kinderen C$ 500.

Voor het regelen van vervoer en gidsen naar het park contact opnemen met CONAF in Chañaral (tel. 52-213404) of met het Bureau voor toerisme (52-484020). In Copiapó kun je reserveren bij CONAF, Juan Martínez 55, tel. 52-213404. Ook kamperen of het huren van huisjes is mogelijk.

Vallenar

Vallenar is de hoofdstad van de provincie Huasco, in het zuiden van de regio Atacama. De stad Vallenar ligt in het binnenland en werd in 1789 gesticht door de gouverneur van Chili, Don Ambrosio O’Higgins, onder de naam ‘Villa de San Ambrosio de Vallenar’. Dat was ter nagedachtenis aan Ballenary, zijn geboorteplaats in Ierland. Momenteel telt Vallenar ongeveer 45.000 inwoners.

De stad ligt aan de rivier de Huasco, die bij het gelijknamige plaatsje Huasco in zee stroomt. Wanneer je de stad over de brug binnenrijdt, zie je links het ijzeren gebouw van de mijncompagnie Cia Minera del Pacífico staan. In het centrum ligt de Plaza Ambrosio O’Higgins, betegeld met rood marmer uit het gebied. Doordat de stad in 1922 getroffen werd door een aardbeving, zijn veel gebouwen die eromheen staan van na die tijd, behalve de Iglesia San Ambrosio, met haar toren van staal en met een koperen koepel, die in oude glorie werd hersteld.

Een bezoekje waard is het Museo del Huasco waar je uitstallingen en elementen ziet van archeologische, paleontologische, mineralogische, botanische, zoölogische en historische aard, dus een combinatie van veel verschillende aspecten. In het centrum vind je de overdekte Mercado Municipal, waar het aardig is om het Centro de Artesanos met zijn kunstuitstalling te bezoeken.

Ben je op zoek naar verkoeling op een warme dag, dan is het wellicht een aangename verpozing om langs de rivier te lopen over de prachtige boulevard, de Paseo Ribereño. Omdat de stad in een smal dal is gebouwd zijn er verder vele miradores (uitkijkpunten) vanwaar je een prachtig uitzicht over de stad hebt.

Museo del Huasco. Openingstijden: ma.–vr. 9–13 en 15–18 uur. Adres: Calle Rámirez, vlak bij hoek met Brasil. Entree: C$ 450, kinderen C$ 200.

Vanuit Vallenar naar Huasco

Hoewel er natuurlijk meer uitstapjes vanuit Vallenar naar de omgeving mogelijk zijn, is met name een tocht naar Huasco aan te raden. Huasco is de kustplaats waarheen mineralen uit het gebied van Vallenar vervoerd worden om geëxporteerd te worden. Het is tevens de badplaats waar veel inwoners van Vallenar in de zomermaanden hun vakantiedagen doorbrengen.

Ook Huasco heeft zwaar te lijden gehad van de aardbeving in 1922 en veel van de oude gebouwen zijn daardoor verdwenen. Momenteel is het een belangrijke koperhaven en, vooral tijdens de zomermaanden, een toeristisch centrum, ook dankzij de verschillende mooie stranden waarover het beschikt en waar volop mogelijkheid is om te zwemmen of een andere watersport te beoefenen. De stranden zijn redelijk schoon en het water is niet vervuild. Bovendien is er weinig golfslag. Bij de Terminal Pesquero kun je je tegoed doen aan verse vis of andere producten uit de zee.

Ongeveer 50 km ten noorden van Huasco aan de kust ligt het Parque Nacional Llanos de Challe. Dit park is bereikbaar via een afslag van de Panamericano net ten noorden van Vallenar, maar ook via een kustweg vanaf Huasco. Het meest bijzondere van dit park is dat er in deze woestijnachtige regio heel uiteenlopende bloemsoorten voorkomen, zoals de Garra de León (leeuwenklauw) die je elders nauwelijks vindt. En gedurende de maanden oktober en november doet zich een uniek natuurverschijnsel voor: de ‘Bloeiende Woestijn’.

Heldere hemels en sterrenwachten

La Serena vormt de aantrekkelijke hoofdstad van regio IV en ligt ongeveer 470 km ten noorden van Santiago. De stad werd gesticht in 1544 door Juan Bohón (een strijdmakker van Pedro de Valdivia), maar werd vier jaar later bij de zoveelste aanval door indianen volledig in de as gelegd. In 1549 werd de stad geheel opnieuw opgebouwd en in 1552 kreeg ze officieel stadsrechten van Keizer Karel V van Spanje. Het is daarmee de op een na oudste stad van Chili. Toch was daarmee de ellende nog niet voorbij, want in de jaren daarna werd de stad meermalen het doelwit van vooral Britse piraten die verantwoordelijk waren voor frequente plunderingen en vernielingen. De vondst van zilver net ten noorden van La Serena betekende een keerpunt voor de Spanjaarden en zorgde dat de stad tot welvaart kon komen.

Bezienswaardigheden in La Serena

Hoewel La Serena de hoofdstad van de hele regio is, bedraagt het inwonersaantal slechts ongeveer 160.000. Hoogbouw is er eigenlijk nauwelijks, waardoor La Serena een zekere rust en eenvoud uitstraalt. Een belangrijke bijdrage hieraan heeft het Plan Serena geleverd. Dit architectonische herstelplan werd uitgevoerd tussen 1946 en 1952 en zorgde voor het huidige uiterlijk van de stad, waarvan vooral de opgeknapte koloniale gebouwen veel aandacht trekken.

De Plaza de Armas is een schaduwrijk plein met veel bomen en een grote gebeeldhouwde fontein in het midden met vier omvangrijke vrouwenfiguren. Aan het plein staat de neoklassieke kathedraal die is gebouwd in 1844. Hij werd ontworpen door de Franse architect Juan de Herbage. Direct naast de kathedraal bevindt zich het Museo de Arte Religioso, dat een grote collectie bevat van religieuze voorwerpen uit de 17de, 18de en 19de eeuw. Een andere blikvanger, aan dezelfde kant van het plein, is het prachtige stadhuis annex gerechtshof met hagelwitte muren en roodgeschilderde houtwerk.

Een groot deel van de binnenstad is ingericht als voetgangersgebied en geeft zodoende een zekere allure aan het winkelhart, zeker daar waar fraaie koloniale herenhuizen staan, zoals Casa Chadwick aan Prat 446 en Casa Herreros aan Matta 347.

Nog twee musea die een bezoek waard zijn, zijn het Museo Arqueológico en het Museo Mineralógico. Het eerste bevindt zich aan het eind van de winkelstraat Cordovez. In het museum tref je vooral interessante collecties uit de cultuur El Molle en de cultuur van de Diaguita’s. Ook staat er een originele moai, afkomstig van Paaseiland.

Het mijnbouwmuseum ligt wat verder uit het centrum. Daar vind je veelkleurige collecties mineralen, voor een groot deel afkomstig uit de regio, maar soms ook uit andere delen van de wereld.

Museo de Arte Religioso. Openingstijden: ma.–za. 10–13 en 16–20; zo. 10–13 uur. Adres: Calle Los Carrera, naast de kathedraal.

Museo Arqueológico. Openingstijden: ma.–vr. 9.30–17.50; za. 10–13 en 16–19; zo./feestd. 10–13 uur. Adres: hoek Cordovez en Cienfuegos. Entree: C$ 600, kinderen C$ 300.

Museo Mineralógico. Openingstijden: mrt.–dec. ma.–vr. 8.30–12.30 uur. Adres: Benavente 980. Entree: C$ 500.

p147

La Serena

In La Serena kun je een van de handwerksmarkten bezoeken, waarvan de stad er vele rijk is. De bekendste daarvan is La Recova, een markt die geheel is opgetrokken in neokoloniale stijl. Binnen de markt bevinden zich restaurants en zowel kramen met kunst en ambacht als met regionale producten.

Verder staan er meer dan dertig kerken in La Serena, waarvan een van de mooiste de Iglesia San Francisco is. Het was de eerste kerk die in steen werd opgetrokken. In de 16de eeuw werd begonnen met de bouw en in 1627 was de kerk voltooid.

Op een hete middag kan het een verademing zijn om een bezoek te brengen aan het Parque Japonés, een park aan de westkant van het centrum dat vooral tot stand is gekomen door een groot aantal bijdragen van Japanse ondernemingen, ter ere van het 450-jarig bestaan van de stad. De Japanse signatuur is duidelijk zichtbaar in de bruggetjesen pagoden, de waterlelies in de vijver en de zwartnekzwanen. Jammer alleen dat er een drukke verkeersweg langs loopt, waardoor de mogelijke rust verstoord wordt door geluiden van voorbijrazend verkeer.

Een mooi uitzicht over de stad heb je vanaf Cerro Santa Lucía, waar het regiment van de infanterie staat en waar je tevens de Galería Histórica van het regiment kunt bezoeken.

Parque Japonés. Openingstijden: ma.–zo. 10–18 uur. Entree: C$ 600, kinderen C$ 300.

Galería Histórica. Openingstijden: ma.–zo. 9–18 uur. Entree: gratis.

Via de Avenida del Mar kom je vanuit de stad bij de grote brede stranden die La Serena zo kenmerken. Daar bevinden zich de grote hotels en toeristische complexen die zich jaarlijks vullen met vele duizenden toeristen uit binnen- en buitenland. De stranden zijn hier veel breder en aantrekkelijker dan op de meeste andere plaatsen in Chili. In de zomermaanden bewegen zich dan ook grote stromen auto’s naar dit deel van de kust.

De panorama’s van Coquimbo

Coquimbo werd in 1864 nog alleen als haven erkend die diensten verrichtte ten behoeve van het nabijgelegen La Serena, maar binnen een paar jaar groeide het zelf uit tot een echte stad, waarvoor het in 1879 stadsrechten verwierf. Het is nu de hoofdstad van de provincie Elqui en heeft ongeveer evenveel inwoners als de stad La Serena, waar het aan de noordkant ongeveer tegenaan ligt.

De ligging van de stad is schitterend, gedrapeerd over de heuvels van het schiereiland Guayacán, waardoor de gehele stad een eind in zee uitsteekt. Boven op een heuvel troont een groot kruis van 83 m hoog, dat al van verre te zien is.

De stad heeft haar levendigheid nog steeds te danken aan haar havenactiviteiten, want de haven is een van de belangrijkste van Chili voor de export van koper. Daardoor vormt Coquimbo ook het eindpunt van een groot aantal spoorlijnen, die van ver in het binnenland naar de kust lopen voor het vervoer van mineralen vanuit de mijnen.

Evenals in vele andere Chileense steden vormt de Plaza de Armas het middelpunt van de stad. Aan de noordkant van het plein staan een paar prachtige huizen die hun weelde aan houtsnijwerk te danken hebben aan de voorspoed tijdens het hoogtepunt van de koperwinning. Een aantal straten verder naar het noorden bevindt zich de levendige vismarkt.

Aan de zuidkant van het schiereiland is een zandstrand, waarvan de aantrekkelijkheid alleen ontsierd wordt door de nabijheid van de enorme haven.

Interessant is de kerk van Guayacán die daar vlakbij staat: hij is ontworpen door Gustave Eiffel, wat herkenbaar is aan de stalen constructie.

Het leukste van Coquimbo vormen misschien wel de vele uitkijkpunten, vanwaar je een mooi uitzicht hebt over de haven en de baai.

Valle de Elqui, het vruchtbare dal

De toeristische populariteit van La Serena is niet alleen te danken aan de aantrekkelijkheid van de stad zelf, maar tevens aan het feit dat deze een goede uitvalsbasis vormt voor een bezoek aan de schitterende Valle de Elqui. De extreem heldere hemel boven deze vallei heeft in de afgelopen jaren vele sterrenkundigen uit de hele wereld aangetrokken en gezorgd voor de bouw van een groot aantal sterrenwachten (observatorios), waarvan er enkele openstaan voor toeristen. Die helderheid heeft ook vele mythen losgemaakt over veronderstelde ufo’s en hun buitenaardse bemanning die hier met regelmaat gesignaleerd zouden worden. En dat heeft op zijn beurt een aantrekking op mensen die zich met metafysische elementen en esoterische activiteiten bezighouden, zoals astrologen, bestudeerders van oosterse boeken zoals de I Ching en sterrenwichelaars.

Een andere schoonheid van dit dal wordt gevormd door de uitgestrekte landbouwgronden, wonderwel geïrrigeerd en groen te midden van een kaal en bruin woestijngebergte. Hier worden veel producten verbouwd zoals avocado’s, papaya’s, maïs en ook druiven. Groot gevaar voor de gewassen vormen alleen de sterke dalwinden die vanuit zeediep het binnenland in waaien. Om die reden zijn door het hele dal heen grote netten opgehangen die de gewassen moeten beschermen. Soms geeft dit een storende aanblik van aangetaste natuur, andere keren vormen ze voor het oog een soort zilverachtige strepen die de landerijen laten ogen als rijstvelden op Bali.

Het stuwmeer Puclaro

De watervoorziening komt uit een groot stuwmeer, genaamd Puclaro. Dit meer ligt ongeveer 40 km ten oosten van La Serena op 432 m boven zeeniveau. Voor de aanleg in 1999 moest een heel dorp, Gualliguaica, worden verplaatst. Dit dorp is geheel nieuw opgebouwd aan de overzijde van het meer, gezien vanaf de weg die van La Serena langs het meer naar Vicuña loopt.

Je kunt over de dam lopen met uitzicht naar de ene kant over het meer, naar de andere kant over de droge vallei daarachter. Het meer vormt vanwege de eerder genoemde zware wind die door dit dal waait een uitstekende plek voor wind- en kitesurfers en wordt als zodanig vermeld op vele kitewebsites in binnen- en buitenland. Het beste deel van de dag, wanneer er de meeste wind staat, is zo tussen half 12 ’s morgens en 4 uur ’s middags.

Vicuña, Geboortestad van Gabriela mistral

Op een afstand van 62 km van La Serena en op een hoogte van 620 m bevindt zich de belangrijkste plaats van het dal, Vicuña. Er wonen ongeveer 25.000 inwoners en het geniet vooral bekendheid doordat het de geboortestad is van Gabriela Mistral, dichteres en winnares van de Nobelprijs voor Literatuur in 1945. Dat de stad trots is op haar vroegere illustere inwoonster, blijkt uit de vele symbolen en beelden die naar haar verwijzen. Zo bevat alleen al het centrale Plaza de Armas een groot aantal beelden en motieven die door haar geïnspireerd zijn.

Aan de Plaza bevindt zich de opvallende Torre Bauer, een toren die in 1905 in het Duitse Ulm werd gefabriceerd in opdracht van de toenmalige burgemeester van Vicuña, Adolfo Bauer. Onder in de toren zit een bureau voor toerisme, in een zaal ernaast zetelt het stadsbestuur. Daar kun je ook portretten bewonderen van beroemde personen uit de regio.

Uiteraard is het geboortehuis van Gabriela Mistral een belangrijke trekpleister, vooral ook omdat naast dit huis een museum is gebouwd dat geheel aan haar gewijd is. Het huis is een reconstructie van het oorspronkelijke, aangezien dit laatste al in 1925 in elkaar gestort was vanwege de slechte conditie waarin het verkeerde. Wel komt de reconstructie qua vorm en afmetingen geheel met het oorspronkelijke huis overeen.

Het museum ernaast werd gebouwd in 1971 en is uit steen en glas opgetrokken. Vele wanden en vitrines bevatten foto’s, flarden van gedichten en andere herinneringen aan de dichteres, die zelf in 1957 overleed. De verschillende uitstallingen volgen haar levensverhaal en getuigen onder meer van de consulaten die zij over de hele wereld bekleed heeft.

Museo Gabriela Mistral. Openingstijden: elke dag van de week (beh. 1 jan., 1 mei en 25 dec.), maar wisselende openingstijden per seizoen. Entree: C$ 600, kinderen C$ 300.

Gabriela Mistral:

een leven vol successen, tragedies en mysteries

Gabriela Mistral werd in 1889 met de naam Lucila Godoy Alcayaga geboren in Vicuña. Zoals te zien is aan het gereconstrueerde huis dat je kunt bezoeken, was ze van heel eenvoudige komaf. Haar vader liet het gezin in de steek toen ze zelf pas drie was, en tijdens haar lagere schooltijd werd ze onderwezen door haar grote voorbeeld, haar oudere zuster Emelina Molina. Toen ze zelf 14 jaar oud was, ging ze al als onderwijsassistente werken om haar alleenstaande moeder bij te kunnen springen. Aangezien het schrijven van proza en poëzie haar grote hobby was, leverde ze af en toe een bijdrage met haar verhalen aan het dagblad El Coquimbo van La Serena en naderhand aan het dagblad La Voz de Elqui.

In 1906 ontmoette ze de spoorwegarbeider Romeo Ureta, met wie ze een hartstochtelijke verhouding had totdat hij in 1909 zelfmoord pleegde. Deze tragedie heeft een zware invloed gehad op haar literaire werk, waarin de thema’s van liefde en dood steeds sterker naar voren kwamen. Andere thema’s waren moederliefde, de natuur, verdriet en herstel.

Tussen 1906 en 1921 werkte ze op schooltjes in de omgeving van Valle de Elqui. In haar vrije tijd wijdde ze zich steeds meer aan de literatuur, wat ertoe leidde dat ze in 1914 een belangrijke Chileense literaire prijs won met haar gedichtenbundel Sonetos de la Muerte. Ze nam het pseudoniem aan van Gabriela Mistral (naar haar favoriete schrijvers: de Italiaan Gabriele d’Annunzio en de Fransman Frédéric Mistral) en werd onder die naam steeds bekender in Chili.

Vanaf 1922 maakte ze veel buitenlandse reizen, onder meer naar Mexico, Frankrijk en Italië, waar ze vele jaren culturele werkzaamheden verrichtte. Na die periode werd ze in 1932 benoemd tot Chileens consul en verbleef ze in die hoedanigheid in een groot aantal Europese en Latijns-Amerikaanse landen, en zelfs in de Verenigde Staten. Een nieuwe tragedie voltrok zich in 1934, toen haar veronderstelde neefje Juan Miguel (zij noemde hem Yin Yin), die haar op veel reizen vergezelde, op 17-jarige leeftijd zelfmoord pleegde. Deze gebeurtenis greep haar enorm aan, wat leidde tot de speculatie dat de jongen haar eigen zoon was. Haar latere Amerikaanse secretaresse zou dit bevestigd hebben, vlak voordat zij stierf.

In 1945 ontving zij de Nobelprijs voor Literatuur uit handen van de Zweedse koning, in 1947 gevolgd door een eredoctoraat aan het Mills College in Oakland, California. Hierna vertrok ze naar New York om daar een vrij teruggetrokken bestaan te leiden, hoewel ze nog steeds literaire producties afleverde. Ze stierf daar in 1957 aan alvleesklierkanker. Haar graf bevindt zich nu op een kleine heuvel in Montegrande, vlak bij het schooltje waar ze jarenlang gewerkt heeft.

Volgens de speculaties na haar dood had Gabriela een gepassioneerd liefdes- en seksleven. Een film over haar leven van Yuri Labarca in 2001 suggereert dat Mistral een lesbische relatie gehad zou hebben met haar Amerikaanse secretaresse, Doris Dana. Dit idee werd echter met afschuw verworpen door vele van haar bewonderaars in Chili. Hun beeld van de schrijfster mocht absoluut niet bezoedeld worden… Titels van door haar uitgebrachte werken: Desolación (1922), Ternura (1924), Tala (1938) en Lagar (1954). Helaas zijn deze werken nooit in het Nederlands vertaald, uitgezonderd enkele losse gedichten die vertaald zijn om in bloemlezingen te worden opgenomen.

Observatorio Mamalluca, populaire sterrenwacht

In de nabijheid van Vicuña, 9 km ten noordoosten van het stadje, bevindt zich een sterrenwacht die speciaal door de gemeente is ingericht voor het ontvangen van toeristen, Mamalluca. Hoewel in het gebied een groot aantal sterrenwachten is gebouwd, kun je deze dikwijls niet bezoeken.

Om toch een idee te krijgen van hoe zo’n sterrenwacht functioneert en om dit ook eens zelf te ervaren, is een bezoek aan Mamalluca een heel redelijke optie. Houd er wel rekening mee dat de maanstand een belangrijke invloed heeft op de hoeveelheid sterren die er zichtbaar zal zijn. Geen maan betekent een heldere blik op de sterren, hoe voller de maan, hoe minder sterren er zichtbaar zullen zijn.

Een rondleiding bevat allereerst een uitgebreide inleiding met fotobeelden over het heelal met de sterren en planeten. Daarna volgt een korte rondleiding door de sterrenwacht zelf, met als hoogtepunt het bekijken van verschillende sterrenstelsels door een van de telescopen op het dakterras. Uiteraard vinden de rondleidingen pas ’s avonds plaats, vanaf een uur of negen, soms doorlopend tot ver na middernacht.

Observatorio Municipal Cerro Mamalluca. Vooraf melden op adres Gabriela Mistral 260 in Vicuña, of via tel. (51) 411352, of via e-mail: observatorio@mamalluca.org. Zie ook: www.mamalluca.org. Entree: C$ 3500, kinderen C$ 1500 (incl. bus vanuit Vicuña. Met eigen vervoer goedkoper).

Astronomische observatieposten

Rond La Serena en ook verder naar het noorden is een groot aantal astronomische observatieposten te vinden. De toegang tot de meeste daarvan is voorbehouden aan wetenschappers.

De belangrijkste zijn:

Cerro Tololo. Deze post behoort toe aan Aura, een consortium van Noord- en Zuid-Amerikaanse universiteiten. Hij bevindt zich ten zuiden van Vicuña, is vanaf Mamalluca zichtbaar. Beschikt over zes telescopen, waarvan een met een diagram van 4 meter, die van 1976 tot 1998 gold als de grootste van het zuidelijk halfrond. Geïnaugureerd in 1967. Tel. 5651205200.

Proyecto Gémini. Geïnaugureerd in 2002. Bevindt zich vlak bij Tolo, op de Cerro Pachón. Product van een internationaal project, waar ook Chili voor 5 procent in deelneemt. Beschikt over een telescoop van 8 meter, lijkend op die van Paranal.

La Silla. Bevindt zich tussen La Serena en Vallenar. Opgericht door ESO, een verbond van tien Europese landen, waaronder Nederland en België. Beschikt over twee telescopen van 3,6 meter. Een nieuwe telescoop op de top van de berg, Suizo, wordt gebruikt voor de ontdekking van verschillende planeten buiten ons zonnestelsel. Tel. 5624633101.

Carnegie-instuut. Bevindt zich vlak bij La Silla. Opgezet door de VS, met deelname van Canada en Polen. Heeft zes telescopen. Op de daarnaast gelegen berg Manqui staan de telescopen Magallanes I en II, elk met spiegels van 6,5 meter.

Paranal. Staat 800 km noordelijker, dicht bij Antofagasta. Is het grootste en modernste astronomisch centrum ter wereld. Opgezet door ESO (Europese landen). Beschikt over vier telescopen van 8,2 meter. Door de beelden hiervan te combineren met die van drie mobiele telescopen van elk 1,8 meter is het mogelijk om voorwerpen van 2 meter op het maanoppervlak te onderscheiden. Tel. 5655435335.

Verderop in de Valle de Elqui

Verschillende dorpjes voorbij Vicuña zijn een bezoekje waard en dat maakt het leuk om deze vallei nog wat verder in te rijden. Monte Grande bijvoorbeeld is een dorp dat 9 km verder naar het oosten ligt, en waar het schooltje staat waar Gabriela Mistral een groot deel van haar leven heeft gewoond en gewerkt. Haar tombe staat aan de rand van het dorp.

Wie verknocht is aan esoterie kan terecht in de Galerie voor Zenkunst.

Ga je nog verder het dal in, dan kom je na enkele kilometers bij het dorp Pisco Elqui.

Daar staat de Solar de Pisco Elqui, de oudste Chileense piscofabriek, waar het beroemde merk Tres Erres wordt geproduceerd. Je kunt je hier rond laten leiden door een gids, die het proces van de piscobereiding toelicht. De tour wordt doorgaans afgesloten met het proeven van verschillende soorten pisco. Een aankoop door de deelnemers wordt wel verwacht.

Casa Escuela y Correo Gabriela Mistral. Openingstijden: dec.–febr. di.– zo. 10–13 en 15–19; mrt.–dec. di.–zo. 10–13 en 15–18 uur. Entree: C$ 300, kinderen C$ 150.

Destillería Pisco Tres Erres. Openingstijden: di.–zo. 10.30–17 uur. Entree: C$ 2000.

Reserva Nacional Pingüino de Humboldt

Met haar ligging op de grens tussen regio III en IV is Reserva Nacional Pingüino de Humboldt zowel vanuit La Serena ten zuiden als vanuit Vallenar ten noorden goed te bereiken. De afslag vanaf de Panamericano staat ook duidelijk genoeg aangegeven met de aanduidingen ‘Choros’ en ‘Punta Choros’. Deze afslag is nog redelijk verhard en leidt door een met harde grassen begroeid landschap, waar je met enig geluk kudden wilde guanaco’s kunt ontwaren. Het gebied is niet helemaal verlaten, want onderweg passeer je een camping (El Oasis) waar je ook huisjes kunt huren.

De weg naar Choros is 21 km, die naar Punta Choros aan de kust 42 km. Punta Choros is een bescheiden vissersdorpje, waar het grootste deel van het jaar slechts 150 gezinnen wonen, aangroeiend in de zomermaanden tot 300. In Punta Choros is er volop mogelijkheid om bij de vissers daar een uitstapje per boot rond de eilanden te regelen. Om de kosten te drukken is het wel soms raadzaam om een paar andere toeristen af te wachten en de kosten te delen. Ten slotte betaal je meestal per boot en gids, niet per persoon.

Huur van boot met gids voor enkele uren rond C$ 15.000.

De belangrijkste eilanden voor deze kust zijn Isla Damas, Isla Choros en het noordelijker gelegen Isla Chañaral. Isla Damas is het enige eiland waar je van boord mag gaan, en waar het zelfs mogelijk is om te kamperen, zij het onder strikte voorwaarden van CONAF. Je moet dat van tevoren aanvragen, en er is slechts een klein deel van het eiland waar kamperen is toegestaan, om vooral de uitbundige vogelfauna niet te veel te storen. Er zijn twee prachtige witte zandstrandjes, La Poza en Las Tijeras, die een verblijf van een paar dagen op dit eiland onvergetelijk kunnen maken.

Isla Choros ligt iets verder van de kust en is veel rotsachtiger en daardoor moeilijker te betreden. Dit eiland is voorbehouden aan wetenschappers die er de natuur bestuderen, maar verboden terrein voor toeristen. Wel is een boottocht rond dit eiland een bijzondere ervaring, want aan de achterkant bevinden zich grote koloniën Humboldtpinguïns ( p. 245). Rond het eiland zwemmen een aantal grote populaties dolfijnen, zogenaamde flessenneusdolfijnen. Een unieke ervaring om die te zien, want er schijnen slechts enkele koloniën van dit soort dolfijnen op de wereld te bestaan. Ga wel ’s morgens, dan is de kans het grootst dat je ze ziet.

Ook naar Isla Chañaral kun je varen, maar dit eiland is gemakkelijker bereikbaar vanuit Caleta Chañaral, een vissersplaats die verder naar het noorden ligt. Bedenk wel dat je ook hier niet van boord mag, het eiland staat onder bescherming van CONAF.

Illapel en Los Vilos, prettig vissersdorp

Op 300 km ten zuiden van La Serena ligt Illapel, de hoofdstad van de provincie Choapa. In het stadje zelf is weinig te beleven. Op een afstand van ongeveer 15 km in noordoostelijke richting bevindt zich de Reserva Nacional de las Chinchillas, onder beheer van CONAF. Dit bestaat uit een bosachtig gebied waar chinchilla’s leven. Ook is het daar mogelijk om door middel van een ‘nocturama’ (een constructie met spiegels) de nachtelijke gewoonten van chinchilla’s te bestuderen.

De vissersplaats Los Vilos is aantrekkelijker dan Illapel. Het ligt halverwege de route tussen Santiago en La Serena en vormt daarmee een prettige tussenstop voor degenen die dit traject afleggen. Aan het strand bevinden zich de markt met verse vis en een groot aantal restaurantjes die de lekkerste visgerechten aanbieden. Het strand zelf is vrij breed en biedt ondanks een aantal rotsen in zee ook zwemgelegenheid.

Punta de Lobos is een geweldige attractie. Op een rotspartij in zee, die lopend vanaf de kust is te bereiken, leeft een kolonie van zo’n 1400 zeeleeuwen.

Ovalle, de parel van Limarí

Ovalle is de hoofdstad van de provincie Limarí en is met haar bevolking van ongeveer 66.000 voor de regio een behoorlijk grote stad. Officieel werd de stad gesticht in 1831 en de ‘parel van Limarí’ genoemd. Dit vanwege haar prachtige ligging in een vallei en het klimaat dat zo geschikt is voor de aanleg van wijngaarden ten behoeve van de pisco. De stad en omgeving leveren veel landbouwproducten aan het noorden. De markt is daar dan ook heel belangrijk. Desondanks wordt Ovalle door toeristen vaker bezocht als uitvalsbasis voor een aantal attracties in de omgeving dan voor het bezichtigen van de stad zelf.

Het Museo del Limarí heeft unieke stukken uit de Molle- en Diaguitas-cultuur en is daarmee zeker waard om bezocht te worden.

Museo del Limarí. Geopend: ma.–vr. 9–18; za.–zo./feestdagen 10–13 uur. Entree: C$ 600, kinderen C$ 300. Op zo. en feestd. gratis.

Rondom Ovalle

Er zijn verschillende tochten die je vanuit Ovalle kunt ondernemen. Eén daarvan voert naar het Natuurmonument Pichasca, ten noordoosten van de stad. Voor twee andere die respectievelijk naar Valle del Encanto en naar Parque Nacional Bosque de Fray Jorge leiden, verlaat je de stad aan de westkant.

Natuurmonument Pichasca, een blik in de prehistorie

Pichasca omvat een belangrijke archeologische en paleontologische zone aan de oevers van de Río Hurtado. In het kleine dorpje San Pedro, ongeveer 50 km ten noordoosten van Ovalle, bevindt zich een centrum voor informatie over de omgeving van CONAF, waar je informatie kunt krijgen over de flora en fauna van de regio, maar ook over de vondst van prehistorische dieren en van oude menselijke nederzettingen. Daar vlakbij is het Bosque Petrificado, waar je versteendeboomstammen aantreft en ook versteende botten van verschillende prehistorische dieren. Ook kun je daar de replica op ware grootte (5 m hoog) van een dinosaurus bekijken die meer dan 70.000 jaar geleden in dit dal rondwaarde. Verder is er een overhangende rotswand van 80 m lang en 8 m diep, waar een pop uitbeeldt hoe de mensen zich gedroegen die hier 10.000 jaar geleden leefden. Er is een picknickzone bij en er is ook mogelijkheid tot kamperen of het huren van een huisje in de buurt.

BOSQUE PETRIFICADO. Openingstijden: jan.–febr. 9–18; rest van het jaar 9–17 uur. Entree: C$ 1500, kinderen C$ 600.

Valle del Encanto, het dal van de petrogliefen

Via een zandweg van 5 km lang naar het zuidwesten kom je bij de ingang van het Nationaal Monument Valle del Encanto. Het landschap is droog en rotsachtig en er staan enkele bomen. Dit gebied werd in 1972 tot Nationaal Monument verklaard vanwege het grote aantal archeologische vondsten dat hier is gedaan. Er zijn resten gevonden van groepen jagers die hier 2000 v.Chr. leefden, maar het boeiendste daarvan zijn toch de meer dan 30 petrogliefen, die worden toegeschreven aan de Cultuur El Molle van 700 n.Chr. Het is raadzaam om deze locatie tussen 12 en 14 uur te bezoeken, wanneer de tekeningen vanwege het ontbreken van schaduw het best te onderscheiden zijn. Ook is het mogelijk om hier in de buurt een tentje op te zetten, zolang je je maar aan de aanwijzingen van de parkwachters houdt.

Valle del Encanto. Openingstijden van het park: ma.–zo. 8–16.30 uur. Entree: C$ 300, kinderen C$ 100.

Parque Nacional Bosque de Fray Jorge, hobbelpaden en nevelwouden

Het Parque Nacional Bosque de Fray Jorge is een bosgebied met een oppervlakte van bijna tienduizend hectare, dat grenst aan de kust. Het beste seizoen om dit natuurpark te bezoeken is van eind oktober tot november, wanneer er veel gewassen in bloei staan. Vanwege een hoge condensatie van de mist die uit zee optrekt is er sprake van nevelwouden, die je doorgaans alleen in het zuiden van Chili aantreft. Om het park te bereiken zul je wel eerst 28 km over een hobbelig zandpad moeten rijden, door een droog landschap dat alleen afgewisseld wordt door kleine landbouwdorpjes en kudden geiten. Bovendien is de weg bochtig en soms steil. Aan het eind van dit pad bereik je een controlepost van CONAF, waar je een gedetailleerde uitleg krijgt van hoe je moet rijden. De weg gaat dan 8 km omhoog, gevolgd door een schitterend pad door het bos. Zorg wel dat je warme kleding bij je hebt, want het kan er fris zijn.

Het park is genoemd naar Fray Jorge (broeder Jorge), die dit gebied in 1627 ontdekte en die hout uit dit bos gebruikte voor de bouw van de kerk San Francisco in La Serena. Er zijn nog heel veel boomsoorten te vinden die vanaf prehistorische tijden overleven dankzij de hoge condensatie, die de bomen vochtig houdt.

Parque Nacional Bosque de Fray Jorge. Openingstijden: jan.–febr. ma.–zo. 9–17; rest van het jaar ma.–zo. 9–16 uur. Geen huisdieren toegestaan. Entree: C$ 1600, kinderen C$ 600.

p160

Norte Grande
Klik op een van de volgende deelkaarten voor een vergroting: Boven, Onder.