|
|
Meren en vulkanen |
9 |
|
Voorbij de Río Bío Bío begint een landschap dat Europeanen bekend voorkomt; dichtbegroeide bergen met de toppen in de sneeuw, uitgestrekte meren en veel verwijzingen naar de Duitse achtergrond van de bewoners. Het Holsteiner vee en de gerechten op de spijskaart passen helemaal in het plaatje. ‘Chileens Zwitserland’ noemen ze het hier. Bij nadere beschouwing blijkt dat toch ook weer een beetje overdreven, want zowel de vegetatie, als de historische en culturele achtergrond van het gebied is uniek.
Dit was eeuwenlang Mapuche-land, waar blanken zich maar beter niet konden vertonen. De eerste nederzetting, in 1552 gesticht door Pedro de Valdivia zelf, was La Ciudad Imperial (het huidige Carahue). Daar konden de Spanjaarden een halve eeuw standhouden, en in betrekkelijke rust de nederzetting uitbouwen. In 1599 verdreven de Mapuches onder leiding van hoofdman Pelantaro de Spanjaarden tot boven de Bío Bío.
Pas in de tweede helft van de 19de eeuw kwam de kolonisatie van het zuiden goed op gang, vooral nadat de Mapuches hun eigen thuislanden toegewezen hadden gekregen. In 1846 al kwamen de eerste Duitse immigranten naar dit deel van het land. Ze vestigden zich onder meer in Valdivia en Puerto Montt.
De kolonisatie veranderde het landschap compleet. Op veel plekken is oorspronkelijke vegetatie verdwenen om plaats te maken voor weidevelden en akkers, en snelgroeiende boomsoorten als dennen, sparren en eucalyptus. Pas de laatste jaren is het beleid om de inheemse soorten terug te brengen.
In dit deel van Chili ligt een aantal schitterende natuurgebieden, zoals het nationaal park Conguillío, Lago Villarrica met de gelijknamige vulkaan, het gebied van de Zeven Meren en de omgeving van de vulkaan Osorno. Steden als het bruisende Temuco en historische plaatsen als Valdivia en Puerto Varas zijn zeker een bezoek waard.
Meren en vulkanen
Klik op een van de volgende deelkaarten voor een vergroting:
Boven, Onder.
Temuco, dynamisch centrum van het Zuiden
Temuco, hoofdstad van de IXde Regio La Araucanía, is de grootste stad in Zuid-Chili, met inmiddels 230.000 inwoners. Er is geen stad in het land die zo snel groeit. En dat is in het straatbeeld en aan de nieuwbouwwijken goed te zien. In het hart van de stad, met name de straten Prat, Bulnes, Montt en Varas, is het een drukte van belang met winkelend publiek, filerijdende auto’s en heel veel handel.
Temuco is een vrij jonge stad, gesticht in 1881, toen het Chileense leger definitief controle over de Centrale Vallei had gekregen en bij de rivieren forten ging bouwen. Zo ook bij Temuco. De nederzetting groeide dankzij de komst van Spanjaarden, Duitsers, Zwitsers, Fransen en Engelsen snel uit tot een regionale hoofdstad. In 1893 kreeg het een station aan het spoor naar Santiago en kwamen er bruggen over de Río Cautín en Río Toltén.
Een kijkje in het centrum
De stad ligt op de plek waar de Río Cautín zich tussen de Cerro Ñielol en de Cerro Conun Huenu heeft gewerkt. De diagonaal Avenida Caupolicán is de grote verkeersader, die parallel loopt aan de rivier.
Plaza Aníbal Pinto is onmiskenbaar het grote plein, heerlijk schaduwrijk door de vele bomen. Een groots bronzen monument, La Araucanía, is een ode aan de dappere Mapuches in hun strijd tegen de Spaanse conquistadores, of andersom; het is maar hoe je het bekijkt.
Niet ver van het centrale plein vind je de Mercado Municipal. De grote markt, die zich over meerdere blokken uitspreidt, is een feest voor de neus en het oog. Van heinde en verre worden dagelijks verse groenten, kruiden, vlees, vis en fruit aangevoerd. Verder kun je er stoffen, lederwaren, souvenirs, kunst en allerhande gebruiksartikelen kopen. Rond het centrale deel van de markt met een sprankelende fontein kun je verse vis en schaaldieren eten.
Mercado
Municipal, Calle Portales en Aldunate, geopend dagelijks 8–19 en op
zo. van 9–16 uur.
Loop vervolgens oostwaarts vanaf de grote markt en je waant je in een andere stad; rustige straten, gemoedelijke huizen met tuintjes. Na vier blokken sta je tegenover het station. De verbinding Santiago-Temuco is een van de weinige nog functionerende trajecten voor personenvervoer in Chili.
Oude locomotieven, fraai geconserveerde wagons en allerlei verwijzingen naar de tijd van de stoomtrein. Het Museo Nacional Ferroviario Pablo Neruda, zes blokken ten noorden van het huidige station, is niet alleen voor liefhebbers van treinen en de spoorwegen een interessante bezienswaardigheid. De werkplaatsen van het oude treinstation van Temuco brengen je in het tijdperk van de Industriële Revolutie in Chili, toen de natie zelfbewust werkte aan de economische ontwikkeling. Veertien oude locomotieven zijn er te bezichtigen, die allemaal dienst hebben gedaan op het traject Santiago-Temuco-Puerto Montt, waaronder de Coche Presidencial, waarin de president zich verplaatste tijdens officiële bezoeken. Het koetswerk komt uit Duitsland; de wagon is in gebruik geweest tot 1992!
Museo
Nacional Ferroviario Pablo Neruda, Avenida Barros Arana 565, tussen
Calle Bascuñan en Calle Valparaíso. Geopend dagelijks 9–18 uur.
Entree: C$ 1000, kinderen C$ 500.
Kleurrijke markt
In de straten tegenover het station vind je de inheemse markt: de Feria Libre Pinto. Afstammelingen van de Mapuches, de vrouwen in fraaie traditionele kleding, verkopen er hun zelfgemaakte streekpro-ducten als honing, kaas, borduursels en tassen. Zeer kleurrijk is het deel van de markt voor groenten en fruit. Ook dit is een aanbevolen plek om de traditionele gerechten te proeven.
Feria Libre
Pinto, Avenida Pinto, tussen Calle Barros Arana en Avenida
Balmaceda. Dagelijks geopend 8.30–16 uur (in jan.–feb. een uur
langer open).
Plaza Teodoro Schmidt is een ander groot stadsplein, begroeid met eiken en lindebomen. Omdat het dichter bij het commerciële centrum ligt, is het er altijd gezellig druk. Straatverkopers brengen er hun sieraden, cd’s en T-shirts aan de man, muzikanten zorgen voor de nodige verstrooiing. De opvallende Anglicaanse Iglesia Santa Trinidad schermt het plein af van de drukke verkeersader Avenida Caupolicán. De kerk is een van de weinige oude bouwwerken die de aardbevingen van 1928 en 1960 hebben overleefd. Vandaar dat de omgeving op deze plek wordt gedomineerd door typische jaren ’60 wederopbouwarchitectuur.
Museo Regional de la Araucanía
De voornaamste bezienswaardigheid in Temuco is het Museo Regional de la Araucanía. Het museum bevindt zich in een statig pand en is aan het begin van de 19de eeuw gebouwd in opdracht van de Duitse immigrant Carlos Thiers. Het besteedt zowel aandacht aan de Duitse kolonisatie als aan de Mapuchecultuur. De collectie sieraden en gebruiksvoorwerpen van de Mapuche is de grootste in het land: er zijn prachtige halskettingen als de Trarilonco en de Prendedor Akuncha, armbanden en oorringen uitgestald. Een betere kans om deze zilveren kunstwerken te zien, krijg je hoogstwaarschijnlijk niet.
Museo
Regional de la Araucanía, Avenida Alemanía 84, geopend ma.– vr.
10–14 en 16–20, za. 11–14 uur. Entree: C$ 600.
De buurt waarin dit museum staat, aan de voet van de Cerro Ñielol, behoort tot de betere wijken van de stad, waar de bestuurders, notabelen en gefortuneerde kooplieden hun villa’s lieten bouwen. De berg zelf is tot natuurgebied verklaard en wordt beheerd door CONAF. Vanaf Calle Arturo Prat loopt een geasfalteerde weg naar boven, langs enorme bomen, waar je een fraai panorama krijgt van de stad. Op de berg staat La Patagua, een monument ter nagedachtenis aan de vrede tussen Mapuches en Chilenen, die uiteindelijk in 1881 is gesloten.
Cerro
Ñielol, geopend dagelijks 8.30–18; in de zomer tot 20 uur. Entree
voor buitenlanders: C$ 1000, kinderen halve prijs.
Skiën op de flanken van de vulkaan
Een van de drie meest bezochte natuurparken in heel Chili, en het best bezochte in het centrale deel van het land, is Parque Nacional Conguillío. Als je vanaf de RN5 in de richting van Curacautín rijdt, naar de noordelijke toegang tot het nationale park, tekent zich een indrukwekkend landschap van vulkanen aan de horizon af. Behalve de Tolhuaca (2780 m), zie je de Lonquimay (2890 m) en de Llaima (3125 m). Twee grote uitbarstingen in de 20ste eeuw hebben gezorgd voor een bizar landschap van gestold lava. Andere bergtoppen met eeuwige sneeuw, maar iets lager, vormen de Sierra Nevada.
Conguillío
Langs de weg maken de aankondigingsbordjes van pensions, campings en restaurants duidelijk waarom dit deel van Chili ‘Zwitserland in de Andes’ heet. Bruinwitte koeien op rollende heuvels, chalets, ruisende beken en vooral diepgroene berghellingen doen de rest.
Karakteristiek voor dit gebied zijn de paraplubomen, een araucaria-variant waarnaar het park is genoemd. In de taal van de inheemse bevolking betekent conguillío ‘water met veren’. De Chilenen spreken van paraguas, ‘ze stoppen het water’, paraplu dus. De talrijke kleine en grote meren, stromende beken en watervallen maken van het park een compleet natuurgebied.
Curacautín is de uitvalsbasis voor het nationaal park; een eenvoudig plaatsje, met alle nodige voorzieningen. Hiervandaan kun je nog twee andere natuurgebieden bezoeken. Even doorrijden in de richting van Lonquimay en je komt in het gehucht Malalcahuello aan de voet van de Lonquimay-vulkaan. Via een tunnel gaat de Camino Internacional, de internationale weg, verder naar de Argentijnse grens.
Het Reserva Natural Malalcahuello rond de Lonquimay-vulkaan is sinds een paar jaar een bescheiden skioord met een achttal pistes.
Via Victoría aan de RN5 kun je naar het Parque Nacional Tolhuaca. De weg is slecht en alleen geschikt voor 4wd auto’s. De wandeling naar de Río Malleco met waterval loont de moeite vanwege het spectaculaire uitzicht. Net buiten het nationaal park liggen de warmwaterbronnen van Tolhuaca.
Villarrica en Pucón, badplaatsen aan het meer
Ten zuidoosten van Temuco begint het merengebied met Lago Villarrica meteen als meest bezochte plek. Vooral bij jongeren zijn de plaatsen Villarrica en Pucón razend populair. Pucón is voor veel rugzaktoeristen op weg naar Patagonië een min of meer ‘verplichte’ stop. In de omgeving van het meer liggen meerdere natuurgebieden.
Verder naar het zuiden liggen Lago Calafquén, Lago Panguipulli en Lago Riñihue, die deel uitmaken van de Zeven Meren. Momenteel werkt de Chileense overheid aan het verbeteren van de infrastructuur in het hele merengebied, zodat een merenroute gereden kan worden.
Lago Villarrica
Pedro de Valdivia kwam in 1551 als eerste Europeaan bij het Lago Mallolafquén (tegenwoordig Lago Villarrica) aan. Hij was verrast door de schoonheid van het landschap: een uitgestrekt meer met stranden van grijs zand, diepgroene wouden daarboven, met als kroon daarop de besneeuwde vulkaan.
De Valdivia stichtte Villarrica op vrijwel dezelfde plek als het huidige stadje. In korte tijd werd het een belangrijk steunpunt in het zuiden; er kwamen veeboeren, goudzoekers en bestuurders. Lang hebben ze niet kunnen genieten van de fraaie omgeving, want vijftig jaar later joegen de Mapuches hen weg. Daarmee verloren de Spanjaarden de laatste nederzetting ten zuiden van de Bío Bío.
Na de laatste grote bijeenkomst van maar liefst 300 Mapucheleiders en vertegenwoordigers van de Chileense overheid kon de stad op 1 januari 1883 opnieuw worden gesticht. Al snel streken Europese en Chileense kolonisten neer in het gebied, dat in rap tempo werd ontgonnen. De Mapuches kregen gronden aan de voet van de vulkaan Villarrica en in de omgeving van het zuidelijker gelegen Lago Calafquén, maar zijn in de loop van de tijd verder de valleien in gedrongen.
Vanwege de natuurlijke setting was de plaats al vroeg in de 20ste eeuw populair bij vakantiegangers uit Santiago. Eerst kwamen ze met de koets, daarna met de trein en de bus. Het georganiseerde toerisme in deze regio dateert van 1924. Met de verbetering van de verbindingen met vooral Loncoche aan de RN5 en de spoorlijn Temuco-Puerto Montt, breidde de toeristische infrastructuur zich uit.
Als je nu van Villarrica langs de zuidelijke oever van het meer naar Pucón reist, vind je links en rechts van de weg een aaneenschakeling van horeca, vakantieparken en recreatiegebieden.
Het stadje Villarrica (27.000 inw.) is niet bijster interessant. De kustlijn is hier niet zo aantrekkelijk als in Pucón met z’n brede stranden. De Avenida Pedro de Valdivia is de doorgaande weg met de meeste commerciële activiteiten. Bijna tegen het eind, richting Pucón, staan het gemeentehuis en de Muestra Cultural Mapuche. Mapuchekunstenaars demonstreren er hun werk; een goede plek om originele souvenirs te kopen. Ernaast staat het Museo Histórico y Archeológico met een fraaie collectie zilveren sieraden, traditionele kostuums en attributen die de Mapuches gebruiken bij ceremonies en rituelen. Verder is er een expositie van archeologische vondsten in het gebied.
Museo
Histórico y Archeológico, geopend ma.–za. 9–13 en 18–22; zo. 18–22
uur. Entree: C$ 100.
Om de hoek van het centrale plein, aan het water, staat het Museo Leandro Penchulef, een tweede museum dat eveneens een collectie bezit van Mapuchekunst en -tradities. Het is genoemd naar de grote
Mapuchehoofdman uit de 16de eeuw en er is een interessante expositie over de hedendaagse positie en de betekenis van de Mapuches in Chili.
Museo
Leandro Penchulef, Calle Bernardo O’Higgins, geopend ma.–vr.
9–12.30 en 15–18.30 uur. Entree: gratis. Als je je meldt, krijg je
een gids mee.
Lavavelden en ruisende watervallen
De noordelijke toegang tot nationaal park Conguillío bevindt zich 26 km zuidelijk van Curacautín, bij de Laguna Captrén. Een groot deel van de route is slechts verharde weg. Nadat je het boswachtershuisje en het bezoekerscentrum bent gepasseerd is de Laguna Captrén de eerste attractie. Dit meer is omgeven door gesloten bos en heeft een rijk vogelleven. Vanwege de vogels is het verboden in het meer te zwemmen en er op te varen. De stilte en de dode bomen in het meer zorgen voor een mystieke sfeer. De wandelroute van ruim 2 km lengte is gemakkelijk te lopen.
Bij het veel grotere Lago Conguillío is een strandje waar je bootjes kunt huren. Hier zijn tevens een post van CONAF en een camping gevestigd. Het meer ligt aan de voet van de Sierra Nevada. Hoog op de berghellingen zie je de auracaria’s staan met hun parapluvorm.
Vanaf Lago Conguillío zijn meerdere wandelingen te maken, ook door het bos heen, naar de Laguna Captrén. De route is 5 km lang en brengt je onder meer bij de Moeder-Araucaria, een boom van 2 m doorsnee.
Aan de oostkant van het meer loopt de 10 km lange Sendero Sierra Nevada met een fors stijgingspercentage hoog de bergen in. De vegetatie verandert naarmate je hoger komt. Als het stil is kun je hoog boven je een carpintero negro, rood- of zwartnekspecht, zien hakken in de bast van een boom. Het mannetje heeft een rode kop en hals, het vrouwtje is vrijwel helemaal zwart. Er zijn twee uitkijkpunten: het eerste na een wandeling van 20–30 minuten; het tweede na ongeveer een uur. Vooral het laatste biedt een magnifiek uitzicht op de Sierra Nevada, het meer en helemaal links de vulkaan Llaima.
Dan kruis je de eerste lavavlakte, met links en rechts grote brokken basaltsteen, die door de vulkaan zijn uitgebraakt. Een bizar schouwspel biedt Laguna Arco Iris, die door de lavastroom is afgedamd. Als een grillige zwarte muur rijst de gestolde lava voor je op. De Laguna Verde is als een oase te midden van het ruige natuurgeweld; een mooie plek om te picknicken en even rond te lopen. Vervolgens rijd je door de Valle de la Luna (Vallei van de Maan), een desolaat landschap van basaltbrokken en as. Tegen de flanken van de bergen zijn enkele overnachtingsplekken die een spectaculair uitzicht op de vulkaan bieden.
De laatste maar beslist niet de minste attractie is de waterval van Truful-Truful, ‘van bron naar bron’. Met donderend geweld gaat het water uit de Laguna Verde via een ondergrondse beek naar beneden, om als een kolkende rivier langs de rotsen verder te gaan. Een pad brengt je tot vlak bij de waterval, met in de bedding een bijzondere vegetatie.
De laatste jaren is Volcán Llaima weer actief. Op 1 januari 2008 was er een grote uitbarsting met lava, puin en as, waardoor naburige dorpen moesten worden geëvacueerd. Nieuwe uitbarstingen hebben sindsdien plaatsgevonden op 2 juli 2008 en 5 april 2009. Bij uitbarstingen is het nationaal park Conguillío vanzelfsprekend afgesloten.
Parque Nacional Conguillío. De beste tijd om het nationaal park
te bezoeken is in de lente en de zomer. Dan zijn de wegen goed te
berijden. Neem bij voorbaat een auto die niet te laag ligt, want
vooral de wegen langs de lavastromen hebben scherpe
brokken.
Pucón
De omgeving van Pucón is een echt vakantiegebied, met attracties voor alle leeftijden en interessen. Toch zijn het in de zomer vooral gezinnen en jongeren die er neerstrijken en zich laven aan het goede leven op het strand of op het water.
Eind 19de eeuw sloeg het Chileense leger z’n kampement op aan de oever van het Lago Villarrica, aan de oostkant van het huidige centrale plein. Ze moesten tegenwicht bieden aan de Argentijnse aanwezigheid in het grensgebied.
Met de georganiseerde vestiging van tientallen, voornamelijk Duitse families aan het begin van de 20ste eeuw kwam de kolonisatie op gang. Het toerisme kreeg een eerste grote impuls toen de staat het Gran Hotel Pucón liet bouwen. De gasten kwamen eerst naar Villarrica en gingen vervolgens met de boot over het meer naar Pucón. Nadat er in de jaren ’40 van de vorige eeuw een weg is aangelegd tussen de twee plaatsen behoort die romantische aankomst tot de verleden tijd.
In Pucón draait het vooral om consumeren en recreëren. De oriëntatiepunten zijn het plein, met het Gran Hotel en het drukbezochte casino, het Playa Grande en La Poza, de haven. De Avenida Bernardo O’Higgins is de verkeersas en flaneerboulevard. Vlak achter La Poza is er een particulier museum over de Mapuchecultuur, met een collectie sieraden, kleding, maskers, pijpen en muziekinstrumenten.
Museo
Mapuche de Pucón, Calle Caupolicán, geopend ma.–zo. 11–13 en 18–22
uur. Entree: C$ 1500.
Enerverender is een tochtje op de oude Duitse stoomboot Chucao. Na tientallen jaren trouwe dienst te hebben gedaan als veerboot, vaart hij nu voor de kust vanaf La Poza naar de stranden en bosrijke plekken aan de noordoever van het meer. De reiziger kan kiezen uit diverse arrangementen; alleen de overtocht, of met eten en een uitgebreid programma aan boord.
El Vapor
Chucao, excursies zo’n beetje om het uur vanaf 11 uur. De tocht
duurt 1,5 uur. Entree: C$ 6000, kinderen halve prijs. Je kunt ook
een deel van de tocht maken.
Parque Nacional Villarrica
Het spectaculairste uitstapje vanuit Pucón is de beklimming van de vulkaan Villarrica, de altijd rokende reus, die vrijwel vanuit elk gezichtspunt het natuurlijke decor vormt in dit gebied. De Volcán Villarrica (2847 m) maakt deel uit van een serie van drie vulkanen, waar verder de Quetrupillán (2360 m) en de Lanín (3747 m) bij horen. De eerste twee zijn te beklimmen en het gebied eromheen heeft wandeltochten van uiteenlopende duur en zwaarte.
Het hele gebied is vulkanisch uiterst actief, wat goed te zien is aan de Villarrica met z’n lavavelden en rokende krater. De Villarrica is in
de vorige eeuw wel zestien keer uitgebarsten, de laatste keer in 1984. In 1992 en 1996 vonden er slechts explosies in de kraterpijp en de mantel plaats, waardoor een deel van de krater instortte.
De Villarrica ligt in de sector Rucapillán, wat in het Mapuche ‘Huis van de Duivel’ betekent, en dat zegt genoeg. Het parkwachtersgebouw bij de ingang staat zo’n 7 km van Pucón. Een kilometer verderop kun je de Cuevas Volcánicas, de vulkanische grotten, en het bijbehorende museum bezoeken. Het is een vreemdsoortige tunnel die ongeveer twee miljoen jaar geleden ontstond uit een lavastroom, die aan de buitenkant afkoelde en binnenin bleef doorstromen. In het museum is een permanente expositie over geologie en vulkanisme.
Van daaruit is het 5 km via een goed begaanbare weg naar het skigebied. Daar staat een groot resort, dat tijdens het wintersportseizoen gonst van activiteit. Er zijn meerdere wandelroutes af te leggen, variërend van 8 tot 23 km lengte, die allemaal fantastische panorama’s bieden over het merengebied, de vulkanen en de valleien.
De klim naar de krater van de Villarrica duurt ongeveer 4 uur en voert door de lavavelden en de eeuwige sneeuw. De wandeltocht naar de krater van de Villarrica vindt altijd plaats onder begeleiding van deskundige gidsen van gecertificeerde reisbureaus, en met de nodige apparatuur (touw, houweel, beademingsapparatuur). Zorg in ieder geval zelf voor degelijke bergschoenen, voldoende drinken en bescherming tegen de zon en de wind. Een goed windjack is beslist geen overbodige luxe.
Voor de doorgewinterde bergwandelaars is er een trektocht onder de vulkaan Quetrupillán door, helemaal naar de Sector Puesco, zo’n 40 km oostwaarts.
Parque
Nacional Villarrica, geopend okt.–apr. dagelijks 8–20, van
mei–sept. 8–18 uur. Entree bij de Villarrica C$ 3350, de wandeling
Quetrupillán-Puesco is C$ 7000, paardrijden C$ 3000, entree
Quetrupillán C$ 3000. Voor meer informatie: www.villarrica.cl.
Parque Nacional Huerquehue
Een totaal ander landschap tref je aan in Parque Nacional Huerquehue, een natuurgebied ten oosten van Lago Caburgua. In dit oude vulkanische landschap, dicht bebost en met idyllische meertjes, is de
biodiversiteit vele malen groter dan in het nationaal park Villarrica. De visrijkdom in de meren trekt reigers en andere watervogels aan. Tijdens het wandelen in het woud hoor je in ieder geval de specht, de diucón, met de opvallend witte borst, en de chucao, het zangvogeltje van het regenwoud in Patagonië met zijn roestbruine nek en borst.
Je komt in het nationaal park via Caburgua (20 km van Pucón) en dan naar Huerquehue en Tinquilco. De weg volgt de zuidoever van Lago Caburgua. Door het gehucht Paillaco rijd je door tot aan Lago Tinquilco, een schitterend gelegen meer dat is omsloten door een bos. Deze plek is in het begin van de 20ste eeuw ontdekt door Duitse kolonisten, die er logischerwijs nooit meer zijn weggegaan. Bij Puerto Parque Tinquilco zijn de beste voorzieningen en kun je bijvoorbeeld heerlijk forel eten, de specialiteit!
Aan de noordkant van het meer begint het nationaal park en zijn wandelroutes uitgezet langs de mooiste plekjes, zoals de waterval Nido de Aguilas (Adelaarsnest) en de meertjes Chica, Toro en Verde. De route langs de meren Los Lagos is 9 km en duurt 3 tot 4 uur. De beklimming van de Cerro Quinchol is 5 km lang en duurt zo’n 2 uur. De langste en mooiste trektocht Los Huerquenes, duurt minstens drie dagen en brengt je tot bij de oever van de Río Blanco (beschreven in de Dominicus Adventuregids Trektochten in Patagonië en Vuurland van Henk Filippo).
Parque
Nacional Huerquehue, geopend 8.30–20 uur, (in de wintermaanden
sluit het park om 18 uur). Entree: C$ 4000, kinderen half
geld.
Warmwaterthermen
Een aparte attractie in de omgeving van Pucón vormen de thermen. Omdat ze geneeskrachtige werking hebben bij tal van kwalen, komen hier als sinds mensenheugenis bezoekers voor een verkwikkend bad. In dit vulkanisch actieve gebied komt er in twee valleien heet water naar de oppervlakte: in de Valle del Río Liucura en de Valle del Río Trancura. De voorzieningen lopen erg uiteen; van de simpele Termas Los Pozones en de Termas Quimey-Co in de Liucuravallei tot de luxere Termas de Huife (ook bij de Liucura) en de Termas de Menetúe en Termas Panquí, beide in de Trancuravallei. Ook de bosrijke omgeving is een verademing.
Merengebied
Klik op een van de volgende deelkaarten voor een vergroting:
Boven, Onder.
Net als Argentinië heeft Chili z’n Zeven Merenroute. Het Chileense merengebied met de meren Lago Calafquén, Lago Panguipulli, Lago Riñihue, Lago Pellaifa, Lago Neltume en Lago Pirihueico, begint wat noordelijker. Alleen Lago Lácar, die wel deel uitmaakt van de Chileense Zeven Merenroute, ligt op Argentijns grondgebied. Deze gletsjermeren voeden elkaar. De westelijke oevers van Chileense meren zijn gevormd door een tapijt van morenen en glooiende heuvels. Aan de oostkant zijn de rotsachtige bergen hoger en grilliger qua vorm.
Mapuches en pioniers
De Spanjaarden waren aanvankelijk niet bijster geïnteresseerd in dit gebied, behalve toen er in de 18de eeuw zilver werd gevonden en de grens met de Mapuchegebieden kwam vast te liggen. De zilvermijnen waren een kort leven beschoren, en het duurde tot eind 19de eeuw voordat de kolonisatie serieus op gang kwam. Bij Panguipulli streken de eerste Duitse pioniers neer, die het prompt aan de stok kregen met de Mapuches die tijdens de Campaña de los Andes (1883) door het Argentijnse leger deze kant op waren gedreven. Doordat de kolonisten werden gesteund door eenheden van het Chileense leger konden ze standhouden. De Mapuches werden toen gedwongen steeds verder de rivierdalen in te trekken ten oosten van de drie grootste meren, waar nu nog steeds de meeste Mapuches wonen.
Door de komst van een spoorlijn naar Panguipulli en Riñihue, en de stoomboten op de meren, kwamen de eerste toeristen naar het merengebied. Al snel verrezen de eerste hotels in de genoemde plaatsen, en in Choshuenco, aan de zuidoostkant van Lago Panguipulli. Halverwege de 20ste eeuw rukte ook de bosbouw op, waardoor in grote delen van het gebied de oorspronkelijke vegetatie is verdwenen. Bosbouw is nog altijd een belangrijke broodwinning, samen met de veeteelt en het toerisme.
Vanuit Villarrica loopt de Ruta Interlagos, de merenroute, eerst naar Lican Ray. Deze badplaats aan het Lago Calafquén was vroeger de hoofdplaats van de Mapuches in dit gebied. In 1958 onteigende de Chileense overheid de gronden vanwege de bouw van een waterkrachtcentrale bij de ingang van Río Pullinque. Na de aardbeving van 1960 is er een kleinere dam teruggebouwd, waardoor de oevers van het meer weer droogvielen. Toen is de badplaats Lican Ray ontwikkeld. De twee stranden Playa Chica en Playa Grande zijn in de zomervakantie in trek. Gedurende het eerste weekend van het nieuwe jaar vindt langs de Avenida General Urritia, de hoofdstraat, een groot barbecuefeest plaats, dat duizenden bezoekers trekt.
Langs de noordkant van Lago Calafquén kun je naar Coñaripe rijden, een kleine badplaats, die leeft van het toerisme. Langs het meer ligt een van de mooiste stranden van het merengebied. In de bergen ten zuiden van dit plaatsje heeft de aardbeving van 1960 het Lago Liquiñe gevormd. Iets verder doorrijden op de internationale weg naar de Argentijnse grens en je komt langs de Termas de Coñaripe en de Termas de Liquiñe.
Vanuit Coñaripe kun je doorrijden naar Choshuenco aan Lago Panguipulli. Hier kwam voorheen de stoomboot aan; de resten van een oud exemplaar liggen op het strand.
Vanuit deze plaats zijn diverse wandelingen te maken, bijvoorbeeld in het Reserva Nacional Mocho Choshuenco. Beide vulkanen, de Mocho (2422 m) en de Choshuenco (2415 m), zijn zo goed als dood.De laatste uitbarsting van de Mocho was in 1863. Op de flanken van de vulkaan Choshuenco ligt een skicentrum, en vandaar kun je verder klimmen naar de deels ingestorte krater en de gletsjer.
Vanuit Puerto Fuy aan Lago Pirihueico kun je naar San Martín de Los Andes, eerst met de boot en vervolgens met de bus via de Paso Huahum. De bootreis duurt anderhalf uur, de busreis ruim een uur.
Merengebied in Argentinië
Vanuit het Chileense merengebied reis je betrekkelijk gemakkelijk naar het Argentijnse wintersport- en merengebied bij Junín de los Andes en San Martín de los Andes. De Paso Mamuíl Malal (vanuit Pucón) en Paso Huahum (vanuit Puerto Fuy en via Lago Pirihueico) worden het meest gebruikt.
Bij de grensovergang Paso Mamuíl Malal zijn meteen twee grote attracties:
De vulkaan Lanín en Lago Tromen. De ultieme ervaring is een trek- en klimtocht naar de Cerro Lanín, de gedoofde vulkaan met de top het hele jaar bedekt door een ijskap en 3747 m hoog. Vooral in de herfst is het nationaal park in trek bij jagers. Het is dan bronstijd voor everzwijnen en damherten.
Lago Tromen is aantrekkelijk vanwege het vulkanische landschap dat bij vroegere erupties is gevormd. De route via dit meer is in trek bij klimmers, die vroeg in het seizoen (november-december), een poging willen ondernemen om de top van de vulkaan te bereiken.
Iets zuidelijker ligt Lago Huechulafquen, aan de Argentijnse kant verreweg het grootste bergmeer. Op de achtergrond is vrijwel altijd Volcán Lanín te zien. Puerto Canoa aan de noordoever is de uitvalsbasis van meerdaagse trektochten naar de vulkaan, tot vlak onder de sneeuwgrens op de vulkaan.
Een twintigtal kilometers boven San Martín ligt Lago Lolog; een nog grotendeels maagdelijk bosgebied rond de oevers, met wandel- en fietsroutes. Er zijn faciliteiten voor sportvissers. Je kunt er kamperen op een paar bijzonder fraaie locaties.
De wandelmogelijkheden in dit gebied worden uitgebreid beschreven in de Dominicus Adventuregids Trektochten in Patagonië en Vuurland van Henk Filippo.
Het derde grote meer Lago Riñihue heeft rondom de minste infrastructuur en is juist daardoor een geweldige plek om trektochten te maken. Wandelaars kunnen langs de zuidelijke oever doorlopen naar Riñihue. Met een auto is dat nog niet mogelijk.
De weg van Enco naar Riñihue is nog niet helemaal doorgetrokken, dus met de auto moet je terug van Choshuenco langs de oever van de Panguipulli naar de gelijknamige stad. Ook geen verkeerde route!
Panguipulli is onmiskenbaar de hoofdplaats in het merengebied. Het is ook de oudste nederzetting, ontstaan in 1885 als handelspost voor de inheemse bevolking. Met de komst van een spoorverbinding met Lanco kwam er meer leven in de brouwerij. Al het hout dat in de omliggende bossen wordt gekapt, gaat hier op transport. Sinds een aantal jaren is het toerisme een andere belangrijke pijler van de plaatselijke economie. De bezoekers komen voor het Lago Panguipulli, het grootste en een van de mooiste van de zeven meren. De dreigende grijze rotsen, met als hoogste punt de besneeuwde vulkaan Choshuenco, vormen een indrukwekkend decor. Veel Chilenen bouwen hier hun vakantiehuisje. Aan het meer ligt een stadsstrand met op de boulevard een bijzondere beeldengroep, het Monumento a los Forjadores y Fundadores de Panguipulli. Beeldhouwer Osvaldo Peña ziet zowel de Mapuches, een missionaris en een pionier als de gezamenlijke stichters van de stad.
Valdivia, bewogen geschiedenis
Onder de grotere plaatsen in Zuid-Chili neemt Valdivia, vanwege haar locatie en sfeer, een aparte plaats in. Geen enkele andere Chileense stad heeft zo’n fraaie ligging: het ligt op een plek waar meerdere rivieren samenvloeien en is tegelijk beschut voor de invloed van de oceaan. Duitse immigranten hebben vanaf de 19de eeuw de ontwikkeling van de stad (120.000 inw.) bepaald. Valdivia heet daarom de meest Duitse stad in Chili te zijn. De roots zijn merkbaar aan de historische gebouwen, de architectuur, in de economische oriëntatie, de tradities en de gerechten. Na de aardbeving van 1960 en de daaropvolgende vloedgolf raakte de stad zwaar beschadigd. Sommige delen zakten een paar meter. Het maakte pijnlijk duidelijk dat de stad wel degelijk op een kwetsbare locatie ligt.
De waterrijke omgeving en de oceaankust bieden voldoende aantrekkelijke plekken voor een paar dagen verblijf.
Hollandse bezetting
Toen Pedro de Valdivia in 1552 aankwam op de plek waar de twee rivieren Cruces en Calle Calle samenvloeien, dicht bij de oceaankust en toch op veilige afstand daarvan, moet hij gedacht hebben dat het een ideale plek was voor een nederzetting. Zo’n strategische locatie had hij nog niet gezien aan de zuidelijke kust. Hij liet er meteen een kampement opzetten, dat later de basis vormde voor een echte stad.
Valdivia
Klik op een van de volgende deelkaarten voor een vergroting:
Boven, Onder.
De Spanjaarden moesten stevig aan de bak om de nederzetting te verdedigen tegen aanvallen en plunderingen door vijandige indianen en pogingen van andere Europese mogendheden om zich meester te maken van dit steunpunt op de Kaaproute. De Engelsen waren het actiefst, maar ook de Hollanders lieten hun oog vallen op de mooie plek. Net nadat de Spanjaarden de locatie hadden moeten verlaten vanwege voortdurende aanvallen van de Mapuche-indianen, zagen de concurrenten uit de Lage Landen hun kans schoon. Zo landde de Nederlandse kaapvaarder Sebastiaan de Cordes in 1600 een paar honderd meter van de huidige Mercado Fluvial. Ze werden er echter na een paar maanden weer verdreven. In 1643 was er een nieuwe poging, deze keer van Elias Herckmans, maar ook deze mislukte.
Meteen werd begonnen met het bouwen van versterkingen, waarvan de cruciaalste werd gevormd door de twee forten bij Corral en Niebla, aan weerkanten van de monding van de rivier. Gedurende de 18de eeuw kwamen er meer torens en een muur rond de nederzetting zelf. Veel daarvan is niet meer te zien door verwaarlozing, plundering en aardbevingen, maar in het centrum staan nog wel een paar torens.
Bezienswaardigheden
In de Calle General Lagos staan nog wel enkele prominente bouwwerken uit de Duitse tijd. Karakteristiek zijn de golfplaten gevels, soms heel vernuftig gemaakt in de vorm van stenen, bedoeld om de houten constructie te beschermen tegen het vochtige klimaat.
Een aantal gebouwen is gerestaureerd of in ieder geval geconserveerd, bijvoorbeeld omdat ze worden gebruikt door de universiteit; andere zijn erg vervallen.
Op de kop van de straat staat de Torreón de los Canelos, in 1774 gebouwd om de stad te beschermen tegen aanvallen van ‘los naturales’, zoals de Spanjaarden de Mapuches noemden. Zeven jaar later werd deze toren door een muur met andere uitkijkposten en verdedigingswerken verbonden. De stadsmuur had uiteindelijk een lengte van 2,4 km en omsloot nagenoeg de hele stad.
Op zondag is er op het pleintje bij de toren een bescheiden antieken curiosamarkt. Je vindt er oude lp’s, Duitse en Spaanse literatuur en oud huisraad.
Torreón del Barro, aan Avenida Picarte, is een tweede toren die is overgebleven van de verdedigingsmuur.
Natuurlijk moet je even een bezoek brengen aan de plekken waar de Duitse culinaire traditie wordt uitgedragen, zoals Café Haussmann aan het pleintje in de Calle O’Higgins. Deze kleine uitspanning is een begrip in de stad. Aan de tapkast praten de stamgasten de dagelijkse zaken door, nippend aan een Kunstmann-biertje en knabbelend aan een crudo: een toastje of stukje brood met rauwe tartaar en uitjes.
Chocolaterie Entrelagos is een van de chocolade- en patisseriewinkels, waar de traditie van Duitse bonbons, marsepein en noga hoog wordt gehouden.
Aan de overkant van de rivier, aan de weg naar Niebla aan de kust, staat Cervecería Kunstmann. Kunstmann brouwt al bijna een eeuw op ambachtelijke wijze bier, dat te verkrijgen is bij de betere bars en restaurants van Santiago en in het zuiden. De brouwerij annex uitspanning kun je niet missen. Vooral op zon- en feestdagen is het een veelbezochte plek, en natuurlijk tijdens het Oktoberfest.
De rivieren in de omgeving van Valdivia lenen zich voor een verkenning per boot. Dat is in georganiseerd verband te doen, of op eigen gelegenheid per kajak. Een bijzonder natuurgebied is het Santuario de la Naturaleza Carlos Anwandter, een verwilderd gebied ontstaan na de overstromingen van 1960. Als uniek wetland is het in 1981 tot natuurreservaat verklaard met ruim honderd soorten watervogels, waaronder de zwartnekzwaan. Dit gebied is alleen op afspraak en onder begeleiding te bezoeken.
Ten noorden van de stad ligt verder Parque Oncol, een bosrijk natuurgebied met meerdere wandelroutes, en mogelijkheden voor adventure activiteiten, zoals klimmen, abseilen en paardrijden. Er is nog de oorspronkelijke vegetatie.
Parque
Oncol, geopend ma.–zo. 9.45–17.30 uur. Entree: C$ 6000. www.parqueoncol.cl.
Kolonisten aus der Heimat
Valdivia was tijdens de onafhankelijkheidsstrijd een steunpunt voor de royalisten. Daarvoor werd de stad na de onafhankelijkheid gestraft met het stopzetten van elke vorm van overheidssteun. De economische basis was al sterk verzwakt door de verwoestingen tijdens de strijd. Pas na de ondertekening van de eerste Kolonisatiewet in 1845 en met de komst van Duitse immigranten kwamen er nieuwe impulsen voor de stad.
De immigranten kwamen uit Hessen, Würtemberg, Bohemen, Saksen en Brandenburg en stonden aan de basis van de nijverheid, de handel en de vrije beroepen in Valdivia.
De Duitse invloeden zijn tegenwoordig alom aanwezig, en het Museo Histórico y Antropológico geeft daarvan een goed overzicht. Neem de familie van Carl August Wilhelm Anwandter (1801–1889), een oersterke vent uit Brandenburg, die na het mislukken van de revolutie in Pruisen met vrouw en zeven kinderen naar Chili kwam. Hij begon de eerste apotheek en de eerste bierbrouwerij. Aan de oever van de rivier bij het museum staan de resten van die brouwerij, die begin 20ste eeuw was uitgegroeid tot de belangrijkste in Zuid-Amerika. Door de aardbeving is het gebouw zwaar beschadigd geraakt. In het stalen geraamte is een expositiecentrum gevestigd.
Andere Duitsers begonnen scheepswerven, leerfabrieken, en zelfs een eerste staalfabriek. Een dubieuze rol was weggelegd voor de Duitse kolonie tijdens de Tweede Wereldoorlog. Zo leverden de textiel- en leerfabrieken, waar Valdivia op een gegeven moment bekend om stond, een bijdrage aan de oorlogsmachinerie van de nazi’s door bijvoorbeeld uniformen en laarzen voor het leger te maken. Jammer genoeg is met de zware aardbeving van 1960 heel veel waardevols uit die periode verloren gegaan.
In het Museo Histórico y Antropológico Mauricio van de Maele, ondergebracht in de voormalige villa van de Anwandters, is op de bovenste verdieping aandacht voor de cultuur van de Mapuches. De Belgische antropoloog Van de Maele heeft in deze regio belangrijk onderzoek verricht naar de sporen van de precolombiaanse beschaving.
Museo Histórico y Antropológico Mauricio van de Maele, geopend
10–13 en 14–20, in de winter tot 18 uur. Entree: C$ 1300. www.museosaustral.cl
Ten zuidoosten van de stad Osorno ligt het Lago Llanquihue aan de voet van de vulkaan Osorno. De meeste plaatsen rond het meer, dat qua afmeting het twee na grootste van Zuid-Amerika is, ademen Duitse cultuur uit.
De oevers van het meer zijn halverwege de 19de eeuw uitgegeven aan Duitse kolonisten, merendeels katholieken, maar ook lutheranen. Generaties lang leefden die binnen hun eigen gemeenschap; de lutheranen nog het meest. Met hun harde werken hebben ze het gebied een compleet ander aanzien gegeven. Vrijwel al het oorspronkelijke bos is verdwenen om plaats te maken voor weilanden en akkerland. De Duitsers hebben de basis gelegd voor houtverwerking, ze begonnen zuivel- en voedselfabriekjes, zorgden voor de handel, het onderwijs, de gezondheidszorg en bepaalden met hun tradities de culturele identiteit van het gebied.
In deze tijd is het toerisme er als broodwinning bijgekomen. Terwijl de meeste plaatsjes alleen in de zomermaanden wat leven in de brouwerij hebben, is dat voor Puerto Varas anders. Het is de hoofdplaats aan het meer, waar de betere winkels en een casino zijn en waar vandaan het hele jaar door tochten in de omgeving zijn te maken. In de wintermaanden wordt op de hellingen van de vulkaan Osorno geskied. In het meer zijn recent de eerste zalmkwekerijen neergestreken.
Forten aan de kust
Langs de Río Valdivia bouwden de Spanjaarden verdedigingswerken om de strategische riviermonding beter te kunnen verdedigen. Ze namen het zekere voor het onzekere en realiseerden een kleine twintig forten. Daarmee was het uiteindelijk het grootste en best beveiligde verdedigingswerk van de Spanjaarden aan de Stille Oceaan.
Bij Niebla staan de resten van Castillo de la Pura y Limpia Concepción de monfort de Lemus. In 1671 werd de basis gelegd, eind 18de eeuw kwam het tot de huidige omvang. Niet alle delen zijn te bezoeken, vanwege de slechte staat van de fundamenten en muren. Een
aantal kanonnen bewaakt nog steeds de riviermonding. In een gerestaureerd deel van het fort is het Museo de Sitio ondergebracht, gewijd aan de turbulente geschiedenis van Valdivia en de militaire verdedingswerken.
Museo de Sitio, geopend dagelijks 10–19 uur. Entree: C$ 600,
kinderen gratis.
Aan de andere kant van de monding moest het Castillo San Sebastián de la Cruz voor de verdediging zorgen. Dit fort stamt uit 1645, later zijn er twee kustbatterijen bijgekomen. Met in totaal 21 kanonnen was het een vrijwel onneembare vesting.
Toch vertrouwden de Spanjaarden blijkbaar niet op dit ene fort, want tussen 1655 en 1679 bouwden ze een paar kilometer verder Castillo San Luís de Alba de Amargos. Het plaatsje Corral, zowel te bereiken over de weg vanuit Valdivia als met het pontje vanuit Niebla, is de haven van deze kuststreek.
Op het eiland midden in de monding, Isla de Mancera, stond dan nog het Castillo San Pedro de Alcantara. Het fort en de nederzetting die er in en omheen ontstond, zijn sterk vervallen.
Puerto Octay en Frutillar
Als je nu een plaatsje als Puerto Octay of Frutillar binnenrijdt, lijkt het alsof je ergens op het platteland van Bohemen of Hessen bent. Puerto Octay, niet meer dan een klein gehucht, ingeklemd tussen de heuvels en het meer, is misschien nog wel het meest karakteristiek. Blikvanger is de smalle witte houten parochiekerk uit 1911.
De eerste huizen zijn van 1852. Er staan er nog een paar in de straatjes rondom het Plaza de Armas: Casa Wulf, Casa Munzenmayer, Casa Hausdorf aan het plein zelf, en Casa Teuber. Aan kruidenier Ochs zou het plaatsje zijn naam hebben te danken. Bij afwezigheid van straatnamen in die eerste tijd dat de kolonisten hier hun bestaan opbouwden, stond de plek bekend als ‘donde Ochs hay’ (‘waar Ochs zit’).
Museo El Colono, een simpel museum, brengt je even terug in de tijd van de Duitse pioniers, met oude foto’s, documenten, huisraad en tal van werktuigen.
Museo El
Colono, Calle Independencia 591, geopend di.–zo. 15–17 uur.
Frutillar is veel toeristischer. Vooral in de oorspronkelijke nederzetting aan het meer, Frutillar Bajo, staan de meest historische panden. Ze doen veelal dienst als pension, hotel, restaurant of vakantiehuis.
Het Lutherse kerkje uit 1880 staat er écht als een landmark, maar niet meer voor lang. Aan de oever van het meer verrijst het prestigieuze Teatro del Lago, voor dit plaatsje een gigantisch project. De bouw vindt in fasen plaats en zal volgens planning in 2008 zijn afgerond. De eerste foyers voor kleinere voorstellingen, lezingen en exposities zijn gereed en bieden een fenomenaal uitzicht op de vulkaan Osorno.
Het initiatief is afkomstig van plaatselijke muzikanten, die een permanente plek willen creëren voor het Semanas Musicales de Frutillar. Dit festival voor klassieke muziek eind januari–begin februari is het culturele hoogtepunt van deze streek.
In de straat die parallel loopt aan de boulevard staat het Museo Colonial Alemán met originele landbouwwerktuigen, huisraad en persoonlijke voorwerpen van de Duitse kolonisten uit de hele streek. Het erf met authentieke huizen, een schuur, een molen en een werkplaats doet denken aan een origineel boerenerf, waar de bewoners even aan het eten zijn.
Museo
Colonial Alemán, op de hoek van Vicente Pérez Rosales en de weg
naar de Frutilar Alto, geopend 10–19 uur. Entree: C$ 1800, kinderen
C$ 500.
Puerto Varas
Puerto Varas (20.000 inwoners) is de levendigste plaats aan het meer. Jong en oud komen hier samen om te winkelen, te genieten van het strand en de bergen, goed te eten, te dansen of een gokje te wagen. Je vindt er alle nodige faciliteiten op de route naar het nationaal park Osorno, op doorreis naar Bariloche in Argentinië of naar de andere plaatsjes langs het meer. Het casino dat aan het meer staat is geopend in 2001 en is een van de vijf bestaande (Pucón, Puerto Natales, Puerto Varas, Viña del Mar en Coquimbo) met het meeste geld in het laatje. Binnenkort verrijzen er vijf nieuwe vijfsterrenhotels in het stadje. Een daarvan, Melía, bouwt op de plaats van het afgebrande Hotel Colonos del Sur, tegenover het casino.
Een ander prominent gebouw is de eikenhouten Iglesia del Sagrado Corazón uit het begin van de 20ste eeuw op een heuvel boven het stadje met vrij uitzicht op het meer. Puerto Varas is tevens bekend om de monumentale villa’s, de woonhuizen van de immigrantenfamilies. Ze zijn tot nationaal monument verklaard en mogen niet meer zomaar worden verbouwd. Een goede zaak, want in het verleden zijn er hier veel afgebroken. Het karakteristiekst zijn de villa’s bij de spoorlijn en het station, die de plaats zo veel meer voorspoed hebben gebracht, onder andere het markante Casa Kuschel uit 1915 dat schuin tegenover de ingang van het station staat en volledig van eikenhout is.
Aan de andere kant van het spoor staan Casa Villalobos (1920), Casa Binder (1931) en Casa Emhart (1920). In de bocht van de spoorlijn staan Casa Alemana (1914), Casa Schwerter en Casa Hitschfel (1930), dat in gebruik is als hotel.
Voorbij de bocht, aan de andere kant van de Avenida San José, staan er weer een paar: Casa Yunge (1932), Casa Opitz (1915) en Casa Gotschlich (1910).
Historische
wandeling, bij het toeristenbureau aan het meer krijg je informatie
en een handig kaartje om op eigen gelegenheid de bijzondere villa’s
te bekijken. Geopend: 9–22, in de zomer en de rest van het jaar van
9–19 uur.
Net boven het stadje, aan de noordkant, ligt Parque Philippi, een beboste heuvel met inheemse begroeiing, die van de ondergang is gered door Pablo Ortúzar Aldunate. In 2003 kreeg de econoom en filosoof de concessie om er canopying te organiseren. Sindsdien is het park in trek bij zowel de plaatselijke bevolking als bij toeristen. Het traject bestaat uit zes banen, die zorgvuldig in de bomen zijn aangebracht. Hoog boven de stad en met een spectaculair uitzicht op het meer en de vulkanen, zeil je van het ene naar het andere platform. Pablo, gespecialiseerd in de bouw van canopying-banen, organiseert ook langere tochten in het bergland.
Parque
Philippi, het hele jaar open vanaf 12 uur. Kosten voor canopying:
C$ 12.000, kinderen C$ 8000. Kijk ook op www.canopypro.com.
Hij domineert het landschap boven Lago Llanquihue, vanuit welke hoek in het westen en zuiden je ook kijkt. De Volcán Osorno (2062 m) heeft van alle Chileense vulkanen de perfectste vorm, juist omdat hij zo vrij staat in de omgeving.
Vanaf Puerto Varas loopt de Ruta Interlagos langs het Lago Llanquihue naar de vulkaan. Op steeds meer plekken aan het meer zijn cabañas, hotels en campings verschenen, op de plek waar ooit de Duitse kolonisten hun land hadden. Club Alemán Molino de Agua, bij de oude watermolen op 21 km van Puerto Varas, is een rustieke plek om te eten, met uitzicht op het meer.
Bij Ensenada splitst de weg zich. De merenroute gaat in noordwaartse richting verder. Na nog geen kilometer is er een afslag naar de vulkaan Osorno en het skicentrum op 1300 meter.
Het skicentrum biedt een spectaculair uitzicht over het meer, de vallei van de Río Petrohué aan de zuidkant en de Volcán Calbuco (2015 m hoog) aan de noordkant. Twee skiliften, die het hele jaar open zijn, kunnen je naar zo’n 2000 m brengen. Buiten het skiseizoen moet er een gids mee om naar de top te gaan.
Nuevo Braunau
In vergelijking met de plaatsjes aan het meer, komt Nuevo Braunau, aan de andere kant van de RN5, armzalig over. Dit was de laatste plek waar Duitse immigranten uit Bohemen en Tsjechië zich vestigden. Voor hen was er geen grond meer aan het meer beschikbaar en bleef er niets anders over dan Nuevo Braunau.
Het Museo Antonio Felmer Nikitschek is ontstaan na het honderdjarig bestaan van de gemeenschap in 1975. Oud huisraad, foto’s en werktuigen werden uit de boerderijen gehaald en ondergebracht in de oude schuur van deze verzamelaar.
Zijn zoon Pedro Felmer Aichele heeft het museum voortgezet. Een bezoek aan dit museum is een wandeling door de tijd, van de eerste ploegen en meubels, tot koffiemolens, telefoons en grammofoons.
Museo Antonio Felmer Nikitschek, geopend dagelijks 11–20 uur.
Entree: C$ 1800, kinderen C$ 500.
Parque Nacional Vicente Pérez Rosales
Vanaf Ensenada gaat er een andere weg naar het oosten, onder de vulkaan langs naar het Parque Nacional Vicente Pérez Rosales, het eerste nationaal park in Chili (1926), genoemd naar de agent die de Duitse immigranten hun grond aanwees en hen begeleidde gedurende de eerste jaren van hun verblijf.
Dit natuurgebied, aan de voet van de vulkaan Osorno, is een lust voor het oog met de woeste Río Petrohué en mysterieuze meren tot in Argentinië. De afstand tot Puerto Varas bedraagt zo’n 45 km en daardoor trekt het gebied veel dagtoeristen, waaronder veel passagiers van de cruiseschepen, die Puerto Montt aandoen. In de ochtend en late middag is het meestal rustig.
De Saltos de Petrohué zijn de eerste attractie die je tegenkomt, rechts van de weg. Voor 1200 C$ loop je via een kort pad naar de watervallen. Vooral aan het eind van de winter – oktober en november – als er veel water is, vormt dit een daverend natuurspektakel met de vulkaan als decor.
De weg, deels geasfalteerd, deels verhard, loopt door naar Petrohué, ‘de plaats van de mist’, omdat het nabijgelegen Lago Todos los Santos vooral in de ochtend aan het oog is onttrokken door de nevel. Jezuïeten hebben het meer de naam gegeven, omdat ze het voor het eerst zagen op die heilige dag. Het heeft ook een andere naam die de bevolking in de streek heeft gegeven: Lago Esmeralda, naar de diepgroene kleur.
Het meer ligt ingesloten tussen de bergen en de vulkaan. Rondom hebben welgestelde Chilenen hun villa’s staan. Vanaf de steiger kun je dagtochten maken met de boot op het meer, of doorsteken naar Puella (2 uur met de boot). Dat ligt nog net in Chili en is een fraai natuurgebied, waar je kunt paardrijden, wildwaterkanoën en trektochten maken. Vanuit Puella kun je met de bus naar Puerto Frías aan de Argentijnse kant van de grens, en vervolgens weer een stukje met de boot over Lago Frías naar Puerto Alegre. Dan nog een klein stukje met de bus en tot slot van Puerto Blest met de boot naar San Carlos de Bariloche. Deze tocht neemt een dag in beslag, maar is zonder meer spectaculair vanwege het bijzondere landschap.
Puerto ontt, havenstad in het zuiden
Voor velen is Puerto Montt de pleisterplaats op weg naar het zuiden, niet meer en niet minder. Grote bezienswaardigheden zijn er in de hoofdstad van de Regio x Los Lagos niet te vinden, hoewel de drukke en sfeervolle haven in het oudste stadsdeel wel een bezoekje waard is.
Mede dankzij de zalmproductie is Puerto Montt (155.000 inwoners) de laatste 10–20 jaar enorm gegroeid. Aan de noordkant verrijst de ene na de andere nieuwe woonwijk, zowel typische middenstandssuburbs als sociale woningen voor de lage inkomensgroepen. Aan de westkant, langs de weg naar het vliegveld, en de RN5 naar het zuiden staan de nieuwe ondernemingen en rijden vrachtwagen met containers en bassins met zalm af en aan. Er hebben zich vooral Scandinavische, Duitse en ook Nederlandse visverwerkingbedrijven in en rond de kust en de haven gevestigd.
Het zakencentrum is overdag een heksenketel, waar je als vakantieganger niet veel hebt te zoeken, tenzij je op het interlokale busstation moet zijn.
Meer sfeer is er te vinden in de oude stadswijk Angelmó aan de haven. Mede dankzij de nieuwe cruiseterminal heeft dit deel van de stad extra impulsen gekregen.
Vier heuvels
De stad Puerto Montt is sterk verbonden met de komst van de Duitse immigranten in het zuidelijk deel van dit district, met name rond Lago Llanhuique. Niet dat er daarvoor geen bewoners waren. Op een van de vier heuvels waartussen de stad is ontstaan, zijn ongeveer 20.000 jaar oude sporen van menselijke bewoning gevonden. De Mapuches noemden deze plek Melipulli (‘plek met de vier heuvels’). In het Museo Juan Pablo II zijn de sporen van de eerste menselijke bewoning tentoongesteld, en krijg je een overzicht van de historie van de stad. Het museum staat nagenoeg naast het busstation.
Museo Juan
Pablo II, Calle Portales 991, geopend ma.–vr. 10–18 en za. 9–13
uur.
Van de oude stad is na de aardbeving en de daaropvolgende vloedgolf in 1960 weinig over. Het oude centrum is vooral een verzameling oninteressante zaken- en kantoorpanden. Veel karakteristieker is de bebouwing bij de haven in de wijk Angelmó. Als een lange slinger staan winkeltjes van handelaren in van alles en nog wat langs de costanera, de weg die langs de haven loopt. De hele dag is er activiteit: ’s morgens meren de vissers uit Chiloé aan om hun vangst naar de markt te brengen, toeristen slenteren langs de stalletjes van de feria artesanal, en de bewoners van Puerto Montt doen boodschappen op de vismarkt. Als de cruiseschepen een paar keer in de maand aanleggen, kun je door de drukte nauwelijks lopen op de trottoirs.
Pueblito Melipulli is een verzameling geconserveerde oude havenwoningen die nu dienstdoen als markt voor de artistiekere souvernirs. De vismarkt, helemaal aan het eind van de kustboulevard, geeft een goed overzicht van de visrijkdom in de wateren van Zuid-Chili: grote verse zalm, enorme snoekbaars, roggen, congeraal en vele schaaldieren. In de kleine restaurantjes aan de zijkant van de markt kun je voor een habbekrats de verse visgerechten eten.