Toen ze eindelijk opstonden van de blackjacktafel, was Charlie uitgeput en had hij al zijn energie verbruikt. Hij had het gevoel dat zijn hersens gefrituurd waren. Raymond daarentegen leek helemaal niet moe te zijn. Hij was nog actief en klaar om er nog een paar uur tegenaan te gaan. Het kaarttellen had hem gestimuleerd; zelfs hij had iets meegekregen van de opwinding van het winnen. Raymond was zich ervan bewust dat hij het er goed afgebracht had en dat Charlie Babbitt tevreden over hem was.
Het was nog vroeg, nog geen acht uur. Maar toch zeiden al Charlies instincten hem dat hij er nu mee op moest houden, terwijl ze nog op een flinke winst stonden. Ze hadden veel gewonnen, erg veel. Morgen was er weer een dag. Nog één dag in Vegas en ze konden weggaan als twee keizerlijke overwinnaars, die op de schouders van slaven rondgedragen werden. Deze tafel was net iets te onbehaaglijk geworden voor Charlie. Hij en Raymond hadden al te veel de aandacht getrokken van de dealer en van de andere spelers. Die knappe man met het grijze haar leek beslist door hem geboeid te zijn. Morgen konden ze het, met een andere tafel, een andere dealer en een andere groep spelers, nog eens doen. Dat wil zeggen, Raymond kon het nog eens doen. Charlie deed maar voor spek en bonen mee, zo voelde hij dat tenminste. Charlie had de volgende dag ook nodig om een paar dingen met Raymond door te nemen, een paar van die beslissende kleine details die hij vergeten had, bijvoorbeeld dat Raymond er vandaag een potje van gemaakt had door de aandacht op zich te vestigen. Morgenavond zou Ray volmaakt rolvast zijn en de volgende dag zouden ze, na hun omweg over Las Vegas, in triomf op weg zijn naar Los Angeles. Maar eerst had Charlie een warm bad nodig en een nachtje lekker slapen... en nog een gesprek met Susanna. Vanaf het ogenblik dat ze verontwaardigd uit Cincinnati vertrokken was, had hij ergens van binnen een leeg gevoel gehad. Hij miste haar erg, hoewel het niet in zijn hoofd opkwam dat aan zichzelf of aan haar toe te geven. Hij miste haar gedeeltelijk om haar praktische humor, gedeeltelijk om de seks, maar een groot deel van hem miste haar omdat ze zo'n meid uit één stuk was, zo evenwichtig, zo normaal.
Reis maar eens meer dan een halve week rond met een autistisch iemand; na een paar dagen begin je zelf ook bijna hallucinaties te krijgen. Nog een paar dagen met Raymond en Charlie begon zelf misschien ook Wapner wel als het belangrijkste punt van zijn dagprogramma te beschouwen. Hij begon zich ook zorgen te maken om de komende hoorzitting over de voogdij over Raymond. Hij had de morele steun van Susanna nodig, de wetenschap dat zij daar buiten met hem meeleefde, terwijl hij daar binnen in de slag ging met de een of andere psychiater. Bovendien wilde Charlie zowel Susanna als de psychiater bewijzen dat hij echt goed voor zijn broer geweest was. Het was een uitdaging, een erezaak voor Charlie geworden. Misschien nog meer dan dat. Misschien moest hij juist zichzelf wel iets bewijzen.
Toen Charlie Raymond in de bar geparkeerd had aan een tafeltje met een gemberbier in een hoog glas en een bak verse chips, ging hij naar de hal en belde Susanna. In plaats van haar pittige Italiaanse accent kreeg hij haar neutrale antwoordapparaat en hing op. Teleurgesteld gaf hij toe aan een opwelling.
Hij flaneerde naar de receptie en nam voor zichzelf en Raymond een tweepersoonssuite. Ze hadden het verdiend, vooral Raymond, en winnaars verdienen de room die in de fles boven komt drijven. Verliezers logeren in motelkamers; winnaars slapen in tweepersoonssuites in het Caesar's Palace-hotel. Toen hij terugkwam met de sleutel van de kamer in zijn hand, liet hij zich naast Raymond neerploffen en bestelde een whiskey on the rocks. Een dubbele.
Raymonds ogen fonkelden bijna terwijl hij om zich heen keek. Dit was allemaal zo nieuw, allemaal geweldig en gedenkwaardig. Hij was zo opgewonden dat hij nauwelijks stil kon zitten en voortdurend zat te draaien in zijn stoel. 'Moet je naar de W.C.?' vroeg Charlie, die Raymonds lichaamstaal verkeerd uitlegde. Raymond keek hem zwijgend aan met de starende blik die Charlie herkende als nee. Als Raymond echt nee zei, bedoelde hij meestal ja. Als hij niets zei, was dat waarschijnlijk nee. 'Nou, ik wel,' zei Charlie vermoeid. 'Kom mee.' Maar Raymond zat nu over Charlies schouder te kijken, blijkbaar geboeid door wat hij zag. Charlie draaide zich om en volgde de blik van zijn broer. Op een kruk aan de bar zat een beeldschoon meisje van voor in de twintig. Knap gezicht, mooi haar, fantastisch lichaam. Duidelijk een beroeps. De hoeren van Las Vegas behoren tot de mooiste meisjes ter wereld - tenminste, de meisjes die in de beste hotels werken. Het meisje zat half van hen afgewend, zodat ze haar grotendeels en profil zagen en ze zag niet dat Raymond naar haar zat te staren.
Raymond keek naar het meisje, en Charlie, vertederd en geamuseerd, keek hoe Raymond naar het meisje keek. 'Ik ben zo terug,' zei hij glimlachend. 'Jij blijft waar je bent. Beloof je dat?' Zonder zijn ogen van het meisje af te wenden knikte Raymond. Charlie stak zijn hand uit en woelde in het haar van zijn broer, heel even maar. Hij trok zijn hand weg voor Raymond kon verstijven door zijn aanraking. 'En gedraag je, hè?'
Toen Charlie in het herentoilet verdween, draaide het meisje zich om en ving Raymonds blik op. Onmiddellijk flitste een stralende, professionele glimlach over haar volmaakte gezicht. Maar er lag geen hardheid in de glimlach omdat ze nog te jong en te knap en te succesvol was om hardvochtig geworden te zijn onder de slagen van het leven. Raymond imiteerde haar en schonk haar zijn beste Charlie- glimlach, de Verblindende. Uit de verte en met die grijns op zijn gezicht leek hij een goedgeklede man, die een beetje avontuur zocht. Het meisje stond op, kwam met haar glas in de hand naar Raymonds tafel en ging naast hem zitten, terwijl ze hem in de ogen keek.
'Goedenavond,' zei ze met een zachte stem. Raymond aarzelde terwijl hij in zijn geheugen naar het juiste antwoord zocht. Wat hij te voorschijn bracht was Charlies gesprek met de jonge serveerster in dat restaurant in Cincinnati. Het meisje dat hem een doos vol tandestokers gegeven had. 'Goedbeschouwd is het een mooie morgen,' antwoordde hij; dank zij zijn absolute geheugen met een perfecte nabootsing van Charlies zorgeloze versierderstoon. 'Zo, eh, wat is er vandaag vers?'
'Nou, schat, dat zal... ik wel zijn,' was het voorspelbare antwoord, maar nu keek het meisje Raymond met een eigenaardige blik aan. Die knaap zag er helemaal normaal uit. Hij was keurig en schoon en je zag meteen dat hij een duur pak aan had, maar hij had iets... een beetje griezeligs over zich. Die glimlach bijvoorbeeld. Die was stralend, verblindend zelfs, maar... hij veranderde niet. Hij lag op zijn gezicht of hij erop geschilderd was. En zijn woorden...
'Eigenlijk,' vervolgde Raymond zijn absurde herhaling van het gesprek van Charlie, 'vroegen we ons af...' 'We?' De ogen van het meisje werden groot van schrik en ze keek de tafel rond of ze soms iets of iemand gemist had. '...wat er hier in de buurt voor opwindends te beleven valt. Als het donker is?'
'Nou, schat, dat ben ik ook, denk ik,' antwoordde het meisje flirtend en ze schoof een paar centimeter dichter naar Raymond toe.
Maar nu zei Raymond niets meer, als een stuk speelgoed waarvan de batterij leeg is. Hij had geen gespreksstof meer, want verder was Charlie niet gekomen met de serveerster voordat Raymond haar de stuipen op het lijf gejaagd had en ze gemaakt had dat ze wegkwam. Er zat niets anders in zijn geheugen. En zelf communiceren, dat was niets voor Raymond. Toch had ze iets over zich dat aantrekkelijk was voor hem, iets dat hij niet kon omschrijven, maar dat hem het gevoel van niet-angst gaf. Het was in feite, hoewel hij dat verband in zijn gedachten niet legde, haar oppervlakkige gelijkenis met Vanna White in het t.v.-programma Rad van Avontuur. Als Raymond naar Rad van Avontuur zat te kijken en naar
Vanna, die de letters omdraaide, zat hij bijna altijd iets hartigs te knabbelen en voelde hij zich onbedreigd. Dit meisje was zelfs een beetje gekleed als Vanna, met blote schouders en glitters.
Nu zat ze dicht bij Raymond en keek hem verleidelijk aan. Het was duidelijk dat ze verwachtte dat hij het gesprek zou voortzetten. De glimlach verdween van zijn gezicht en maakte plaats voor zijn gewone lege, lichtelijk gedesoriënteerde blik. Met enige moeite zei Raymond langzaam: 'Ik ben Raymond. Jij glinstert.'
O, god. Het meisje, dat steeds dichterbij geschoven was, ging rechtop zitten en keek hem scherp aan. Wat was hij, een zwakzinnige? Een achterlijke? Het was onmogelijk dat ze zou kunnen begrijpen wat er met iemand als Raymond aan de hand was en er was niets in haar ervaring dat haar in staat stelde om om te gaan met wat hij was. Maar ze had wel zoveel opmerkingsgave dat ze zag dat deze man anders was, verloren, iemand die ze niet allemaal op een rijtje had. En haar kleine-meisjeshart ging naar hem uit, zoals het uit zou gaan naar een zwerfhond of -kat. Bovendien, hij interesseerde haar; ze had nog nooit eerder zo dicht bij iemand als Raymond gezeten en ze merkte dat ze nieuwsgierig was om meer te weten te komen. Maar ze was een werkende vrouw, dus ze moest wel zorgen dat ze verder kwam.
'Dank je, Raymond,' zei ze zachtjes. 'Ik heet Iris.' Toen hij schuchter knikte, vervolgde ze: 'Raymond, vind je me aardig?' Deze keer was zijn knikje minder schuchter, zekerder. 'Waarom zei je al die dingen?' vroeg ze nieuwsgierig. 'Daarnet... Over als het donker is en zo.'
'Dat zijn zomaar dingen die je altijd zegt,' antwoordde Raymond ernstig. 'Tegen een knap meisje. Zoals Sally Dibbs. Ik weet haar telefoonnummer. Vier-zes-een-nul-een-negen- twee.'
Iris stak haar hand uit en raakte Raymonds hand aan, heel licht. Onmiddellijk verstijfde hij, niet zo erg als hij meestal deed, maar toch wel zoveel dat ze haar hand terugtrok. Ze was niet gekwetst of boos, alleen nog nieuwsgieriger. Er kwamen voortdurend vragen bij haar op. Was deze knaap zo ongevaarlijk als hij eruitzag? Was hij gewoon achterlijk? Als hij achterlijk was, waarom zat hij dan in de bar van Caesar's Palace met zo'n duur pak aan? En de allerbelangrijkste vraag voor Iris: was er voor haar iets aan te verdienen? Kon deze knaap een potentiële klant zijn?
'Hij heeft geen geld,' zei een mannenstem achter haar, bijna alsof iemand haar gedachten gelezen had. Iris draaide zich om. Een werkelijk adembenemende jongeman stond haar met een vijandige blik op te nemen. Zijn mondhoeken waren omlaag getrokken en er stond een boze rimpel boven zijn neus. 'O, dat hindert niet, hoor,' antwoordde Iris met haar beste beroepsglimlach. 'We zitten maar wat te praten.' Charlie boog zich over de tafel. 'Tijd om te gaan slapen. Zeg welterusten,' zei hij kortaf tegen zijn broer. Raymond schudde zijn hoofd van links naar rechts. Hij was niet van plan weg te gaan. Trouwens, het was nog te vroeg om naar bed te gaan.
'Ray, kom mee naar boven,' beval Charlie. 'Ga jij maar slapen. We zitten maar wat te praten.' Raymond kneep zijn lippen opeen tot een koppige lijn, opstandig zelfs. 'Welke kamer?' vroeg Iris vlug. 'Ik breng hem zo boven.' Charlie dacht erover na. Aan de ene kant vertrouwde hij dit sletje geen ogenblik alleen met zijn broer. Wie weet welke informatie ze van hem los zou peuteren. Bovendien, één verkeerde zet zou het begin van een van Raymonds aanvallen kunnen zijn. Aan de andere kant herkende hij Raymonds koppigheid als iets dat ook de grootste problemen hier in deze bar zou kunnen geven. Raymond zou elk ogenblik kunnen besluiten een van zijn griezelige angstaanvallen te krijgen; hij had het al eerder met heel wat minder provocatie gedaan. Dit jonge hoertje was blijkbaar iets dat hij dacht nodig te hebben op de bizarre manier waarop hij dingen nodig had als rechter Wapner.En, aan de derde kant, zei die psychiater in Tulsa, die dokter Schilling, niet dat seks onmogelijk was voor Raymond? Een wonder? En was het Charlie er niet om begonnen om op een hoorzitting over de voogdij te bewijzen dat hij veranderingen ten goede bij Raymond Babbitt bewerkt had? Stel dat er eens iets gebeurde tussen Raymond en dit meisje. Zelfs al was dat iets dan niet de eigenlijke daad, zou het niet bewijzen dat Raymond, onder de hoede van zijn broer, geleerd had contact te zoeken met een ander mens?
En, aan de vierde kant, had Raymond geen recht op een klein beetje plezier voor zijn grote winst aan de tafels? Charlie nam een besluit. 'Dat is goed,' zei hij tegen Iris. 'Ik wacht daar verderop.' Hij keek het meisje aan met een blik van geen gesalamander en ging aan de andere kant aan de bar staan, waar hij ze allebei in de gaten kon houden. Hij was een beetje jaloers, hoewel hij dat zelf niet besefte. Iris wendde zich weer tot Raymond. 'Ik geloof niet dat hij me mag.' Je hoefde geen specialist te zijn om daar op te komen. 'Hij is mijn broer. Ik woon op zijn kamer.' 'Hij lijkt jong om je broer te zijn. Hoe oud ben jij, Raymond?'
Het was een vraag waar Raymond geen antwoord op wist, en zijn gezicht betrok een beetje, zoals altijd als hij zich in een hoek gedreven voelde.
'Wat scheelt eraan?' vroeg Iris, die er niets van begreep. 'Hoe oud ben ik, Iris?'
Het meisje glimlachte en stak haar hand uit om het haar glad te strijken dat Charlie in de war gemaakt had. Toen hij haar aanraking voelde, verstijfde Raymonds lichaam een fractie van een seconde. Maar er was iets in haar zachte, vrouwelijke hand op zijn haar dat hem een niet-angst herinnering aan mama bracht en hij ontspande zich weer. 'Je bent veertig, lieverd,' mompelde Iris, die er niet meer dan een paar jaar naast zat. 'En... heel aantrekkelijk. Raymond, ik ben als het ware... aan het werk... nu, dus ik moet gaan. Maar het was erg fijn je te ontmoeten.' Ze stond op, maar iets in Raymonds gezicht, een soort zwijgende smeekbede die ze in zijn ogen meende te lezen, ging naar haar uit en ze ging weer zitten.Het was duidelijk dat Raymond niet... normaal was. Hij had geen ervaring met vrouwen; dat kon iedereen zien. Hij had geen geld; daar was Iris vrij zeker van. En zaken waren tenslotte zaken. Je moest als vrouw gebruik maken van wat je had, terwijl je het nog had. Het werkzame leven van een succesvolle hoer in Las Vegas duurde misschien zeven jaar, op zijn best. Zo lang stond de directie van de beste hotels je toe daar rond te hangen en je onder de klanten te begeven. Maar daarna, soms al voor je dertigste, werd je gedwongen de ladder af te dalen om in de goedkopere bars en hotels te werken. Dit waren Iris' beste jaren, de jaren dat haar gezicht nog rimpelloos was en haar lichaam strak en stevig, nergens nog iets verslapt. Maar de tijd ging voorbij en tijd was geld. En toch had deze kleine man iets zo verlorens en eenzaams over zich; deze man die in de kamer van zijn jongere broer woonde, die zijn boze ogen geen ogenblik van hem afhield. En hij leek haar echt aardig te vinden. Iris aarzelde even, terwijl ze haar hart voelde kloppen; toen nam ze een besluit. 'Zou je het leuk vinden om een afspraakje met mij te hebben?'
Raymond knikte ernstig. 'Wat is dat?'
'O, dan... praten we. En dansen misschien. Zomaar een poosje. Zou je dat leuk vinden?'
Aan de uitdrukking op Raymonds gezicht zag ze dat het antwoord ja was.
'Goed, later op de avond. Op deze plek. Om tien uur. Voor ik met mijn werk begin.' Iris stond op en keek glimlachend op Raymond neer. 'Zeg het maar tegen je broer. Tien uur. Hier, waar we nu zitten.'
Ze liep weg en draaide zich om om naar Raymond te zwaaien, die haar een getrouwe kopie van haar groet teruggaf. Toen Charlie bij de tafel terugkwam, zag hij een uitdrukking op het gezicht van Raymond die hij niet meer gezien had sinds hij hem de Watchman gegeven had. Het was de versie van de Raymond Babbitt B.V. van tevreden zijn over zichzelf.
Afhankelijk van smaak was Charlies tweepersoonssuite óf aantrekkelijk en luxueus óf opzichtig en overdadig. Kosten noch moeiten waren gespaard om de jet-set van een chique omgeving te voorzien. Het dikke tapijt onder je voeten, de glinsterende luchters aan het plafond, het zachte, comfortabe-
Ie meubilair, het hoger gelegen slaapgedeelte met voorname fluwelen bedspreien over extra grote bedden: het was er allemaal op berekend indruk te maken.
Raymond was duidelijk onder de indruk. Hij keek met grote ogen om zich heen, nam alles in zich op en sloeg het op in zijn geheugenbank. Deze kamer was van alle moderne gemakken voorzien. Hij herinnerde zich die woorden van t.v.-reclamespots. Nu zag hij wat ze betekenden.
'Bevalt deze kamer je?' vroeg Charlie met een rimpel in zijn voorhoofd. 'Mij niet. Er is hier niets dat... je een fijn gevoel geeft.' Hij gooide de sleutel van de kamer onverschillig ergens neer en liep naar de bar om een borrel in te schenken. Charlie Babbitt was afgedraaid en, vreemd genoeg, in een sombere bui. Hier stond hij nu als grote winnaar, met al dat geld in zijn zakken; hij zou in de wolken moeten zijn, en toch was hij neerslachtig. 'Winnen. Winnen is een fijn gevoel, maar jij bent degene die wint.' Charlies stem werd zachter. 'Ik kijk alleen maar toe.'
Toekijken. Raymond deed zijn uiterste best om het te begrijpen. 'Net als... de was, Charlie Babbitt?' Charlie schudde zijn hoofd. 'Nee. Als ik naar de was kijk, ga ik me niet de verliezer voelen.' Hij keek op naar zijn broer, die de trap op gegaan was naar het balkon van zijn eigen slaapkamer - Charlies slaapkamer was op de verdieping eronder - en die het 90-cm t.v.-toestel aan het proberen was. 'Toekijken hoe jij mijn hachje redt maakt me een beetje overstuur, denk ik.' Hij volgde Raymond naar boven. Het was plotseling belangrijk voor hem het zijn broer duidelijk te maken.
Raymond zat op de rand van het enorme bed met de afstandsbediening te experimenteren. Charlie liet zich aan de andere kant op het bed vallen en zuchtte. 'We hebben vanavond een heleboel geld verdiend, Ray. Genoeg om ongeveer iedereen af te betalen. En mijn leven weer te laten doorgaan waar het gebleven was.' Charlie begon voor zich uit te fluisteren, fluisterfluisterfluister, net als Raymond altijd deed als hij bang was. Raymond kon niet verstaan wat hij zei, dus kroop hij op zijn handen en knieën over het enorme bed en hield zijn oor dicht bij Charlies lippen.
'En dat is het slechte nieuws,' fluisterde Charlie. Raymond had Charlie nooit neerslachtig gezien. Boos, lachend, plagend, mokkend, handig manoeuvrerend, ja, maar zwaarmoedig nooit. Hij begreep zwaarmoedigheid niet; hij had er geen woord voor. Raymond was nooit neerslachtig. Hij was óf in een toestand van angst of van niet-angst óf hij kwam uit de ene toestand en ging over naar de andere. Hij keek naar zijn broer zonder iets te zeggen, niet-begrijpend en een beetje ongerust. Charlie Babbitt had de plaats van Vernon ingenomen als de persoon van wie Raymond afhankelijk was voor zijn behoeften. Charlies sombere bui maakte Raymond ongerust. Hij vond het fijn als Charlie glimlachte; het riep niet-angst bij hem op. Maar Charlie glimlachte nu niet. 'Geheime gedachten,' mompelde Charlie, terwijl hij overeind kwam en zich uitrekte. Behalve Raymond had hij niemand die hij in vertrouwen kon nemen en hij wist nooit precies hoeveel Raymond begreep of niet begreep. Toen hij de uitdrukking op Raymonds gezicht zag, schonk hij zijn broer een wrang glimlachje. 'Het betekent dat ik mijn leven terug heb, Ray. En ik wil het niet. En ik weet niet...' De glimlach verbleekte en verdween en er verscheen een vreemde, nieuwe uitdrukking in Charlies bruine ogen. 'Ik weet niet waarom ik het ooit terug heb willen hebben,' besloot hij zachtjes. Een gevoel van uitputting kwam plotseling over hem en Charlie voelde dat hij op was van de slaap. Hij geeuwde hartgrondig tot de tranen uit zijn ooghoeken kwamen. Hoewel het op de klok nog vroeg was, was het bedtijd; ze hadden een lange, drukke middag gehad en morgen werd het beslist weer een grote dag. Hij kwam in de verleiding om gewoon zijn ogen dicht te doen en te gaan slapen, precies zoals hij daar nu lag, in elkaar gerold op het bed, helemaal gekleed en met zijn schoenen nog aan. Maar dat zou niet verstandig zijn. Hij zou alleen maar over een paar uur wakker worden en zich vies en afschuwelijk voelen, zijn nieuwe pak en overhemd ontoonbaar, en met hoofdpijn en een afschuwelijke smaak in zijn mond. Hij kon het maar beter goed doen.
Charlie dwong zichzelf van het bed af te komen en ging op weg naar de badkamer om zijn tanden te poetsen. Onderweg begon hij zijn kleren uit te gooien - eerst het jasje en daarna het overhemd en de stropdas, zodat hij een spoor van verkreukte kleren op het tapijt achter zich liet. Shit! Als hij dat morgenavond weer aan wilde, kon hij zijn kleren beter netjes houden. Zuchtend keerde Charlie op zijn schreden terug en pakte zijn kleren op. Hij hing ze netjes op hangertjes, zodat de hotelbediende ze kon ontvlekken en persen. Raymond volgde Charlie de badkamer in; hij probeerde nog steeds te begrijpen wat zijn broer hem verteld had. Hij had de veranderde uitdrukking in Charlies ogen opgemerkt en de veranderde klank in zijn stem, maar hij had er geen vermoeden van wat dat betekende.
Charlie draaide het dopje van de tandpasta en pakte de echt haren tandenborstel die het hotel ter beschikking stelde. Terwijl hij de pasta op de borstel kneep bekeek hij zichzelf eens goed in de spiegel; hij keek zijn spiegelbeeld lang en aandachtig aan en zag zichzelf voor de eerste keer. Charlie Babbitt stond nu al tien jaar alleen en hij had voor zichzelf gezorgd op een meedogenloze manier, waardoor hij het hoofd boven water had kunnen houden. Maar hij had zodoende veel verloren: niet alleen zijn thuis en wat er over was van zijn familie, maar ook zijn jeugd. Hij was gedwongen geweest bijna van de ene dag op de andere een man te worden. Hij was verdomme te snel opgegroeid. Nu, op zijn zesentwintigste voelde hij zich oud. En, erger nog, hij voelde zich alleen. Hij was alleen, verdomme. Charlie Babbitt zat opgesloten in een eigengemaakte gevangenis. Terwijl hij bezig geweest was zijn hachje te redden, was hij vergeten dat er ook nog andere mensen waren. Terwijl hij bezig geweest was zijn eigen verdedigingswerken op te bouwen, had hij op een heleboel tenen getrapt; hij had vijanden gemaakt met zijn gesjacher; hij had iedereen van zich afgestoten en was paranoïde geworden. Niemand behalve Susanna durfde zelfs maar dichtbij te komen. En hij kon Susanna wel eens kwijt zijn. Hij had haar verschillende keren gebeld en alleen haar antwoordapparaat gekregen; ze had hem ook niet teruggebeld.
Charlie was in veel opzichten net als Raymond. Raymond moest ook vechten om overeind te blijven. Raymond had ook een ingewikkeld systeem van verdedigingsmechanismen opgebouwd, dat hem van de anderen afsloot. Diep van binnen was Charlie, net als Raymond, bang om aangeraakt te worden. Charlie en Raymond hadden ieder een wereld geschapen waarin hij alleen woonde; zowel Raymond als Charlie was het enige middelpunt van zijn bestaan en alleen geïnteresseerd in wat zijn eigen welzijn of veiligheid betrof. Het verschil was dat Raymond autistisch geboren was, terwijl Charlie zijn gebrek gekregen had door er hard aan te werken en voortdurend te oefenen. Raymond kon geen contact hebben met een ander menselijk wezen omdat hij beschadigd was en er een onmisbaar onderdeel aan zijn brein ontbrak, het onderdeel dat contact met anderen op kon nemen. Charlie kon met niemand contact hebben, omdat hij zichzelf gedwongen had te vergeten hoe dat moest. Gevoelens remden hem af en stonden hem in de weg. Voor de eerste keer besefte Charlie Babbitt wat hij zichzelf al die jaren aangedaan had, hoe hij zichzelf afgesneden had, zich geïsoleerd had van lastige menselijke emoties. En hij besefte ook nog iets anders, iets dat nog belangrijker was. Raymond had nooit een echte band met een ander menselijk wezen gehad omdat hij dat niet kon\ Charlie had nooit een echte band met iemand gehad omdat hij dat niet wilde.
Charlie Babbitt was zo glad als een aal; hij kon met gemak en handigheid alles en iedereen in zijn omgeving manipuleren. Raymond Babbitt kon niet met een vork eten, maar van binnen, waar het erop aankwam, was hij de beste van de twee, omdat hij nog nooit iemand kwaad gedaan had. Wat een afgang! Charlie Babbitt was aan deze belachelijke cross-country marathon begonnen om een losgeld te kunnen eisen voor zijn autistische broer, om zijn niet-begrijpende hersens te programmeren met nieuwe gedragspatronen, hoe onecht ook, hoe nutteloos of tijdelijk ook, en dat alles om een grote smak geld te pakken te krijgen. Wat een fantastisch plan, ook al leek het dan te lukken!
En nu, plotseling, deed dat rotgeld er niet meer toe. Terwijl hij Raymond weggesleept had uit een beschermende omgeving waarin hij zich twintig jaar had weten te handhaven, had Charlie nooit echt aan zijn broer gedacht. Waarom zou hij, Charlie Babbitt, de Adembenemende, de Uitgekookte, zich verdiepen in de rechten of het welzijn van een psychiatrische patiënt? Toen Charlie zich de onnadenkende daden, de onverschillige wreedheden herinnerde, die hij de afgelopen dagen tegenover Raymond begaan had, huiverde hij. Hij wilde tegen zijn broer zeggen hoe het hem speet. Maar hij wist dat Raymond het niet kon begrijpen. Toch vond Charlie dat hij veel aan Raymond te danken had, meer dan alleen de winst van de blackjacktafel.
Raymonds donkerbruine ogen vonden de lichtbruine van Charlie in de spiegel boven de wastafel. Ze stelden nog steeds de vraag die niet te beantwoorden was. Charlie glimlachte breed en geruststellend naar hem.
'Nou, vertel me maar eens over die hoer van je. Knap ding, hè?' Hoer?
'Het meisje. In de bar.'
'Iris,' zei Raymond. 'We hebben een afspraak. Later. Vanavond. Tien uur. Hier, waar we nu zitten. Zeg het maar tegen je broer.'
Een afspraak? De grijns van Charlie verbreedde zich rond de tandenborstel in zijn mond.
'Ik moet... dansen. Op mijn afspraak,' zei Raymond. Het klonk angstig.
Charlie nam de tandenborstel uit zijn mond. 'O, dansen is makkelijk,' stelde hij zijn broer gerust. 'Ik zal het je straks voordoen. Geef me een uurtje om uit te rusten.' Maar Raymond was niet gerustgesteld. 'Nu,' drong hij aan. 'Het is nu... nu kan ik het niet.'
Dit betekende blijkbaar veel voor hem en de nieuwe Charlie, de man met de goede voornemens, knikte. Hij spoelde de tandpasta uit zijn mond, legde de tandenborstel neer en beduidde Raymond hem te volgen. Ze gingen terug naar de slaapkamer, waar Charlie de radio aanzette en aan de knop draaide tot hij smeltende muziek vond, makkelijk in het gehoor liggend, een romantische melodie, waarin de strijkers de boventoon voerden.
'Mooi. Kom nu hier staan met je gezicht naar me toe. Steek je armen uit. Nee, niet terugtrekken. Je wilt toch leren dansen? Nou, dit is dansen. Je moet je partner vasthouden. Nee, niet naar je voeten kijken,' instrueerde Charlie. 'Loop maar gewoon waar ik je heen duw. Probeer de muziek te volgen.' En daar schuifelden ze weg, langzaam en onbeholpen. Charlie leidde en Raymond danste als een meisje. Hoewel hij houterig was en niet goed gecoördineerd, bracht Raymond het er niet eens zo slecht af. Zijn houding was stram en zijn armen staken stijf naar voren, maar op de een of andere manier lukte het zijn voeten bijna in de maat te blijven. 'Je doet het goed,' zei Charlie nadat ze een poosje op dezelfde plaats rondgedraaid hadden. 'Nog even, dan kun jij mij leiden.'
Nadat ze nog even doorgegaan waren, probeerde Charlie een draai. Raymond struikelde half, maar richtte zich weer op. Ze probeerden nog een draai en deze keer voerde Raymond hem met succes uit. Ze wisselden van rol. Nu leidde Raymond en hij bracht het er verrassend goed af. Zijn gezicht stond ernstig, zijn lippen waren opeengeklemd en er was enorm veel energie nodig alleen al om eraan te denken dat hij niet naar zijn voeten mocht kijken.
'Handige bliksem,' zei Charlie verbaasd. 'Je hebt het onder de knie, hè?' Raymond gaf geen antwoord, maar hij leidde Charlie in een draai. En dan nog een.
'Denk eens even na, Ray. Je kunt potverdorie met een meisje dansen!' Charlie lachte, trots op zijn broer en ook trots op zichzelf. 'Vooruit, zeg het!'
'Potverdorie... met een meisje... dansen!' echode Raymond. Een plotselinge golf van onverwachte genegenheid overspoelde Charlie en even vergat hij zichzelf. Een paar adembenemende ogenblikken lang vergat Charlie wie en wat Raymond was en wist hij alleen nog dat dit zijn broer was. Zijn broer Rain Man. Hij greep Raymond stevig vast en drukte hem stijf tegen zich aan.
Raymond verstijfde, dodelijk geschrokken. Nooit eerder had iemand hem zo vastgegrepen; niemand had hem ooit zo lang vastgehouden en hem haast fijngeknepen. Hij had het gevoel dat hij geen adem kon halen en al zijn alarmsignalen gingen onmiddellijk af.
Net zo snel als hij het vergeten was herinnerde Charlie het zich weer. Dit was Raymond en Raymond raakte buiten zichzelf als hij aangeraakt werd. Hij liet zijn broer los en ging achteruit. Maar de paniek van Raymond verminderde niet. Hij begon zwaar te ademen, bijna te hijgen, terwijl zijn ogen in zijn hoofd heen en weer rolden.
'Kom op, man!' riep Charlie, die ronddanste als een bokser om Raymond af te leiden. 'Broers doen dat soort dingen altijd! Het is geen homo-gedoe. Het is iets tussen broers! Ben jij mijn broer?'
Maar het was al te laat; Raymond was al ver op de terugtocht. Hij wrong zenuwachtig zijn handen, klemde zijn vingers in elkaar.
Nu merkte Charlie dat hij op een onverklaarbare manier kwaad werd. Hij was te moe om helder te denken. Hij was ook gekwetst, hoewel hij dat zelfs tegenover zichzelf nog niet wilde erkennen. En hij begreep niet dat hij tot Raymond door wilde dringen, tot hem door móest dringen, dat hij zijn broer moest dwingen de band van het bloed tussen hen op de een of andere manier te erkennen. Dit was toch Rain Man, die altijd voor hem zong toen hij nog maar een baby was, in een deken gewikkeld? Charlie weigerde te geloven dat Raymond niet ergens die band emotioneel zou erkennen, wachtend tot Charlie die aan het licht zou brengen. Met geweld, als het moest. 'Ben jij verdomme mijn broer ja of nee?' vroeg hij driftig. Raymond begreep niet waarom Charlie plotseling zo kwaad was, maar hij begreep die vraag. Broers. Dat was hij: Charlie Babbitts broer. Hij knikte angstig en hield zijn ogen strak op zijn broer Charlie Babbitt gericht. Hij kende het woord, het was de verwantschap die hij niet kon begrijpen. 'Pak me dan beet verdomme!'
Charlie deed een uitval naar Raymond en sloeg zijn armen weer om zijn broer heen in een stevige greep. Wanhopig van angst duwde Raymond Charlie uit alle macht weg en een tijdje worstelden ze zwijgend samen, door de kamer stommelend in een onbeholpen omhelzing.
Maar Charlie wilde niet opgeven. Hij had het krankzinnige idee opgevat dat hij, als hij Raymond lang genoeg vasthield, hem stijf genoeg tegen zich aan drukte, Raymond kon dwingen te reageren. Zijn genegenheid en de enorme behoefte die hij voelde om met Rain Man in contact te komen kon diep doordringen in Raymond, zijn Ray, zijn broer, en de verdwenen persoonlijkheid weer boven brengen, de échte persoonlijkheid, de normale persoonlijkheid, die in hem begraven lag. Met een kracht waarvan Raymond nooit geweten had dat hij hem bezat, een kracht die alleen uit buitensporige angst voortkwam, duwde Raymond hard en heftig en rukte zich los uit Charlies greep. Intussen had de angst zich volledig van hem meester gemaakt en zijn terugtrekken in zijn geheime wezen had al zijn rituelen op gang gebracht: het fluisterfluisterfluister, snel en uitzinnig, het handenwringen, de starre ledematen, de starende ogen.
Maar Charlie wilde niet toegeven. Hij was vastbesloten het niet op te geven, Rain Man niet van zich weg te laten glippen. De dokters hadden ongelijk; ze móesten ongelijk hebben. Zij ouwehoerden maar een eind weg; wisten zij veel? Waren zij Rays broer? Raymond was de enige familie die hij op de wereld had en hij was niet van plan hem alleen te laten leven en sterven in autistisch isolement. Hij, Charlie Babbitt, zou hem redden; hij zou slagen waar alle zieleknijpers gefaald hadden. 'Shit, Ray,' hijgde hij, terwijl hij om zijn broer heen danste, 'Je hebt me echt gekwetst! En gekwetste gevoelens doen het meeste pijn.'
Het snelle gefluister ging door toen Charlie zijn broer besloop en hem terugdreef in een hoek. Dat was een schok-tactiek; Charlie had zich vastgebeten in de koppige theorie dat hij, als hij zijn broer maar bang genoeg maakte, hem kon dwingen weer helemaal normaal te worden.
'Ik ga een Lijst van Ernstig Letsel aanleggen,' dreigde Charlie. 'En jij wordt nummer een, man. Nummer één. In 1988.' Hij wierp zich weer op zijn broer, omhelsde hem, hield hem zo stijf vast dat Raymond niet los kon komen.
'Kom op, man, doe het nou eens bij mij!' drong hij aan. 'Pak me vast. Pak me vast, Ray. Eén keer maar. Eén keer. Kom op! Dan zie je wat een fijn gevoel het kan zijn!' Tranen sprongen in zijn ogen, brandden achter zijn oogleden; hij had nog nooit in zijn leven iets zo graag gewild als dat Raymond zijn omhelzing zou beantwoorden. Hij had niet meer zo'n sterk verlangen gevoeld sinds de dag, vierentwintig jaar geleden, dat Rain Man weggegaan was om nooit meer terug te komen. Toen had hij gehuild; hij huilde nu. Hij wilde Rain Man terug.
Helemaal bezeten door angst en gefrustreerde woede om zijn eigen hulpeloosheid, stopte Raymond de rug van zijn hand in zijn mond en begon erin te bijten, heel hard. Het was de uiterste demonstratie van zijn autistische gedrag, deze onbewuste daad van zelfverminking.
En het verjoeg met één klap Charlies waanidee, bracht hem tot bezinning. Hij begreep in een flits, eens en voor altijd, dat Rain Man niet meer bestond, nooit echt bestaan had, behalve in zijn eigen kinderherinnering. Er was geen normaal mens opgesloten binnen in dit kleine lichaam. Raymond Babbitt was een autistische man die op hoog niveau functioneerde. Punt. Einde citaat. Hij was in staat van sommige bescheiden genoegens in bescheiden mate te genieten, misschien. En hij bezat enkele opmerkelijke verstandelijke vermogens, zeker. Het zou er, met liefde en zorg, zelfs op kunnen lijken dat hij enige vooruitgang maakte. Maar Raymond Babbitt zou nooit normaal zijn. Nooit. Normaal. Zijn.
Het was alsof een emmer ijskoud water over Charlie uitgestort was. Hij liet Raymond onmiddellijk los en liep achteruit met zijn handpalmen naar voren in dat universele gebaar van onderwerping. 'Hé, kijk, het is voorbij! Ray, hou daarmee op, alsjeblieft\'
Maar Raymond trok door een wildernis ergens in zijn brein op zoek naar zijn verdedigingslinie, in een poging in leven te blijven, niet in staat op te houden in zijn hand te bijten. Hij voelde de pijn niet, of, als hij dat wèl deed, dan bracht hij de pijn in verband met de geheimzinnige, beschermende magie die hij beoefende om te overleven. Charlie greep Raymonds arm en kreeg de hand tussen de tanden van zijn broer uit door zijn kaken van elkaar te wrikken.
De rug van Raymonds hand was bedekt met beten. Charlie kon wel huilen van spijt.
'Vergeet het, vergeet het,' smeekte hij. 'Ik zal dat nooit meer doen. Ik beloof het. Nooit, nooit meer.'
Langzaam, heel langzaam, begon Raymond weer een beetje terug te komen. Het hijgen werd minder, werd weer ademhalen. Maar de angst bleef nog in zijn ogen, in de starre houding van zijn kleine lichaam.
'Ik ben stom geweest, nou goed?' zei Charlie zacht en met oneindige triestheid. 'Broers omhelzen elkaar. Wij zijn geen broers.'
Als een zomerse onweersbui, waarbij de bliksem flitst en de donder rolt en het neerstromende water de straten blank zet, was het gevecht fel maar snel voorbij en, althans voor Raymond, schijnbaar vergeten.
Terwijl Charlie een douche nam en zijn verfrommelde kleding weer aantrok, om zich klaar te maken om Raymond naar de bar te begeleiden voor zijn afspraak om tien uur, zat Raymond op het bed naar spelletjes op de tv. te kijken en rustig te wachten tot het uur zou komen dat hij met Iris zou gaan dansen.
Charlie was net uit zijn slaapkamer gekomen en stond zijn stropdas te knopen toen er op de deur geklopt werd. Voor hij erheen kon gaan, ging de deur van de suite open. Susanna stond in de deuropening, een blos op haar wangen, het donkere haar verward, alsof ze zomaar iets aangetrokken had om het vliegtuig nog te halen en in de avond helemaal de woestijn over te vliegen. Wat ze ook gedaan had. Ze zag er geweldig uit.
Charlie rende op haar af om haar in zijn armen te nemen. Hij hield haar dicht tegen zich aan en lachte. 'Zeg, je ziet er fantastisch uit,' zei hij met zijn gezicht begraven in haar dikke krulhaar. 'Ray, Susanna is er!' Raymond draaide zich om en keek haar ernstig aan. Susanna zwaaide en hij deed haar na en zwaaide terug.
'Hoe wist je dat we in Caesar's Palace waren?' Charlies bruine ogen keken verbaasd, maar gelukkig. 'Ik heb Lenny gesproken.' Het meisje sloeg haar heldere donkere ogen neer, maar keek toen openhartig in de zijne. 'Het spijt me van je zaak,' zei ze zacht.
Charlie haalde licht zijn schouders op. 'O, zit daar maar niet mee. Er zijn een paar opzienbarende ontwikkelingen geweest.
Ray, vertel haar eens wat we gedaan hebben.'
'We hebben gekaart. We hebben blackjack gespeeld en ik heb de kaarten geteld,' zei Raymond prompt.
'Wat?' vroeg Susanna stomverbaasd.
'Dat is een lang verhaal,' kwam Charlie haastig tussenbeide, die Susanna graag voor zich alleen wilde hebben. 'Daar zullen we over praten nadat we een dutje gedaan hebben.' Hij pakte haar arm met het gebaar van een bezitter en leidde haar naar zijn slaapkamer.
'Hoe gaat het, Ray?' riep ze over haar schouder. 'Ik weet het niet.'
Het vrijen was fijner dan het ooit geweest was, voor zover Charlie of Susanna zich kon herinneren. Maar of dat kwam doordat Charlie te moe was om anders dan rustig en teder te zijn, of doordat ze dagenlang gescheiden geweest waren, of doordat hij een nieuw, pasgevonden gevoel uitdrukte, wie zal het zeggen? Hoe dan ook, nadat ze hun hartstocht bevredigd hadden, lagen ze zij aan zij, naakt, op de verkreukte lakens, uitgeput, maar met een warm gevoel van saamhorigheid.
Susanna trok met haar vingernagel zachtjes een spoor over Charlies blote schouder en arm. 'Ben je echt blij dat je me weer ziet?' vroeg ze zachtjes.
Charlie boog zich over haar heen en streek met zijn neus langs haar kleine, volmaakte borsten. 'Natuurlijk. Wat denk je? Heb ik me net niet blij gedragen?'
'Nou, ik vraag het, omdat je me dat soort dingen nooit vertelt. Zoals of je me echt gemist hebt of niet. Niet dit,' en ze gaf met een brede armzwaai de vrijpartij aan waarvan ze beiden genoten hadden, 'maar mij. Susanna.' 'Je weet dat ik...' begon Charlie, maar Susanna viel hem in de rede.
'Waarom kun je me dat dan niet vertellen?' drong ze aan, terwijl haar ogen vonken schoten. '"Susanna, ik heb je gemist. Ik wil je zien." Je kent die woorden. Er zijn miljoenen van zulke woorden. Het zou leuk zijn...'
Op dat ogenblik werd er op de deur van de slaapkamer geklopt en Charlie sprong van het bed af. 'Gered door de bel,' mompelde Susanna. 'Binnen,' riep Charlie, terwijl hij een baddoek om zijn middel sloeg en de deur opengooide. Daar stond Raymond met zijn Watchman in zijn hand. 'Over zes minuten is mijn afspraak.' 'Heeft hij een afspraak?' vroeg Susanna verrast. Charlie hinkte op één been terwijl hij zijn broek aantrok. 'Nou ja, zoiets, ja. Vooruit, Susanna, kleed je vlug aan. We moeten over zes minuten beneden zijn.' 'Vijf,' zei Raymond.
Toen ze met z'n drieën beneden bij de bar kwamen, hadden ze nog een minuut over. Raymond was nog onafscheidelijk van zijn Watchman; zijn ogen waren strak op het kleine scherm gericht. Veilig in de zak van zijn jasje zat het iets verstopt dat Charlie Babbitt hem gegeven had om aan Iris te geven.
'Ray, je had je tv. wel in de kamer kunnen laten. Je hoeft dat ding niet mee te nemen naar je afspraakje.' 'Ze zijn aan het dansen,' zei Raymond. Hij hield de Watchman omhoog. Op het 7 1/2 -cm schermpje waren Fred Astaire en Ginger Rogers prachtig aan het dansen. De japon van Ginger golfde als een wolk om haar heen, terwijl de voeten van Fred over het toneel gingen of hij de sterren van de hemel wilde dansen.
'Hoe ziet ze eruit?' vroeg Susanna fluisterend aan Charlie. Raymond hoorde haar. 'Ze ziet eruit als eten uit een cafetaria,' zei hij. 'Zij heeft een huid voor eten uit een cafetaria.' Charlie gooide zijn hoofd achterover en lachte luid. 'Ik geloof niet dat ik die al gehoord had.' 'Is dat een compliment?' vroeg Susanna met één opgetrokken wenkbrauw.
Terwijl ze in de bar rondkeken of ze Iris zagen, kwam er een personeelslid van het casino naar hen toe. 'Meneer Babbitt?' 'Ja, dat klopt,' zei Charlie.
'Meneer Kelso zou u graag even willen spreken.' O-o. Charlie kreeg plotseling een angstig voorgevoel. Dat klonk niet zo best. Hij had te veel geld gewonnen en dat zat die binken niet lekker. Rustig blijven. Het was niet waarschijnlijk dat het casino hem de hand zou schudden en feliciteren; maar aan de andere kant was het ook onwaarschijnlijk dat ze hem dood zouden schieten. Doen of er niets aan de hand is, hield hij zichzelf voor. Niet zenuwachtig worden. Ze hebben niets wat ze tegen je kunnen gebruiken. Je hebt niets op je geweten. Toch voelde hij zich helemaal niet op zijn gemak.
'Susanna, wil jij even een oogje op hem houden?' Raymond keek niet op van zijn Watchman toen Charlie wegging, behalve om even op zijn horloge te kijken. 'Ze is er niet. Het is één minuut over tienen. Ze is er niet,' kondigde Raymond aan. Susanna keek hem ongerust aan. Maar Raymond leek het zich niet overmatig aan te trekken; hij was nog helemaal verdiept in de film met Fred en Ginger op zijn Watchman.
Charlie volgde de man van het casino door een deur met het opschrift PRIVÉ, GEEN TOEGANG, die naar een lange gang leidde waar een aantal deuren op uitkwamen. Elke deur leidde naar een kantoor of een andere ruimte voor casinopersoneel. Aan het einde van de gang was een deur waarop stond j. EUGENE KELSO en in kleinere letters daaronder HOOFD VEILIGHEIDSDIENST. De casino-beambte duwde de deur open en wenkte Charlie naar binnen te gaan.
Ze stonden in een kantoor, goed gemeubileerd en licht, met moderne schilderijen en een glanzend ebbehouten bureau, waarachter een secretaresse zat die mooi genoeg was om als model te werken. Op een knikje van haar leidde de beambte Charlie naar de brede eiken deur van het privé-kantoor, klopte zacht één keer, opende daarna de deur voor Charlie, liet hem binnengaan en ging weg, waarbij hij de deur heel zacht achter zich sloot.
Het kantoor van de directeur van de veiligheidsdienst was groot en luxueus gemeubileerd; het drukte g-e-l-d uit voor Charlie, die ondanks zichzelf onder de indruk was. Achter een breed antiek bureau zat een voornaam uitziende man met een knap gezicht en grijzend haar. Geschrokken sperde Charlie zijn ogen open. De glimlachende man die de hele middag naast Raymond aan de blackjacktafel gezeten had, de man die Raymond al die vragen gesteld had, was een hoofdmedewerker van het casino, hoofd van de veiligheidsdienst, meneer J. Eugene Kelso! Alleen glimlachte hij nu niet. Charlie kreeg een gevoel in zijn knieholten alsof zijn benen het zouden begeven. Met een enorme inspanning slaagde hij erin rustig naar een stoel te kuieren en erop te gaan zitten, niet vallen. De twee mannen bleven elkaar lang zwijgend aankijken, toen begon meneer Kelso zachtjes te praten. 'Gefeliciteerd, meneer Babbitt. U hebt... laat eens kijken' - hij raadpleegde een betaalstrookje - 'zesentachtigduizend- driehonderd dollar gewonnen. Dat is een heleboel geld.' 'Niet zó veel,' zei Charlie, uiterlijk kalm, terwijl zijn hart in zijn borstkas bonkte. 'Niet als je naar de echte grote winnaars kijkt.'
'Nou, het gaat niet om het bedrag. Het gaat om de mogelijkheden... om ons bedrijf te ontwrichten.' Meneer Kelso ging achterover zitten in zijn hoge leren stoel en legde de toppen van zijn vingers tegen elkaar. 'Tellen in een slof met zes spellen is een hele prestatie. Een prestatie, in feite, die speciale aandacht waard is. Mijn eigen aandacht. Ik kaart niet met iedereen, meneer Babbitt. Ik hou niet van kaarten.' Charlie speelde zo goed hij kon de jongensachtige onschuld. 'Ik ben bang dat ik echt niet weet wat...' 'We hebben videobanden,' viel meneer Kelso hem abrupt in de rede en er kwam een nieuwe, koude klank in zijn stem. 'Die analyseren we. En we delen ze met andere casino's. De banden wijzen erop, meneer Babbitt, dat u uw winst moet pakken en de staat verlaten.'Charlie deed zijn mond open om iets te zeggen, maar het hoofd van de veiligheidsdienst liet hem niet uitpraten. 'Het enige dat u te doen hebt is uw mond dichtdoen en naar huis gaan. En dat is het beste voorstel dat u voorlopig gedaan zal worden.' Hij keek Charlie strak aan. 'Ik zou het maar aannemen.'
De dreiging in de stem van Kelso was zwak, maar onmiskenbaar, een dolk in fluweel gewikkeld. Plotseling voelde Charlie Babbitt een dringende behoefte L.A. weer te zien. Hij wilde naar huis.
Iris kwam niet opdagen voor het afspraakje. Toen het eenmaal tien over tien was, was Raymond graag bereid het op te geven en terug te gaan. Omdat hij geen verwachtingen gehad had, kreeg hij geen teleurstelling te verwerken en hij leek met genoegen op het voorstel van Susanna in te gaan dat ze terug zouden gaan naar boven om in de suite tv. te kijken. Eigenlijk was hij zo verdiept in de Rogers-Astaire-film op het piepkleine scherm dat hij bij zich had, dat hij helemaal niet aan Iris dacht.
Met Susanna liep hij langzaam naar de lift, zijn ogen op het toestelletje gericht. Susanna keek over zijn schouder. Op het scherm dansten Fred en Ginger als betoverd op They Can't Take That Away From Me.
'Waarschijnlijk danst Iris ook zo,' zei Susanna monter. 'Wat een pech was dat. Maar er komen nog wel andere kansen. Massa's leuke meisjes zouden het... enig vinden... om met jou te dansen, Raymond.'
Raymond reageerde niet; zijn hele aandacht was op Ginger
geconcentreerd.
'Iris was zeker echt knap, hè?'
'Ik weet het niet.'
De lift kwam en de deuren gingen geluidloos open. Susanna stapte erin en wachtte op Raymond. Hij schuifelde langzaam naar binnen, nog steeds met verrukte aandacht naar zijn film kijkend. Ze hadden de lift helemaal voor zich alleen. 'Was ze het mooiste meisje dat je ooit gezien hebt?' hield Susanna aan.
'Ik weet het niet,' zei hij weer.
De muziek van de dansscène vulde de lift. Die was melodieus, romantisch... onweerstaanbaar. In een opwelling stak Susanna haar hand uit en drukte de rode stop-knop op het bedieningspaneel in. De lift schudde een beetje en bleef toen met een schokje staan. Geschrokken keek Raymond op van het scherm.
'Ik vind dit mooie muziek,' zei Susanna vriendelijk. 'Denk je dat je het me voor kunt doen? Hoe je met Iris zou dansen?' Deze ontwikkeling was te nieuw voor Raymond; hij begreep er niets meer van. Maar Susanna had zoiets liefs en vertrouwds over zich dat hij niet ongerust werd. Zachtjes pakte het meisje de Watchman uit zijn hand en zette hem op de vloer van de lift. De muziek golfde omhoog en omgaf hen met een zoete melodie.
Susanna ging dichter bij Raymond staan en strekte haar armen uit in de danshouding. 'Gaat het zo?' vroeg ze. Raymond stond daar gewoon maar, keek haar aan met een blik die niets uitdrukte en hield zijn hoofd schuin op die karakteristieke manier van hem.
Susanna lachte hem geruststellend toe en tilde voorzichtig zijn armen op, die ze rond haar hals legde. Heel langzaam begon ze te dansen en... na een paar maten begon Raymond met haar mee te dansen. Met hun lichamen tegen elkaar aan gedrukt draaiden ze rond in die beperkte ruimte op de maat van de muziek. Raymond herinnerde zich wat Charlie hem geleerd had en deed het... met een zekere stijl. Raymond-stijl. Het wijsje liep ten einde en ze gingen uit elkaar. 'Iris heeft een fijne dans gemist,' zei Susanna zacht. 'En een kus.'
Een kus? Susanna deed geschrokken een stap achteruit. 'Dat zei Charlie Babbitt. Als ze aardig voor me was. Om haar te geven. Een kusje.'
Susanna dacht er heel even over na en knikte toen. Ze stapte op Raymond af en zei zacht: 'Doe het me eens voor.' Raymond tuitte zijn lippen als een klein kind dat gedwongen wordt een ongetrouwde tante te kussen. Glimlachend schudde Susanna haar hoofd en zei: 'Doe je mond open. En kus...
alsof je iets heel zachts aan het eten bent. Iets dat heel lekker smaakt.' Ze opende haar rode mond om het Raymond voor te doen.
Raymond deed zijn mond open, zoals hij het Susanna had zien doen en kreeg zijn eerste zoen. Susanna zoende hem zacht en teder. Ze zoenden elkaar even en toen trok Susanna zich ten slotte terug. 'Hoe smaakte het?' vroeg ze. 'Het smaakte nat,' zei Raymond. 'Dan hebben we het goed gedaan.' Het meisje lachte. Raymond stak zijn hand in de zak van zijn jasje en haalde er het geheime iets uit dat hij voor Iris bewaarde en stak het Susanna toe. Vol verbazing keek Susanna van zijn gezicht naar de tweehonderd dollar die hij haar aanbood en toen weer naar zijn gezicht.
'Dat zei Charlie Babbitt,' zei Raymond.