Op de achterbank van de Buick cabriolet, die nu met honderdtien kilometer per uur over een landweg terugzoefde naar Cincinnati, zat Raymond te kijken naar de weg die voorbijvloog. Geen boom, geen verkeersbord, geen reclamebiljet ontging hem. Zijn ogen schoten van de ene kant naar de andere, zijn hersens namen alles op zonder er iets van te begrijpen. Wie wist wat er omging in dat beschadigde brein? Ze gingen niet terug naar het huis in Beechcrest Avenue éénnul-negen-zes-één. Ze gingen niet terug naar het Broadham Hotel. Maar ze reden naar een motel in de binnenstad en namen een tweepersoonskamer voor Charlie en Susanna en voor Raymond een eenpersoonskamer daarnaast met een tussendeur.
'Zo, Romeo,' zei Charlie vrolijk, terwijl hij zijn kamerdeur van het slot draaide en de koffers op het tweepersoonsbed zette. 'Welkom in de presidentiële vertrekken.' Raymond begreep daar natuurlijk geen woord van, maar hij bleef stram op zijn plaats staan, precies in het midden van het verschoten tapijt, zijn ogen strak op Charlie gericht. Charlie wenkte hem; het was tijd dat Raymond naar zijn eigen kamer ging. Weer geen reactie, alleen een leeg, wantrouwig staren. Charlie maakte weer een gebaar, heftiger deze keer en tenslotte bewoog Raymond. Hij nam houterig een paar stappen naar voren en kwam in botsing met een lamptafeltje dat hij niet gezien had. De tafel viel met een klap om, met lamp en al. Raymond verstijfde van schrik. Dit was iets voor de Lijst van Ernstig Letsel. Een echte ramp.
Toen deed hij iets wat hij nog nooit gedaan had. Hij bukte zich en pakte de lamp snel op. Hij was wonderlijk genoeg niet kapot. Hij drukte hem stijf tegen zich aan, toen, in een opwelling, stak hij hem Susanna toe. Een cadeau.
Susanna was verbaasd en aarzelde even. Hun ogen ontmoetten elkaar en haar hand kwam naar voren om hem aan te nemen. Ze glimlachte hartelijk naar hem, zich bewust van het duistere persoonlijke gevecht dat hij moest doorstaan. 'Dank je, Raymond.'
Als antwoord staarde hij haar ernstig aan, zonder terug te glimlachen. Een glimlach ging zijn kunnen geheel te boven. Charlie begon ongeduldig te worden. Zijn eigen tempo, de werking van zijn schrandere geest, waren zo vlug dat het bijna onmogelijk voor hem was om zoveel vaart te minderen dat hij in de pas kwam met de slakkegang waarop Raymond functioneerde.
'Vooruit.' Hij deed de tussendeur tussen de twee kamers van het slot en beduidde Raymond door te lopen. Met zijn schuifelende gang liep Raymond langzaam de kamer ernaast in. 'Jouw kamer, Ray,' zei Charlie opgewekt. Fout. Onmiddellijk trok er een angstige uitdrukking over het gezicht van Raymond. Hij keek schichtig om zich heen; zijn ogen schoten angstig heen en weer; hij was doodsbang. 'Dit is... is niet mijn kamer. Dit... is beslist niet mijn kamer,' brabbelde hij zenuwachtig.
'Alleen voor vannacht, dat is alles,' verzekerde Charlie hem gemoedelijk.
'Tot we je weer thuisbrengen,' voegde Susanna eraan toe. Maar Raymond was het stadium voorbij waarin hij geruststellende woorden kon horen. Hij zat ergens anders opgesloten, de rem was losgeschoten, al zijn ingewikkelde afweermechanismen gingen er op topsnelheid met hem vandoor. Zijn monoloog werd sneller; de woorden tuimelden haastig naar buiten.
'Ik blijf hier natuurlijk lang. Héél lang. Het wordt... de langste tijd en ik ben...'
'Nee, Raymond, echt niet!' Susanna probeerde de stroom van angstig gebrabbel te onderbreken. 'Wèg. Ik ben voorgoed wèg. Voorgoed weg uit mijn thuis.' 'Néé, Raymond. Het is alleen maar voor vannacht. Ik beloof het je, Raymond.'
Susanna's stem had zoveel kracht, zoveel gezag, dat hij het gebrabbel van Raymond onmiddellijk tot zwijgen bracht. Voor het eerst leek hij haar te horen en het kalmeerde hem een beetje. Maar niet helemaal. 'Ze hebben natuurlijk mijn bèd verzet.'
'Hé, dat klopt,' zei Charlie. 'Jij hebt het graag onder het raam, hè? Geen probleem, broer.' Hij begon het bed naar zijn nieuwe plaats te duwen, terwijl Raymond angstig toekeek. Nu stond het bed onder het raam en Raymond leek zich daardoor iets beter te voelen, een beetje minder gedesoriënteerd. Maar niet lang.
'Ze hebben... ze hebben de boeken meegenomen. Ze hebben alle boeken meegenomen,' brabbelde hij. 'Niet allemaal, Ray.' Charlie trok de la van de toilettafel open en pakte er de bijbel uit die de Gideons in elke hotelkamer in Amerika neerleggen als geestelijke steun voor de eenzame reiziger. 'Hier.'
Raymond stak zijn beide handen naar het boek uit, maar hij hield het onhandig vast, op een armlengte afstand, terwijl zijn zwarte kraaloogjes heen en weer bleven zwerven door de kamer. Zijn problemen vermenigvuldigden zich met de seconde. 'Ze hebben de planken meegenomen.' 'Je hebt geen planken nódig,' zei Charlie een beetje ongeduldig. 'Daarom hebben ze het boek in een la gelegd.' Logica maakte geen indruk op Raymond, tenzij het de geheime logica was die hij zelf had uitgevonden. Zijn heen en weer schietende ogen werden naar de plafondlamp boven hun hoofd getrokken en 'plafondlamp' betekende voor hem boekenbergruimte. Thuis in Wallbrook waren zijn boeken in de plafondlamp gestapeld. Ergo, daar hoorden ze. Het kwam geen ogenblik bij hem op - hoe zou dat kunnen? - dat deze plafonnière en die in Wallbrook verschilden in afmetingen en model; deze was kleiner en ondieper. Je stopte er boeken in, dat was het enige dat hij wist. Hij stak zijn hand omhoog en stopte de bijbel in de plafonnière. Hij balanceerde daar even, kiepte er toen uit en viel met een klap op de vloer. Nog een ramp en beslist een voor het opschrijfboek. De ramp was overweldigend. Dit mocht niet gebeuren. Verlamd van schrik staarde Raymond naar de gevallen bijbel;
zijn lichaam vertrok krampachtig terwijl hij snel tegen de vloer begon te fluisteren. Fluister, fluister, fluisterfluisterfluisterfluister. Noch Susanna noch Charlie kon er één woord van verstaan.
'Wat zegje, Ray?' vroeg Charlie. 'Ik kan het niet verstaan.' Maar Raymond was buiten hun bereik, stevig opgesloten in zijn eigen wereld. Fluisterfluisterfluisterfluister. Schok, schok, ruk. Susanna voelde een koude rilling over haar rug lopen. Ze was nu echt ongerust. Raymond leek nu totaal buiten zichzelf te zijn, voorbij het punt waarvan geen terugkeer mogelijk is. Ze was bang geweest dat zoiets zou kunnen gebeuren. Het was allemaal te veel voor Raymond, te nieuw en bedreigend. Ze hadden hem nooit hierheen moeten brengen; als Charlie zo nu en dan maar eens naar haar wilde luisteren. Charlie liep recht op zijn broer af en ging zo dicht bij hem staan dat hun gezichten nog geen tien centimeter bij elkaar vandaan waren. Zijn nabijheid dwong Raymond er praktisch toe naar hem te kijken, naar hem te luisteren. 'Ik kan je niet helpen als ik je niet kan horen,' zei Charlie vastberaden. 'Wat... zeg... je... in... vredesnaam?' Langzaam sloeg Raymond zijn ogen op van het boek op de vloer en begon wat hij zag weer tot hem door te dringen. Maar hij bleef nog schokkende en wringende bewegingen maken, een marionet aan in de knoop geraakte touwtjes. Met zijn ogen strak op Charlie gericht begon hij achteruit te wijken, waarbij hij zijn handen zenuwachtig langs elkaar wreef en zijn hoofd krampachtig van de ene kant naar de andere bewoog.
'Charlie, laten we hem thuisbrengen,' smeekte Susanna; haar hart deed pijn bij de aanblik van zoveel angst. Ze knielde om de bijbel van de vloer op te rapen.
'Er is niets met hem aan de hand.' Charlie schudde zijn hoofd; van haar voorstel kon geen sprake zijn. 'Hou je van pizza, Ray?'
'Hou jij van pizza, Charlie Babbitt?' antwoordde Raymond automatisch. Maar zijn angst leek iets te zijn afgenomen. 'Pizza' was een woord dat hij begreep, een vertrouwd Wallbrook-woord.
Susanna kwam een stap dichter naar Charlie toe. 'Ik denk dat hij bedoelt...'
'Ik weet wat hij bedoelt. Wij zijn broers. Hij houdt van pizza. Ik hou van pizza. Wij houden van pizza. Wij houden van pepperoni en ui, nietwaar, Ray?'
Houden van? Pepperoni? Houden van? Raymond kon daar in de verste verte geen antwoord op geven. Charlie ging terug naar zijn kamer om te bellen. 'Ik zal een grote boven laten brengen. Wil jij er bier bij, Ray?' riep hij over zijn schouder. 'Een glas melk, misschien?' Nu waren Raymond en Susanna alleen met elkaar, maar het was alsof het meisje niet bestond. Raymond was totaal op zijn bed geconcentreerd. Het was niet... goed... Iets... was niet goed. Er was iets mis, verontrustend mis. Hij verschoof het een paar centimeter naar rechts en nam het aandachtig op. Nog een paar centimeter. Nog niet goed. Raymond begon in paniek te raken.
'V-E-R-N... V-E-R-N...,' riep hij angstig. Hij duwde zijn bed ongeveer dertig centimeter naar links en keek er strak naar. Fout. Het was nog steeds helemaal fout. De paniek steeg, verspreidde zich, dreigde hem te overspoelen. 'V-E-R-N waar bèn je?' schreeuwde Raymond. 'V-E-R-N, waar bèn je!' Maar er was geen Vern die alles weer in orde kwam brengen. Alleen vreemden.
'Charlie, hij is bang,' fluisterde Susanna. 'We moesten hem maar...'
Plotseling, even onverwacht als het geschreeuw begonnen was, hield het weer op. Raymond had het bed eindelijk goed staan, zoals het hoorde te staan, zoals het staan móest, en de paniek verdween even snel als hij opgekomen was. Charlie kwam uit zijn eigen kamer en bekeek het bed. 'Hé, dat is leuk, Ray,' zei hij goedkeurend. 'Als je hier klaar bent, kun je het mijne komen doen.' Doen?
'Nou, wat is er op de tv.?' vroeg Charlie joviaal. 'Staatsrecht- bank? Rechter Wapner? Vooruit, kijk op je horloge.' Raymond keek op zijn horloge, toen sprak hij ertegen. 'Rad van Avontuur,' zei hij tegen de wijzerplaat. 'De deelnemers... de deelnemers van vandaag... zullen... zullen fabelachtige prijzen winnen...'
'Prachtig. Ga zitten. Ik zal het aanzetten.' Raymond gehoorzaamde Charlie en ging meteen op de rand van het bed zitten. Hij zat daar ongemakkelijk rechtop en negeerde de stoel. Charlie knikte en schakelde het toestel in, zocht het juiste kanaal. Daar was het, net als Raymond voorspeld had. Rad van Avontuur.
'Verbazend,' lachte Charlie. 'Jij zult me een fortuin aan t.v.- gidsen besparen, Ray.'
Raymond, die zijn kalmte herwonnen had, zat naar het televisiespelletje te kijken dat voor hem echter was dan wat ook buiten de omtrek van het kleine scherm. Charlie grinnikte overmoedig naar Susanna. Zie je wel? Hij had gelijk. Hij wist precies hoe hij met Raymond om moest gaan. Geen kunst aan. Hij pakte de bijbel uit haar handen, knielde voor Raymond en legde het boek in zijn schoot.
'Je hebt je tv. Je hebt je boek. De pizza komt. Het leven is goed, hè?'
Raymond en Charlie keken elkaar aan, Raymond zonder met zijn ogen te knipperen, met die strakke blik uit zijn doffe zwarte ogen.
'Lach jij wel eens?' vroeg Charlie.
'Ik lach wel eens,' antwoordde Raymond, terwijl hij bleef staren.
'Bewijs dat eens,' daagde Charlie hem uit. Hij grijnsde naar zijn broer, waarbij hij al zijn tanden liet zien, zijn beste charmante glimlach. Raymond keek hem even aan, toen grijnsde hij terug. Het was geen echte glimlach; het was een perfecte imitatie, net zoals hij het zwaaien van Susanna nagedaan had. Het leek op de glimlach van een etalagepop, maar het was toch een glimlach. Raymond Babbitts eerste glimlach. 'Deze knaap heeft talent,' lachte Charlie.
Op de rand van zijn bed gezeten keek Raymond naar Rad van Avontuur, De Prijs is goed, Laten we het op een Akkoordje Gooien, Staatsrechtbank, Pleinen van Hollywood. De pizza kwam, en Raymond at er drie stukken van. Hij at hem niet op een van de
gebruikelijke manieren op, niet van de korst naar binnen, niet van het midden naar buiten. Hij sloeg ook de randen van de plak niet om over het midden om de kaas binnenin te houden. Hij at hem helemaal niet op tot Charlie de plakken in heel kleine vierkantjes gesneden had, elk vierkantje precies even groot als alle andere, en elk klein vierkantje aan een tandestoker gespiest was. Toen at hij de vierkantjes langzaam en systematisch op, in een vooraf vastgestelde volgorde, waarin hij ze een voor een van de tandestokers afknabbelde. Het leek hem niet te deren dat de pizza steenkoud was, de saus gestold, de kaas keihard en dat de slijmerige plakjes pepperoni droge, omgekrulde randen hadden.
Toen de pizza op was, begon Raymond aan een zak kaascrackers, die hij een voor een opat, in hetzelfde tempo; zijn hand steeg uit de zak omhoog naar zijn mond als van een robot aan een lopende band. Het werd laat; Charlie en Susanna hadden zich al lang in hun eigen kamer teruggetrokken om pizza te eten, tv. te kijken en hartstochtelijk te vrijen, maar Raymond bleef naar het toestel kijken, en ging door met het knabbelen van zijn crackers.
De nachtfilm was bezig, een ouwetje dat Raymond niet herkende, maar hij keek er toch naar. Hij had hem vlak voor zijn neus en dat was het enige waar het op aankwam. Op het scherm zat een jongetje op zijn t.v.-toestel naar tekenfilms te kijken. Zijn moeder kwam de kamer in.
'Johnny Peters,' mopperde ze. 'Je hebt tegen je vader gezegd dat je aan je huiswerk bezig was! Zet dat toestel af, jongeman! En nu metéén!'
Bij het horen van die gebiedende stem stond Raymond gehoorzaam op, liep naar zijn televisietoestel en zette het af. De kamer was donker. Hij ging terug naar zijn bed en ging op de rand zitten, precies waar hij al uren onbeweeglijk gezeten had. Hij staarde naar het toestel. Het scherm was leeg. Er was niets te doen behalve lezen, dus las Raymond een poosje, toen sloeg hij het boek dicht. Hij had de tv. nodig. Uit de kamer naast hem kwamen gedempte geluiden, hijgen en steunen, zo nu en dan gekreun. Raymond begreep de erotische geluiden niet, maar hij maakte zich er niet ongerust over omdat er nog een ander geluid uit de kamer van Charlie kwam: het geluid van een televisietoestel, aangezet en vergeten toen het vrijen begon. Charlie heeft tv., Raymond heeft geen tv. Hij pakte de zak kaascrackers op en deed de deur tussen de beide kamers open.
Onder het verwarde beddegoed op het tweepersoonsbed waren Charlie en Susanna in een dodelijk erotisch gevecht gewikkeld, hun lippen en lendenen vurig verenigd. Ze gingen zo in hun liefdesspel op dat ze Raymond niet binnen hoorden komen. Wat Raymond betreft, hij kéék zelfs niet hun kant uit, want op het magische scherm was David Letterman in gesprek met een gast. David Letterman, een must voor laat t.v.- genoegen.
Raymond ging op de rand van het bed zitten en legde zijn zak met kaascrackers naast zich neer op het spartelende beddegoed. De zak begon in het rond te springen, maar Raymond had zijn aandacht te veel bij Letterman om het op te merken. In ritmische bewegingen stak hij zijn hand in de zak en haalde er het ene knapperige kaasbrokje na het andere uit, allemaal zonder zijn ogen van het t.v.-scherm af te wenden. Hij hoorde niet hoe de andere geluiden in de kamer heftiger werden terwijl de geliefden in snelle vaart op hun hoogtepunt afgingen.
Zonder te kijken stak Raymond zijn hand naar achteren om weer een hapje te pakken, maar hij kreeg in plaats daarvan een menselijk been te pakken. Het been van Susanna. Zij hapte naar adem en verstijfde. Langzaam keek ze over haar schouder en zag Raymond naast zich op het bed zitten. Hij zat rustig te knabbelen en staarde haar op zijn beurt aan met een volslagen nietszeggende blik.
'Eh... hallo!' zei Susanna zenuwachtig en ze schonk hem een brede glimlach, zodat hij niet zou denken dat ze boos op hem was en weer over de rooie zou gaan. Raymond reageerde erop met zijn pasgeleerde kunstje, een namaakglimlach. Ze laten jou hun tanden zien, dan laat jij hun je tanden zien. Charlies stem kwam gedempt vanonder de lakens. 'Ray, ben jij hier in de kamer?'
'Ik ben hier in de kamer,' antwoordde Raymond.
Charlie haalde diep adem in een poging kalm te blijven. 'Nou, ga er dan uit.'
Raymond stond gehoorzaam op en pakte zijn zak zoutjes. Hij keek Susanna recht in de ogen, maar hij zei niets en schuifelde Charlies kamer uit, terug naar zijn eigen kamer. De deur viel achter hem dicht.
'Ga naar hem toe,' zei Susanna op gespannen toon. 'Waarom?'
Het meisje stak haar hand uit en knipte de lamp bij het bed aan. Charlie protesteerde met een jankend geluid en sloeg zijn handen voor zijn ogen om het pijnlijke licht buiten te sluiten.
'Ik zei, ga naar hem toe, Charlie.' Haar stem klonk dringend en haar donkere ogen, die hem doordringend aankeken, straalden de gloed van haar gevoelens uit. 'Hij is bang. Hij is nog nooit van huis geweest. Bovendien heb je hem gekwetst.' Shit. Charlie, die geraakt was door de redelijkheid van wat ze zei, wist dat hij toe moest geven, maar daardoor verbeterde zijn stemming nog niet. Hun onderbroken vrijpartij was zalig geweest. Hij was er zó... dichtbij geweest. Grommend liet hij zich uit bed rollen en trok zijn spijkerbroek aan, toen liep hij met grote stappen naar de kamer van Raymond. Susanna stond ook op uit bed, ging de badkamer in en liet het bad vollopen.
'Ik dacht dat ik tegen je gezegd had dat je tv. moest kijken.' Charlie keek zijn broer woedend aan.
'De mijne ging uit. Ik kijk nu naar de jouwe,' legde Raymond uit.
'Nou, dat gaat niet. Ik heb het druk.' Hij zocht om zich heen en vond de bijbel. 'Hier, lees je boek.' 'Heb ik al gedaan,' zei Raymond.
Charlie zuchtte en zijn lichtbruine ogen doorzochten de kamer tot ze bleven rusten op een stapeltje motelfolders. 'Heb je dit al gelezen?'
Raymond knikte. Nu begon Charlies geduld snel op te raken. Hij kon niet geloven dat Raymond werkelijk alles in de kamer gelezen had; hij nam aan dat zijn broer gewoon al de bladzijden omgeslagen en zo nu en dan een stukje gelezen had.
Maar Charlie zou wel gek zijn als hij zou gaan babysitten bij een man van veertig, terwijl Susanna verleidelijk naakt in de kamer ernaast zat. Wanhopig graaide hij het telefoonboek van Cincinnati van de vloer.
'En wat denk je dan hiervan?' Hij zwaaide het telefoonboek onder Raymonds neus heen en weer. 'Nee,' gaf Raymond rustig toe.
'Mooi.' Charlie liet het telefoonboek op Raymonds schoot vallen. 'Doe watje maar wilt. Als je maar hier blijft. Begrepen?' Er kwam geen antwoord. Raymond keek naar zijn schoot, naar de muur, naar de vloer, overal heen eigenlijk, behalve naar Charlie.
'Nou, wat blijf je daar nou zitten als een lulletje rozewater!' donderde Charlie. 'Geef antwoord! Begrijp je me of niet?' Raymonds gemompelde antwoord was nauwelijks te verstaan. 'Ik begrijp je of niet.'
'Goed dan.' Iets milder gestemd deed Charlie de deur tussen hun kamers open en liet hem op een kier staan. Hij ging terug naar zijn eigen kamer op zoek naar Susanna. Hij vond haar in de badkuip; haar donkere krullen waren opgenomen en losjes boven op haar hoofd vastgespeld, haar schouders en hals waren bekoorlijk roze van de stoom. Maar de uitdrukking op haar gezicht was allesbehalve uitnodigend. 'Je gaat direct terug, Charlie,' eiste ze, terwijl haar ogen vonken schoten, 'en je zegt dat het je spijt!'
Charlie staarde haar ongelovig aan. 'Wat had ik dan moeten doen,' gilde hij verontwaardigd. 'Hem instoppen als een baby? Jezus nog aan toe, ik ben zijn moeder niet!' 'Nee!' antwoordde Susanna vinnig. 'Je bent zijn broer. Zijn kleine broertje, om precies te zijn.' 'En wat moet dat betekenen?'
'Je zou hem met een beetje respect kunnen behandelen!' Respect? Voor een idioot als Raymond? Meende ze dat nou? Die Italianen met hun achterlijke ideeën! Charlie keek oplettend naar Susanna. Waarachtig, ze nam het geval met Raymond ontzettend hoog op.
'Wat hem ook scheelt, Charlie, het is niet zijn schuld. En dat is meer dan ik van sommige mensen kan zeggen.'
Charlie deed zijn uiterste best om zijn geduld niet te verliezen. Hij wist dat Susanna hem een steek onder water gegeven had en dat maakte hem nijdig. Hij was niet gewend zich door vrouwen onder druk te laten zetten.
'Je ziet wat een hersens hij heeft, Charlie,' vervolgde Susanna ernstig. 'Als hij ze gebruikt. Hij had briljant kunnen zijn. Een bijzonder mens!' Haar stem werd zachter van medelijden. 'Hij had je grote broer kunnen zijn, iemand om tegen op te kijken, van wie je van alles had kunnen leren...' Charlie stak zijn handen op met de palmen naar voren om haar te onderbreken. Op verzoenende toon zei hij: 'Laten we ons niet druk maken, schat. Je windt je helemaal op over niets.'
Niets! Had hij geen ogenblik naar haar geluisterd? Haar vurige zuidelijke temperament vlamde op. 'Wie denk jij verdomme dat je bent, om je broer een lulletje rozewater te noemen?' vroeg ze op hoge toon, met een woedende blik naar Charlie. 'Als je hem alleen hierheen gebracht hebt om hem te beledigen, kun je hem net zo goed nu meteen weer terugbrengen.' Charlie hapte naar adem terwijl zijn geest koortsachtig werkte. Dit was de opening waar hij op gewacht had, maar nu wist hij niet of hij er gebruik van zou maken of niet. Ten slotte nam hij een beslissing en viel met de deur in huis. 'En als hij nu eens... als hij nu eens niet teruggaat?' 'Wat betekent dat in vredesnaam?' zei Susanna hijgend. Haar ogen werden groot van verbazing. 'Het betekent...' Hij keek haar recht in de ogen. 'Het betekent dat ik hem meegenomen heb en dat ik hem bij me houd.' Charlies plotselinge aankondiging, zo zonder enige aanleiding, verbijsterde Susanna. Ze begreep er niets van. 'Waarom zou je dat in vredesnaam doen?' wilde ze weten. 'Ik weet het niet,' bekende Charlie. 'Ik was nijdig op hem.' 'Op Raymond?' 'Op mijn vader.'
Nu kon Susanna er geen touw meer aan vastknopen. Wat Charlie nu zei sloeg nergens op. 'Je bent kwaad op je vader en daarom hou je Raymond bij je?'
Charlie beet op zijn lip en zijn ogen ontweken de hare. 'Al- leen maar tot ik krijg wat...' Hij aarzelde en maakte toen op zachte toon zijn zin af: 'Wat van mij is.' Susanna zette grote ogen op om ze daarna iets dicht te knijpen toen Charlies woorden betekenis voor haar begonnen te krijgen.
'Wat van jou is?' herhaalde ze. 'Wat ís er van jou?' 'Nou, papa heeft Ray... Hij heeft hem wat geld nagelaten.' Aha, geld! Nu begon ze het te begrijpen. En kwaad te worden. 'Werkelijk? Hoeveel?' vroeg ze op ijskoude toon. Charlie wendde zijn ogen af en zei niets.
'Charlie. Hoeveel geld... heeft... jouw... vader... nagelaten?' vroeg Susanna heel langzaam en duidelijk. Charlie haalde diep adem en gooide het hoge woord eruit. 'Drie miljoen. Alles. Tot de laatste cent.' Het was of er iets ontplofte in de badkuip toen Susanna woedend opstond. Overal kwam het water naar beneden; het droop van het plafond en stroomde langs de muren omlaag. Charlie was doornat. Susanna, nog kletsnat, pakte haar shirt en trok het aan; haar vochtige vingers .worstelden met de knopen.
'Shit!' brulde Charlie. 'Wat denk je dat je...' Maar Susanna drong zich langs hem heen, stormde de slaapkamer in, griste haar kleren van het bed en trok ze over haar natte lichaam aan. Briesend wrong ze haar voeten in haar schoenen. Charlie schudde het water van zich af als een natte hond en strompelde ongelukkig achter haar aan de slaapkamer in.
'Hoor eens, schatje. Dit is belach... Wat ben je in vredesnaam aan het doen?' Ontzet brak hij zijn woorden af. Wat Susanna aan het doen was heette pakken. Ze had haar koffer uit de diepe kast gesleept en was bezig haar kleren er op goed geluk in te mikken.
'Wat? Loop jij midden in de nacht weg?' Hij lachte in de hoop dat ze met hem mee zou lachen, dat ze zou inzien hoe absurd het allemaal was. Wat kon het haar verdomme schelen of hij die geestelijk gehandicapte broer van hem nog een paar dagen langer vasthield? Daar kreeg zij toch niks van? Trouwens, als hij het geld te pakken kreeg, dan stond hun allebei een gouden tijd te wachten. Charlie Babbitt was geen vrek. Hij wist hoe je een vrouw moest verwennen. Het enige dat Charlie te doen stond was Susanna zover te krijgen dat ze net lang genoeg kalm werd om te luisteren en hij wist zeker dat ze het dan met hem eens zou zijn. Ze zou meewerken. Maar Susanna was niet in de stemming om te kalmeren en te luisteren, laat staan om mee te werken aan de plannen die Charlie Babbitt had met Raymond. Woedend ging ze door met pakken; ze gooide haar toilettas boven op de rest en liet de sloten van haar koffer dichtklikken met een geluid dat iets onherroepelijks had.
'Hé, kom op,' protesteerde Charlie. 'Ik heb je nodig!' Het meisje draaide zich met een snelle beweging om; haar ogen fonkelden gevaarlijk. 'Waarvoor?' gilde ze. 'Babysitten? Mijn poesje? Ik heb geen drie miljoen ballen, Charlie! Je bent op stap met hem daar!' Ze wees naar de deuropening van Raymonds kamer, waardoor Raymond te zien was, zittend op zijn bed. Hij zat doodsbang in een van zijn opschrijfboeken te krabbelen en wierp tersluiks angstige blikken naar het gillende stel.
Toen ze hem zag, voelde Susanna haar hart zwaar worden van medelijden. Maar hoewel ze erdoor afgeremd werd, liet ze zich er niet door tegenhouden. Ze greep haar koffer en stak haar hand uit naar haar tas, maar Charlie was er eerder bij. Hij hield de tas buiten haar bereik; ze worstelden erom. 'Wat heb ik gedaan?' vroeg Charlie heftig. 'Wacht eens even...'
'Geef... mij... die... tas!' zei Susanna door haar opeengeklemde tanden heen.
'Wat heb ik gedaan? Wat voor misdaad heb ik verdomme begaan?'
Hij verslapte zijn greep iets en Susanna zag kans de tas uit Charlies vingers te wringen. 'Je gebruikt Raymond!' riep ze. 'Je gebruikt mij! Je gebruikt iederéén!'
Dat stak; het trof precies zijn gevoelige plek. 'Gebruik ik jou?' vroeg hij verontwaardigd aan Raymond. 'Ja,' antwoordde Raymond.
'Hou je kop dicht!' gilde Charlie woedend terug. Hij wendde zich tot Susanna. 'Geef antwoord op een vraag van een halfuur geleden!' Hij rende naar de tussendeur en gooide die wijd open. Nu was het zijn beurt om te koken van woede. Hij was verschrikkelijk driftig en hij had uit alle macht geprobeerd zich in te houden, maar hij begon de macht over zichzelf te verliezen.
'Kijk naar hem!' gilde hij tegen Susanna, terwijl Raymond, in radeloze angst, allebei zijn handen over zijn oren sloeg en wanhopig begon te fluisteren. 'Wat heeft hij aan drie miljoen dollar? Hij heeft niets om het aan uit te geven! Hij weet zelfs niet wat het is!'
Susanna zette haar koffer neer en probeerde naar Raymond te gaan om hem te troosten, maar Charlie versperde haar de weg. Zijn bruine ogen gloeiden, zijn volle lippen vertrokken van woede.
'Dat geld zou daar de rest van Rays leven gewoon blijven liggen bij die vervloekte dokter!'
Toen Susanna dat hoorde bleef ze stokstijf staan. Ze vuurde een blik op Charlie af zó ijzig dat een Spaanse peper erdoor zou bevriezen. 'O, dus je kunt het nauwelijks stelen noemen, hè?' vroeg ze op koude, kalme toon.
In de val gelopen. Charlie deed zijn mond dicht; hij wist niets te zeggen. Er zat een kern van waarheid in de beschuldiging en de waarheid deed pijn. Susanna liep vlak langs hem heen Raymonds kamer in; Charlie kwam achter haar aan. 'En als het voorbij is, wat gebeurt er dan met Raymond?' vroeg Susanna op dezelfde onheilspellend rustige toon. Charlie sloeg zijn ogen neer. 'Nou... hij gaat... gewoon terug naar Wallbrook. Of ergens heen waar het nog beter is. Hij zal gewoon... hetzelfde zijn.' Zelfs in zijn eigen oren klonken de woorden tam en oppervlakkig.
Susanna's wenkbrauw schoot omhoog. 'Alleen zal jij zijn geld hebben.'
'Hoezo, zijn geld?' Charlie ontplofte. Al zijn zorgvuldige gehuichel, zijn angstvallig bewaarde kalmte, liet hij plotseling varen. Hij verloor zijn kalmte en zijn zelfbeheersing totaal. 'Hoezo, zijn klotegeld? Die rotzak was mijn vader ook. Liet hij mij de helft na? Liet hij mij de helft na? Waar is mijn helft, verdomme?' 'Raymond, jij gaat met mij mee,' zei Susanna op besliste toon en ze stak haar hand naar hem uit.
Maar Charlie greep Raymonds arm vast en gaf er een woeste ruk aan, waardoor hij hem bij Susanna vandaan trok. Tegelijk balde hij zijn linkerhand tot een vuist en zwaaide er dreigend mee naar het meisje.
Susanna bleef staan, verstijfd. Ze keek van Charlies ogen naar zijn vuist en terug. Dat zei haar alles wat ze hoefde te weten. Dat deed de deur dicht; ze kon hier geen minuut langer blijven, zelfs niet om Raymond te redden van zijn ellendeling van een broer. Susanna draaide zich op haar hakken om, greep haar koffer van de grond en liep zonder een woord naar de deur. Charlie liet Raymonds arm los en rende achter haar aan.
'Godverdomme, ik heb recht op dat geld! Het is van mij!' jankte hij.
Bij de deur gekomen draaide Susanna zich in een snelle beweging om naar Charlie. 'Jij bent gek!' zei ze beschuldigend. 'Je hebt die man gekidnapt! Begrijp je dat?'
Charlie bleef stomverbaasd staan. 'Hoe kan ik hem kidnappen? Het is mijn broer!'
'Denk jij dat die Bruner zomaar overstag zal gaan en dit zal pikken?'
Maar Charlie was niet geïnteresseerd in dokter Bruner en wat die al of niet zou pikken. Het enige dat hij wilde was zich rechtvaardigen tegenover Susanna, zodat hij haar niet kwijt zou raken. Hij wilde dat ze zijn kant van de zaak zou zien. Handig mikte hij op haar zwakke plek: haar medelijden. 'Ik heb bij mijn vader mijn hele leven geen goed kunnen doen! Wat zou jij nou van me willen?'
Susanna deed de deur van de hotelkamer open. 'Eruit,' zei ze en daarmee was ze verdwenen.
Een ogenblik bleef Charlie daar zomaar naar de deur staren, niet in staat te geloven wat hier net gebeurd was. Toen trok hij, in woede en teleurstelling, boos de deur open en knalde hem weer dicht, hard genoeg om de post te doen schudden en splinteren. Zijn hele lichaam trilde en hij hijgde. Kelerewijf! Dit ging niet goed, helemaal niet. Hij moest zichzelf in de hand krijgen. Hij liep naar het nachtkastje en pakte zijn pakje Lucky Strike zonder filter. Hij trok er met moeite een uit, stak hem met trillende vingers aan en nam een lange trek, om de rook helemaal diep in zijn longen te krijgen. Toen wachtte hij tot de kalmerende uitwerking zou beginnen. Even later voelde Charlie zich iets beter.
Zo. Dus zo zou het gaan. Susanna was weg. Prachtig. Nu was het alleen hij en Raymond; hij stond er alleen voor. Hij was beter af zo, loog hij zichzelf voor. Hij miste Susanna nu al verschrikkelijk en het was een pijnlijk gemis. Maar met een geweldige inspanning van zijn wil vond hij zijn zelfbeheersing terug tot hij weer normaal adem kon halen. Raymond. Hij moest Raymond maar eens op gaan zoeken, zien of het in orde was met hem of dat hij weer op een griezelige manier over zijn toeren geraakt was. Dit moest nogal schokkend voor hem geweest zijn. Een echte verstoring van de regelmaat. Charlie ging terug naar de kamer van Raymond met een brede glimlach op zijn gezicht, klaar om aardig te zijn voor zijn broer. Wat hij zag deed hem ter plekke verstijven en alleen maar staren.
In het midden van de kamer stond Raymond Babbitt op een niet-bestaande werpheuvel en maakte de voorbereidende bewegingen om te werpen naar een niet-bestaande slagman. Hij had zich helemaal uit het hier en nu teruggetrokken in een ritualistische fantasie, die hem zou beschermen. Het was een manier die veel weg had van de sigaretten van Charlie, maar voor Raymond was het een zaak van leven en dood. Om te overleven moest hij weg kunnen. Nu was hij weg, in een wereld waar hij een hoofdklasse-werper was. Zijn gezicht stond grimmig, waanzin lag in zijn kleine, schele ogen.
'Daar gaat ie,' mompelde Raymond. Hij voegde de daad bij het woord, maar zijn coördinatie was slecht en zijn bewegingen langzaam en schokkerig. Zijn lippen waren opeengeklemd in zijn concentratie toen hij de denkbeeldige bal liet gaan. Bij de klap van het denkbeeldige slaghout begon Raymond naar de plaat te lopen, maar hij kwam terug. 'Foutbal.'
Charlie stond naar hem te kijken en besefte dat Raymond ergens heen gegaan was waar hij hem niet kon volgen. 'Kidnappen, hè?' Hij sprak zachtjes, wetend dat Raymond hem niet zou horen, zelfs al schreeuwde hij. 'Het zou een stuk makkelijker zijn, Ray, als je gewoon een cheque voor me uitschreef. '
Raymond controleerde de honken. Dit was een angstige situatie voor een hoofdklasse-werper, een man op het eerste en een op het derde. Twee slag, drie wijd voor de slagman. Het hing nu allemaal af van hem, Raymond Babbitt, topwerper van de Cincinnati Reds 1955. Hij moest de zaak redden... de zaak redden...
'Volle bak,' fluisterde Raymond, doodsbang.