'Mag ik rijden, Charlie Babbitt?' Ze waren over de snelweg op weg naar het westen en de trouwe Buick cabriolet verslond de kilometers. Charlie zat ontspannen te sturen, één hand aan het stuur, zijn elleboog op het portier geleund; de wind blies zijn dikke, donkere haar uit zijn voorhoofd, er klonk muziek uit de autoradio en hij voelde zich relaxed en niet eens zo erg armoedig. De motor was in topvorm; ze schoten lekker op en Raymond had zich tot nu toe aardig goed gedragen. Als Charlie inmiddels niet beter geweten had, had hij zelfs kunnen denken dat zijn broer van de autorit genoot. Wel, misschien riep de Buick, met zijn oude herinneringen en associaties met papa, wel een niet-angstreactie bij Raymond op. 'Kun jij dan rijden?' Charlie keek Raymond geamuseerd aan.
'Nee. Mag ik rijden?' Toen Charlie geen antwoord gaf, stak Raymond langzaam, heel langzaam zijn vingers uit tot zijn vingertoppen het stuurwiel raakten.
Charlie ging rechtop zitten en keek Raymond woedend aan. 'Nooit, nóóit aan het stuur komen!' verbood hij. 'Of aan de versnellingspook. Dit ding,' en hij wees het zijn broer aan. Hij wachtte tot Raymond met zijn gefluister of zijn schokkende bewegingen zou beginnen, maar Raymond liet zich alleen achterover zakken in zijn stoel; zijn gezicht was, als altijd, ondoorgrondelijk.
Terwijl hij met Raymond in de auto onderweg was naar Los Angeles, had Charlie volop tijd om te denken, om een plan te formuleren. Nu hij wist dat er geen aanklacht wegens ontvoering boven zijn hoofd hing, kon hij zijn volgende stap nemen. En dat was zijn advocaat in LA bellen en hem de situatie in grote lijnen voorleggen.
Het was goed nieuws, bijna beter dan hij verwacht had.
Het was zonneklaar, legde Charlies advocaat uit, dat Raymond Babbitt niet in staat was - en nooit in staat zou zijn - om drie miljoen dollar te beheren. Het zou met Raymonds medische achtergrond en diagnose makkelijk genoeg zijn een verklaring te krijgen dat hij niet in het volle bezit van zijn geestelijke vermogens was. De voogdij over hem te krijgen was de volgende logische stap, omdat wie de voogdij over Raymond kreeg ook het beheer over het geld kreeg. En wie zou beter de officiële voogd en hoeder van Raymond Babbitt kunnen zijn dan zijn liefhebbende broer Charlie Babbitt? Dus dat was het doel van Charlies plan: officiële zeggenschap over Raymond Babbitt. En alles wat daarvoor nodig was, was een hoorzitting van de voogdijraad waar een goed bekendstaande psychiater een voor Charlie Babbitt gunstige getuigenis af zou leggen. Iemand die aan zou tonen dat Charlie de juiste voogd voor Raymond was. Dat zou moeilijk zijn, maar Charlie had een grenzeloos vertrouwen in zijn eigen vaardigheid in het manipuleren van mensen.
Een paar kilometer buiten Tulsa, Oklahoma, stopte Charlie bij een benzinestation met een telefooncel en vulde zijn zakken met kwartjes. Omdat hij Raymond niet alleen met de Buick vertrouwde, trok hij zijn broer met zich mee de cel in en sloot de deur achter hen.
Met z'n tweeën in de kleine glazen telefooncel was het aardig vol en er kwam een angstige blik in Raymonds ogen, maar Charlie had het te druk met het raadplegen van het telefoonboek om het te merken. 'Te klein hier,' zei Raymond zenuwachtig. Verdorie! Geen Gouden Gids, alleen een gewoon telefoonboek. Uit zijn ooghoeken zag Charlie Raymonds hand naar buiten glippen en de deur van de cel openduwen. Ongeduldig sloeg hij de deur weer dicht.
'Te klein hier,' zei Raymond weer en zijn lichaam begon te trillen.
'Heel even maar, Ray,' riep Charlie afwezig. Hij tikte 555- 1212 in voor Inlichtingen. 'Hallo, Inlichtingen Tulsa? Hebt u een lijst met psychiaters in uw district?'
Nu probeerde Raymond zich uit zijn rugzak te worstelen.
Het was zo nauw in de cel dat het moeilijk voor hem was en dit was een nieuwe, angstaanjagende ervaring voor hem. Het was de bedoeling dat de rugzak af en om ging, om en af. 'Nee, maar dit is een spoedgeval,' zei Charlie dringend in de telefoon. 'Ik moet de beste psychiater in Tulsa vinden.' Nu had Raymond de rugzak af en rommelde er wanhopig in. Hij probeerde hem van de grond af te houden door hem tussen zijn lichaam en de glazen muur van de cel te klemmen. Er vielen voortdurend dingen uit op de vloer van de cel, terwijl hij vol afgrijzen toekeek. Verkeerd. Dit was verkeerd. Mocht niet gebeuren.
'Misschien de straten,' stelde Charlie de telefoniste voor, zich niet bewust van de opkomende paniek van zijn broer. 'Kunt u in de lijst op straatnaam kijken en iets opzoeken in de dure buurt?' Charlie legde zoveel oprechtheid in zijn stem als hij maar kon en gaf de telefoniste de volle laag. 'Ik wil u niet bang maken, mevrouw, maar u zou hiermee wel eens iemand het leven kunnen redden.' Ja, mij. 'O, dank u wel, mevrouw...'
Ten slotte vond Raymond waar hij zo wanhopig naar gezocht had, het blauwe opschrijfboek. Onmiddellijk begon hij erin te schrijven.
'Schilling,' riep Charlie vrolijk. 'Prachtnaam. Echt een naam voor een dokter. Momentje. Laat ik een potlood pakken.' En daar was Raymond die - kon het mooier? - precies de spullen gebruikte die Charlie nodig had: potlood en papier. Charlie stak zijn hand uit en trok ze uit de handen van Raymond, die niet geloven kon dat hem dit overkwam. Hij gebruikte het boek om het telefoonnummer van de dokter snel te noteren. Naar adem happend vocht Raymond met Charlie om zijn kostbare boek terug te krijgen. Maar zijn broer keerde hem gewoon de rug toe terwijl hij schreef. 'Vier-één-negen-drie, zegt u? Ik heb het. Duizend maal bedankt.'
Hij legde de hoorn op de haak, en terwijl Raymond vol afgrijzen toekeek, scheurde hij het velletje papier met het nummer van de dokter erop uit het boek en stopte het in zijn zak; daarna gaf hij het geschonden notitieboek alsof er niets gebeurd was aan zijn broer terug. Raymond trok een gezicht alsof hij levend gevild werd, maar Charlie lette er niet op. Raymond pakte met een ruk zijn kostbare bezit terug en begon erin te schrijven, met een woedende blik naar Charlie. Krabbelen, loeren, krabbelen, loeren.
Charlie schudde zijn hoofd. 'Hoor eens, je notitieboek afpakken is niet een Ernstig Letsel.' 'Dat is het rode boek. Dit is het blauwe.' 'Vergeef me. Ik ben mijn geheime decodeer-ring verloren.' Charlie lachte. Nu hij het telefoonnummer veilig en wel in zijn zak had, verbeterde zijn stemming met sprongen. 'Je bent natuurlijk al nummer...' begon Raymond onheilspellend.
'Achttien. Ik weet het.'
'In 1988,' vulde Raymond aan.
Charlie draaide zich weer om naar de telefoon, haalde het nummer van de dokter uit zijn zak en gooide kwartjes in de gleuf.
'Te klein hier,' protesteerde Raymond.
'Klein en veilig,' antwoordde Charlie opgewekt, zonder de klank van opkomende paniek in de stem van zijn broer te horen. 'Je zou je daar buiten kunnen bezeren. En je wilt het feestje toch niet missen...' Hij keek naar Raymond, die wantrouwig naar hem loenste.
'Dat klopt, er komt een feestje ter ere van jou. We hebben een kleine hoorzitting van de voogdijraad voor de boeg. Onze advocaat is er op dit ogenblik al mee bezig.' Hij bracht de hoorn naar zijn oor. Mooi: het toestel aan de andere kant ging over. 'weet je waarom dit feestje voor jou is?' Raymond schudde zijn hoofd.
'Omdat jij de man van drie miljoen bent. En dat...' Aan de andere kant werd de telefoon opgenomen en plotseling was Charlie helemaal op het telefoongesprek geconcentreerd. 'Ja. Is dokter Schilling aanwezig? Dit is een interlokaal gesprek. Uit Bummer, Missouri. Het is een noodgeval.' Achter hem hoorde hij Raymonds stem, plotseling vol echte paniek. 'O, het is... het is...!'
Charlie draaide zich om. Raymond stond naar zijn horloge te staren, zijn ogen rolden bijna uit zijn hoofd. Hij was zo van streek dat hij niets kon zeggen, alleen maar met verstikte stem lettergrepen uitbrengen die geen betekenis hadden. Maar nu vroeg de stem aan de andere kant van de lijn Charlies aandacht. Wat er ook was, Raymond zou moeten wachten. 'Mevrouw, we zullen achter in de middag in de stad zijn.' Charlie sprak snel en dringend. 'En we moeten de dokter spreken. Het is buitengewoon dringend.' Raymonds wereld begon in te storten. Daar stond hij nu, gevangen in een telefooncel met een broer die niet naar hem wou luisteren. 'Het is... het is èlf!' jammerde hij eindelijk. 'Het is nog elf minuten tot Staatsrechtbank van rechter Wapner.' Raymond kon het niet geloven. Zijn horloge zei hem dat het nog elf minuten zou duren en er was nergens een televisietoestel te bekennen. Niets anders dan een paar benzinepompen, een automaat voor dranken en zoutjes en deze monsterlijke glazen telefooncel waar Charlie hem in gelokt had. In zijn wanhoop liet hij zich telkens tegen het glas aan vallen en veerde weer terug. Raymond bewoog in kleine cirkels, als een dier dat probeert uit een val te komen. Waar hij ook keek, overal werd hij door glazen muren ingesloten. Net als een vos of een wezel zou hij zijn been afknagen als het nodig was. O, Jezus! Raymond was bezig zijn zelfbeheersing te verliezen en Charlie kon verdomme die dokter zelf niet aan de telefoon krijgen! Hij had nog steeds die verdomde receptioniste aan de lijn, die verdomme de macht had om over zijn leven of dood te beslissen. 'Ja, zou hij niet wat langer kunnen blijven voor één extra afspraak? Alleen vandaag?' Charlie bracht zijn verzoek met alle charme en vleierij waarover hij beschikte naar voren.
Raymond stond nu te brabbelen, zijn ogen wijd opengesperd van angst en maar één ding in zijn gedachten: Wapner. Hij moest Wapner hebben. Als dat niet lukte, zou alles instorten en zou hij verloren zijn. Wapner was een van de hoekstenen in de uitgebreide verdedigingswerken die hij zorgvuldig opgebouwd had in de loop van zo veel jaren. Wapner betekende niet-angst.'Elf minuten tot Wapner begint en we hebben géén televisie en het zal... het zal...' Hij durfde de woorden 'te laat zijn' zelfs niet uit te spreken. Die woorden zouden hem kunnen doden.
'Ik weet het. Ik begrijp het.' Het scheelde weinig of Charlie stond te huilen in de telefoon, terwijl hij Raymond vlak voor zijn ogen in zag storten. 'Maar hij is een dokter! U hebt er geen idee van hoe dringend deze...'
'We zitten opgesloten in deze cel. Voorgóed hier opgesloten. Zonder televisie... en het is... het is... het is...' Raymonds ogen rolden door zijn hoofd en Charlie was bang dat hij flauw zou vallen. Hij was net een vogel die met zijn vleugels tegen de tralies van zijn kooi sloeg tot zijn krachten het zouden begeven.
'Ik smeek het u, ja?' bedelde Charlie. 'Een man sméékt u erom.'
'Oooo... Oooo...,' Raymond was begonnen te gillen. 'Goed,' besloot Charlie in zijn wanhoop. 'Praat ü maar met de patiënt.' Hij duwde Raymond de hoorn in zijn gezicht. 'OOOOO,' Krijste Raymond. 'Het wordt een... Het wordt een... OOOOO!'
Charlie trok de hoorn terug. 'Mevrouw? Ja, ik blijf aan de lijn.' Goed gedaan, Raymond.
'En... het zijn geen actéurs... Het zijn echte... echte procederende partijen... met rechtszaken uit de archieven...' 'Ja, mevrouw, zes uur. We zullen niet te laat komen. Nee, ik beloof het u, we zullen niet te laat komen. Geen minuut. En God zegene u.' Charlie hing de hoorn op de haak; elke spier in zijn lichaam trilde van opluchting. Voor de eerste keer keek hij met volle aandacht naar zijn broer. Raymond stond vastgeprikt aan de muren, helemaal ontredderd. Hij was totaal buiten zichzelf. Hij kon geen adem halen. 'Ray,' zei Charlie langs zijn neus weg. 'Wat denk je, als we eens een televisietoestel op gingen zoeken?' De lucht barstte uit Raymonds longen. Hij kon alleen maar knikken. Charlie stak zijn hand uit en gooide de deur van de telefooncel open, greep Raymond bij zijn arm en trok hem er haastig uit; rennen naar de cabriolet. 'Nu duurt het natuurlijk tien minuten tot Wapner begint.'
Ze bevonden zich, dat spreekt vanzelf, ergens in een volkomen uitgestorven gebied ver van de bewoonde wereld. Dit was boerenland en de huizen stonden ver uit elkaar, gescheiden door akkers. Hoog opgeschoten luzerne wuifde aan beide kanten van de weg. Geen huis te zien, geen motel, zelfs geen bar. Charlie keek uit naar veelbetekenende t.v.-antennes op de daken, maar er waren zelfs geen daken. Raymond was aan zijn gebruikelijke zenuwachtige repertoire begonnen; met zijn ogen strak op de wijzerplaat van zijn horloge gericht riep hij de minuten af terwijl ze onheilspellend wegtikten. Nog negen minuten voor Wapner begint. Acht minuten tot Wapner. Zijn ongerustheid werd besmettelijk; Charlie begon zelf zenuwachtig te worden, terwijl zijn ogen de beide kanten van de weg afzochten.
Eindelijk een boerderij. Een echt, heus huis, met brandend licht en alles. En nog beter, een satellietschotel aan de zijkant, wat betekende dat het huis een heleboel kanalen kon ontvangen.
Gered. Ze waren gered... bijna. Charlie liet de Buick als een kanonskogel door het hek in de omheining schieten en trapte uit alle macht op de rem. Ze kwamen vlak voor de veranda tot stilstand. Maar hoe kwamen ze het huis in? Raymond leek intussen bijna aan zelfvernietiging toe te zijn. Charlie kon zich voorstellen dat hij in een wolk krankzinnige rook op zou gaan, allemaal omdat hij een aflevering van Staatsrechtbank gemist had.
Terwijl Charlie Raymond naar de voordeur leidde, liet hij zijn hersens verwoed en op topsnelheid werken. 'Nu is het natuurlijk nog vier minuten,' kondigde Raymond onheilspellend aan.
Charlie greep hem bij zijn schouders en dwong zijn broer hem aan te kijken. 'Wil je daar naar binnen om het programma te zien?' vroeg hij streng.
Het was een retorische vraag en Raymond was te bang om een antwoord te formuleren. Alleen zijn hoofd knikte ja; de rest van zijn lichaam schokte en tikte als een bom die op het punt staat te ontploffen.
'Luister dan goed,' zei Charlie nadrukkelijk. 'Er is nergens
een andere boerderij te bekennen, ja? Dit is je enige kans. Als je nu eng gaat doen kom je niet binnen. Luister je?' Raymond luisterde. Hij had genoeg van het plan begrepen om banger te zijn dan ooit. 'Kom je niet binnen', 'enige kans', dat waren gevaarlijke woorden.
'Je gaat daar staan,' beval Charlie, 'en je zorgt dat je er normaal uitziet! weet je wat normaal is?'
Charlie nam Raymond snel op, gespte de riem van zijn broek los en trok Raymonds broek omlaag van zijn oksels naar zijn middel, zoals die van normale mensen. Hij maakte de riem weer vast.
'En denk erom dat je je gedeisd houdt daar!' mopperde hij. 'Straks jaag je iedereen de stuipen op het lijf. Sta stil! En hou je wafel dicht!' Charlie deed zijn eigen mond open en met een klap weer dicht om het te laten zien. Raymond deed het hem perfect na. Open. Dicht. Gesnapt.
Het was niet veel, maar zo moest het maar. Charlie Babbitt haalde diep adem, smeerde zijn Glimlach Nummer Vijf (oprecht, vriendelijk) over zijn hele gezicht uit en klopte op de deur. Achter zich hoorde hij Raymond op en neer springen als een kind dat naar de W.C. moet en hij maakte een scherp gebaar naar zijn broer om ermee op te houden. De jonge huisvrouw, met een baby met een snotneus schrijlings op haar heup en nog twee kinderen die zich aan haar benen vastklampten, opende de deur. Ze zag een ongelooflijk knappe jongeman met een vriendelijke glimlach en achter hem een man van rond de veertig die er gewoon uitzag, normaal gekleed, die een broek met een normale riem rond zijn normale middel droeg.
'Goedemiddag,' zei Charlie beleefd, de zakelijkheid zelf. 'Ik ben Donald Clemens, mevrouw, van de firma A.C. Nielsen. Kent u ons werk?'
'Nielsen,' herhaalde de jonge vrouw. 'U bedoelt de mensen van de kijkdichtheids-onderzoeken?'
'Dat is juist.' Charlie knikte goedkeurend, alsof hij de hoogste prijs uitreikte aan een uitblinker. 'U bent uitgekozen als voorlopige kandidaat om onze volgende Nielsen Familie te worden in de drie-gewestenstreek.'
De ogen van de vrouw werden groot, maar toen betrok haar gezicht. 'Tsja, mijn man is niet thuis,' begon ze weifelend. Maar Charlie begon er nu goed in te komen. 'Als u gekozen zou worden,' vervolgde hij snel, 'zou u een deel van de verantwoordelijkheid krijgen voor de uitvoering van de televisieprogramma's die door ons hele volk bekeken worden. In ruil daarvoor zou uw gezin elke maand een cheque voor een bedrag van tweehonderdzesentachtig dollar ontvangen.' Tweehonderdzesentachtig dollar? Charlie zag de worsteling die in de geest van de vrouw plaatsvond. Maar zijn tijd begon op te raken. Hoelang zou Raymond zijn kalmte nog kunnen bewaren, nu de minuten tot Wapner wegsmolten? 'Misschien als mijn man...'
Charlie schudde zijn hoofd om haar te onderbreken. 'Dit is onze enige ronde door deze streek, mevrouw,' zei hij op besliste toon. 'Als u het te druk hebt om ons te ontvangen, gaan we door naar andere kandidaten.'
De vrouw beet in tweestrijd op haar lip. Tweehonderdzesentachtig dollar was een enorm verleidelijke hoop geld, vooral nu de oogsten door de droogte zo mager waren. Maar toch, als Dwayne thuiskwam, zou hij spinnijdig zijn dat ze vreemden in zijn huis binnengelaten had.
'Het enige dat voor dit bezoek nodig is,' zei Charlie praktisch, 'is dat we uw televisieontvanger onderzoeken. En één vastgesteld programma gedurende een korte periode bekijken.'
'Hoe kort?'
Achter zich hoorde Charlie onheilspellende geluiden komen uit de richting waar Raymond stond. 'Kort,' zei hij vlug. 'Hoe kort?' vroeg ze weer.
De geluiden achter Charlie werden luider. 'Dertig minuten. Dat is de vereiste...' De vrouw stond nu over Charlies schouder te kijken; ze probeerde te zien wat er achter hem aan de gang was. Handig ging hij een stapje opzij om haar uitzicht te versperren. Hij wist zelf niet wat daar achter hem voor de donder aan de gang was, maar hij wist wel dat, wat het ook was, het niet normaal zou zijn. 'Wie is hij?' wilde de huisvrouw weten.
Charlie draaide zich niet om; hij durfde niet. Hij voelde dat hij begon te zweten. 'Eh, dat is mijn partner, meneer Bainbridge. Hij doet het eigenlijke proefkijken.' Op het gezicht van de vrouw was nu nieuwsgierigheid te lezen, gemengd met een soort afschuw, wat het voor Charlie duidelijk maakte dat er achter zijn rug iets gevaarlijks plaatsvond.
'Hij doet dit al, o, ik schat...' Hij bleef smadelijk steken, beseffend dat hij verloren had. De vrouw hield geen oog van Raymond af; ze volgde elk van zijn bewegingen met gefascineerd ongeloof. Met een zucht draaide Charlie zich onwillig om.
Topwerper Raymond Babbitt stond weer op de werpheuvel, verloren in de een of andere denkbeeldige World Series die hem zou afschermen van de verschrikkelijke werkelijkheid: nog negentig seconden voor Wapner begint en geen tv. Hij was wind-ups voorbewegingen aan het maken met die houterige ongecoördineerde bewegingen van hem en zijn ogen schoten van het ene honk naar het andere, om de lopers in de gaten te houden. Het was weer drie wijd twee slag. 'Volle bak,' stamelde hij.
Charlie keek hulpeloos toe hoe Raymond zijn afschuwelijke voorbewegingen afwerkte en de worp uitvoerde met een kleine pas zijwaarts en een onbeholpen sprongetje. Shit! Hij draaide zich weer om naar de deur, alleen om te ontdekken dat die voor zijn neus dichtgegaan was. En hij kon het de vrouw beslist niet kwalijk nemen. Hij zou hetzelfde doen als hij zelf geconfronteerd werd met een krankzinnige als Raymond Babbitt, die op zijn veranda een partijtje honkbal stond te spelen. Vreemd genoeg voelde hij teleurstelling naast zijn ongeduld - teleurstelling om Raymonds onmeetbare verlies. En dat ongewone en onaangename gevoel van teleurstelling maakt hem nog bozer.
'Het is gebeurd! Het spel is uit! Afgelast vanwege de regen!' schreeuwde Charlie woedend naar Raymond. 'Je krijgt Wapner niet te zien.'
Raymonds doffe ogen begonnen te rollen terwijl hij van de ene voet op de andere sprong. Hij kon niet geloven wat Charlie hem vertelde. Geen Wapner? De wereld verging! Nee, onmogelijk. Hij wees op zijn polshorloge. 'Natuurlijk, het is... het is...'
'Nog één minuut tot Wapner begint,' bevestigde Charlie. 'En jij hebt het verpest. Je hebt het aan jezelf te danken maat! Ik had je daar al binnen. Je was al binnen. Je zat popcorn te eten op haar vloerkleedje. Beklaagden, eisers, je had alles. Daar binnen maken ze geschiedenis van de rechtspraak, maar jij staat buiten naar binnen te kijken. Gewoon een zak met zijn neus tegen het raam gedrukt omdat...'
Maar Raymond kon hem niet horen. Het enige dat hij begreep was dat Wapner niet doorging, dat het niet zou gebeuren en hij verloor alle macht over zichzelf; een doodsbang dier dat haastig een schuilplaats zocht, zo ver in zijn hoofd dat niets hem kon bereiken. Hij bleef doorbrabbelen, maar de woorden hadden geen betekenis, zelfs niet voor Raymond zelf.
' Het wordt... het wordt... Het wordt een...' Stotterend om erdoorheen te breken, zonder mogelijkheid om de verschrikking van dit alles uit te drukken, zonder woorden om Charlie te vertellen dat zijn wereld vernietigd werd en hijzelf erbij, stak Raymond stijf zijn armen uit en klapte in zijn handen. Eenmaal, tweemaal, als een demente zeehond. Hij klapte maar door, niet in staat op te houden. Charlie wist dat hij iets doen moest en gauw ook. Zijn broer stortte vlak voor zijn neus in; hij viel uiteen in rafelige flarden razernij. Hij draaide zich om naar de deur en klopte erop. Hij ging meteen open; de vrouw was er blijkbaar stijf tegenaan blijven staan om door de ruiten naar Raymond te kijken. 'Ik heb tegen u gelogen, mevrouw,' zei Charlie vlug. 'En dat spijt me. Die man... Die man, eh, dat is mijn broer.' De vrouw keek van de gestoorde zeehond naar de knappe jongen voor haar. 'Uw broer,' herhaalde ze weifelend. Charlie knikte. 'En als hij niet binnen ongeveer dertig seconden naar Staatsrechtbank kan kijken, dat krijgt hij, nou ja, een aanval. Hier, op uw veranda. Dus u kunt me helpen of u kunt daar blijven staan en het laten gebeuren.' De vrouw dacht er een ogenblik over na. 'Wij houden van
Rad van Avontuur,' zei ze ten slotte. 'Denkt u dat hij daar genoegen mee zal nemen?'
En binnen vijftien seconden zat Raymond, zoals hem beloofd was, op het vloerkleedje voor het televisietoestel en daar zat rechter Wapner, als president van de rechtbank, en verschafte op een onpartijdige manier recht aan echte procederende partijen en de wereld begon weer één geheel te worden. En niks te maken met Rad van Avontuur.
Charlie slaakte een diepe, hoorbare zucht van verlichting; de ramp was afgewend en hij had uit de eerste hand een onnoemelijk waardevolle les geleerd. Laat Raymond Babbitt nooit, nóóit, NOOIT verder dan zestig seconden lopen bij een goed werkend televisietoestel vandaan gaan tijdens de vijftien minuten voor Staatsrechtbank de lucht in ging. Tenzij Charlie zijn broer nog eens wilde zien ontploffen als een waterstofbom. Terwijl Raymond Babbitt gezellig voor de tv. zoute stengels zat te knabbelen (er was geen popcorn in huis) en verrukt naar Wapner zat te kijken en terwijl de moeder - die Eve bleek te heten - en haar drie kinderen op de sofa en op stoelen even verrukt naar Raymond zaten te kijken die naar Wapner keek en zorgvuldig aantekeningen neerpende in zijn groene opschrijfboekje, ging Charlie Babbitt de keuken in om zijn zaken te regelen.
Hij was in Los Angeles verwacht binnen drie uur na zijn laatste telefoongesprek, maar dat was twee dagen geleden en hij was nog maar in Oklahoma. Alleen zou Charlie veel beter op hebben kunnen schieten. Maar voor Raymond moest je onderweg vaker stoppen dan voor een kleuter van vier, om te plassen, snacks of eten te kopen en om de haverklap tv. Nu had Charlie het contact met LA verloren. De belangrijkste man die hij bereiken moest was Eldorf, zijn monteur. De schuldeisers konden wachten. Lenny Barish zou ze gewoon nog wat langer aan het lijntje moeten houden. Wat Susanna betreft - tsja, dat deed nog te veel pijn. In gedachten zette Charlie haar even opzij, plantte haar in de ijskast tot hij zijn aandacht beter aan haar zou kunnen wijden. Charlie gebruikte de keukentelefoon van de huisvrouw en draaide het nummer van Eldorf. Hij knaagde zenuwachtig op zijn duimnagel terwijl hij wachtte tot de monteur op zou nemen. Toen Eldorf de hoorn oppakte, was het nieuws slecht. Geen brandstofsproeiers voor de Lamborghini's; ze hadden ze nog niet kunnen vinden.
'Hoor 'es, het gaat maar om een onnozele sproeier!' gilde Charlie in de telefoon, terwijl hij door de keuken ijsbeerde. 'Het is een onderdeel van honderd dollar! Ik heb meer geld dan je ooit bij elkaar gezien hebt vastzitten in een...' De verongelijkte excuses van Eldorf kwetterden door de telefoon.
Charlie zuchtte. Hier schoot hij niets mee op. Hij keek op zijn Rolex. Hij en Raymond hadden nog maar iets minder dan dertig minuten voor hun afspraak met dokter Schilling en een rit van ruim een half uur voor de boeg naar Tulsa. Als ze te laat kwamen, zou de psychiater misschien niet op hen wachten. En het was enorm belangrijk dat Charlie die dokter kon consulteren, want op dit zelfde ogenblik was zijn advocaat in Los Angeles stappen aan het ondernemen om een hoorzitting over de voogdij over Raymond Babbitt te organiseren. 'Dus je belt Inlichtingen, oké? Elke verdomde monteur in de VS en Canada, als het moet. Bied ze aan wat ze maar willen. Iemand moet dat onderdeel toch hebben.' Shit! Hij had die auto's weken geleden al naar Oregon moeten verzenden voor registratie, toen hij de kans had. Nu was hij verslagen. Maar niet zo verslagen als hij zou zijn als hij te laat kwam voor die afspraak met Schilling. Op het televisietoestel in de huiskamer hoorde Charlie rechter Wapner zijn vonnis bekendmaken in de laatste van de drie zaken die vandaag op de rol stonden.
'...en wijs dienovereenkomstig aan eiser toe het volle bedrag van diens eis: vierhonderdnegenenvijftig dollar.' Het geluid van de voorzittershamer klonk Charlie als muziek in de oren. Prachtig. Dat rotprogramma was eindelijk afgelopen en geen minuut te vroeg. Nu konden ze gaan. Charlie slingerde een laatste dreigement de telefoon in. 'Doe het. Of ik vermoord je.' Toen hing hij haastig op en rende bijna de woonkamer in. 'Ik heb mijn telefoonkaart gebruikt, goed?' loog hij tegen Eve. Tegen de tijd dat zij haar telefoonrekening kreeg, zou Charlie niet alleen allang verdwenen en ver weg zijn, maar nog lang en gelukkig ergens leven van de miljoenen van papa. 'Prima vonnis,' zei hij hartelijk tegen Raymond. 'Bedankt, Eve. Bedankt, jongens. Kom op, Ray. Laten we maken dat we...'
'Natuurlijk,' zei Raymond onmiddellijk, 'na een interessante reclameboodschap zullen we de strijdende partijen van vandaag interviewen.'
Charlie schudde zijn hoofd, nee. 'Het is afgelopen, Ray. Ze heeft gewonnen. Haar konijntjes waren doodgegaan. Die knaap was uitschot. Hij betaalt ervoor. Het is afgelopen.' Raymond keek alleen maar naar Charlie op met een koude, nietszeggende uitdrukking op zijn gezicht, maar Charlie kende die blik inmiddels. Hij was geladen met een duistere betekenis.
'We zijn al laat voor Tulsa, Ray,' zei Charlie haastig. 'De dokter wacht niet. En het is echt belang...' 'We gaan... gaan de strijdende partijen vragen... om... commentaar te geven...'
Charlie hoorde het doffe gerommel van een ondergrondse vulkaan en hij sloot zijn ogen bij de afschuwelijke herinnering aan de brandende gesmolten lava. 'Ray,' smeekte hij wanhopig, 'ik heb gezorgd dat je hier gekomen bent. Je hebt het programma gezien. Ik vraag je maar om één kleine gunst. Eén... compromis. Sla het laatste gedeelte over en...' 'Te geven op... de rechtszaken van vandaag,' besloot Raymond, met een scherpe, loensende blik uit zijn kraaloogjes. Charlie hoorde het vulkanische gerommel luider worden, dichterbij komen. Hij voelde hoe de hitte ondergronds begon op te stijgen.
'Natuurlijk,' zei hij kil en op dat ogenblik haatte hij Raymond even hartgrondig als hij ooit wie dan ook gehaat had. Hij stond machteloos en hij wist het. En op dat moment geloofde Charlie dat Raymond het op de een of andere manier ook wist. 'Neem er de tijd maar voor.'
Raymond ging er makkelijk bij zitten om al zijn aandacht aan de reclamespots te wijden. Hij stak weer een nieuwe zoute stengel in zijn mond en beet erop met een voldaan geknapper.
Charlie had er tweeëntwintig plankgas-minuten voor nodig om de vijfenvijftig kilometer af te leggen; goddank was de verkeerspolitie vanavond ergens anders bezig, anders zou de Buick hen het hele eind naar Tulsa op zijn hemelsblauwe hielen gehad hebben. Toen Charlie voorreed bij de flat waar dokter Schillings praktijk gevestigd was, ging hij op zijn rem staan en sprong uit de auto. Hij rende om de auto heen naar de andere kant, rukte het portier open en trok Raymond eruit.
'De dokter zit aan de overkant van de straat. Opschieten nou!'
Raymond begon op zijn gewone langzame manier de straat over te schuifelen, toen Charlie hem tegenhield. 'Ho, Ray. Kom hier.' Charlie liep naar Raymond toe en maakte diens broekriem los, trok zijn broek een heel eind omhoog en maakte hem heel hoog weer vast op de manier zoals Raymond hem altijd droeg. 'Dat is veel beter. Kom, laten we gaan.'