Het was volmaakt. Er kon onmogelijk iets misgaan. Dit was het mooiste handeltje dat Charlie Babbitt ooit bekokstoofd had en het was opgebouwd uit alle elementen waaraan hij in het leven de meeste waarde hechtte. Snelheid en stijl, een grote winst op een investering van nul komma nul, een snelle afzet en het was nog legaal ook. Niet dat hij er nou de prijs voor de Eerlijkste Zakenman van het Jaar mee zou verdienen, maar legaal was het toch. En risico zat er niet aan. Tenminste, dat moest Charlie Babbitt zichzelf voortdurend voorhouden. Geen risico.
Natuurlijk, het was een deal waar een vlotte babbel aan te pas had moeten komen en een beetje nog vlottere zwendel, maar dat vond Charlie het leukste ervan. Hij was in beide een meester en in dit opzetje was de meesterhand duidelijk terug te vinden. Het had hem weken gekost om het rond te krijgen, maar dat zou het waard zijn.
Het geld bij elkaar krijgen was het moeilijkste geweest. Tweehonderdduizend dollar, tweehonderd van die echte grote flappen. Het vinden van een financier, een geldschieter, had het meeste gezwendel gekost. Bert Wyatt was achterdochtig geweest; hij had lont geroken. Maar er was geen lont, nog geen lucifertje. Het onderpand stond te glanzen op de kade: zes beeldschone klassieke Lamborghini's, net aangekomen uit het moederland, het mamma-mia-land, en ieder voor zich bijna tachtig rooie ruggen waard. Ze waren van hem, helemaal van hem, tenminste voorlopig. Hij kon ze zien, aanraken, met zijn handen hun gladde, glanzende flanken strelen, de motorkap opslaan en het volmaakte mechanisme van hun luisterrijke motor onderzoeken, de geur opsnuiven van het pas in de olie gezette leer en de nieuwe banden. Ze roken lekkerder dan een vrouw.
'Ik heb alle papieren hier bij me,' had Charlie Babbitt trots tegen de douane-inspecteur gezegd, terwijl hij de verklaringen uit zijn platte diplomatenkoffertje van echt struisvogelleer haalde. 'Zes Lamborghini Countachs, nieuwste model, een zilver, twee zwart, een wit en twee rood met rood interieur.' Zonder naar het opgetogen geklets van Charlie te luisteren had de inspecteur de papieren aangepakt en ze zorgvuldig bestudeerd, voordat hij ze tekende en stempelde. Toen en niet eerder had hij Charlie aangekeken. 'Laatje ze meedoen met een race voor sloopwagens?' vroeg hij met een sarcastische grijns.
'Nee, makker, in het Miss Amerika-corso,' had Charlie ook met een grijns geantwoord. Hij was zo met zichzelf ingenomen dat hij bijna naast zijn schoenen ging lopen. De hele weg terug naar kantoor had hij aan zijn transactie zitten denken. Steeds opnieuw nam hij die in gedachten door op zoek naar zwakke punten, maar hij vond ze niet. Dit was zijn meesterwerk, het hoogtepunt van bijna tien jaar handelen en sjoemelen en scharrelen om een paar centen te verdienen. Hierdoor zou hij het legioen van de handelaars in tweedehands auto's uit komen en het zou hem op weg helpen naar de top, waar de grote jongens zaten, de dealers met de toplicenties en de sjieke showrooms. De groetjes, San Pedro. Hallo, Bel Air.
Nou, vooruit. Zó zou het moeten gaan. Tweehonderdduizend van Wyatt op een korte-termijnpromesse, vier weken tegen een rente van zeventien procent per maand, die inhalige schurk, waarbij de Lamborghini's zelf als onderpand gebruikt werden. De tweehonderd rooie ruggen, plus de fikse aanbetalingen van de zes klanten die Lenny Barish achter de hand had - een advocatensyndicaat - waren gebruikt om de auto's te betalen. En de torenhoge declaraties van Charlie. Goedkoop was Charlie niet.
Het was hem, na hard onderhandelen met zijn overzeese leverancier, gelukt zes echte Lamborghini-sportwagens van klasse, geen twee ervan eender, puntgaaf, te krijgen voor veertigduizend dollar per stuk. Driejaar geleden zou Charlie er minder voor betaald hebben, maar de koers van de lire tegenover de dollar deed hem de das om. Maar toch, hij bofte dat hij deze voor die prijs had kunnen krijgen. Hij verkocht ze voor vijfenzeventigduizend dollar, min de korting, tien procent op elke auto, om de koop aantrekkelijk te maken en de klanten te vriend te houden. De auto's stonden daar maar te wachten op de kade in San Pedro, ingeklaard en wel. Charlie was zelf naar de haven gegaan om te zien hoe ze uit de Italiaanse vrachtvaarder geladen werden en zich ervan te overtuigen dat die schoonheden geen van alle een schrammetje opliepen. De eigendomsbewijzen ervan had hij veilig in zijn portefeuille weggestopt.
Nu hoefde Charlie de mooie sportwagens alleen nog maar in bezit te nemen, ze vlug ergens te verstoppen waar niemand behalve hijzelf ze vinden kon, te zorgen dat hij de Californische registratiepapieren ervoor kreeg, de rest van het geld bij de kopers te incasseren - die een echt koopje kregen met een definitieve koopprijs van zevenenzestigenhalfduizend dollar - de Lamborghini's af te leveren, de lening af te betalen en hij had een snelle winst gemaakt, en een grote van zes cijfers, zonder zijn handen ook maar vuil te maken of zijn nauwsluitende Giorgio Armani-pak te kreuken. En allemaal zonder er een cent van zichzelf in te steken.
En iedereen zou tevreden zijn. Zes echtscheidingsadvocaten uit Beverley Hills zouden rondrijden in puntgave luxe auto's met korting; de geldschieter zou zijn geld terugkrijgen plus zijn zeventien procent woekerrente. Charlie zou zijn winst uittellen in een appartement in Palm Springs. Maar het speet hem wel een beetje dat hij alle Lamborghini's moest verkopen, want met een beetje meer overleg had de witte van hemzelf kunnen zijn.
Een fractie van een seconde dacht Charlie eraan hem voor zichzelf te houden; zijn winst zou groot genoeg zijn op de andere vijf. Dat klassieke schatje had best eens zijn schatje kunnen zijn, om van te houden, om in te rijden. Maar niet getreurd. Er waren er nog zat in Italië; één ervan was voor hem bestemd, dat kon niet missen.
Het was de bedoeling dat de transactie bijna van de ene op de andere dag afgewikkeld zou worden, maar Charlie had zichzelf een flinke, ruime tijdmarge toegestaan - vier hele weken, volop tijd om de auto's te laten registreren, zelfs al stond het Bureau Milieubescherming over zijn schouder te kijken met hun verdomde uitstoot-beperkingswetten. Het was het dotje van een dealtje van de eeuw; geen cent van zijn eigen geld liep gevaar en de winst zou helemaal voor hem zijn - nou ja, voor hem en voor Lenny. Hij had Lenny vijfentwintigduizend beloofd, omdat die de kopers gevonden had. Maar Lenny was geen volle partner die de helft kreeg, helemaal niet. Tenslotte had Charlie Babbitt alle meesterlijke ideeën gehad. Maar als het dan zo'n dot van een deal was, waarom zag hij het hele rotgeval dan voor zijn ogen in elkaar zakken? Waarom viel het uit elkaar, zodat de stukken Charlie Babbitt om de oren vlogen?
De transactie was opgezet voor snelheid; vier weken rente op tweehonderdduizend dollar tegen zeventien procent was tenslotte een dikke vierendertigduizend dollar, te veel geld om zomaar weg te gooien. Hoe eerder Charlie de promesse terugbetaalde, des te meer geld hij voor zichzelf zou kunnen houden. Maar nu was het bijna zes weken later en de transactie was nog niet afgehandeld. De meter tikte door op de lening en de nationale schuld stapelde zich op. Plotseling begon het er verdacht veel op te lijken dat Charlie Babbitt binnenkort de prijs zou vragen van een appartement niet in Palm Springs, maar in Arme-Sloeber-City.
Die rotlui van dat Bureau Milieubescherming ook! Waarom konden ze, verdomme, geen walvissen gaan redden of rampen in kerncentrales opsporen in plaats van een zakenman aan zijn kop zaniken over staatswetten en brandstof-emissies? Hadden ze bij het BMB geen enkel idee hoe moeilijk het was zes emissie-beperkende brandstof-injectiesproeiers te pakken te krijgen die geschikt gemaakt konden worden voor echte Lamborghini's? Chevrolets natuurlijk. Jeeps Cherokees, geen probleem. Maar Lamborghini''s? Weken waren voorbij gekropen en zijn monteur was met lege handen thuisgekomen. Charlie had zelfs het voorschot op de sproeiers verhoogd tot vijfentwintighonderd ballen per stuk, je reinste oplichterij, maar nog steeds niets.
'Ze hadden geen sproeiers. Ze maakten geen sproeiers voor echte Lamborghini's. Het kan die Italianen niet schelen wat voor soort lucht ze inademen.' Charlies monteur, een kolossale vent die Eldorf heette, had het met grote stelligheid gezegd.
Zonder de sproeiers had het BMB de verkoop van de auto's driemaal bij drie afzonderlijke keuringen verboden. En zonder het stempel van het BMB voor hun fiat op de registratiepapieren konden de auto's niet verkocht worden in de staat Californië. Punt. Misschien zou hij ze naar Oregon kunnen slepen en ze daar laten registreren, maar daar was het al te laat voor. Waar zou hij te elfder ure de juiste vervoerder voor de juiste prijs kunnen vinden?
Charlie was al veel te dicht bij de totale mislukking. De aanbetalingen van het advocaten-syndicaat had hij er al doorgejaagd; ze maakten deel uit van zijn rechtmatige winst en hij had ze bij voorbaat al uitgegeven. Een man in zijn positie moest er goed uitzien. Er goed uitzien en er goed van leven was tegenwoordig niet goedkoop. Je haar fatsoenlijk laten knippen kostte al tweehonderdvijftig ballen en een gewone zonnebril met het juiste naamkaartje eraan en met spiegelglazen kostte toch elke keer vierhonderd dollar. En vergeet niet dat de Amerikaanse dollar overzee aan het kelderen was. Een Italiaans maatpak dat twee jaar geleden misschien dertienhonderd ballen gekost had was vandaag de dag opgeslagen tot tweeduizend. Het handeltje dat van de ene op de andere dag zijn beslag had moeten krijgen, geen risico, had zo lang gesleept dat alle betrokken partijen heel erg ongerust begonnen te worden.
En in eindeloze dringende telefoongesprekken droegen ze die ongerustheid over op Charlie Babbitt, die helemaal niet zo goed tegen ongerustheid kon.
Susanna Palmieri parkeerde haar Volvo op de plaats naast de glanzende kleine zilveren Ferrari van Charlie Babbitt. Het was vrijdagmorgen half twaalf toen ze uitstapte en haar omgeving overzag, de plaats waar ze de laatste drie weken gewerkt had. Op het naambord stond weliswaar 'Babbitts Verzamelobjecten', maar er was niets aan de roestige barak van ijzeren golfplaten dat het verzamelen waard was, behalve misschien het vuilnis. De barak stond aan het einde van een lange straat met schroothopen en pakhuizen. Van het golfplaten dak liet de verf in snel tempo los in lange schilfers. De barak, die in 1946 als tijdelijk gebouw neergezet was, had een lange reeks kortstondige ondernemingen gehuisvest, waarvan Babbitts Verzamelobjecten misschien niet alleen de laatste maar ook de kortstondigste zou zijn.
Hoe had zij, een mooi, intelligent meisje met een strenge morele opvoeding in een Italiaans katholiek gezin, afgestudeerd aan een strenge kloosterschool, zich in kunnen laten met een man die zaken deed vanuit een groot model schuur ergens ver buiten de bewoonde wereld?
Waarom raakte een meisje dat duidelijk voor iets beters in het leven bestemd was - zoals trouwen met een man met een fatsoenlijke baan en een vast inkomen, een knaap die zo nu en dan misschien zelfs tegen haar zou zeggen dat hij van haar hield - zo nauw betrokken bij iemand als Charlie Babbitt dat ze zelfs het weekend naar Palm Springs ging met de eigenaar van Babbitts Verzamelobjecten? Ze schudde haar mooie hoofd terwijl ze haar kleine reistas oppakte, de deur van de barak opendeed en het sjofele kantoortje binnenstapte dat ze zo goed kende. Waarom? vroeg ze zichzelf opnieuw af. Juist, nú herinnerde ze het zich weer, dacht ze, toen haar oog viel op de eigenaar van Babbitts Verzamelobjecten, die op nijdige toon in een telefoon zat te schreeuwen. Charlie. Charlie Babbitt. Daarom.
Susanna nam er even de tijd voor om eens goed naar hem te kijken. Geen twijfel aan, hij was de mooiste man die ze ooit onder ogen of in handen gekregen had. Groot en gespierd, maar toch met een mager, buigzaam zesentwintig jaar oud lichaam, dik, donker haar dat altijd dreigde te gaan krullen, hoe stevig het ook geborsteld werd - dat was Charlie. Zijn ogen waren groot en van een stralend hazelnootbruin, overschaduwd door lange wimpers. Zijn lippen waren vol, bijna meisjeslippen, totdat hij glimlachte. Als Charlie Babbitt glimlachte... o, wie zou niet kunnen vallen voor die glimlach, die tweeëndertig glanzend witte tanden, dat onweerstaanbare kuiltje in zijn kin?
Toch was Susanna geen leeghoofd, dat veroverd kon worden enkel door het knappe uiterlijk van een man, al was het uiterlijk van Charlie Babbitt dan ook onweerstaanbaar. Schoonheid mag dan opwindend zijn om 's avonds mee naar bed te gaan en geweldig om bij wakker te worden, maar om de rest van de dag mee door te brengen wordt schoonheid vervelend, tenzij er nog iets onder zit waar je houvast aan hebt. Bij Charlie bestond het houvast uit een woeste, boze intelligentie. Een explosief, gevaarlijk temperament onder die gladde, dure kleren, maar tegelijk een goed stel hersens dat een probleem onmiddellijk tot in de kern doorzag en snel met een uitvoerbare oplossing kon komen. Als hij die intelligentie maar wilde gebruiken en er iets bruikbaars en belangrijks van maken in plaats van achter waardeloze 'dealtjes' aan te jagen, dan kon Charlie Babbitt, zo jong als hij was, een factor worden waar de wereld rekening mee te houden had. Charlie nam een lange trek aan de Lucky Strike tussen zijn lippen en beduidde Susanna met een zwaai van zijn ene hand aan het werk te gaan, maar hij hield zijn aandacht bij zijn woedende telefoongesprek. Susanna ging naar haar bureau en pakte de telefoon. Met snelle slanke vingers tikte ze de lange reeks cijfers voor een internationaal gesprek in, drukte de hoorn tegen haar oor en zei: 'Pronto? Qui Babbitts Verzamelobjecten.'
Ondanks zijn grandioze naam was Babbitts Verzamelobjecten een armzalig zaakje. De hele ruimte stonk naar oude sigarettenpeuken; overvolle asbakken stonden op elk beschikbaar oppervlak. Er stonden drie metalen bureaus, die vijfdehands op de kop getikt waren op een opheffingsuitverkoop, drie houten stoelen en een archiefkast. Het ene bureau was van Charlie; één behoorde aan de 'secretaris', die op dit moment niet bestond, nooit bestaan had en waarschijnlijk nooit bestaan zou.Dit bureau was Susanna Palmieri te beurt gevallen kort nadat Charlie haar ontmoet had en gevallen was voor haar tengere schoonheid, haar vurig Romeins temperament en dat bekoorlijke Italiaanse accent. Zodra hij te weten gekomen was dat Susanna vloeiend Italiaans sprak, lingua toscana in bocco romana, was hij begonnen werk van haar te maken. Ze begonnen een verhouding in dezelfde week dat ze bij Babbitts Verzamelobjecten kwam werken en ze was van onschatbare waarde geweest bij het tot stand brengen van de transactie met de mensen van Lamborghini.
Aan het derde bureau zat Charlies 'partner', in werkelijkheid een personeelslid. Lenny Barish was twintig jaar, maar hij had de laatste drie jaar van zijn leven doorgebracht met het verkopen per telefoon. Hij zat nu te telefoneren. Alleen was hij niet aan het schreeuwen, hij was aan het jammeren. Op de tegenoverliggende muur waren met punaises ruwe kaarten van West-Duitsland en Italië geprikt. Ondanks zijn Italiaanse maatkleding en handgemaakte Engelse schoenen, ondanks alle stijl waarop hij zich beroemde, was Charlie Babbitt niets meer dan een handelaar in gebruikte auto's, die zaken deed op een te krap budget, dat ook nog eens geleend was. Terwijl Charlie naar de stem aan de andere kant luisterde, hield zijn geschreeuw een ogenblik op. Maar zijn dikke zwarte wenkbrauwen waren in een woedende uitdrukking gefronst en hij zag eruit alsof hij elk ogenblik opnieuw kon ontploffen. Hij pafte verwoed aan zijn sigaret.
'Nee, meneer', jammerde Lenny, 'Ik heb net vanmorgen over dat zelfde onderwerp met meneer Babbitt gesproken...' Zijn ogen baden Charlie hem hieruit te helpen en hij maakte een smekend gebaar, maar Charlie Babbitt had zijn eigen problemen en die begonnen de pan uit te rijzen. 'Ja, nou, het is nu al vijfenhalve wéék!' gilde hij in de hoorn. 'Wéék! Hoe krijg je het verdomme voor elkaar drie keer de fout in te gaan bij het BMB?'
Lenny keek onaangenaam verrast op van zijn eigen ruzieachtige telefoongesprek met een van de ongeruste kopers van de Lamborghini's, de zilveren 1985. Deze derde weigering van het BMB was nieuws voor hem en geen welkom nieuws. 'Eh, ja, meneer,' zei hij ongelukkig in de telefoon. 'Ze komen beslist door het BMB. Nog maar één of twee dagen...' 'Je bent hiermee wel enorm op dreef,' snauwde Charlie. 'Zès auto's, èlk drie keer! Achttien keer mis - geen fantastisch gemiddelde, vind je zelf ook niet? Wat ben je, een monteur of een ingenieur van de NASA? We moeten die rotauto's daarvandaan halen. We houden er hier verdomme niet het één of andere automuseum op na! Ik ga naar de knoppen! Help me eruit, verdomme!'
Nu had Lenny het benauwd gekregen toen de koper aan de andere kant de druk opvoerde. 'Nou, m-meneer, ik d-denk dat dat n-nauwelijks n-nodig is,' stotterde hij, terwijl hij met zijn hand zwaaide om Charlie te smeken tussenbeide te komen.
Maar Charlie lette niet op Lenny. 'Ja, wat moet ik dan tegen mijn geldschieter zeggen? Ik ben hem tweehonderdduizend schuldig, ja? Duizend! Drie nullen!' Kwaad drukte hij zijn sigaret uit in een volle asbak, om er onmiddellijk weer één op te steken.
Susanna besloot haar telefoongesprek, zei: 'Ciao, grazie' en hing op. Met een blik op het klokje aan haar slanke pols fronste ze ongeduldig haar wenkbrauwen. Ze hield haar arm op naar Charlie en tikte veelbetekenend op haar horloge. Ze moesten gauw maken dat ze op weg kwamen; het liep al tegen elf uur en ze zouden er eindeloos lang over doen om de stad uit te komen. De autowegen zouden overvol zijn met het vrijdagse weekendverkeer. Het was een hele lange rit naar Palm Springs en Susanna zag ertegen op om 's nachts de woestijn door te moeten. Charlie had haar een lang weekend beloofd om het te vieren. Dat was een week geleden, toen hij nog iets te vieren had.
Charlie keek Susanna heel even aan en gaf haar een knikje dat zeggen wilde: 'Blijf nog heel even rustig. Ik zit hier met een probleem. Heb nog heel even geduld.' Meteen keerde hij terug naar het gesprek dat hem zo kwaad maakte. 'Hij had de wagens elf dagen geleden al in beslag kunnen nemen! Ze zijn mijn onderpand, Jezus nog aan toe! Ik heb de grootste moeite om me hem van het lijf te houden!' Susanna zag de paniek groeien achter Charlies ogen. De telefoon rinkelde, de derde telefoon op Susanna's bureau. Charlie beduidde Susanna met zijn ogen hem op te nemen.
Susanna duwde haar gouden oorring wat opzij, pakte de hoorn op en meldde opgewekt: 'Babbitts Verzamelobjecten.' Een geïrriteerde stem begon tegen haar te schreeuwen. 'Ja, meneer,' brabbelde Lenny in zijn telefoon, 'Ik weet dat vier weken de afspraak was...' Hij zwaaide wild, wanhopig, om Charlies aandacht te trekken, maar Charlie, die vanuit zijn eigen loopgraaf zijn eigen gevecht voerde, bleef hem negeren.
'Hoor eens, heb je het al met geld geprobeerd?' vroeg Charlie op hoge toon in zijn telefoon. 'Wat kan een knaap van het BMB nou in vredesnaam per week verd...' Hij brak af toen hij zag dat Susanna als een waanzinnige naar hem stond te gebaren. Ze had haar eigen gesprek in de pauzestand gezet, maar de uitdrukking op haar gezicht zei Charlie dat dit dringend was.
'Het is Wyatt,' zei ze, toen ze zijn aandacht getrokken had. 'Over je lening.' Ze keek Charlie vragend aan. Charlie antwoordde niet, maar zijn gezicht werd plotseling heel koud en heel stil; zijn ogen waren lichtbruine stenen in zijn hoofd.
'Als hij om half zes zijn geld niet heeft,' vervolgde Susanna, 'gaat hij alle auto's in beslag - hij zei echt "beslag"...' 'Ik bel je terug,' blafte Charlie in zijn eigen hoorn en hij hing op voor de monteur kon antwoorden. 'Nemen,' maakte Susanna haar zin af.
Een jongensachtige glimlach spreidde zich uit over Charlies knappe gezicht. Jongensachtig en toch mannelijk, een innemende, overtuigende glimlach. Susanna deed een stap achteruit, onmiddellijk achterdochtig, en schudde heftig nee. Wat het ook was, ze wilde er niets mee te maken hebben. Haar onsterfelijke ziel was al voldoende in gevaar alleen al doordat ze met Charlie Babbitt was.
Charlie plaatste zijn rechterhand zachtjes in de taille van het meisje. Zijn stem was laag en beheerst, alsof er helemaal niets mis was, alsof dit alles de gewone dagelijkse gang van zaken was.'Zeg tegen hem dat je het niet begrijpt. Dinsdag heb ik de cheque getekend. Jij hebt het me zien doen met al de andere. En jij hebt hem persoonlijk aan de jongste bediende gegeven voor de post.'
Susanna bleef beslist haar hoofd schudden. Ze wist niet precies waar dit allemaal over ging, maar ze herkende een enorme leugen als ze er een hoorde. Ze had al drie weken lang een en ander opgevangen van wat Charlie Babbitt uitvoerde - wat kon ze eraan doen dat alle drie de bureaus zo dicht bij elkaar stonden en dat Charlie zo hard schreeuwde aan de telefoon? - maar ze wilde er niet aan meedoen, ze wilde er zelfs niet van wéten. Ze was ingehuurd om de zaken met Italië af te handelen omdat ze Italiaans was en de taal vloeiend sprak, maar daarmee had je het ook gehad wat Susanna Palmieri betrof. Maar toch, diep van binnen wist ze dat je het niet echt gehad had, niet zolang zij en Charlie op het persoonlijke vlak zo nauw met elkaar verbonden waren. Ze was nu zijn vriendin en hij kon aanspraak op haar maken, een aanspraak die hij zelden aarzelde te laten gelden.
Charlie streelde met ongehaaste vingers het dikke krullende zwarte haar van Susanna en hij liet zijn stem nog meer dalen. 'Toe nou. Ik heb dit nodig,' zei hij zachtjes. Susanna voelde dat ze begon te smelten op het plekje waar Charlie haar altijd deed smelten. Hoewel ze een hekel aan zichzelf had omdat ze toestemde en boos was op Charlie, draaide ze zich toch om naar de telefoon en pakte de hoorn op. Ze drukte de pauzeknop weer in.
'Meneer, ik begrijp het niet,' herhaalde ze. 'Meneer Babbitt heeft de cheque dinsdag getekend. Ik heb het hem zien doen met al de andere. En ik heb hem persoonlijk aan de jongste bediende gegeven voor de post.' Achter zich hoorde ze Charlies ingehouden zucht van verlichting. 'Nog een ogenblikje. Mijn andere lijn...' Ze zette het gesprek weer in de pauzestand.
'Half zes.' Ze herhaalde de woorden van Wyatt. 'Geen gesalamander.'Charlie Babbitt begon te ijsberen, zijn hersens werkten op topsnelheid en zijn lichaam bewoog onwillekeurig zenuwachtig om hem bij te houden. 'Zou hij alsjeblieft aan zijn boekhoudster kunnen vragen haar administratie nog eens te controleren? Als een persoonlijke gunst aan jou. Jij krijgt een schop onder je kont - zeg maar "jij verspeelt je baan" - als er moeilijkheden komen.'
Susanna fronste haar wenkbrauwen, maar ze wendde zich weer tot de telefoon. 'Zou u alstublieft aan uw boekhoudster willen vragen het nog één keer te controleren in haar administratie? Als een persoonlijke gunst aan mij. Ik ben bang dat ik mijn baan verspeel als er...'
Voor Susanna haar zin af kon maken werd ze onderbroken door een luid gebons. Zij en Charlie draaiden zich om en zagen dat Lenny hard op de zijkant van zijn metalen bureau sloeg in een wanhopige poging de aandacht van Charlie te trekken. Zijn ogen waren twee grote smekende schotels en het zweet stroomde langs zijn wangen in zijn boord. Lenny's stem was schor, terwijl hij bijna huilde in de hoorn van zijn toestel. 'Ja, meneer, meteen als meneer Babbitt terugkomt van zijn vergadering...'
Charlie, die eindelijk besefte hoe diep de wanhoop van de jongen was, liep snel naar Lenny's bureau om hem instructies te geven. Maar Susanna riep hem en haar stem klonk ook dringend. Hij bleef staan, niet wetend wie hij het eerst te hulp moest komen.
'Charlie. Kijk naar mijn lippen. Half zes,' gaf ze door. Charlie Babbitt bleef onbeweeglijk staan waar hij stond en sloot een ogenblik zijn ogen. Hij haalde diep en sidderend adem, terwijl zijn vlugge geest, als een zenuwachtige laboratoriumrat, door de doolhof rende, op zoek naar een ontsnappingsgaatje. En natuurlijk had hij al gauw een nauw gaatje gevonden, net groot genoeg voor een proefrat om erdoorheen te glippen.
'Oké,' snauwde hij ongeduldig. 'Luister goed. Ik zit in het vliegtuig naar Atlanta. Jij zult zorgen dat er maandagmorgen een vervangende cheque op mijn bureau ligt, die ik dan als eerste kan tekenen. Het is het beste dat je kunt doen. "Alstublieft, meneer, ga niet uw beklag over me doen bij meneer Babbitt, want dan is het gebeurd met me... Ik heb die baan echt nodig." Ja?'
Het meisje keek hem woedend aan, gekwetst, niet alleen door haar geweten, maar ook door Charlies ongeduld met haar. De onverschillige manier waarop hij tot haar sprak deed Susanna's bloed soms koken. Toch wendde ze zich weer tot de telefoon.
Charlie richtte zijn aandacht onmiddellijk op Lenny, die met de klant vocht voor zijn leven. 'Nou, dat zou ik niet doen, meneer,' zei hij wanhopig met schorre stem. 'Niet voordat u meneer Babbitt persoonlijk gesproken hebt... Eh, u wilt een nummer waar u hem kunt bereiken? Ja...' Lenny keek naar Charlie, die nadrukkelijk zijn hoofd schudde. 'Nee, meneer, hij zit op dit moment op de weg en...' 'Charlie!' riep Susanna.
Hij draaide zich met een snelle beweging naar haar om. Zijn gezicht werd donker, zijn ogen zo koud als de Beringzee. 'Zou je je eigen hersens eens in willen schakelen, liefje?' grauwde hij. 'Voor één keertje maar?'
Susanna kromp ineen alsof hij haar geslagen had, maar ze klemde haar lippen op elkaar en probeerde er rekening mee te houden dat hij van alle kanten onder druk stond. 'Je moet hem bellen als je geland bent.' 'Charlie!' jammerde Lenny Barish.
Charlie Babbitt zat al zo lang in de hogedrukpan dat het ventiel het begaf en alles overkookte. Daar stond hij nu, proberend in zijn eentje de zaak bij elkaar te houden, zijn wankele bestaan rekkend met geleend geld, in geleende tijd. Het geluid van zijn eigen naam die jammerend werd geroepen door de hulpeloze Lenny was het sein voor de ontploffing. Hij draaide snel om zijn as en veegde met een wijde zwaai van zijn rechterarm alles van Lenny's bureau af- telefoonboeken, ordners, aantekeningen, het belandde allemaal met een grote klap op de vloer - terwijl de jongen verbijsterd toekeek. 'Jij... hebt... een... probleem?' vroeg Charlie tussen zijn opeengeklemde tanden door, terwijl hij dreigend zorgvuldig articuleerde.
Lenny's adamsappel wipte op alsof hij naar adem hapte. 'Meneer Bateman wil van zijn koop af. En hij wil meneer Webb meenemen. Ze... eh... ze willen hun aanbetaling terug.' Het laatste deel van de zin fluisterde hij bijna, wel wetend dat de aanbetalingen verleden tijd waren, niet meer dan een vleugje herinnering en dat ze nooit meer tot leven te brengen waren.
Charlie sloot zijn ogen en zei niets.
'Ze hebben twee auto's gevonden bij Valley Motors,' vervolgde Lenny. 'En nu willen ze met hen in zee gaan.' 'Toe, Charlie,' drong Susanna aan.
Rustig wendde hij zich tot haar; zijn drift was bijna weggeëbd door het geweld van zijn uitbarsting tegen Lenny. 'Wyatt wil weten waar de auto's zijn.'
Hij knikte. Natuurlijk wil hij dat. Dat zal er nog bij komen. 'Vertel hem de waarheid. Dat je het niet weet.' Niemand wist het behalve Charlie; de auto's waren het enige waar hij mee gokken kon, zijn laatste kans, de troef die hij achter de hand hield. Hij wendde zich weer tot Lenny en gaf hem op kalmere toon instructies: 'Zeg tegen Bateman dat je mij net gehad hebt op je andere lijn. Ik ben net tot overeenstemming gekomen met het BMB. En...' Hij aarzelde, in tweestrijd met zichzelf en gaf zich toen met een zucht gewonnen. 'Zeg tegen hen dat ik hun allebei vijf rooie ruggen extra korting geef. Omdat ik hun geduld op prijs stel.'
Lenny knikte dankbaar en ging terug naar zijn telefoongesprek. Susanna hing de hoorn op en keek naar Charlie. 'Maandag,' zei ze. Wyatt had ermee ingestemd tot maandag te wachten.
Maandag. En vandaag was het pas vrijdag. Hij had het hele weekend om iets te bedenken, kostbare tijd, uitstel van executie. Charlie slaakte een zucht van opluchting en de spanning gleed uit zijn spieren. Nu pas voelde hij hoe verrekte pijnlijk zijn nek en schouders waren.
Hij keek naar Susanna en zag haar die dag voor het eerst. Zijn meisje. Ze had hem geholpen toen hij haar nodig had en hij was haar dankbaar. Hij zou het haar dit weekend geweldig naar de zin maken om het haar te vergoeden. Ze was zo mooi; Charlies ogen gleden waarderend over haar slanke lichaam. Ze was aanbiddelijk, een Italiaanse spitfire in zakformaat met een bos zwarte krullen en twee ogen als fonkelende gitten en een fijn, tenger postuur, dat nooit naliet zijn hartstocht op te
wekken. Hij stak zijn hand naar haar uit, greep haar bij haar magere schouders, trok haar naar zich toe en kuste haar verleidelijke rode mond.
'En? Klaar om naar Palm Springs te gaan?'
Susanna's grote zwarte ogen werden nog groter van verbazing.
'Gaan we dan nog?'
Charlie knikte. Wat was er eigenlijk aan de hand? 'Dit is allemaal een klein technisch probleempje. Meer niet.' 'Meer niet?' herhaalde Susanna. Die uitbarsting, de wanhopige telefoongesprekken, alle bochten waarin ze hem zich krampachtig had zien wringen, de leugens... onbelangrijk? Charlie trok expressief zijn schouders op. 'Eldorf komt nog wel met die zes sproeiers op de proppen,' antwoordde hij vol vertrouwen. 'Voor de brandstof-injectie. Dan krijg ik BMB-goedkeuring, lever de auto's af, betaal de lening terug... en...' Hij pauzeerde voor het dramatische effect. 'Verdien tachtig rooie ruggen. Eerlijk.' Hij schonk haar zijn op een na beste verblindende glimlach, de triomfantelijke. 'Niet slecht... voor een paar telefoongesprekken.'
De zon ging onder boven de westelijke bergen toen de zilverkleurige Ferrari met 120 kilometer per uur de afstand dwars door de woestijn verslond. De lucht was een donker wordende koepel, die van bovenaf nog verlicht werd door de gloeiende toppen van de wolken, die de laatste zonnestralen vingen. De sterren in hun herkenbare formaties begonnen de kom van de vallende nacht te vullen.Susanna Palmieri huiverde een beetje; de bijna oneindige ruimte van de lucht boven de woestijn bracht haar altijd in zijn ban, zodat ze zich nietig en onbetekenend voelde. Susanna had het bijna opgegeven een verklaring van welke aard ook van Charlie Babbitt te verwachten. Hij was een mysterie gehuld in een raadsel en dichtgebonden met een puzzel. Waren zijn gevoelens voor haar gelijk, of bijna gelijk, aan de hare voor hem? Hij praatte er nooit over, hij sprak nooit over gevoelens van welke soort ook behalve ongeduld. Gaf hij om haar? Gaf hij om iemand behalve zichzelf? Als ze samen waren en vrijden, had Susanna vaak kunnen zweren van wel. Charlie was vurig, teder zelfs; hij hield haar dicht tegen zich aan en kuste haar met hartstocht en overtuiging. Susanna wist dat hij haar mooi vond; ze kon het in zijn ogen lezen en in zijn gretige glimlach als hij haar met zijn ogen leek te verslinden.
Maar als hij zijn broek eenmaal weer aan had, was het een heel andere Charlie Babbitt, een Charlie Babbitt die zijn eigen belang in het oog hield, altijd op zoek naar die opening, die zwakheid bij anderen waar hij zijn eigen voordeel mee kon doen. Waar andere mannen droomden, smeedde Charlie Babbitt plannetjes. Susanna hield van hem, maar ze wist niet zeker of ze hem wel altijd graag mocht.
De laatste acht kilometer had ze niets gezegd en hem op zitten nemen, niet in staat iets op te maken uit de uitdrukking op zijn gezicht. Charlie hield beide handen aan het stuur en staarde recht voor zich uit, verzonken in zijn eigen gedachten, die hij niet met haar deelde, nooit met haar deelde. Toch wist Susanna dat hij niet zo triomfantelijk of zo vol vertrouwen was over de transactie als hij geschenen had. Er zat Charlie beslist iets dwars; zelfs in de korte tijd dat ze geliefden waren had ze geleerd de tekenen te duiden. 'Ik wil natuurlijk niet te veel vragen, maar denk je dat je misschien tien, twaalf woorden tegen me zou kunnen zeggen?' vroeg ze ten slotte. 'Voor we bij het hotel aankomen?' Charlie keek Susanna aan, die zijn blik met een opgetrokken wenkbrauw beantwoordde. 'Beschouw het maar als voorspel,' zei ze droog.
Charlie grinnikte waarderend. Het was me er eentje, dit nuchtere meisje dat niet bang was voor hem of voor iets anders. 'Ik ben blij dat we de vrijdag vrij genomen hebben,' antwoordde hij luchtig. ' Nu heb je drie hele dagen om op me te vitten.'
'Hoor eens,' zei Susanna praktisch, 'als je je zo verdomd ongerust maakt, bel dan je telefoonservice en vraag je boodschappen op. Ik weet dat het maar... een klein technisch probleempje is, maar...'
'Daar pieker ik dus over, hè?' lachte Charlie, maar de spanning klonk in zijn lach en was te zien in zijn ogen.
'God, ik hoop dat het geen andere vrouw is!' Susanna liet in gespeelde bezorgdheid haar ogen rollen. 'Misschien zijn het wel drie andere vrouwen,' plaagde Charlie.
'Nou, misschien hebben ze je wel gebeld.' Susanna tikte het nummer van de service in op de autotelefoon. 'Drie-nul-één-negen,' klonk de stem van de telefoniste. 'Babbitt.' Charlie identificeerde zich op kribbige toon. Susanna keek nogal ongerust, bezorgd voor hem. 'Twee telefoontjes van ene Bateman. Wilt u het nummer hebben?'
'Nee,' zei Charlie, zonder Susanna aan te kijken. 'Goed,' zei de service-telefoniste. 'En dan is er... o...' Haar stem stokte even. 'O, shit,' fluisterde ze zachtjes. Charlie en Susanna keken elkaar aan. Wat was dat in vredesnaam?
'Dan is er die, eh, meneer John Mooney. In de boodschap staat dat hij de advocaat van uw vader is. In Cincinnati. En... uw vader is gestorven, meneer.'
Susanna hapte naar adem, haar ogen op Charlie gericht. Maar zijn gezicht veranderde niet en hij zei geen woord. 'De, eh, de begrafenis is zondag,' vervolgde de telefoniste zenuwachtig. 'Het heeft hem wat moeite gekost u op te sporen. Ik heb... hier... zijn nummer...'
Maar Charlie had opgehangen. Zijn voet bleef aan het gaspedaal kleven. Ze reden nog steeds honderdtwintig en zijn ogen staarden recht vooruit naar de snelweg, maar hij was zo gespannen dat Susanna het medelijden als een pijn in haar hart voelde. De ogen van het meisje vulden zich met tranen van medeleven. Zijn vader. Wat afschuwelijk. 'O, Charlie,' fluisterde ze. 'Gaat het?'
Hij antwoordde niet, maar hij nam zijn voet van het gaspedaal en de auto minderde vaart. Charlie remde, stuurde de wagen de vluchtstrook op en de Ferrari stopte. Maar Charlie zat nog steeds voor zich uit te staren, ingekapseld in stilzwijgen, als een vlieg gevangen in barnsteen.
Susanna stak haar hand uit en raakte zachtjes zijn schouder aan, alleen om hem eraan te herinneren dat ze er voor hem was.
Hij keek haar aan. 'Het spijt me van het weekend, schat.' 'Het weekend?' Charlies reactie was zo misplaatst dat Susanna nauwelijks haar oren kon geloven. 'Charlie...' Ze trok zijn gezicht naar zich toe met de toppen van haar zachte vingers en zocht met haar ogen de zijne.
Maar Charlie ontweek haar blik. 'Weet je,' mompelde hij, terwijl hij zijn ogen afgewend hield van de hare, 'we... eh... we haatten elkaar. Echte... haat.'
Maar wat Susanna in zijn stem hoorde, was geen haat; het was pijn. Verdrietig om hem, verdrietig met hem, streelde ze zijn haar, hem sussend zoals een moeder een kind sust, met liefhebbende handen.
'Mijn moeder stierf toen ik twee was. En toen was het alleen nog maar... hij en ik.'
Susanna beet op haar lip. 'Sloeg hij je?'
Charlie aarzelde. 'Van binnen,' zei hij ten slotte; hij haalde de woorden diep uit zijn binnenste omhoog. 'Niets wat ik deed... was goed genoeg. Een paar zevens op mijn rapport en de negens waren vergeten. Voetballen in het tweede elftal had voetballen in het eerste moeten zijn.' Hij schonk Susan een flauwe, bittere glimlach. 'Ik had zoveel mogelijkheden, weet je...'
Het bleef even stil tussen hen terwijl ieder zich afsloot met zijn eigen gedachten.
'Ik ga met je mee,' zei Susanna plotseling.
Charlie schudde zijn hoofd. 'Dat is lief.' Hij glimlachte naar haar. 'Maar het heeft geen zin.'
'Ik wil het,' antwoordde Susanna koppig. 'Dat is de zin.' Maar Charlie bleef zijn hoofd schudden, even koppig als zij. 'Maak er geen punt van,' zei hij kortaf.
Gekwetst trok Susanna zich terug; haar hand viel van zijn haar. Weer had de oppervlakkige Charlie een vreemde van haar gemaakt, haar op een afstand geduwd. Maar toch, niet helemaal. Dat hij haar hand in zijn haar voelde was het enige geweest dat hem overeind gehouden had. Nu stak Charlie, kwetsbaar en alleen, zijn hand uit naar Susanna. 'Ik vergeet voortdurend tegen wie ik het heb,' fluisterde hij met een verdrietig glimlachje.
Susanna trok zijn hoofd omlaag op haar borst en legde haar wang op zijn haar. Hoewel ze zich verdrietig voelde door de omstandigheden, sloeg er toch een golf van blijdschap door haar heen. Charlie had haar nodig.