Hoofdstuk 7
Fayad sprak de woorden zo beslist dat Violets hart sneller ging slaan.
‘Conclusies? Wat voor conclusies? Waar heb je het over?’
‘Mijn wereld is anders dan de jouwe, prinses. Hier worden verstandshuwelijken gesloten. Het zijn contracten die families verbinden. Huwelijken van partners die elkaar in het gewone leven waarschijnlijk niet eens hadden ontmoet. Ze worden door vrienden en familie bij elkaar gebracht.’
‘En de vrouwen dan die een carrière hebben? Door je werk ontmoet je toch allerlei mensen?’
‘Zoveel zijn er niet. De families hier houden vaak nog vast aan oude tradities. Jouw familie, de Sayyids, probeert elke vorm van verandering tegen te houden,’ zei hij met een ongeduldig gebaar.
Blijkbaar was dit een belangrijk onderwerp voor hem.
‘Soms kun je niet verhinderen dat je tegen een paar schenen moet schoppen, denk ik – om iets voor elkaar te krijgen, bedoel ik,’ zei ze.
‘Soms maakt dat de wond erger dan wanneer je daadwerkelijk tegen iemands schenen had geschopt, ben ik bang.’
‘Het spijt me. Ik weet hier natuurlijk helemaal niets zinnigs over te zeggen.’ Toch sprak ze even later verder. Het was simpelweg niet iets waarover ze haar mond kon houden. ‘Kun je iemand wel vertrouwen die vanwege politiek of geld geïnteresseerd is in een gearrangeerd huwelijk?’
‘Geloof me, wanneer er sprake is van een dergelijk huwelijk heeft iedereen daar een mening over en zal iedereen die ventileren. Alles wat je ooit hebt gedaan, wordt onder de loep genomen en bestudeerd door grootmoeders, zussen, nichten en neven, broers, ooms en tantes.’ Hij glimlachte even. ‘De tantes zijn het ergst…’ Meteen was hij weer serieus. ‘Het is een té belangrijke beslissing om een risico op falen toe te staan. Het huwelijk geldt als het bindmiddel van de geciviliseerde samenleving, iedereen gedijt bij het slagen ervan.’ Hij zag dat ze erover nadacht maar het er duidelijk moeilijk mee had. ‘Ja, Violet. Een vrouw kan een huwelijkskandidaat weigeren.’
‘Leren ze elkaar wel kennen voor het huwelijk wordt voltrokken?’
‘Soms wel. Niet altijd. En beslist niet tijdens de voorbereidingen van het huwelijk.’ Glimlachend keek hij naar haar ongelovige gezicht. ‘Een bruid is een kostbare schat en wordt goed bewaakt en afgeschermd door de familie zolang de bruidsschat nog niet binnen is. In die periode ziet ze alleen directe familie. Zelfs wanneer de contracten getekend zijn en de bruid en bruidegom officieel al getrouwd zijn.’
‘Hoe gaat het dan verder?’
‘Tussen de formele handtekening en de ceremonie? Eerst worden de verlovingsjuwelen gebracht. Niet alleen een ring, maar armbanden, kettingen, oorbellen, allemaal met de stenen die door de moeder van de bruid zijn uitgekozen omdat ze haar dochter het mooist zullen staan. De bruidegom gebruikt die tijd om een huis voor zijn bruid in te richten met de mooiste spullen die hij zich kan veroorloven. De bruidsschat wordt verzameld – goud, juwelen, kostbare stoffen, kleden en geld. Dat allemaal om aan te tonen dat hij haar kan onderhouden. Het wordt allemaal aan huis bij de bruid afgeleverd en tentoongesteld tijdens de maksar, de formele bijeenkomst van de vrouwen om het huwelijk te vieren. De bruid zelf is hierbij niet aanwezig.’
‘O…’
Aanvankelijk had ze het een koude bedoening gevonden, maar nu begon ze het van een andere kant te bezien. Ze stelde zich de afgezonderde en van opwinding trillende bruid voor die toeleefde naar de grote dag. Het moment waarop de bruidsschat aan huis werd afgeleverd als bewijs aan de wereld, aan haar familie, aan haar, hoezeer hij haar op waarde schatte en haar verkoos boven iedere andere vrouw.
‘Passie kan op meerdere manieren gewekt worden,’ zei ze nadenkend.
‘Bijvoorbeeld door haar gewicht in goud te geven?’
Haar ogen werden groot bij de gedachte aan een dergelijke som geld, maar ze schudde haar hoofd. ‘Nee, het gaat niet om goud, maar om waar het voor staat.’
Bewonderend keek hij haar aan.
De blik in zijn ogen deed haar hart sneller slaan omdat ze voelde dat de vrouw die zijn hart zou winnen aan passie niets te kort zou komen.
Gefascineerd vroeg ze: ‘Vertel me over het huwelijk zelf.’
‘Wanneer alles is geregeld, wordt er een groot feest gegeven. Vroeger kwamen de verschillende woestijnstammen naar de rand van de stad om daar hun tenten op te zetten. Het feest duurt weken – tot het moment is gekomen waarop de bruidegom entree eist in het huis van zijn bruid. Hij moet zijn toegang bevechten en zijn bruid opeisen, die in haar huis op hem wacht. Ze is gekleed in lagen van voile en zit op een wit laken.’
Violets hart sloeg op hol, en ze moest haar hand voor haar mond slaan om een uitroep te bedwingen. Een koude bedoening? Echt niet…
‘Wat is er?’
‘Niets,’ bracht ze uit. Met moeite weerhield ze zich ervan haar wangen koelte toe te wuiven bij de gedachte dat hij haar uit verscheidene lagen voile zou wikkelen tot…
‘Nee, niets,’ zei ze toen hij haar een glas ijswater inschonk. Ze pakte het glas en nam een slok. De ijsblokjes leken meteen op haar tong te smelten. ‘Heb jij dat ook gedaan? Ging het bij jou ook zo?’
Hij gaf niet meteen antwoord, en meteen begon ze zich te verontschuldigen. ‘O, sorry! Alsjeblieft, vergeet dat ik dat heb gevraagd. Niet te geloven dat ik zo bot ben. Ik wil echt niet –’
‘Van de bruid wordt ook verwacht dat ze vecht. Dat ze bijt en schopt om haar deugd met al haar kracht te verdedigen, zodat haar echtgenoot haar zal respecteren.’
‘Doet hij dat ook?’ Zou Hasna gevochten hebben? Zou zij naar deze prachtige man hebben kunnen kijken zonder meteen tot over haar oren verliefd op hem te worden? Zou er een vrouw zijn die dat zou kunnen?
Stel dat Hasna had gevochten om zijn ongelooflijk kostbare en belangrijke respect te verdienen, hoe was het hem dan gelukt haar te overweldigen?
Ze kende het antwoord. Zelf had ze vanmorgen ook naar hem uitgehaald – boos en verdrietig – en hij was naast haar op het bed van haar grootmoeder komen zitten. Hij had haar vastgehouden en zich laten slaan. Met zijn lippen tegen haar slaap had hij woordjes in haar oor gefluisterd en haar gekalmeerd. Ze zag voor zich hoe een dergelijke scène zich met zijn bruid zou ontwikkelen. Geen geweld, maar geduld, een zachte stem, tedere kussen en strelingen die haar als een bloem zouden doen opbloeien. Voor hem. Als bloemblaadjes die zich openden om het licht en de warmte van de zon te ontvangen.
Ze begreep heel goed wat hij had bedoeld toen hij zei dat hij veel meer had gedaan. Het was niet dat hij haar had gekust, dat was niet het belangrijkste…
Ze slikte een keer en nam snel een slokje water. In een wanhopige poging de richting die haar gedachten opgingen te blokkeren, zei ze: ‘Eerst de bruid onder juwelen bedelven, dan haar familie bevechten, en daarna nog eens de strijd met zijn vrouw aangaan. De bruidegom krijgt het niet cadeau, zeg.’ Ze probeerde een luchthartig grapje te maken.
‘Interessant. Ik zou gedacht hebben dat je sympathie naar de bruid uitging,’ zei hij met een glimlach.
‘Welnee,’ zei ze snel. ‘Je hoeft geen psychologie gestudeerd te hebben om te bedenken dat dit juist een goed uitgedachte strategie is om over die eerste ongemakkelijke momenten heen te komen. Ik stel me zo voor dat de bruid die haar gewicht in goud waard is, heel goed weet wanneer het moment daar is om zwak te worden en in zwijm te vallen. Wanneer ze zich overgeeft aan de macht en kracht van haar bruidegom om er op die manier baas over te worden.’
Dat had ze zelf ook gedaan. Woedend had ze zich tegen hem verzet. Op dat moment, heel even, had ze hem de schuld van alles gegeven. Het volgende moment had ze zich overgegeven aan de troost die hij bood.
‘Drie generaties hebben je begrip van deze maatschappij niet vervaagd,’ zei hij, blijkbaar niet oppikkend in welke richting haar gedachten waren gedwaald. Dat had een opluchting voor haar moeten zijn, maar vreemd genoeg was het dat niet. Het amuseerde hem alleen maar dat ze er zo over dacht. ‘Je bent zonder meer een Arabische.’
‘Het is gewoon logisch,’ zei ze. Zelf amuseerde dit gesprek haar helemaal niet.
‘Misschien,’ zei hij, plotseling weer ernstig. ‘Dus? Zou jij een dergelijke overeenkomst kunnen overwegen?’
‘Ik? Wie zou mij nu uitkiezen als partij in een verstandshuwelijk? Wat heb ik te bieden?’ Toen viel opeens het muntje. Ze realiseerde zich dat alles wat hij over zijn grootvader had gezegd de aanzet was tot… ‘O! O nee! Alsjeblieft, zeg!’ Afwerend stak ze beide handen in de lucht. ‘Dat is belachelijk. Serieus!’
Waarom zei dat stemmetje in haar hoofd dan iets heel anders? O ja! Snel! Wanneer? Echt?
‘Ik verzeker je dat een huwelijk tussen jou en mij mijn grootvader de gelukkigste man ter wereld zou maken. Hij wenst al heel lang dat ik hertrouw. Hij weigert afstand te doen van de troon tot het zover is. En jij voldoet aan alle eisen die hij maar zou kunnen stellen.’
‘Dat denk ik niet.’
‘Maak je geen zorgen, prinses. Ik wilde je gewoon uitleggen waarom ik je dat aanzoek moet doen. Ik wilde je alleen voorbereiden op de verwachtingen van mijn familie.’
Zo zat het dus. Oké. Hij deed haar dus een aanzoek omdat hij niet anders kon. Het was duidelijk dat hij helemaal niet zat te wachten op een huwelijk, dus was het aan haar hem te weigeren en hem zijn vrijheid te gunnen.
Natuurlijk zou ze hem in ieder geval geweigerd hebben. Ze hadden elkaar diezelfde ochtend pas ontmoet!
Hoe kon het dan dat ze zich toch afgewezen voelde? Ongewenst… en zelfs een beetje leeg.
‘Ik begrijp het, sjeik Fayad.’
Ze begreep het echt. Wat maakte het uit dat haar betovergrootmoeder prinses Fatima al Sayyid was geweest? Ze kwamen uit andere werelden, en deze wereld zou nooit die van haar worden. Ook niet nu ze al meer tijd samen hadden doorgebracht dan een doorsnee stel uit Ras al Kawi voor ze de zaak beklonken, daar op dat witte kleed.
‘Dank je dat je me dit allemaal zo duidelijk hebt uitgelegd. Je hoeft je geen zorgen te maken,’ zei ze kalm.
Fronsend keek hij haar aan. Even leek het erop dat hij nog iets wilde zeggen, maar toen klonk er een ping. Ze moesten de veiligheidsriemen vastmaken, de lampjes floepten aan. ‘We gaan landen,’ zei hij uiteindelijk.
Deze keer bleef hij niet naast haar zitten om haar hand vast te houden. In plaats daarvan kwam Leila haar ophalen om met haar mee te gaan naar een kleine cabine achter in het vliegtuig, terwijl hij naar zijn mensen in de grote cabine voorin ging.
Ze hield zich voor dat ze het niet erg vond. Ze had het bijzondere voorrecht genoten tijd alleen met de sjeik door te brengen. De herinnering eraan zou ze voor altijd koesteren. Nu ze in Ras al Kawi waren, zou alles beslist anders worden.
Hoe anders besefte ze al snel na de landing. Leila en zij werden geacht te wachten met uitstappen tot er een rood tapijt over de trap naar boven was gelegd. Sjeik Fayad en zijn ambtsdragers daalden de trap af en liepen op de hoogwaardigheidsbekleders af die hen stonden op te wachten. Pas daarna mochten Violet en Leila via een andere trap het vliegtuig verlaten. Beneden stond een limousine met getinte ramen voor hen klaar. Violet keek nog even om naar sjeik Fayad, die, op en top de prins, handen aan het schudden was. Gek genoeg voelde het alsof ze een verlies had geleden.
In Londen en in het vliegtuig hadden ze vrijuit met elkaar kunnen praten. Hier was hij een onbereikbaar man, besefte ze.
Ze aarzelde even. Een van de mannen die op sjeik Fayad had staan wachten draaide zich wat om haar eens goed te bekijken. Zijn blik was taxerend, bijna brutaal, en heel even wenste ze dat ze iets lokaals aanhad. Zoiets als die mantel, die abaya, die haar van top tot teen bedekt zou hebben. En een sluier voor haar gezicht. Ze was blij dat de ramen getint waren zodra ze wegreden. Geen paspoortcontrole voor de sjeik en zijn mensen.
Fayad stond tegenover zijn grootvader. Woede dreigde het van het respect voor zijn grootvader te winnen. Uiteindelijk won het respect, maar ook maar net. ‘Dit kunt u niet doen! De prinses is hier als mijn gast.’
‘Ze is familie van hen, Fayad. Een van hun dochters. Ahmed al Sayyid is hier. Hij wil haar meenemen naar hun huis zodra ze de Blood of Tariq formeel heeft teruggegeven.’
Dat was onverteerbaar! ‘Er is twee keer ingebroken bij haar thuis om de khanjar te stelen, en ik weet heel zeker dat de Sayyids daar achter zaten.’
‘Fayad, alsjeblieft…’ Zijn grootvader stak een hand op, en met pijn in zijn hart zag Fayad dat die hand trilde. In de korte tijd dat hij weg was geweest, was de oude man nog verder achteruitgegaan.
Hij reikte naar de hand van zijn grootvader en hield die vast.
‘Een leider draagt de verantwoordelijkheid voor zijn land, mijn zoon, en dat gaat niet altijd samen met loyaal zijn aan een individu. De Sayyids zullen zich op de traditie beroepen, en je weet dat ze daarin gesteund zullen worden.’
‘Hun beleid wat vrouwen betreft is middeleeuws. Hun hareem wordt achter hoge muren vastgehouden, en hun dochters mogen niet naar school…’
‘Dat is hun manier van leven. Ik kan hen daarop niet aanspreken.’
Dat kon Fayad wel, te zijner tijd zou hij dat ook doen.
‘Violet geeft een kostbaar stuk uit handen, en in ruil daarvoor heeft ze niets anders gevraagd dan mijn bescherming. Die zal ik haar geven. Het is een kwestie van eer.’
‘We weten alle twee dat er maar één manier is waarop je dat kunt doen. Ik waarschuw je echter dat wanneer ze geloven dat je jij wilt verbinden aan deze vrouw, de eisen voor haar bruidsschat alle grenzen te buiten zullen gaan.’
‘Durven ze om de Blood of Tariq te vragen?’ Fayad was nog niet uitgesproken of hij besefte al dat ze precies daarop uit waren. Ze hadden de khanjar niet kunnen stelen, maar hun spionnen zouden hen op de hoogte hebben gebracht van alles wat er in Londen was gebeurd. Ook wat er tussen hem en Violet was voorgevallen. Hun woede over de geschonden eer van een van hún vrouwen zou werkelijk alles overstijgen. Niet dat ze wat om haar gaven, maar ze zouden een huwelijk eisen in de wetenschap dat hij niet kon weigeren. Ze zouden de Blood of Tariq als bruidsschat opeisen.
‘Het spijt me, Fayad. Mijn handen zijn gebonden. Ze eisen het van mij, en ik heb geen keus dan haar aan haar familie over te leveren.’
Hij begreep het. Hij vond het vreselijk, maar de claim van de familie negeren, was tegen de wet. Zijn eigen woorden, dat een bruid zelf een bruidegom mocht kiezen, klonken hem nu leeg in de oren.
Ze hadden geen van tweeën een keus.
Als ze de vraag van de Sayyids niet zouden inwilligen, werd Violet een gevangene tussen hun muren. Hij zou geen toegang tot haar hebben en niets voor haar kunnen doen.
Dat kon hij niet laten gebeuren. Hij zou het niet laten gebeuren. Nog niet voor één dag.
Violet had geen tijd om het schitterende paleis te bewonderen, de prachtige bogen, het bijzondere tegelwerk. Er was geen tijd om stil te staan bij de grootte van het paleis, dat zich uitstrekte over een brede heuveltop.
Onder hen lag de stad, met haar torentjes en minaretten, verspreid door de vallei aan de voet van de heuvel. Leila had haar de belangrijkste herkenbare gebouwen aangewezen. Het grote, pas gebouwde overdekte winkelcentrum. Het nieuwe hotel met een enorm glazen atrium. De gouden soek…
‘Wat is dat?’ had Violet gevraagd toen de auto hoger klom en ze de overblijfselen van een burcht boven op de klippen ontdekte.
‘Dat?’ Leila had haar schouders opgehaald. ‘Het is de Portugese toren. Een ruïne, er is praktisch niets van over.’ Met een nonchalant handgebaar had ze de geschiedenis weggewuifd.
‘Het is hier allemaal zoveel groener dan ik had verwacht.’
‘Er zijn veel parken in de stad. Kijk, daar, dat is de soek, de markt…’ Met parken had Leila blijkbaar ook niet veel.
Ze waren door een grote poort in een hoge muur gereden, die door gewapende mannen werd bewaakt. Hier kreeg groen wel een heel andere betekenis.
Anders dan Europese paleizen, die gewoonlijk uit één groot gebouw bestonden, was dit een paleis dat bestond uit veel kleinere koepelvormige bouwwerken. Door colonnades werden ze allemaal met elkaar verbonden. Onder de colonnades lagen pleinen, allemaal met groen en bomen. Vijvers werden verbonden door smalle stroompjes water. Overal was schaduw. Ze zag rozen en jasmijn en struiken met bloemen die ze nergens anders van kende.
Ze stapte de koelte van de auto uit, en meteen werd ze omgeven door warmte en intense avondgeuren. Het voelde alsof ze een bloem was die zich opende naar de zon. Langzaam draaide ze zich om, en ze bewonderde de prachtig betegelde bogen en de heldere lucht, die steeds donkerder blauw werd nu de zon snel achter de bergen in de verte zakte.
‘Wat is het hier prachtig,’ zei ze. Toen ze een stapje in de richting van een vijver deed, hield Leila haar echter tegen.
‘We hebben geen tijd. U moet zich klaarmaken voor het bezoek aan de emir.’
Ze liepen een marmeren trap op en gingen een hal in waar prachtige tapijten de vloeren bedekten. Leila schopte haar schoenen uit en knikte tevreden toen Violet haar voorbeeld volgde.
‘Dit is uw verblijf,’ zei ze terwijl ze Violet haastig door verschillende schitterende ruimtes leidde. Tot ze bij een privésuite aankwamen, die bestond uit een woonkamer, slaapkamer en een badkamer. ‘Maak het u gemakkelijk, dan zal ik u voorbereiden op de emirs majlis.’
‘Pardon?’
‘De plek waar hij plaatsneemt en mensen ontvangt die met hem willen praten, of hem om hulp willen vragen. Vandaag zijn de leiders van alle belangrijke families aanwezig. Iedereen wil de Blood of Tariq met eigen ogen zien.’
Violet voelde zich plotseling vreselijk zenuwachtig. Wat er door haar buik dwarrelde, was beslist veel zwaarder dan een vlinder. Het werd er niet beter op toen Leila, nadat ze Violets make-up had bijgewerkt, een mantel over haar hoofd liet zakken. De mantel was van prachtige donkerblauwe zijde gemaakt en bij de pols en de zoom met gouddraad geborduurd. Sierlijk. Eenvoudig, en hij bedekte haar tot op de grond.
‘Dit is een thaub. Een traditioneel kledingstuk dat je over je kleding draagt.’
‘Het is prachtig.’
‘Wil je een sjaal?’ Zonder op haar antwoord te wachten, drapeerde Leila losjes een bijpassende sjaal over haar hoofd. De sjaal was van een fijngeweven zijde die de wetten van de zwaartekracht leek te overtreden. In de luchtverplaatsing van een langzaam draaiende ventilator leek het even of de sjaal zou blijven zweven.
‘Prachtig,’ zei Leila op haar beurt.
‘Inderdaad echt heel mooi,’ stemde Violet in. Ze had verstand van stoffen en wist dat dit een zeer bijzondere zijde was, van een kwaliteit die zij zich nooit zou kunnen veroorloven.
‘Ik bedoel die sjaal niet, prinses. Ik bedoel dat u er prachtig uitziet.’ Ze verschikte met een puntige kam iets aan Violets haren, tot haar gezicht omkranst werd door donkere lokken. ‘U bent zo mooi.’
‘Nee…’
Bijzonder. Theatraal. Dat was eigenlijk het aardigste wat ooit over haar uiterlijk was gezegd. Haar neus was te groot, haar wenkbrauwen te dik, en haar ogen hadden een vreemde kleur… Maar toch, nu ze zo opgemaakt was en haar haren op deze manier droeg, onder die fantastische sjaal… Nu leek het alsof het precies zo hoorde… Zo moest zijn. Alles… paste.
‘Mooi, Laten we dan gauw gaan. De auto staat op ons te wachten.’