Hoofdstuk 4
‘Prinses? O, alsjeblieft zeg…’
‘De dochter van een sheikha is een sheikha. Als een directe afstammeling van Fatima hebt u recht op die titel.’
Wild schudde Violet haar hoofd. ‘Nee!’
‘Het is de waarheid. Ik nodig u uit te komen kijken waar u vandaan komt, uw erfgoed te leren kennen. De Blood of Tariq terug te brengen naar de plek waar hij thuishoort… in de handen van mijn grootvader.’ Hij wierp een blik op Sarah en wendde zich toen weer tot Violet. ‘In Ras al Kawi kan ik u beschermen tegen degenen die zich door niets zullen laten weerhouden om u te gebruiken.’
Haar te gebruiken? Hoe dan? Ze was helemaal niet belangrijk.
‘Ik…ik kan niet zomaar naar Ras al…’
‘Kawi. Ras al Kawi.’
‘Ras al Kawi.’ Ze herhaalde de naam, en er roerde zich iets, als een soort collectieve herinnering, in haar hart.
‘Als u hier niet bent, kunnen ze u niet onder druk zetten. Maar het is goed mogelijk dat de schurken uw vrienden zullen bedreigen om te krijgen wat ze hebben willen.’
‘Nee!’ riep ze ontzet. Meteen realiseerde ze zich echter dat dat helaas al gebeurd was. ‘Wat willen ze dan?’
‘Macht.’
‘En u dan, sjeik Fayad?’ vroeg ze, blijkbaar totaal niet geïntimideerd. ‘Ik ken u helemaal niet. Gebruikt u mij ook?’
Haar blik ging recht door hem heen, en hij besefte hoe hij over haar tegen zijn neef had gesproken. Geen moment had hij zich om haar wensen bekommerd. Hij had alleen aan zijn land gedacht, realiseerde hij zich ongemakkelijk. Het was echter van cruciaal belang dat hij haar van zijn oprechte intenties overtuigde. Hoewel de meeste mensen zich door een vriendelijke glimlach lieten inpalmen, voelde hij dat dit niet de manier was om Violet Hamilton voor zich te winnen. Hij voelde haarfijn aan dat ze hem dan niet zou vertrouwen.
‘Ik begrijp uw aarzeling, prinses. Geen enkele weldenkende vrouw zou zomaar met een vreemde het onbekende tegemoet vliegen. Wat kan ik doen om u ervan te overtuigen dat ik geen kwaad in de zin heb? Wie zou u vertrouwen? De burgemeester van Londen? Vanmiddag lunch ik met hem. Of misschien de minister van buitenlandse zaken?’
‘Ik zou het aan de premier vragen,’ drong Sarah aan. ‘Als u die hier kunt krijgen, kan ik meteen een hartig woordje met hem spreken over de lokale scholen.’
Violet keek hem verwijtend aan, en meteen had hij door dat hij niet met deze mensen aan had moeten komen. Als toekomstig leider van een land waarmee ze handelsbetrekkingen wilden aanknopen, zouden ze niet aarzelen zijn belangen te laten tellen boven die van een burgermeisje.
‘Misschien hebt u meer vertrouwen in de Engelse die het kindermeisje van mijn zoon is geweest?’
‘Kindermeisje? Waar is zijn moeder?’
Innerlijk schrok hij terug voor haar directe vraag, maar uiterlijk liet hij daar niets van zien.
‘Mijn zoon en zijn moeder zijn gestorven toen hij nog maar een kleuter was.’
Achter hem hoorde hij de vriendin scherp ademhalen, en even dacht hij dat ook Violet haar adem inhield. Het schonk hem geen genoegen. Integendeel, het voelde eerder als hengelen naar medeleven dat hij niet verdiende en ook niet wilde. Hij wilde alleen haar vertrouwen.
Als diplomaat was hij gewend met moeilijke situaties om te gaan en gebruikte hij woorden om dingen voor elkaar te krijgen. Nu werd hij geconfronteerd met deze jonge vrouw alleen gekleed in een sjofele badjas, en leek het echter wel alsof hij alle controle over de situatie was kwijtgeraakt. Over zijn gedachten. Over meer dan dat, maar daar wilde hij beslist niet bij stilstaan…
‘Dat spijt me,’ zei ze met oprecht medeleven, maar ze bleef kaarsrecht staan en wendde haar blik geen seconde af. ‘Dat vind ik heel erg voor u, Sjeik Fayad al Kuwani. Neem de Blood of Tariq mee naar uw grootvader, maar ik blijf hier. Ik moet dit huis leegmaken…’
Plotseling leek ze te wankelen, en even hield ze zich vast aan de stoel. Het leek of de schok nu pas tot haar doordrong. Overmand door de schrik van de recente overval en door het besef wat er allemaal nog moest gebeuren, leek ze haar strijdlust verloren.
Hij greep haar ellenboog en hielp haar op de stoel. Daarna pakte hij een glas en vulde dat bij de kraan. Hij hield het vast en liet haar drinken tot haar lange slanke vingers stopten met trillen en weer genoeg kracht hadden om zelf het glas vast te houden.
‘Stom…stom…’ zei ze.
‘Wees niet zo streng voor uzelf, prinses. Uw vriendin is niet de enige die een schok te verwerken heeft gekregen.’
‘Noem me alsjeblieft niet zo. Het is niet waar.’
‘U bent een prinses. Het is uw afkomst.’ Zo was het. Je zag het aan haar houding. Zij had geen zijde en juwelen nodig om haar vorstelijke uitstraling te benadrukken. ‘Kom met me mee naar Ras al Kawi, dan kunt u het zelf zien.’
‘Ik kan echt niet weg hier. Ik heb nog veel te veel af te handelen.’
‘Haar grootmoeder heeft een tweede hypotheek op het huis genomen,’ verklaarde Sarah. ‘En nu ze dood is, is het huis van de bank. Inclusief de verrotte vloerdelen. Voor het einde van de maand moet Violet eruit zijn.’
Zijn informatie klopte dus. Violet Hamilton had geen huis en geen geld, en toch probeerde ze geen geld voor de khanjar te krijgen. Ze hapte ook niet gretig toe op zijn uitnodiging met hem mee te gaan naar een land waar ze als prinses behandeld zou worden.
‘En dan? Waar gaat u dan heen?’ vroeg hij.
‘Dat hangt er helemaal vanaf hoeveel ze voor de khanjar krijgt,’ antwoordde Sarah veelbetekenend.
‘Houd op, Sarah. Die dolk is niet van mij, dus ik kan hem ook niet verkopen.’ Ze herpakte zich. ‘Het spijt me, sjeik Fayad, maar ik heb het druk.’
Ze meende het, besefte hij. Geen beweging in te krijgen.
Er werd hem nooit iets geweigerd. Hij was niet gewend het onderspit te delven, maar als hij haar onder druk bleef zetten, zou ze alleen maar harder tegenstribbelen.
‘Goed dan, als u wenst te blijven, heb ik geen andere keus dan dat te accepteren.’ Hij haalde een pen uit zijn zak. ‘Geeft u me mijn kaartje even terug alstublieft.’
Even leek het of ze dat niet zou doen, maar uiteindelijk pakte ze het toch uit haar zak.
Hij schreef een nummer op de achterkant en reikte het haar weer aan. ‘Ik moet gaan, maar ik zal ervoor zorgen dat de deur vandaag nog gerepareerd wordt. Mocht u van gedachten veranderen en toch naar Ras al Kawi willen komen, kunt u me op dat nummer bereiken. Dag en nacht.’ Hij keek haar recht in de ogen terwijl hij het kaartje in haar handen duwde. ‘Zolang ik leef, staat mijn familie en sta ik tot uw beschikking, Violet Hamilton. U hoeft slechts te bellen.’ Hij pakte de khanjar, boog even en zei: ‘Prinses… Sarah…’ Daarna draaide hij zich om en liep door de nog steeds openstaande voordeur naar buiten.
Nieuwsgierige buren hadden zich voor het huis verzameld, maar zonder hen een blik waardig te keuren, stapte hij in zijn auto. De chauffeur reed weg, en hij pakte zijn mobiel om een heleboel telefoontjes te plegen.
‘Die man had me op zijn minst even kunnen bedanken,’ zei Violet toen ze de voordeur achter hem sloot. ‘Hij heeft niet eens meer achterom gekeken!’
‘Dat is bij Arabieren niet gebruikelijk, maar ze vergeten nooit een schuld. Een “zolang ik leef-belofte” is heel serieus. Hoe dan ook krijg je geld.’
‘Ik wil helemaal geen geld. Ik ben blij dat dat ding de deur uit is,’ zei ze hoofdschuddend. ‘Hoe is het daar eigenlijk, Sarah? Ben je ooit in Ras al Kawi geweest?’
‘Nee, maar wel bij de buren in Ras al Hajar. De heerser daar heeft een Engelse vrouw, wist je dat? Ze was ooit buitenlandcorrespondente.’ Sarah zuchtte een keer. ‘Heerlijke plek om te wonen. Ras al Kawi is niet zo modern. De oude emir is een beetje een kluizenaar. Ik heb er altijd een keer heen gewild. Veel bergen en een fantastische kustlijn.’
‘Klinkt goed.’
‘Heb je spijt dat je hem zo resoluut hebt afgewimpeld?’
‘Nee, natuurlijk niet.’
Sarah lachte, ze geloofde haar vriendin duidelijk totaal niet. ‘Violet, liefje, weet je nog dat ik je waarschuwde niet verliefd te worden op de eerste de beste knappe man die je tegenkwam?’
‘Ja, dat weet ik heus nog wel.’ Niet dat Sarah dat had hoeven zeggen. Met een vader zoals die van haar, was haar vertrouwen in mannen ver te zoeken. Met moeite forceerde ze een glimlachje. ‘En? Heb ik het goed gedaan?’
‘O ja, geweldig. De troonopvolger van een echte emir wil je als een prinses behandelen en je poeiert hem ijskoud af.’ Hoofdschuddend kwam ze overeind. ‘Jij houdt het hoofd wel koel. Als je deze dodelijke combinatie van woest knap en romantisch drama kunt weerstaan, eindig je zéker als een ouwe vrijster.’
Sarah maakte een grapje, maar ze moest eens weten… ‘Bedoel je nu te zeggen dat ik met hem mee had moeten gaan? Gewoon zomaar?’
‘Jij zei dat je een eigen leven wilde.’
‘Dat wil ik ook. Echt waar. Een beetje rustig beginnen, dacht ik alleen. Zoals op de kinderpiste met skiën. Als ik met sjeik Fayad was meegegaan, was ik meteen van de Mount Everest geskied.’ Snel, omdat ze er toch misschien een heel klein beetje spijt van had en er liever niet verder over wilde nadenken, vervolgde ze: ‘Die jongen in de bibliotheek blijft maar vragen of ik een keertje met hem uit wil.’
‘Echt? Nou, dat noem ik niet eens een kinderpiste. Je weet toch dat hij altijd alleen met zijn moeder op stap gaat?’
‘Inderdaad heb ik weleens gehoord dat zijn moeder nogal… bezitterig is,’ zei Violet. Ondanks alles schoot ze in de lach. ‘Bedenk eens hoe veilig ik dan zou zijn.’
‘O, alsjeblieft! Ik had echt niet verwacht dat je mijn woorden zo letterlijk zou nemen. Het leven begint niet klein en groeit dan in hapklare brokjes naar interessant en opwindend. Opwindend komt zo weinig voor dat je de kans erop nooit moet laten schieten. Jij hebt zoveel in te halen, en zelfs als je er later spijt van zou krijgen, kun je in elk geval zeggen dat je hebt geleefd.’
‘Nu tap je wel uit een héél ander vaatje.’ Violet dacht aan de aantrekkelijke sjeik Fayad met zijn dikke zwarte haar en brede schouders. ‘Dus samenvattend: nu vind je dat ik niet voor veiligheid moet gaan, maar voor opwinding. Oké, ik heb het begrepen. Zal ik dan nu Molly van school gaan halen omdat jij moet wachten op de dokter?’
Sarah lachte. ‘Goed, goed. Ik zal niet verder zeuren. Je kunt alleen niet weg. Ik weet niet of je het weet, maar je achterdeur hangt uit zijn scharnieren.’
‘Nou ja, hier valt toch niets te halen,’ zei Violet, de deur overeind trekkend, zodat ze hem kon sluiten. ‘Zo, van buitenaf zie je er niets van. Hij lijkt gewoon dicht.’
Sarah ging naar huis om daar op de dokter te wachten, en Violet schoot in haar kleren. Snel pakte ze de rondslingerende inhoud van de oude tas bij elkaar, propte alles er weer in en zette hem toen terug in de garderobekast.
Ze pikte Molly op en bleef bij Sarah een broodje eten. Daarna wurmde ze zich door het gat in de heg. Gek, ze dacht dat ze de deur stevig in de deurpost had geklemd, maar een windstoot moest hem losgerukt hebben, want hij was naar binnen gevallen.
Ze stapte het huis in.
De hele keuken lag overhoop. Laden waren uit de kastjes getrokken. Borden lagen in scherven op de vloer. Fotolijstjes en porseleinen kopjes waren vertrapt. In het midden van de keuken lag de koelkast op zijn kant. Het ding was al kapot en nu vast helemaal niet meer te repareren. In shock liep ze het huis door en ontdekte dat het in elke kamer dezelfde puinhoop was. Haar kostbare schatten, die generaties lang in de leren tas waren bewaard, lagen vertrapt op de vloer. Behalve dan de enveloppen. Die waren verdwenen.
Gewoonlijk werd hij niet gebeld tijdens een formele lunch, en normaal gesproken zou Fayad het inkomende gesprek hebben weggedrukt. Hij had Violet Hamilton echter beloofd dat hij er voor haar zou zijn als ze hem nodig had. De telefoon trilde tegen zijn hart, en meteen wist hij dat ze hem nodig had.
Het kon alleen Violet zijn. Hij verontschuldigde zich kort bij zijn gastheer en verliet de tafel.
‘Prinses?’ Hij had haar titel al gebruikt voor hij er erg in had gehad. Het voelde goed haar met haar titel aan te spreken.
‘Ze zijn teruggekomen…’
Haar stem trilde en was niet meer dan een fluister. Angst flitste door zijn lichaam.
‘Hebben ze je pijn gedaan?’ vroeg hij met moeite, zacht sprekend. Hij liefst had hij het uitgebruld van woede. Als die lui haar ook maar een haar hadden gekrenkt, zouden ze ervoor boeten. Daar zou hij voor zorgen.
Hij had van het gevaar geweten en had zijn mensen opdracht gegeven haar in het beveiligingsrooster op te nemen, maar de organisatie daarvan nam nu eenmaal tijd in beslag, en zijn vijanden hadden niet gewacht.
De man die was ontsnapt, had gewoon staan wachten tot hij was vertrokken en had daarna om versterking verzocht.
Boosheid zou Violet alleen niet helpen. Bij de eerste aanval was ze ongedeerd gebleven, maar nu maakte hij zich serieus zorgen. Zij had op dit moment echter een kalm klankbord nodig.
‘Heb je medische hulp nodig?’ vroeg hij toen ze geen antwoord gaf.
‘Ik was er niet.’ Ze snikte. ‘Alsjeblieft! Kom me halen.’
Gelukkig was ze niet thuis geweest en gelukkig had ze hem gebeld. ‘Ik ben binnen twintig minuten bij je.’
Hij was er binnen een kwartier, belde niet aan maar liep meteen achterom. Hij zag de vernielingen in de keuken en beneden in de woonkamer. Snel rende hij de trap op, en daar zag hij haar op een ouderwets tweepersoonsbed zitten met een leren tas tegen haar borst gedrukt.
Het was een verschrikkelijke puinhoop. De garderobekast was geplunderd. Kleding lag overal over de vloer. Een lamp was omver getrapt en in scherven.
Nergens naar kijkend, stapte hij over de rommel, ging naast haar zitten, sloeg zijn armen om haar heen en trok haar dicht tegen zich aan. Hij kuste haar kruin alsof ze een klein meisje was. Heel even spartelde ze tegen, haalde naar hem uit in haar woede en pijn, maar hij bleef haar stevig vasthouden en de troostende woordjes prevelen die zijn moeder hem vroeger altijd in het oor had gefluisterd.
Niet dat ze die zou verstaan, maar het ging ook niet om de woorden zelf. Het was de toon, een universele manier van troosten die taal oversteeg.
Even bleef ze doof voor hem, toen sidderde ze een keer en liet zich tegen hem aan zakken. Hete tranen doorweekten zijn jasje.
Hij bleef haar vasthouden, ook toen zijn mensen arriveerden om haar spullen te pakken en de zaken over te nemen.
Zijn hart zwol bij de gedachte dat ze niet haar vriendin had gebeld, die pal naast haar woonde. Ze had hém gebeld. Hij had moeten komen, hem had ze vertrouwd.
‘Prinses?’ vroeg hij zacht toen zijn mensen hem ervan verzekerden dat alles klaar was voor haar vertrek. Zijn vliegtuig stond op het vliegveld, dus ze konden meteen aan boord gaan. ‘Violet?’
Ze hief haar hoofd alsof het eigenlijk te zwaar was om op te tillen. Ze was lijkbleek, haar ogen omfloerst van de tranen, maar nog steeds was ze mooi.
‘Het is tijd om te gaan.’
Ze vroeg niet waarheen, maar knikte slechts een keer en stond op. Hij hielp haar omdat ze even wankelde. Ze rechtte haar rug. ‘Sarah. Ik moet tegen Sarah zeggen dat ik ga, anders maakt ze zich zorgen.’
‘Sarah is er al.’
‘Violet!’ Sarah kwam binnen. ‘Ik zag de auto staan.’ Geschrokken keek ze naar de enorme rommel. ‘Waarom heb je me niet gebeld?’
‘Ze wilde je beschermen,’ antwoordde Fayad. ‘Jou en je gezin.’
‘Maar wie zal haar beschermen dan?’
‘Ik.’
Sarah keek hem onderzoekend aan. Blijkbaar was ze ervan overtuigd dat hij meende wat hij zei, want ze omhelsde Violet en hield haar even stevig vast.
‘Het spijt me zo. Het is allemaal mijn schuld. Als ik jou niet had meegesleurd naar dat vreselijke programma…’
‘Jij bent hier niet verantwoordelijk voor, Sarah,’ zei Fayad. Hij gaf haar zijn kaartje. ‘Meer gaat hier niet gebeuren. Mijn mensen zorgen overal voor en houden de boel voorlopig in de gaten. Als je je ook maar ergens zorgen om maakt of ongerust over bent, bel dan dit nummer. Mijn neef, Hamad al Kuwani, is ambassadeur hier. Hij weet wie je bent en zal je meteen te hulp schieten…’
‘Dank je.’ Ze wendde zich weer tot Violet. ‘Bel me. Elke dag!’
‘Dat zal ze doen,’ zei Fayad, erop gebrand Violet zo snel mogelijk het huis uit te krijgen. Hij leidde haar door de troep de trap af naar de voordeur. Ze mocht niet omkijken en rouwen, dacht hij. ‘Loop maar door,’ zei hij zacht toen hij voelde dat ze even aarzelde. ‘Niet omkijken. Gewoon doorlopen en denken aan je bestemming.’
‘Als ik wist waar dat was…’ Ze keek naar hem op.
Om haar te troosten, boog hij zich voorover en kuste haar.
Het was een impuls. Een poging haar af te leiden. Misschien zelfs om zichzelf af te leiden. De zachtheid van haar lippen deden echter het vuur ontbranden dat in hem smeulde sinds hij haar voor het eerst had gezien.
Hij had haar herkend.
‘Waar het ook is. Ik zal bij je zijn. Zolang als je me nodig hebt.’