14
Toro stond op de drempel van de cel en keek angstig om zich heen, overdonderd door de onverklaarbare gebeurtenissen die zich binnen zo korte tijd hadden afgespeeld binnen de muren van het fort van Escudia. Zijn ongerustheid ontsproot echter hoofdzakelijk aan de vraag wat senor Valdinez er van zou zeggen als hij hoorde dat niet slechts de cipiers hun post in de gangen verlieten, maar dat men tevens de deur van cel dertien kalm open het staan.
Gelukkig was de cel echter niet leeg. De gewaande Carlos — Dr. Cortés - zat op de rand van zijn krib, met zijn rechterhand rustend op de tafel vóór hem. Hij was het toonbeeld van uiterste verslagenheid. Toro keek onwillekeurig naar de stalen boeien om de linkerpols en beide enkels van de gevangene. Hij herademde, en dus bulderde hij des te luider.
Hij vroeg: ‘Waarom staat de deur open?’ ‘Vraag dat liever aan je cipier!’ antwoordde Cortés, die er op uit was de komedie voort te zetten terwijl de Saint bezig was Luisa te bevrijden.
Toro werd ongeduldig. Hij had zin ‘die verrader’, die vijand van de Beschermer, af te ranselen, maar je liep altijd de kans dat het je, gezien de omstandigheden, kwalijk werd genomen. Hij kwam dichter bij en keek naar het schrijfpapier op de tafel. ‘Nog niks geschreven… ellendeling?’ ‘M’n geheugen faalt,’ mompelde Cortés. ‘En als ik ‘t eens even voor je opfriste? Het geduld van de Beschermer is uitgeput. Hij heeft me zonet nog gezegd: “Als Cortés weigert ons die namen te verschaffen, dan hebben we geen andere keus dan z’n dochter levend voor z’n ogen te laten villen.” Wel, wat denk je daarvan?’ Toro voelde zich onzeker. Zijn chef verslag uitbrengen was, helaas, geboden. Maar… Valdinez zou het natuurlijk nogal hoog opnemen en meteen zijn ondergeschikte verantwoordelijk stellen voor het gebeurde. Dus? Eerst doen en dan praten. Dus, eerst Cortés een bekentenis ontrukken… ‘Cipier!’ brulde Toro, staande op de drempel van de cel. Hij draaide zich even naar de gevangene toe: ‘Ik zal je meteen aan ‘t schrijven zetten, en gauw ook!’ Hij keek opnieuw over de gang uit. ‘Cipier!’ Geen antwoord. Hij was er niettemin van overtuigd dat hij gerucht hoorde in een aangrenzende gang. Hij verwenste Jorge en sergeant Lopez en zon op pijnlijke wraak. Dat laatste kon evenwel wachten. In de eerste plaats dienden zij Luisa hier te brengen om hem de kans te geven de koppigheid van Luisa te breken. Hij stond vloekend en schreeuwend op de drempel van de cel, maar zonder zijn aandacht af te wenden van Cortés, want iets in diens houding verontrustte hem. Het leek waarachtig wel of de gevangene hem zat uit te lachen! En Toro hield er niet van dat men de spot dreef met Toro! Op dat moment kwam een bewaker cel dertien binnen, in vliegende haast, met zijn kleren aan flarden gescheurd en met een pistool in de hand. Hij rende op Cortés toe,
greep hem bij de schouders en schudde hem driftig heen en weer.
‘Neem me niet kwalijk, senor Toro, maar ik zou die vent hier met genoegen de nek omdraaien. Hoor je wat ik zeg, Carlos!,..’
Het had voor Toro allemaal iets onwezenlijks, iets onbegrijpelijks. Waarom had de cipier niet op zijn post gestaan? Waarom ging hij zo fel tegen Cortes te keer? Waarom tilde hij de man nagenoeg van zijn krib? En, hel en donder, de handboei viel van de pols van de gevangene. Het duizelde Toro. Hij sprong toe… en meteen incasseerde zijn nek de nauwkeurigste en meest deskundige klap die de Saint ooit met de kolf van een pistool had zien uitdelen.
‘Voortreffelijk, Mario,’ zei hij, tegen zijn medewerker die zo natuurlijk de rol van cipier had gespeeld. Luisa, met tranen in haar ogen, kwam inmiddels eveneens binnen. Zij snelde op haar vader toe en omhelsde hem vurig. Simon kon tevreden zijn met het succes van zijn onderneming. Hij had het gebrul van Toro gehoord toen hij op de terugweg was naar cel dertien. Hij had meteen een plan tot tegenaanval beraamd. Hij had Mario met drie woorden zijn bedoeling duidelijk gemaakt, het plan daarna onmiddellijk uitgevoerd, en zijn reactie was zo snel en doeltreffend dat Luisa welhaast sprakeloos was van verbazing.
Zij wendde zich naar hem toe, zonder woorden, weliswaar, maar met een blik die de Saint diep ontroerde. Alle gevaar was echter nog bij lange na niet voorbij. De verschijning van Toro gaf te denken. De komst van de Jorge en Lopez zou ook wel niet lang meer op zich laten wachten…
‘Vlug!’ beval hij. ‘Naar het terras, zonder een seconde te verliezen!’
Mario keek naar het logge lijf van Toro, uitgestrekt op de vloer.
‘Laat u hem in leven, senor Santo? Gevaarlijk, als hij straks bijkomt…’
Simon viel hem scherp in de rede.
‘Laat hem maar,’ zei hij. ‘Hij kan de algemene verwarring immers alleen maar erger maken. Kom!’ Hij ging de anderen voor, cel dertien uit. Overal heerste rust en stilte. Simon lachte gesmoord. ‘De amigo Toro heeft er slag van een schrikbewind uit te oefenen. Als hij verschijnt, zoekt iedereen dus haastig dekking. Nog vijf minuten, Luisa, en de Beschermer heeft het spel verloren.’
Met gedempte schreden bestegen zij de trap en bereikten het terras. De duisternis was nog steeds welhaast ondoordringbaar. Laaghangende wolken verduisterden de lucht. Het zicht reikte niet veel verder dan een half dozijn schreden. Simon was er zelfs niet zeker van of Gabriel straks zijn signaal zou kunnen zien. Hij boog zich over de borstwering van het terras en onderscheidde vagelijk het platte dak aan de overkant, de mast van de antenne. Hij wuifde met beide armen en floot zachtjes. En er gebeurde niets. Was het mogelijk dat Gabriel zijn post verlaten had? Driftig haalde Simon zijn aansteker te voorschijn. Het vlammetje, beschut tussen zijn handen, flikkerde even. Eindelijk! Eindelijk een reactie! Een reeks onbestemde geruchten die wezen op het neerlaten van de mast. Luisa drukte zich tegen hem aan. ‘Simon, op welke manier denk je?…’ ‘De nooduitgang is op weg naar ons toe,’ antwoordde hij.
‘Maar… waar gaan we naar toe?’ ‘Naar de Bodega del Castillo, om te beginnen.’ ‘Borgaz komt dat meteen te weten.’ ‘Geduld, Luisa, alles op z’n tijd. ‘t Belangrijkste is, kindlief, dat we aan de overkant zijn eer er alarm wordt geslagen.’
Zij huiverde toen zij naar beneden keek, naar de donkere
straat in de diepte.
‘Aan de overkant, zei je, Saint?’
‘Dwaasheid!’ merkte Cortes op.
De Saint werd giftig.
‘Ik had ‘t inderdaad over een nooduitgang, een noodbrug, en dus bedoelde ik niet een tweepersoonsledikant.’ Het had het gewenste effect. De beide anderen zwegen. Nog enkele minuten van hartverscheurend en zenuwmoordend wachten, en dan kwam de top van de mast eindelijk verend neer op de borstwering van het terras. ‘Vooruit!’ beval de Saint, op een manier als gold het het oversteken van een ondiepe beek. ‘Niet meer dan twee tegelijk.’
Luisa keek hem angstig aan. ‘Ik durf niet… ik…’ ‘Toch wel, kindlief. Denk maar aan de beloften van je vrienden Valdinez en Toro, en aan… de hartstochtelijk verliefde Borgaz.’ ‘Simon!… Ik durf niet.’
‘Probeer ‘t!… En schiet asjeblieft op, want ik hoor ze aankomen !’
‘Ik val vast en zeker te pletter… Vaarwel, Simon…’ ‘Tot straks.’
Hij draaide zich om. De strijd beloofde een andere wending te gaan nemen, had reeds een andere wending genomen.
Borgaz lag achterover op een divan, met een rood hoofd van het drinken, en keek Valdinez zwijgend aan. Het was duidelijk dat hij ongeduldig begon te worden. Valdinez waagde het niettemin een luchtige toon aan te slaan. ‘Ik vermoed dat Toro bezig is Cortes… aan te moedigen.’ Borgaz zoog peinzend aan zijn sigaar, een en ander vergezeld van ietwat onsmakelijke geluiden. ‘Niemand weet, hoop ik, dat die gevangene Cortes is?’ ‘Hij staat bekend als Carlos, zonder meer. Hij schijnt er zelf ook niet op gesteld dat het bekend wordt dat hij zich in onze handen bevindt.’ Er viel een stilte.
Even later hervatte Valdinez: ‘Ik zou op dit ogenblik het gezicht van de Saint weieens willen zien. Hij weet niet beter of wij zijn verslagen en wacht inmiddels op een vliegtuig uit Panama. Volgens mijn berekening is het zijn bedoeling… of was… Cortés overmorgen te ontvoeren.’
Borgaz keek hem lang en doordringend aan. Zijn stem, toen hij eindelijk weer sprak, klonk vlak en beheerst, maar hield niettemin een toon van bedreiging. ‘Ik wens onder geen beding een ongeluk bij die komende arrestaties. Onder geen beding mag Cortés er het leven bij inschieten.’ ‘Werkelijk, don Innocente?’
‘Nogmaals, onder geen beding, Valdinez! De dochter van Cortés moet zich er van bewust blijven dat haar vader zich in mijn macht bevindt. Daar is ze mooi genoeg voor, wat?’
‘Zoals u wenst, Excellentie, maar… ik ben bang voor een
of andere verraderlijke streek van haar kant.’
“t Kan me niet schelen wat er in haar geest omgaat. Mij gaat ‘t uitsluitend om haar lichaam.’ Hij keek Valdinez opnieuw scherp aan, en dan, met een valse grijns: ‘En trek niet zo’n idioot gezicht… senor Ambassadeur! Als je je opdracht naar behoren volbrengt, word je nog een groot man…. zelfs in de ogen van Pilar.’ Hij begon te lachen, maar hij keek tevens opnieuw naar de klok.
‘Die buffel van een Toro laat op zich wachten.’ ‘Zal ik er zelf even naar toe gaan?’ ‘Jij bent ‘t hoofd van mijn politie, Valdinez, en ‘t is jouw verantwoordelijkheid. En je moet zelf maar uitmaken wat je doet… met je nek.’
Valdinez haastte zich de vertrekken van de president uit. Hij bereikte weldra de gevangenis. En het eerste wat hem opviel was de verontrustende stilte. Een stilte, bovendien, die hem vervulde met bange voorgevoelens. Waar was Toro? En waar was de bewaking? Hij ging regelrecht naar het lokaal van de wacht. De miliciens sprongen als één man op, en met angst op hun gezichten. Er was onmiskenbaar iets aan de hand. Jorge was niet teruggekomen. Lopez, die zich gehaast had de bevelen van Toro uit te voeren, evenmin. Toro zelf blonk ook uit door onzichtbaarheid. De moedigste van het stel stamelde uitleg.
‘En jullie blijven hier rustig duimen zitten draaien?’ bulderde Valdinez. ‘t Zal jullie duur te staan komen.’ De manschappen kwamen plotseling in beweging. Zij grepen hun wapens en volgden Valdinez die reeds bezig was de trappen af te snellen. Zij hadden amper een gang op de tweede verdieping bereikt toen hulpgeroep hun angstige oren bereikte.
‘RicardoL. Garcia!… Lopez!… Hier… In de eerste cel!’
En aldus vond Valdinez de op de vloer rondwentelende Jorge, half naakt, aan handen en voeten gebonden, wanhopig trachtend zich los te werken, en met een prop half uit zijn mond hangend. Zijn kameraden bevrijdden hem, maar de ogen van Valdinez maakten het duidelijk wat de ongelukkige straks te wachten stond. Er broeide moord in de scherpe stem van het hoofd van de geheime politie: ‘Wat is gebeurd? Vertel op, zwijn!’ ‘Ik weet ‘t niet, senor Valdinez.’
‘Denk even goed na… voordat ik je geheugen opfris.’ ‘Ik zweer ‘t, senor! Ik begrijp er niets van. Ik was op m’n ronde toen ik plotseling in de rug werd overvallen…’ ‘En je hebt natuurlijk niets gezien?’ ‘Ja…’ stotterde Jorge. ‘Een gezicht als een duivel. Iets demonisch!…’
‘Kolder,’ besliste Valdinez. “t Was een man, en doe niet zo bijgelovig.’
‘U hebt gelijk, senor, maar z’n gezicht was bijna zwart. En die blauwe ogen van hem!…’
Valdinez voelde een rilling door zijn ruggemerg varen. Hij herinnerde zich plotseling de ogen van de graaf de Cristamonte, maar voetstoots aannemen dat de Saint… ‘Groot… en gespierd?’
‘Mij in elk geval te machtig, senor,’ erkende Jorge. Valdinez draaide zich driftig om en snelde de cel uit. ‘Kom mee! Naar de cel van Cortés!…’ Maar halverwege wachtte Valdinez nóg een verrassing. Hij struikelde bijna over het lichaam van de bewusteloze en ontwapende Lopez, en wanhoop greep Valdinez bij de keel. Hij gaf Lopez een schop die de gevallene schrikkerig de ogen op deed slaan. ‘Stuk ongedierte! Vertel op!’
“t Was Mario,’ stamelde Lopez. ‘De idioot die op de ziekenzaal werkt.’
Valdinez luisterde al niet meer. Hij wist inmiddels wel waar hij aan toe was. De Saint! Halverwege een trap naar het dak hield hij stil bij een alarmsignaal. Hij sloeg het glas kapot en drukte de rode knop in. Geloei van sirenes huilde door de gangen. ‘Waar is Toro?…’ brulde hij boven het lawaai uit. Hij ontdekte zijn luitenant even later, op de vloer van cel dertien. En het scheelde weinig of Toro was ergens anders dan hier op aarde weer wakker geworden. Valdinez slaagde er evenwel in zich te beheersen, en bulderde zijn bevelen uit.
‘Alle manschappen op de been! Waarschuw de schildwachten op de torens. Verdubbel de wacht, op alle posten! Als de gezochten ontsnappen… gaan jullie bij het aanbreken van de dag allemaal tegen de muur. Begrepen !’
‘En als we ze zien, senor Valdinez? Wat doen we dan? Moeten we ze levend in handen zien te krijgen?’ ‘Ja,’ zei Valdinez. ‘Maar schiet ze neer als ze verzet plegen.’