3

Toen de auto voor het consulaat van EJscudia stopte, wendde Simon zich tot Luisa die naast hem zat. ‘Werkelijk, dit is dwaasheid, Luisa!’ ‘En toch blijf ik bij mijn besluit.’

‘Je maakt ‘t mij daarmee alleen maar moeilijker, Luisa.’ Hun ogen ontmoetten elkaar, de donkere ogen van het meisje en de blauwe ogen van de Saint. ‘Je hoeft heus geen uitvluchten te verzinnen, Simon, want het haalt toch niets uit. En bovendien, als je mij niet meeneemt, hoef je zelf ook niet op reis te gaan. Je weet niets van het land af, en op je eentje bereik je er niets. Terwijl we samen…’

‘Je loopt gevaar dat je herkend wordt, Luisa.’ ‘Nee, daar ben ik allerminst bang voor. Ik ben al veel te lang uit Escudia weg om nog gevaar te lopen er herkend te worden.’

Hij was er lang niet zeker van en aarzelde nog steeds, ook al wist hij dat hij haax uiteindelijk toch haar zin zou geven. Zuchtend stapte hij uit de auto en begaf zich naar de dein-van het consulaat. Hij ging het gebouw binnen, gevolgd door Luisa, precies op het moment dat iemand anders het gebouw verliet. De onbekende bleef staan en keek het meisje na. Hij fronste de wenkbrauwen,

zich afvragend waar hij dat gezicht eerder had gezien. Simon was inmiddels in gesprek met een ambtenaar van het consulaat, terwijl Luisa er zwijgend bij stond. Zij keek naar de Saint en zag hem nu met geheel andere ogen dan bij hun eerste ontmoeting. Hij was momenteel weer helemaal de Saint die Kim haar had afgeschilderd. Met zijn korte zwarte baard zag hij er nagenoeg onherkenbaar uit. Zelfs zijn stem klonk geheel anders, in harmonie met zijn ietwat exotische verschijning.

‘Ik was van plan,’ zei hij, op vrij aanstellerige toon, ‘mij naar Escudia te begeven.’ ‘Als toerist, senor?’

‘Ja, ja, als toerist, ja… hoewel… eh!’ Hij scheen te aarzelen en naar woorden te zoeken, boog zich naar de ander toe en dempte zijn stem. ‘Ik zoek plaatsing voor enig kapitaal. De belastingen hier zijn idioot hoog, wat? Misschien dat ik in Escudia… U begrijpt wat ik bedoel?’ ‘Zeker, zeker, sir,’ zei de ander haastig. ‘Wat was uw naam ook alweer?’

‘De graaf van Cristamonte,’ antwoordde Simon. ‘En deze dame, Miss Butler, is mijn secretaresse. Ik ben Italiaan.’ ‘En uw secretaresse?’ ‘Amerikaanse,’ zei Luisa.

‘Wij,’ verduidelijkte de ander, ‘zeggen bij voorkeur Noordamerikaanse. Vergeet niet dat Amerika niet alleen uit de noordelijke helft bestaat. Uw accent, madam, is overigens…’

Luisa kwam haastig met een verklaring te voorschijn. ‘Ik ben in Santé Fé, in Nieuw-Mexico, geboren. Ik heb lang in Europa gewoond en ben opgevoed op een Spaanse kostschool.’

En onder de bedrijven door speelde zich in een aangren-26

zend vertrek een toneel af dat Simon zeer zeker hevig zou hebben geïnteresseerd, als hij er bij tegenwoordig had kunnen zijn. De onbekende, die hij bij het betreden van het gebouw tegen was gekomen, was haastig weer naar binnen gegaan, rechtstreeks naar de consul zelf. ‘Wie zijn die lui?’ vroeg hij. ‘Ik geloof dat ik die vrouw ken.’

‘Een ogenblik, opdat ik mij op de hoogte kan stellen,’ zei de vertegenwoordiger van Escudia nogal deftig. Hij stond op en liep om zijn bureau heen, en passeerde zodoende een levensgroot portret van een corpulent heer in een opzichtig uniform behangen met decoraties, met een grof en breed gezicht, een eigengereide kin en prominente kaken, en met kleine donkere oogjes die wreedheid verrieden. Het was het portret van Innocente Bor-gaz, Beschermer van Escudia.

De consul bleef op de drempel van het aangrenzende vertrek staan en wenkte de secretaresse die met het stempelen van de visa bezig was. Zij drukte een stempel op het document ten name van de graaf van Cristamonte, nam afscheid van de beide bezoekers die ongehaast het bureau verlieten, stond dan op en voegde zich bij haar chef. ‘Wie zijn dat?’ vroeg hij. ‘En wat verlangden ze?’ ‘Een visum,’ antwoordde zij. ‘Hij is Italiaan, de graaf van Cristamonte. Hij schijnt van plan enig kapitaal bij ons te investeren.’

‘Voortreffelijk idee,’ zei de consul, met een blik van verstandhouding naar zijn bezoeker. ‘Nietwaar, senor Valdinez?’

Valdinez scheen echter meer belang te stellen in de secretaresse van de graaf.

‘Louise Butler?’ herhaalde hij. ‘Vreemd. Haar gezicht is mij vast en zeker niet onbekend. Waar komt ze vandaan?’

‘Santé Fé… en haar papieren zijn volkomen in orde.’

De consul glimlachte, enigszins uit de hoogte.

‘Een toevallige gelijkenis, natuurlijk. Dat overkomt ons herhaaldelijk, geloof me gerust. Als men veel reist, heeft men dikwijls van die ontmoetingen…’

‘Ja,’ gromde Valdinez, niet voldaan met die verklaring.

‘Wanneer vertrekken ze?’

‘Ze hadden ‘t, meen ik, over de machine van de A.H.A. die morgen naar Escudia vertrekt. Vlucht 317.’ ‘Laat ‘t even nagaan,’ zei de speciale gemachtigde van de Beschermer, ‘en boek mij meteen voor diezelfde vlucht.’ ‘Tot uw dienst, senor Valdinez.’ En zodoende gebeurde het dat Simon en Luisa Cortes, als passagiers van de Aerovias Hispanias Americanas (A.H.A.) zich de volgende dag in de onmiddellijke nabijheid bevonden van de man die de ontvoering van Dr. Cortes georganiseerd had. Het gezicht van de Saint verried zorg. Hij wendde zijn gebronsd gezicht met de karakteristieke korte baard naar Luisa toe en drong ér nogmaals welhaast hartstochtelijk op aan dat zij nu, op het allerlaatste moment, nog zou afzien van haar voornemen.

‘Louise…’ zei hij, de op haar officiële papieren vermelde naam gebruikend, ‘je hebt nu nog de kans…’ ‘Kans?’ vroeg zij, overigens heel wel wetend wat hij bedoelde.

‘Om er van af te zien. Je riskeert het ergste, daar in Escudia.’

‘Herinner je je mijn vader,’ zei zij, bij wijze van tegenwerping. ‘Hij is kalmweg ontvoerd, ook al woonde hij in Los Angeles. De Beschermer kent eenvoudig geen scrupules!’

‘En als de handlangers van Borgaz je herkennen… Je papieren zijn in elk geval in orde…’

‘Dank zij jou,’ antwoordde zij glimlachend, maar mét haar onbuigzame hardnekkigheid voegde zij er aan toe: ‘Ik ben daar voor het laatst gezien toen ik nog heel klein was. Papa maakte zich altijd veel meer zorgen over mij dan over zijn eigen veiligheid. Zodoende heeft hij mij al heel jong naar Europa gestuurd, en ik ben pas veel te kort in Los Angeles dan dat de spionnen van Borgaz er lucht van hebben gekregen. Is ‘t je niet opgevallen dat de pers met geen enkel woord gewag heeft gemaakt van het feit dat Dr. Cortés een dochter heeft? En dus ook geen enkele foto van ‘De Ontroostbare Dochter van de Ontvoerde Geleerde’!’ spotte zij.

Samen begaven zij zich naar de machine en beklommen de eerste treden van de trap. Luisa keek Simon even van terzijde aan, glimlachend en uitdagend. ‘Luister eens, Simon. Het zou eenvoudig een ontgoocheling voor me zijn als jij koppig op je standpunt bleef staan.’

‘Okee,’ zei hij eindelijk, en kwam meteen tot een besluit. Hij besloot zorgvuldig over haar te waken. Het was niet de eerste keer dat hij op avontuur uitging in gezelschap van een verleidelijk vrouwengezichtje, en hij had het ook nog nooit betreurd, welke ook de uitkomst van de strijd was geweest. En dus… samen met Luisa en tegen Borgaz.

Enkele ogenblikken later raasde de machine over de startbaan, verliet dan de grond en zette koers in de richting van Escudia. Simon bekommerde zich weinig om het vertrek van het vliegtuig. Hij was ten prooi aan een vreemde gewaarwording. Het soort gewaarwording dat hem zelden of nooit bedroog. Hij had sterk het gevoel dat iemand onophoudelijk op hem lette. Op hem en op haar. Hij vroeg zich af wie het zijn kon, maar hij wachtte zich er wel voor om in de machine rond te kijken. Hij wachtte tot de tegenstander, wie het ook mocht zijn, zich in de kaart zou laten kijken.

Hij keek plotseling belangstellend op. Een man was opgestaan en begaf zich naar de bar in het voorste gedeelte van de cabine. De Saint nam hem met één oogopslag op: - de schouders die nogal breed waren voor iemand van middelbare bouw en lengte, het zwarte en gepomma-deerde haar. Simon kreeg de kans hem nauwkeuriger op te nemen toen de man, even later, weer naar zijn plaats terugkeerde. Een olijfkleurige huid en het snorretje dat weinig meer was dan een zwarte streep onder de arrogante neus. Simon onderdrukte een glimlach en wendde zich tot zijn reisgenote. ‘Luisa, kijk! Vlug!…

Zij keek even op, doch verder reageerde zij niet. Zij keek

Simon aan, doch haar gezicht verried verbazing noch

ongerustheid, en Simon besefte meteen dat zij dus een

ideale bondgenote zou zijn.

‘Die man, bedoel je?’ vroeg zij. ‘Nooit gezien.’

‘Ik wel,’ zei hij. ‘Gisteren, op ‘t consulaat.’

‘Wel, is dat zo vreemd?’

‘Op zich zelf beschouwd niet, nee. Hij kwam naar buiten toen wij naar binnen gingen. Maar kwam vrijwel meteen weer terug en ging regelrecht naar ‘t privé-kantoor van de consul.’ Hij knikte even, als in gedachten. ‘Allemaal heel alledaags, en toch…’

Hij liet de zin onvoltooid en sloot de ogen. Het had immers geen zin zelfs maar te proberen haar uit te leggen dat zijn avontuurlijke leven met al de er aan verbonden gevaren hem met een hoog ontwikkeld en gescherpt zesde zintuig had toegerust, en dat hij dus in de meeste gevallen instinctief op zijn hoede was indien er gevaar dreigde. De aankomst in Escudia was voor Simon Templar in zekere zin een verrassing. Hij had verwacht een land te zullen zien met al de kenmerken van een tyranniek bewind. Arrogante gezichten van degenen die de macht in handen hadden, door angst getekende gezichten van de overgrote minderheid. Het zou hem ook slechts matig hebben verbaasd indien hij overal zwaargewapende miliciens tegen was gekomen, nu en dan een krakend salvo van geweerschoten had gehoord, of lange stoeten gezien van politieke gevangenen op weg naar concentratiekamp of vuurpeloton.

Hij landde daarentegen op een moderne en goed georganiseerde luchthaven, waar ontvangst en behandeling niets te wensen overlieten. Ook scheen alles rustig en vredig. Geen spoor van agressiviteit van de kant van politie en douane. Hij keek zwijgend om zich heen, zich er toe bepalend de omgeving in ogenschouw te nemen, meteen echter speurend naar mogelijk gevaar. En dan overviel hem plotseling het gevoel dat hij in een val beland was en dat achter hem de kooi zich reeds had gesloten. En hoegenaamd geen kans op hulp, van wie of van waar dan ook. Hij stond hier niet tegenover een vastberaden bende misdadigers, maar tegenover een hele Staat, met al de schier onbegrensde machtsmiddelen van dien. Zijn vijand was niemand minder dan de Beschermer zelf, diens ministers en aanhangers, politie en leger.

En nergens enig spoor van de onbekende die hij aan boord van de machine had opgemerkt. De man was verdwenen, zonder dat hij de controle van politie en douane had hoeven te passeren. Zijn opvallende verdwijning scherpte in Simon Templar het gevoel van dreigend gevaar. En, om die indruk van ongeziene bedreiging nog te versterken, zag hij zich aan alle kanten omringd door reusachtige afbeeldingen van de Beschermer, grijnsde van alle kanten het cynische gezicht van Innocente Bor-gaz hem aan. ‘s Mans ogen schenen hem te volgen, waarheen hij zich ook wendde. En overal ontmoette de blik van Simon de eindeloos herhaalde slogan: ‘Leve de Beschermer.’

‘Tevreden, Louise?’ vroeg hij, niet zonder ironie. Hij was zich bewust van de indruk die de aankomst en de omgeving op haar gemaakt moesten hebben. Een zekere benauwdheid en een zekere angst, als gevolg van de wetenschap dat zij zich in de macht van Borgaz bevond en dat het doel van haar komst hier, het bevrijden van haar vader, een vrij hopeloze onderneming leek. Zij hield niettemin haar hoofd hoog. ‘Meer dan tevreden,’ antwoordde zij eindelijk, ‘maar ik weet vrijwel zeker dat we bewaakt worden.’ ‘Werkelijk?’ vroeg hij spottend. ‘En nog geen moment geleden scheen je van het tegendeel overtuigd.’ Zij gaf geen antwoord. Onopvallend keek zij om zich heen, naar links en naar rechts, térwijl de passagiers zich inmiddels opstelden bij de hekken van de politie-contröle. Zij besefte plotseling dat zij bang was voor het moment waarop zij aan de beurt zou zijn. Het was immers altijd mogelijk dat de geheime politie in het bezit was van haar signalement en dat zij op staande voet in hechtenis zou

worden genomen. En wat stond haar dan te wachten? En haar vader? Templar werd dan natuurlijk eveneens gearresteerd en zou dan nog van geluk mogen spreken als hij er af kwam met onmiddellijke uitwijzing. En inderdaad werden Simon en zijn reisgenote door twee paar ogen gadegeslagen. Valdinez, bij aankomst opgewacht door Toro, informeerde meteen naar de reis van de Santa Rosa.

‘Alles naar wens, Toro?’

‘Uitstekend, senor. De toerist was nogal lastig tijdens de reis, vooral in het begin, maar ik heb hem al gauw tot betere gedachten weten te brengen. En bovendien kreeg ik onderweg een boodschap, uit Escudia, die hem onmiddellijk heel wat handelbaarder maakte. ‘Waar is hij momenteel?’

‘Ik heb hem naar ‘t fort gebracht. En u, senor Valdinez? Geen moeilijkheden?’

‘Nee, geen enkele.’ Hij onderdrukte een gevoel van ergernis. ‘Alles is normaal verlopen. De politie van Los Angeles heeft blijkbaar geen verband kunnen ontdekken tussen ons en de verdwijning van Cortes. Ja, natuurlijk, dat telegram aan de kapitein. Maar dat was eenvoudig routine. En toch heb ik ‘t gevoel dat er iets scheef zit. Gisteren, op ‘t consulaat… Kijk!’ besloot hij eensklaps. Zij volgden een gang en bereikten de visitatiezaal, waar zij zich min of meer verdekt opstelden, en observeerden de pas aangekomen passagiers.

‘Die twee,’ zei Valdinez. ‘Die vent met die baard en die knappe meid.’

‘Ze zien er nogal ongevaarlijk uit.’

Simon stond met over elkaar geslagen armen om zich heen te kijken en knipoogde spottend tegen Innocente

Borgaz, wisselde af en toe een woord met Luisa wier ongerustheid meer en meer merkbaar werd. Hij vond het zelfs nodig haar onopvallend te waarschuwen. ‘Pas op, Louise. Maak je vooral niet zenuwachtig, want het kritieke moment is op komst.’ Valdinez en Toro keken toe uit hun schuilhoek. ‘Wie zijn ‘t?’ vroeg Toro.

Valdinez vertelde hem het weinige dat hem bekend was en nam dan eensklaps een besluit. ‘Kom mee,’ zei hij. “t Beste is dat ze zonder moeilijkheden binnen worden gelaten. Geen gezanik, geen overhoop halen van hun bagage en geen onnodig gevraag. Vervolgens ga jij hun gangen na. Ik wil precies weten wat ze doen, waar ze naar toe gaan en wie ze ontmoeten. Ik weet zeker dat ik die vrouw van gezicht ken, ergens eerder heb gezien. Maar waar?’

Simon en zijn reisgenote passeerden dus de controle zonder enig oponthoud. De functionaris die hun passen stempelde was zelfs uitermate voorkomend. ‘Genoeglijk verblijf in Escudia, senor, en veel succes in zaken.’

‘Alles in orde, senor,’ zei de ambtenaar van de douane op zijn beurt. ‘U kunt doorgaan.’

Zij stonden buiten. Simon wenkte een wachtende taxi, en Luisa slaagde er eindelijk in weer te glimlachen, “t Was allemaal nogal kinderachtig van me. Tenslotte ging het immers allemaal als gesmeerd.’ ‘Mijn eerbiedwaardige grootmoeder placht altijd te zeggen: ‘Wantrouw lieden die te beleefd zijn om eerlijk te kunnen zijn’.’ antwoordde Simon.

De chauffeur van de taxi reed af zonder dat het nodig bléek een adres op te geven. De wagen volgde een weg die omzoomd was met bomen vol felgekleurde bloesem. De huizen werden langzamerhand talrijker, weldra gevolgd door aantrekkelijke woonwijken, grote magazijnen met welvoorziene etalages, indrukwekkende gebouwen, zaken en kantoren, maar overal en overal de onophoudelijk terugkerende naam Borgaz! ‘Galeries Borgaz’ - ‘Station Borgaz’ - ‘Hotel Borgaz.’

De taxi stopte voor het Hotel Borgaz, een indrukwekkend gebouw met bloemrijke balkons en talrijke vensters, en vrij gedurfd van architectuur. Een door twee grooms geflankeerde portier stond de wagen op te wachten. ‘Aha!’ fluisterde Simon. ‘Een nachtasyl dat wel een slordige duit zal kosten.’

‘Inderdaad,’ antwoordde Luisa, met een uitdrukking van wrevel op haar schier klassieke trekken. ‘Ik vraag me af wat de werklozen daar van denken!’ De chauffeur draaide zich onwillekeurig even om. Hij keek de jonge vrouw verbaasd aan, maar bewaarde het stilzwijgen. De portier en zijn assistenten hadden zich inmiddels meester gemaakt van de bagage, gingen dan Simon en zijn reisgenote voor naar het bureau van de receptie. In de hal stond iemand met veel belangstelling te kijken naar een vitrine, maar in het spiegelende glas lette hij nauwkeurig op de graaf van Christamonte en diens secretaresse. Het tweetal verdween inmiddels in de lift. Toro draaide zich om en begaf zich naar de toonbank. Zonder iets te zeggen of te vragen haalde hij het register naar zich toe en controleerde de nieuwste gegevens. Hij knikte alsof hij een weergaloze ontdekking had gedaan en wendde zich tot de man achter de tooonbank. ‘Geef me de duplikaatsleutels van dat appartement.’ ‘Zeker, senor, astublieft, senor,’ zei de ander onderdanig.

‘Maar…’

‘Ik ken m’n vak,’ zei Toro, terwijl hij de sleutels in ontvangst nam. ‘En haal jij liever geen stommiteiten uit!’ ‘Nee, senor.’

“t Is je geraden,’ zei Toro.

Met rollende schouders dobberde Toro naar de uitgang. Op korte afstand van het hotel stond een auto op hem te wachten. Vanaf het balkon van appartement 704, op de zevende verdieping van Hotel Borgaz, keek Simon uit over de omgeving. En langzamerhand werd hem zo het een en ander duidelijk. Tot nu toe was Escudia voor hem slechts een naam geweest. Maar nu, van zijn observatiepost uit, zag hij het land zoals het werkelijk was: - krotten en achterbuurten, ongeplaveide straten waar geen auto zich gewaagd zou hebben, armzalige winkeltjes en hongerige gezichten, in lompen gehulde lieden, schurftige honden en katten, kippen en varkens die hun voedsel zochten in de vuilnisbelt die de openbare straat was. ‘Viva el Protector!’ zei Luisa, die geruisloos naderbij was gekomen en inmiddels naast hem stond. De Saint gaf geen antwoord. Een vlaag van woede maakte zich van hem meester, overweldigde hem, en vervulde hem met haat en vijandschap.